Reactie op Armina, Lili en Howick: weer welkom in de Joriskerk. Toch? door jantje de fabelaar (Misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink reacties)

Ook in De Morgen:

“Al in 1987 schreef de van Humo vermaarde auteur Guido Van Meir het toneelstuk De stoel van Stanislavski. In die vermakelijke tekst voert de schrijver een autoritaire regisseur op die er een genoegen in schept actrices ten gronde te richten, terwijl hij onderweg nog wat met medewerksters rondscharrelt.

Iedereen die de Vlaamse podiumwereld kent, weet dat dit fictieve personage een amper verholen karikatuur schetst van Jan Fabre. 1987 ligt, even tellen, ruim dertig jaar achter ons.

Lieden als Jan Fabre beseffen amper hoe destructief hun gedrag is

Al die tijd wist iedereen die iets kent van de Vlaamse podiumwereld dat Fabre & co. kunst scheppen op de grens tussen stimulatie en exploitatie, tussen artistieke provocatie en menselijke destructie. Iedereen weet dat die grens voortdurend en herhaaldelijk is overschreden. Niemand heeft ooit gepiept. Geen kunsthuis, geen collega, geen toezichthouder, geen journalist. Niemand. Er was alleen bewondering.

Lees de open brief hier: “Geen seks, geen solo” (+)

Tot nu een twintigtal oud-medewerkers de moed hebben gevonden om zich te verenigen. Hun getuigenissen variëren. Van psychische vernedering en fysieke pijniging gaat het naar seksuele intimidatie en grensoverschrijdend gedrag. De rode draad is, zoals vaak, machtsmisbruik.

Als lichamelijkheid tot de kern van je werk behoort, zoals in de podiumkunst per definitie het geval is, kunnen de grenzen flou worden. Dat is helemaal zo bij een kunstenaar die het lichaam van zijn acteurs en dansers beschouwt als een canvas waarop hij zijn (niet geringe) fascinaties kan projecteren.

Maar juist dan – en laten we dat even beklemtonen: júíst dan – hoort een kunstenaar, of eender wie in een leidende positie, zich van die machtsverhouding goed bewust te blijven. Juist dan dient de ‘machthebber’ erover te waken dat er geen misbruik en uitbuiting van kwetsbare ondergeschikten volgt. Het vermoeden van onschuld geldt ook hier, maar de veelheid aan getuigenissen doet vermoeden dat die grens ernstig is overtreden.

Het gaat hier eigenlijk niet om de individuele kunstenaar Jan Fabre. Het gaat niet om de schandpaal. Het gaat om een structuur die machtsmisbruik toelaat en toedekt. Telkens weer: in de kerk, in families, op de werkvloer, in de film, in de media en nu ook in de bredere kunst.

Centraal staat de Leider, die wordt bewonderd en almacht krijgt toebedeeld. Goed mogelijk dat lieden als Jan Fabre amper beseffen hoe destructief hun gedrag is. Ze doen het omdat het kan. Omdat het mag. En het mag omdat hun daden altijd weer worden toegedekt door een schare medeplichtige wegkijkers.

Die oude patriarchale structuur raakt nu snel in verval. De zo vooruitstrevend en vrij geachte kunstwereld dient zich er dringend over te bezinnen hoe het komt dat dat oude, vermolmde idee van almacht en autoriteit er zo sterk aanwezig kan blijven.

Hoe visionair zijn kunst ook mag zijn, als mens is de kunstenaar Jan Fabre een relict van een voltooid verleden tijd. En dat is maar goed ook.”

En;

“Twintig ex-werknemers getuigen over jarenlange ‘spiraal van misbruik’ in gezelschap kunstenaar
“In en rond zijn repetitiezaal is vernedering dagelijkse kost.” Twintig ex-medewerkers van kunstenaar Jan Fabre getuigen in een open brief over seksisme, pesterijen en ongewenste intimiteiten. De voorbije twee jaar stapten zes medewerkers op omwille van zijn gedrag.
Ciska Hoet 13 september 2018, 05:00
“Hij noemt ons ‘krijgers van de schoonheid’, maar uiteindelijk voel je je vooral een geslagen hond.” De open brief die gepubliceerd werd in cultuurtijdschift rekto:verso liegt er niet om. Twintig ex-werknemers en stagiaires – zowel directe slachtoffers als getuigen – schetsen het beeld van een werkvloer waar machtsmisbruik schering en inslag is.

Voor zijn ‘zij­pro­ject’ zou Fabre zijn dansers vragen om tegen betaling te poseren. Telkens gaat hij nadien over tot seksuele avances. Performers die er niet op ingaan, krijgen te maken met “subtiele en minder subtiele vormen van be­straf­fing”

Zo maakt de brief gewag van scheldpartijen, het tot tranen toe vernederen van dansers omwille van hun gewicht en denigrerende uitspraken als “je bent mooi, maar je hebt geen verstand, zoals een kip zonder kop”. Maar daar blijft het niet bij. Acht vrouwen vertellen over Fabres zogenaamde ‘zijproject’: een pornografisch getinte fotocollectie waarvoor hij zijn dansers vraagt om tegen betaling te poseren. Telkens gaat hij na afloop van zo’n shoot over tot seksuele avances. Performers die er niet op ingaan, krijgen te maken met “subtiele en minder subtiele vormen van bestraffing”. Ze vallen uit de gratie, krijgen geen solo meer en zien hun carrièrekansen bij het gezelschap slinken.

De omvang van de groep ondertekenaars legt het structurele karakter van het wangedrag bloot. Het gaat niet om één professionele relatie die uitzonderlijk misliep. De oudste getuigenis gaat terug tot eind de jaren 90, de jongste dateert van dit jaar.

Spiraal van misbruik
Dat de situatie zo lang heeft kunnen aanslepen, koppelen de briefschrijvers onder meer aan de arbeidscultuur bij Troubleyn, de compagnie van Fabre. Iedereen moet er tot het uiterste gaan. Je raakt er enkel binnen na slopende audities waaraan honderden performers van over heel de wereld deelnemen. Aanvaard worden als lid van het gezelschap is vervolgens opnieuw een proces van volharding.

‘Door open te zijn over hoe wij Fabres gedrag zelf ervaren hebben, hopen wij een hoognodig gesprek in de sector op te starten’

Briefschrijvers
Van de nieuwkomers wordt verwacht dat ze de vernederingen accepteren die hun oudere collega’s ook hebben moeten ondergaan. “Het lijkt op een test om jezelf te bewijzen, maar in realiteit gaat het om een collectief aangedreven spiraal van misbruik, waar iedereen onvrijwillig medeplichtig aan wordt”, aldus de brief.

Wie intern het gesprek wil aangaan over de wantoestanden krijgt te horen dat iedereen vrij is om te vertrekken. Freelanceperformers krijgen echter niet zomaar de kans om bij een internationaal vermaard gezelschap te dansen. Er weer uitstappen kan “je reputatie, ambities en carrière ruïneren”, leggen de briefschrijvers uit.

Zwijgcultuur

©BELGA
Maar ze wijzen er ook op dat de problematiek de figuur van Fabre overstijgt. Zo adresseren ze de zwijgcultuur rond seksueel grensoverschrijdend gedrag die zowel in de kunsten als in de brede maatschappij heerst. Ze benoemen de verantwoordelijkheid van Fabres medewerkers en andere stilzwijgende omstanders, maar ook van de bredere kunstensector en de politiek. “Deze brief is geen persoonlijke afrekening”, schrijven ze. “Door open te zijn over hoe wij Fabres gedrag zelf ervaren hebben, hopen wij een hoognodig gesprek in de sector op te starten.”

Daarnaast willen ze paal en perk stellen aan het feit dat het normaal lijkt dat er onder het mom van artistieke vrijheid mensenlevens beschadigd worden: “Samen zullen wij niet langer een cultuur van hypocrisie en ontkenning steunen in de naam van de kunst.”

#MeToo
Een open brief in de pers was overigens niet hun eerste keuze. Directe aanleiding is het feit dat de recentelijk opgestarte interne gesprekken over #MeToo bij Troubleyn op een sisser afliepen. Getuige daarvan is onder meer het VRT-interview dat Fabre eind juni van dit jaar gaf en waarin hij onder meer stipuleert dat er in zijn gezelschap de voorbije veertig jaar nooit sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

‘Wij kunnen niet langer stil­zwij­gend staan toekijken op hoe steeds meer collega’s ontslag nemen, terwijl Troubleyn de redenen achter hun beslissing verdraait en ver­duis­tert’

Briefschrijvers
Toen de slachtoffers daarop bij het gerecht aanklopten, kregen ze te horen dat het nog minstens twee à drie jaar zou duren voordat ze met hun verhaal naar buiten konden komen. In de tussentijd zouden jonge collega’s ongeïnformeerd bij Troubleyn aan de slag blijven gaan. De verschillende sectororganisaties die ze om hulp vroegen, bleken daarnaast onbevoegd om in te grijpen.

“Wij kunnen niet langer stilzwijgend staan toekijken op hoe steeds meer collega’s ontslag nemen, terwijl Troubleyn de redenen achter hun beslissing verdraait en verduistert”, staat er dan ook te lezen. Dat ze zelf niet tuk zijn op media-aandacht en misschien mogelijke repercussies vrezen, valt af te leiden uit het feit dat twaalf ondertekenaars anoniem blijven. De groep nam zowel de vakbond als Het instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen onder de arm. De slachtoffers spreken zelf bovendien niet individueel met de pers. Al neemt dat niet weg dat ze zich de mond niet meer willen laten snoeren. “Vandaag doen onze stemmen ertoe. Ze zullen gehoord worden”, besluit de brief.”

Plus;

“Het is niet de eerste keer dat rond Jan Fabre een sfeer van controverse ontstaat. Alleen ging het in het verleden eerder over zijn werk dan over zijn persoon.
Evelyne Coussens 13 september 2018, 05:00
Hij is de man van de hamzuilen en de kevers, en o ja, van het – al dan niet functioneel – bloot op de bühne. Nogal wat landgenoten zullen Jan Fabre (°1958, Antwerpen) vooral associëren met zulke anekdotes – in België zijn kunstenaars zelden sant in eigen land. Maar de versimpeling is grotesk. Love him or hate him: Jan Fabre is als beeldend kunstenaar, auteur, choreograaf en theatermaker een zwaargewicht, al decennialang niet meer weg te denken uit het nationale en internationale kunstenveld. Het parcours dat hij sinds de jaren 1980 aflegde leidde hem langs alle biënnales, Documenta’s, kunst-, opera- en theaterfestivals die er wereldwijd toe doen. Ondanks, of misschien dankzij, de controverse.

In zijn compagnie Troubleyn verzamelt Fabre een groep performers rond zich die hij ‘krijgers van de schoonheid’ noemt en waarvoor hij een specifieke werk­me­tho­diek ontwikkelt, gericht op extreme fysieke uitdaging

Het opzoeken en overschrijden van grenzen loopt als een leidraad door zijn carrière. Eind de jaren 1970 steekt de jonge Fabre tijdens zijn money performances geld van het publiek in brand. Begin de jaren 1980 maakt hij deel uit van wat in het collectieve geheugen is gestold als de ‘Vlaamse Golf’: de periode waarin punkers-artiesten zoals Anne Teresa de Keersmaeker en Jan Decorte furore maken met hun fysieke performances. Fabre laat zich opmerken met marathonvoorstellingen die de lichamen van zijn performers tot uitputting drijven. De macht der theaterlijke dwaasheden (1984, 4,5 uur) wordt een internationaal succes en pas daarna omarmt ook de heimat de young gangster. Die blijft op zijn beurt geregeld de goegemeente schokken – of het nu is door de zuilen van een universiteitsaula met ham te bekleden (Over the Edges, 2000) of door katten van de trappen van ‘t Schoon verdiep naar beneden te gooien (De schoonheid van de krijger, 2012).

Rond de generatie van de Vlaamse Golf ontstaat een bijna mythisch scheppingsverhaal maar ook rond zijn eigen persoon zet Fabre van bij het begin een weldoordacht narratief op. Het eenvoudige gezin waarin hij opgroeit, de kleine criminaliteit waarin hij als jongen verzeilt, zijn redding dankzij de openbaring van de schone kunsten… het zijn autobiografische elementen die al vroeg gaan deel uitmaken van de persona Fabre. De metamorfose is sowieso een basisthema in Fabres werk, maar af en toe kruipt hij ook letterlijk in de huid van een personage, zoals voor een performance in het Louvre (2008) waarin hij verschijnt als de Franse gangster-vermommer Jacques Mesrine. Het M HKA toont later de beelden onder de titel Art kept me out of jail – leven en oeuvre smelten hier naadloos samen.

Meester en slaaf
Kunst en leven toonden zich bij Fabre moeilijk te scheiden, maar voor een aantal performers blijkt er wel degelijk een grens te bestaan

Het lichaam is altijd al de bron geweest van Fabres artistieke onderzoek: het gepijnigde, sublieme, vrije of geknechte lichaam. Denk aan de met 22 flessen olijfolie overgoten Lisbeth Gruwez in de danssolo Quando l’uomo principale è una donna (2004) of aan Hilde Van Mieghems hoestende, kettingrokende personage uit I am a mistake (2007). In zijn compagnie Troubleyn verzamelt Fabre een groep performers rond zich die hij ‘krijgers van de schoonheid’ noemt en waarvoor hij een specifieke werkmethodiek ontwikkelt, gericht op extreme fysieke uitdaging. In een interview met dramaturg Luk van den Dries spreekt Fabre zelfs van een ‘meester-slaaf’-verhouding, in beide richtingen weliswaar: regisseur en performer zijn meester en slaaf van elkaar.

Tot die krijgers van de schoonheid behoren nogal wat vrouwen en sommige danseressen of actrices verwerven de status van ‘muze’ of: voor onder meer Els Deceukelier, Ivana Jozic en Lisbeth Gruwez maakt Fabre bejubelde solo’s. Nog maar net liep in het Brusselse KMSKB de tentoonstelling My Queens af, waarvoor Fabre negen belangrijke vrouwen in zijn leven in marmer liet beitelen. Een deel van deze longtime companions was overigens samen te zien in Mount Olympus (2015), het 24-uur durende epos dat in de pers onder meer werd geprezen omwille van de ‘sterke vrouwenrollen’.

In het licht van de open brief krijgt dat alles nu een wrange bijklank. Kunst en leven toonden zich bij Fabre moeilijk te scheiden, maar voor een aantal performers blijkt er wel degelijk een grens te bestaan. De god van Mount Olympus tuimelt daardoor nu pijnlijk van zijn bergtop naar beneden.”

……………………….

https://www.misdaadjournalist.nl/2018/09/armina-lili-en-howick-weer-welkom-in-de-joriskerk-toch/#comment-104577