De meest vervuilende landen weigeren nog altijd de klimaatschade te betalen (Vrij Nederland)

Meer zin om te luisteren? Dat kan ook!

Hoewel alle landen ter wereld worden blootgesteld aan de gevaren van klimaatverandering, zijn de risico’s niet gelijk verdeeld, waarschuwt een recent rapport van de Egyptian Initiative for Personal Rights.

De cijfers liegen er niet om: de landen die het minst hebben bijgedragen aan klimaatverandering krijgen de hardste klappen. ‘Sinds 1991 bevinden 79 procent van de sterfgevallen en 97 procent van het aantal mensen dat geraakt wordt door extreme weersomstandigheden zich in ontwikkelingslanden.

‘Zonder compensatie kunnen deze mensen hun leven niet opnieuw en klimaatbestendig opbouwen, waardoor de kloof tussen arm en rijk blijft groeien,’ aldus Rosa van Driel van CARE Nederland.

Dat geldt met name voor Afrika. Het hele continent heeft slechts 3,8 procent bijgedragen aan de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen, maar is het meest kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering. Om dat gat te dichten, wil het mondiale Zuiden geld zien. Door klimaatfinanciering en klimaatschade op de agenda van de COP27 te zetten, hoopt Egypte op een doorbraak in een discussie die al sinds 1991 wordt opgehouden door het mondiale Noorden.

Nooit duidelijk afgesproken

Op de klimaatconferentie in Kopenhagen in 2009 beloofde het mondiale Noorden om mee te betalen aan klimaatadaptatie (aanpassen) en klimaatmitigatie (voorkomen) in het mondiale Zuiden.

De afspraak was om tot 2020 steeds meer geld vrij te maken en dan tussen 2020 en 2025 jaarlijks 100 miljard dollar over te maken. Maar het mondiale Noorden haalt dat streefbedrag structureel niet, blijkt uit data van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD).

Het probleem is dat er nooit duidelijk is afgesproken welk land verantwoordelijk is voor welk deel. ‘Dat maakt het voor elk land heel makkelijk om hun eigen visie erop los te laten.’

Tijdens de klimaatconferenties in Kopenhagen en Parijs werd ook afgesproken dat klimaatfinanciering ‘nieuw’ moet zijn. Het moet dus boven op het geld voor ontwikkelingssamenwerking komen. Maar tussen 2011 en 2018 was dit slechts voor 45 procent van de verstrekte klimaatfinanciering het geval, aldus een rapport van CARE. ‘Er is vaak alleen een andere saus over bestaande middelen gegoten,’ zegt Nils Mollema van ActionAid Nederland.

Het probleem is dat er nooit duidelijk is afgesproken welk land verantwoordelijk is voor welk deel, aldus Mollema. ‘Dat maakt het voor elk land heel makkelijk om hun eigen visie erop los te laten. Zo betaalde de Verenigde Staten onder oud-president Donald Trump nauwelijks klimaatfinanciering. Het maakt het ook moeilijk om er consequenties aan te verbinden.’

Klimaatnoodovereenkomst

Loss and damage, ofwel klimaatschade die niet voorkomen kan worden door adaptatie of mitigatie, valt niet onder die belofte van 100 miljard per jaar. Er zijn nog nooit harde afspraken over gemaakt, terwijl het al bij de VN-klimaatconferentie van 1991 voor het eerst onder de aandacht werd gebracht. De eilandengroep Vanuatu wordt bedreigd door de stijging van de zeespiegel en diende daarom een voorstel in voor financiële compensatie.

Sindsdien hebben landen in het mondiale Zuiden tot wel dertien keer geprobeerd om afspraken te maken over klimaatschade. Maar hun initiatieven werden telkens tegengehouden, afgezwakt of vertraagd door het mondiale Noorden.

Dat blijkt uit een rapport van de Loss and Damage Collaboration. De laatste poging werd vorig jaar gedaan, tijdens de COP26 in Glasgow. China en de Groep van 77, die bestaat uit 134 ontwikkelingslanden, riepen op tot een ‘Glasgow Klimaatnoodovereenkomst’. Het voorstel werd echter afgeschoten door de Verenigde Staten, Australië en de EU. In plaats daarvan stelden de rijke landen een alternatief voor: een dialoog over de tijdspanne van drie jaar. Er is geen verplichte uitkomst afgesproken, waardoor de gesprekken mogelijk op niets uitdraaien.

Geen verantwoordelijkheid

Ondertussen nemen extreme weersomstandigheden toe. Denk aan de overstromingen in Pakistan waarbij zeker 1.500 mensen omkwamen en de schade opliep tot zo’n 30 miljard dollar. Of de zomers die tegenwoordig in het teken staan van hittegolven, bosbranden en droogte.

Ook de economische kosten van klimaatschade lopen op. Tussen 2000 en 2019 betrof de klimaatschade in 55 van de meest klimaatkwetsbare landen 525 miljard dollar.

De noodzaak is er, dus waarom blijft het mondiale Noorden zo moeilijk doen over klimaatfinanciering?

‘Klimaatschade wordt veroorzaakt door uitstoot en het mondiale Noorden is daar historisch het meest verantwoordelijk voor.’

Volgens Mollema wil het mondiale Noorden geen verantwoordelijkheid nemen uit angst voor een stroom rechtszaken. ‘Maar of die landen het nou toegeven of niet, die rechtszaken kunnen er komen. Wetenschappelijk weten we namelijk dat klimaatschade veroorzaakt wordt door uitstoot en dat het mondiale Noorden daar historisch het meest verantwoordelijk voor is,’ legt Mollema uit. Een voorbeeld is de zaak tegen Shell die onder meer werd aangespannen door Milieudefensie. De rechter bepaalde vorig jaar dat Shell wereldwijd op korte termijn minder CO2 moet uitstoten.

Wie betaalt?

Klimaatrechtvaardigheid gaat ook over de vraag: wie betaalt? Een groep Amerikaanse klimaatonderzoekers keek daarom naar klimaatfinanciering door de lens van wereld-systeemtheorie. Het artikel verschijnt in november in het wetenschappelijke tijdschrift Political Geography. Wereld-systeemtheorie categoriseert landen op basis van hun economische status. Landen die tot de kern behoren, zijn rijk, hebben vaak een sterk leger, een stabiele overheid en waren ooit koloniale machten. De periferie bestaat uit arme landen met veel instabiliteit; vaak voormalige koloniën. En dan is er de semi-periferie. Dat zijn de landen die ertussenin zitten. Kort gezegd worden periferielanden volgens de wereld-systeemtheorie geëxploiteerd door kernlanden.

De Amerikaanse klimaatonderzoekers concluderen dat klimaatfinanciering ongelijkheid tussen kernlanden en periferielanden in stand houdt. Een voorbeeld daarvan is dat rijke landen vinden dat ze het recht hebben om te beslissen wat er met klimaatfinanciering gebeurt. Het mondiale Noorden wil bijvoorbeeld graag winst halen uit klimaatfinanciering. Volgens de Amerikaanse onderzoekers willen kernlanden daarom liever investeren in de semi-periferie dan in de periferie, omdat de economische sector daar meer ontwikkeld is en er dus meer geld te verdienen valt.

Dat is terug te zien in de verdeling van klimaatfinanciering onder ontwikkelingslanden. Tussen 2016 en 2020 ging slechts 8 procent van de klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden naar de laagste inkomstenlanden, terwijl zij 20 procent uitmaken van alle ontwikkelingslanden. De minst ontwikkelde landen kregen maar 17 procent van het beschikbare geld, terwijl zij 34 procent van alle ontwikkelingslanden vertegenwoordigen.

Daarnaast gaat er meer klimaatfinanciering naar mitigatie dan naar adaptatie. In 2020 ging het om 58 procent van alle klimaatfinanciering dat werd uitgegeven door ontwikkelde landen. Het doel van mitigatieprojecten is het voorkomen van klimaatschade, waardoor ook kernlanden er baat bij hebben. Adaptatieprojecten richten zich op het aanpassen aan klimaatverandering en leveren dus alleen op lokaal niveau iets op. Een dijk in Egypte houdt bijvoorbeeld geen water tegen in Nederland, maar het tegengaan van luchtvervuiling in de hoofdstad Caïro draagt wél bij aan het verminderen van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen.

Afhankelijk

Doordat periferielanden worden geëxploiteerd, blijven ze afhankelijk van kernlanden, beargumenteren de Amerikaanse onderzoekers. Op het gebied van klimaatfinanciering uit zich dat op twee manieren.

De administratieve drempel van sommige fondsen is zo hoog dat organisaties in ontwikkelingslanden al snel twee jaar lang bezig zijn met het een projectaanvraag.

Veel van het beschikbare geld stroomt via internationale organisaties en fondsen waar kernlanden veel zeggenschap over hebben. De administratieve drempel van bijvoorbeeld de Green Climate Fund is zo hoog dat organisaties in ontwikkelingslanden al snel twee jaar lang bezig zijn met het doen van een projectaanvraag, zegt Rosa van Driel van CARE Nederland. Daardoor is het voor kleine lokale initiatieven vaak onmogelijk om geld uit zulke fondsen te krijgen.

Daarnaast bestaat het overgrote deel van klimaatfinanciering uit leningen. In 2019 ging het om 71 procent, blijkt uit cijfers van de OECD. Kernlanden kunnen zo toezicht houden op hoe klimaatfinanciering wordt uitgegeven. Bovendien moet er ook (vaak hoge) rente betaald worden over die leningen. Daar verdienen kernlanden aan, en het staat de ontwikkeling van periferielanden in de weg waardoor ze afhankelijk blijven van kernlanden.

Risico durven nemen

Het mondiale Noorden beslist dus voor een groot deel wat er met de klimaatfinanciering gebeurt, en vaak komt het niet terecht bij de groepen die dit het hardst nodig hebben. Dat geldt ook voor Nederland, concludeert de evaluatiedienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken (IOB). Vrouwen, arme en kwetsbare mensen worden in Nederlands klimaatbeleid wel aangemerkt als prioriteit, maar het geld bereikt deze doelgroepen zelden.

En zelfs als landen het tijdens de COP27 in Egypte eens worden over klimaatfinanciering en rijke landen zich aan de nieuwe afspraken houden, zijn er zorgen. Want ‘wat is dan het plan voor de omgang met corrupte regimes die deze fondsen hoogstwaarschijnlijk zullen misbruiken?’, schreef mensenrechtenactivist Sanaa Seif op Twitter. Haar broer Alaa Abd El Fattah is een van de bekendste politieke gevangenen in Egypte en is al ruim tweehonderd dagen in hongerstaking om te protesteren tegen zijn opsluiting.

Er zijn wel mogelijkheden, benadrukt Nils Mollema. Overheden kunnen bijvoorbeeld omzeild worden via ambassades die samenwerken met ngo’s. Ook kan de administratieve drempel voor fondsen zoals het Green Climate Fund omlaag, zodat lokale initiatieven makkelijker aan geld kunnen komen. Maar het mondiale Noorden moet ook risico durven nemen, vindt Mollema. Alleen op die manier komt het geld terecht waar het nodig is.

Het bericht De meest vervuilende landen weigeren nog altijd de klimaatschade te betalen verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/vervuilende-landen-klimaatschade/

Lydia Millet over haar klimaatroman: ‘Je moet wel blind zijn om de woede van jongeren niet op te pikken’ (Vrij Nederland)

‘Je moet wel blind zijn om de woede van jongeren niet op te pikken. Kijk naar de Greta Thunbergs in deze wereld,’ zegt Lydia Millet. Door haar baan als hoofdredacteur bij het Centre for Biological Diversity in Tucson – ze schrijft toegankelijke voorlichtingsteksten over klimaatverandering en bedreigde diersoorten – ziet Millet veelvuldig de woede van jonge mensen op onder andere sociale media. Die vormde voor haar de aanleiding voor De laatste zomer.

Een groep ouders die elkaar kent van de studietijd, huurt in de zomer een negentiende-eeuws landhuis aan een meer om daar vakantie te vieren. Hun kinderen, van wie de meeste naar de middelbare school gaan, zijn aan elkaar overgeleverd, terwijl de ouders de hele dag drinken, drugs gebruiken en seks hebben. De jongeren voelen diepe minachting voor hun ouders en onttrekken zich zoveel mogelijk aan hen. Als de kinderen terugkeren van een kampeertripje bij het water, treffen ze de ouders in paniek. Er is een orkaan op komst; storm en extreme regenval. Iedereen probeert voorbereidingen te treffen – de ouders en de kinderen op hun eigen manier – maar het landhuis loopt onder en de kinderen gaan op zoek naar een beter onderkomen. Hun ouders blijven achter.

Gek op de woestijn

Ik spreek Millet via Zoom. Ze verschijnt met een muts op en in een dikke donsjas in beeld, rillend: ‘Ik woon net buiten Tucson, Arizona midden in de woestijn, maar het kan hier behoorlijk koud zijn.’

Ze is gek op de woestijn vertelt ze. ‘Ik werd verliefd op de woestijn toen ik hier naar graduate school ging, waar ik overigens na een jaar mee ben gestopte om aan de Nicolas School of the Environment aan Duke University in Nort Carolina te studeren. Ik heb overal gewoond en voelde me thuis in New York en LA, maar op deze plek ben ik echt blij dat ik leef. Het is hier heel groen. Er zijn buitengewone cactussoorten in allerlei vormen, wilde dieren, mensen komen hier speciaal naartoe vanwege de grote diversiteit aan vogels, er zijn prachtige luchten, zonsondergangen, bergen. Ik heb een schrijfhuisje naast mijn huis waar ik twee uur per dag aan mijn boeken schrijf. Het is een wrakkig huisje dat uit elkaar valt van ellende, de dakgoten hangen op de grond, maar soms zit ik buiten en dan zie ik konijnen, vogels en soms ook ratelslangen. Het is hier heerlijk.’

Ik las dat Arizona naar verwachting meer zal lijden onder de klimaatverandering dan andere Amerikaanse staten.

‘In Arizona zijn veel natuurbranden, er is hitte, droogte en watergebrek, maar dat geldt ook voor de andere westerse staten. Californië, de Pacific Utah en New Mexico lopen risico op serieuze hittegolven en watertekorten. Zuid-Florida loopt op dit moment het grootste risico door het stijgen van de zeespiegel; het zoute water zorgt ervoor dat drinkwater uitgeput raakt.’

‘Bijna alle regenval hier kwam altijd van de moesson. Maar tegenwoordig is het droog tijdens de moesson en is er meer regen in de winter.’

Wat merkt u van de klimaatverandering?

‘Bijna alle regenval hier kwam altijd van de moesson. Maar tegenwoordig is het droog tijdens de moesson en is er meer regen in de winter. Hierdoor raken flora en fauna van de leg. Het is moeilijk te zeggen of dit rechtstreeks aan de klimaatverandering is toe te schrijven, maar de meeste onderzoekers zien wel een verband. Het is ook moeilijk te voorspellen wat dit op de langere termijn zal betekenen. Als planten eerder of later bloeien, heeft dat invloed op de levenscycli van dieren die hierop rekenen. We vrezen voor de woestijn, de dieren en de vegetatie. De woestijn heeft hoe dan ook een fragiel klimaat.’

Zijn de inwoners van Arizona zich bewuster van de urgentie van de klimaatproblematiek?

‘Het geloof van mensen in de klimaatverandering – en ik zeg met opzet “geloof”, want op die manier wordt het hier gepresenteerd – hangt nauw samen met hun politieke voorkeur. De meeste ontkenners van de klimaatverandering zijn Republikeinen. Democraten zien de ernst van het probleem wel in. Ik woon net buiten Tucson, waar toevallig aardig wat Democraten wonen. Maar in Phoenix, een grotere stad hier in de omgeving, wonen meer Republikeinen. Helaas zijn mensen in Arizona zich niet bewuster van het probleem dan inwoners van andere Amerikaanse staten.’

Uit een statistisch onderzoek door Cambridge in 2020 bleek dat 19 procent van de Amerikanen de klimaatverandering ontkent. Daarmee kent Amerika na Indonesië (21 procent) de meeste klimaatontkenners.

‘Ik ben niet eerder zo ongerust geweest als het gaat om mijn cultuur en land als de afgelopen vijf, zes jaar. Zeker sinds Donald Trump aan de macht is geweest, is het angstaanjagend en vervreemdend geworden om hier te wonen. Amerikanen zijn veel onwetender en afwijzender ten opzichte van de klimaatverandering dan mensen in Europa. Dat komt omdat Amerika meer gesegregeerd is. In Amerika bestaat echt een culturele tweedeling. Als je literaire boeken schrijft of over klimaat, ben je altijd aan het prediken voor eigen parochie. Mijn lezerspubliek is al geïnteresseerd en maakt zich ook zorgen om de toekomst.’

‘Het is moeilijk om over het klimaat te schrijven en niet in clichés te verzanden. Ik wilde een speelse roman schrijven waarin humor en ernst met elkaar verweven zijn.’

U schreef eerder de dystopische Young Adult-klimaatroman Pills & Starships (2016), waarin twee jongeren geconfronteerd worden met voedsel- en waterschaarste, massa-immigratie en een geboorteverbod. U was nog niet klaar met het onderwerp?

Pills & Starships was een leuk uitstapje naar de Young Adult-literatuur, maar omdat bijna niemand mij kent als YA-auteur, is dat boek nauwelijks gelezen. Het is moeilijk om over het klimaat te schrijven en niet in clichés te verzanden. In De laatste zomer wilde ik me richten op de woede van de generatie van mijn kinderen over het falen van hun ouders om hen en de rest van de wereld te beschermen. Ik wilde een speelse roman schrijven waarin humor en ernst met elkaar verweven zijn.’

Het vertelperspectief ligt bij de zeventienjarige Evie. Zij doet namens de kinderen verslag van de desastreuze zomer. Het vertelperspectief is ‘we’ en de ouders zijn ‘ze’.

Uit het boek: ‘Ja, het was bekend dat we niet jong konden blijven. Maar dat was op een of andere manier moeilijk te geloven. Je kon over ons zeggen wat je wilde, maar we hadden sterke, sierlijke armen en benen. Dat besef ik nu. (…) We bezaten de vitaliteit van pasgeborenen. Relatief gezien. En nee, zo zouden we niet eeuwig blijven. Dat wisten we, op een rationeel niveau. Maar het idee dat de waardeloze figuren die door het grote huis wankelden een visioen waren van wat ons te wachten stond – nooit ofte nimmer. Hadden ze ooit een doel gehad? Een simpel gevoel van zelfrespect?’

Evie en haar negenjarige broertje Jack lijken totaal onthecht. Ze minachten hun ouders. Is dat zorgwekkend?

Millet lacht: ‘Nou ja, iedereen ziet zichzelf vanaf een bepaalde leeftijd helemaal los van zijn ouders. Maar zelfs als mijn kinderen boos op me zijn of me stom vinden, zijn ze natuurlijk niet echt onthecht. Omdat de ouders en kinderen in dit boek generaties representeren, was ik niet geïnteresseerd in de nuances van interpersoonlijke relaties. Het is een boek van de grote gebaren van de tweedeling.’

De ouders in uw roman zijn artistieke, hoogopgeleide figuren. Daarvan zou je meer betrokkenheid verwachten. U schrijft: ‘De ouders hielden vast aan een tactiek van ontkenning. Niet echt het ontkennen van de wetenschap – ze waren liberaal. Het was eerder een ontkenning van de werkelijkheid.’

‘De ouders zijn wetenschappelijk opgeleid, komen uit kunstzinnige milieus, ze zijn geen Republikeinen of superrijken, maar ze zijn toch niet doordrongen van de ernst van het probleem. Toen ik in de jaren negentig in New York en LA woonde, was ik gechoqueerd door de desinteresse van mijn generatie. De kunstwereld en de uitgeverswereld toonden nauwelijks belangstelling voor het klimaat. Tot het moment dat een zekere betrokkenheid een manier werd om in je bestaansrecht te voorzien of ze zich ervan bewust werden dat de nationale veiligheid in het geding was. Nu verkeren ze vaak in het centrum van betrokkenheid, maar dat is schromelijk laat. De gelatenheid van mensen heeft me mateloos geïrriteerd en dat doet het nog steeds.’

‘Het is een angstaanjagende tijd. Amerika moet bang zijn en niet berustend. We moeten bereid zijn om te strijden.’

Helpt schrijven?

‘Ik aarzel om te zeggen dat het me helpt om me aan te passen. Het is een angstaanjagende tijd. Amerika moet bang zijn en niet berustend. We moeten bereid zijn om te strijden.’

Het beeld dat u van de hedonistische ouders schetst, kwam op me over als een vorm van overdrijving. Dat is het niet?

‘Omdat ik de twee generaties steeds als groep benader en niet als individuen uitlicht, wordt dat beeld krachtiger. De ouders zijn allemáál dronken, allemáál aan de XTC, ze hebben allemáál een orgie. Het vertelperspectief ligt natuurlijk bij de kinderen die de ouders als groep bekijken en dan komen ze er niet goed vanaf. Maar ik vind hun gedrag niet uitzonderlijk. De antivaxers en Trump-stemmers illustreren dat deze roman geen extreme gang van zaken voorspiegelt.’

Hoe zou u de generatie van de ouders omschrijven?

‘De generatie van de ouders is generatie X. Ik ben 53 en schrijf dus in zekere zin over mezelf. Mijn generatie is erg passief, politiek onthecht en zelfingenomen. We hebben verzaakt in de morele plicht die we naar onze kinderen hebben. We zijn niet echt betrokken geweest in de opvoeding van onze kinderen, we hebben geen leefbare wereld voor ze achtergelaten. Opvoeding gaat verder dan je kinderen chips geven, televisie laten kijken en kleren voor ze kopen. Het beschermen van de planeet en een goede wereld achterlaten voor je kinderen en hun kinderen, hoort daar ook bij.’

‘We vieren zelfingenomenheid en noemen het “vrijheid”. Dat zie je ook in deze pandemie: mensen geloven echt dat geen mondmasker dragen en je niet laten vaccineren een uiting van vrijheid is.’

De ouders in uw roman lijken ook niet erg betrokken bij hun kinderen. Herkent u dat ook bij uzelf?

‘Ik ben schuldig aan alles wat de ouders in het boek doen. Het is niet dat we niet om de kinderen geven, we weten niet hóe we ze moeten beschermen. Hun visie op ouderschap is erg nauw. Ze zijn puur gericht op basale vormen van bescherming, maar ze kijken niet naar het grotere plaatje. Ze kijken niet verder naar de verantwoordelijkheid voor een grotere groep dan alleen zichzelf. Ze zijn egoïstisch. Dit is zo ingebakken in de Amerikaanse cultuur, we vieren zelfingenomenheid en noemen het “vrijheid”, want dat klinkt glorieus. Dat zie je ook in deze pandemie: mensen geloven echt dat geen mondmasker dragen en je niet laten vaccineren een uiting van vrijheid is. Egoïsme wordt verpakt als vrijheid.’

De generatie van de kinderen, generatie Z, komt er goed van af in dit verhaal, maar het vertelperspectief ligt bij de kinderen. Heb je ook kritiek op deze generatie?

‘De zwaktes van jongeren zijn in iedere tijd dezelfde; ze zijn narcistisch en arrogant. Iedere generatie weet het beter dan haar ouders. Dat is een logisch gevolg van de terugtrekkende beweging die je maakt in je zoektocht naar autonomie. Als we jong zijn, lijden we allemaal aan de kwaal dat we denken dat we het centrum van het universum zijn en dat onze inzichten uniek zijn. In sommige passages beschrijf ik de absolute afkeer die tieners kunnen voelen als ze naar hun ouders kijken. Mijn dochter wordt bijna achttien en mijn zoon is veertien. Ik danste altijd met mijn kinderen in de woonkamer, maar op een gegeven moment vonden ze dat verschrikkelijk gênant. Dat was al vanaf hun negende of tiende het geval. Het ongemak dat ze voelen omdat ze zich met je identificeren is te groot.’

 Jack, het negenjarige broertje van Evie, krijgt van een van de moeders een geïllustreerde kinderbijbel. Hij is totaal gefascineerd door het boek en met name door het verhaal over de Ark van Noach. De parallel tussen de zondvloed en de desastreuze gevolgen van een orkaan zijn zo gelegd. De Bijbel vormt voor hem het uitgangspunt voor een eigen moderne religieuze theorie waarin religie en wetenschap hand in hand gaan: God is gelijk aan de natuur en de wetenschap is de Heilige Geest.

‘Ik erger me aan de valse tweedeling in de Amerikaanse cultuur, waarin religie en wetenschap tegenover elkaar worden geplaatst. Deze tegenstelling is onjuist en destructief. Dat probeerde ik ook aan te tonen in mijn roman Sweet Lamb of Heaven (2016). Je kunt religieus zijn en in wetenschap geloven zonder blasfemisch te zijn. Ik heb een toegankelijke vorm gevonden om deze twee te verenigen in de theorie van dit kleine jongetje.’

De titel van de Nederlandse vertaling van uw roman is De laatste zomer, waarom niet Een kinderbijbel (A Children’s Bible)?

‘In veel landen vonden uitgevers dat een ongemakkelijke titel, men was bang dat de titel misleidend zou zijn, dat lezers zouden denken dat het een christelijk boek zou zijn. Op Amazon verschenen wat reacties van boze lezers die teleurgesteld waren, omdat het geen christelijk boek bleek te zijn.’

Bent u zelf religieus?

‘Ik ben opgegroeid in een seculier huishouden. Mijn ouders waren atheïst. Ik bezocht wel gebedshuizen met vrienden. Ik ging naar de synagoge, een Anglicaanse kerk, de katholieke kerk. Mijn moeder komt uit Georgia in het Zuiden, zij is wel religieus opgevoed en als we haar ouders bezochten, keek ik altijd in haar geïllustreerde kinderbijbel. Daar was ik erg door gefascineerd. Ik ben altijd heel erg geïnteresseerd geweest in religie en voel me ertoe aangetrokken.’

Vragen deze ontregelende tijden om een vorm van religie?

‘Natuurlijk heeft religie voor veel problemen gezorgd, maar ik denk dat we wel een religie kunnen gebruiken die ons vertelt dat we vriendelijk en respectvol voor elkaar, de dieren en de natuur moeten zijn. Die gedachte is in bijna alle religies aanwezig. Ik denk dat veel mensen nu erg eenzaam zijn. Gemeenschapszin of het gevoel ergens bij te horen is voor mensen erg belangrijk. Daarom denk ik dat religie in al haar verscheidenheid in toenemende mate belangrijk zal zijn.’

‘De enige manier om hoopvol te zijn, is door in actie te komen. Als je in actie komt, heb je hoop, en niet andersom.’

Uw boek eindigt ergens tussen hoop en wanhoop. Waar bevindt u zich?

‘Ondanks de realiteit ben ik hoopvol. Wanhoop is niet vruchtbaar. De enige manier om hoopvol te zijn, is door in actie te komen en niet aan de zijlijn te gaan zitten wachten. Als je in actie komt, heb je hoop, en niet andersom.’

 Kun je als schrijver van betekenis zijn?

‘Ik houd van schrijven, maar het is niet hetzelfde als activisme. Goede literatuur is altijd politiek. Het is iets, maar het weegt niet op tegen politieke actie en daden.’

Klimaatfictie

Nu de klimaatopwarming een feit is en het nieuws wordt overspoeld met de gevolgen daarvan – overstromingen, bosbranden en orkanen – voelen veel auteurs de behoefte om hier op te reflecteren in romans, thrillers en poëzie, ook wel cli-fi genoemd.

Lydia Millet tipt:

Diane Cook; De nieuwe wildernis
Bea en haar vijfjarige dochter Agnes verlaten de ongezonde stad vol smog om met een groep vrijwilligers deel te nemen aan een radicaal experiment: ze moeten leren overleven in de wildernis zonder zich ergens definitief te vestigen of sporen achter te laten.

Jenny Offil; Weersverwachting
Lizzie werkt als bibliothecaresse aan de universiteit waar ze wilde promoveren. Haar voormalige promotor, een klimaatwetenschapper en populaire podcasthost, vraagt haar om te helpen bij het beantwoorden van brieven van mensen die zich zorgen maken om het klimaat en religieuze eindtijddenkers. Hoe meer Lizzie zich verdiept in de materie, hoe minder ze zich opgewassen voelt tegen het leven.

Jessie Greengrass; The high house (niet in Nederlandse vertaling verschenen)
Aan de vooravond van een reeks alles verwoestende stormen worden Caro en haar halfbroertje Pauly door hun ouders naar The High House gestuurd. Het huis ligt op een heuvel boven de zee en beschikt over een door water aangedreven generator, een groentetuin en een schuur vol benodigdheden om te overleven. Een oudere man en zijn dochter wachten hen daar op. Zijn de vier opgewassen tegen een zelfvoorzienend bestaan in een post-apocalyptische wereld? 

Klimaatfictie van Nederlandse auteurs

Jan Willem Anker; Vichy (‘Liefde in tijden van klimaatverandering.’)
Ellen de Bruin; Onder het ijs (Een groep klimaatwetenschappers doet onderzoek op een schip in het Noordpoolgebied.)
Adriaan van Dis; Klifi (De republiek Nederland likt haar wonden na een orkaan en het volk schikt zich in een president die klimaatproblemen ontkent.)
Lieke Marsman; Het tegenovergestelde van een mens (Lieke Marsman kantelt onze ideeën over klimaatverandering en identiteit.’)
Eva Meijer; De nieuwe rivier (‘Een hallucinante eco-detective’)

Klimaatpoëzie:

Geert Buelens; Ofwa. (‘De samenleving staat onder hoogspanning. De planeet is vergiftigd. De dichter probeert homeopathie door verongelijkt, woedend, al te zeker van zichzelf de tegenstellingen op scherp te zetten.’)

Zwemlessen voor later, gedichten geschreven door honderd klimaatdichters onder redactie van Joke van Leeuwen en Bart Moeyaart.

Maartje Smits; Hoe ik een bos begon in mijn badkamer. (‘Nu klimaatverandering niet langer te ontkennen valt, moeten we ons opnieuw verhouden tot de natuur.’)

Het bericht Lydia Millet over haar klimaatroman: ‘Je moet wel blind zijn om de woede van jongeren niet op te pikken’ verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/lydia-millet-klimaatroman/

Op de Wereldtentoonstelling in Dubai pakt Nederland wereldproblemen aan (Vrij Nederland)

Hoe creëer je water in de woestijn? Wie daar het antwoord op weet, kan een wezenlijke bijdrage leveren aan de klimaatverandering. Het zou de sleutel kunnen zijn tot leefbaarheid op een van de onherbergzaamste plekken ter wereld, tot de ontginning van dorre stukken zand.

Die sleutel wordt geleverd door de Haagse beeldend kunstenaar Ap Verheggen in het Nederlandse paviljoen van de Wereldtentoonstelling in Dubai die op 1 oktober open gaat en tot 31 maart 2022 is te zien, en waar meer dan tweehonderd landen en organisaties zich zullen presenteren.

Honderden liters water worden uit de lucht opgevangen op een plek waar drinkwater gewoonlijk op grote diepte in bronnen wordt gewonnen.

Verheggen, die opereert op de kruising van kunst en techniek, ontwikkelde met de SunGlacier een installatie die nog belangrijker zou kunnen worden dan de olieboor. Om de verwoestijning tegen te gaan en drinkwater te brengen naar onbewoonbare gebieden, maakte hij een machine die stroom haalt uit zonnepanelen. De machine vangt de luchtvochtigheid op die in Dubai relatief hoog is en zet die om in regen. Die druipt en plenst straks in het Nederlandse paviljoen. Honderden liters water worden zo uit de lucht opgevangen op een plek waar drinkwater gewoonlijk op grote diepte in bronnen wordt gewonnen.

Lees ookFotodocument Dubai: Een orgie van kitsch en overdaad7 oktober 2018
Fata morgana

Ja, de bron in de lucht is er daadwerkelijk. Dat is te zien aan de nevels die de wolkenkrabbers van Dubai halverwege aan het zicht onttrekken. Alsof er zich dagelijks een fata morgana in de Emiraten openbaart.

De SunGlacier is niet alleen de sleutel tot leefbaarheid in de woestijn, maar ook tot het binnenklimaat in het paviljoen. Op zes meter diepte wordt dankzij de sproeiers van Verheggen en de kleurrijke zonnepanelen van Marjan van Aubel een voedselberg tot leven gebracht. Tijdens de Wereldtentoonstelling levert deze berg tomaten, asperges en kruiden, terwijl de wanden zijn bedekt met oesterzwammen.

Nog iets bijzonders: de bezoekers zullen onder in de ‘put’ een paraplu moeten opsteken. Dit zal in Dubai ongetwijfeld tot open monden leiden.

Kruispunt

De Wereldtentoonstelling, die eigenlijk in 2020 zou worden gehouden maar vanwege corona een jaar is uitgesteld, is de eerste mega-manifestatie in de Arabische Emiraten en ook de eerste sinds 2010 waar Nederland zich weer presenteert.

Was het paviljoen in 2010 een betrekkelijk kolderieke Hollandse hellingbaan met huisjes waarin alle clichés over Nederland op de hak werden genomen, ‘Dubai’ is serieuzer van toon en allesbehalve een architectonisch icoon. Het is twee voor twaalf, waarschuwt kunstenaar Joep van Lieshout met zijn klokken in het interieur die lijken te crashen. De eerste telt af naar de Apocalyps, de tweede belooft een nieuwe dageraad.

Op dat kruispunt staat de wereld nu. Smeltende poolkappen en onbedwingbare bosbranden. Om met Annie M.G. Schmidt te spreken: ‘Vluchten kan niet meer. Ik zou niet weten waarnaartoe.’

Polder ontmoet de woestijn

Anders dan in Shanghai (2010) en Hannover (2000) was er dit keer een bescheiden budget, en voor kunst al helemaal niks.

Hannover werd destijds gekenmerkt door de iconische architectuur van MVRDV, een stapeling van landschappen. In Shanghai liet John Körmeling de Chinezen zien dat er ook hellingen kunnen voorkomen in het vlakke Nederland. Grote publiekstrekker waren daar de schapen van het kunstenaarscollectief Zus. Je zag er bezoekende Chinezen een portie friet eten op een wollig beest.

Curator Monique Ruhe strikte kunstenaars die op uiteenlopende manieren het klimaat verbeelden en mogelijke oplossingen aandragen.

Dat soort frivoliteiten zijn er in Dubai niet, domweg omdat de vraagstukken zo nijpend zijn. Water, voedsel en energie, dat zijn de kapstokken waar het paviljoen aan is opgehangen. Het waren de onderwerpen die het ministerie van Buitenlandse Zaken meegaf.

Curator Monique Ruhe (binnenkort cultureel attaché in New York) strikte kunstenaars die op uiteenlopende manieren het klimaat verbeelden en mogelijke oplossingen aandragen, van Kadir van Lohuizen met zijn onheilspellende foto’s tot Theo Janssen en zijn skeletachtige strandbeesten.

Daan Roosegaarde brengt in Dubai de première van zijn film Grow, waarin hij de schoonheid van het agrarisch landschap laat zien, een ‘dreamscape’ dat duidelijk moet maken dat de landbouw niet afhankelijk hoeft te zijn van pesticiden.

Birthe Leemeijer, bekend van de ijsfontein in Dokkum, ving voor het paviljoen van Dubai het water in de oudste polder van Nederland op en zette dat om in een parfum waarin de geur van weilanden, koeien, hooi en mest is samengebald: parfum de Mastenbroek. Het stroomt in een leiding langs de wanden en sprenkelt hier en daar op de grond. Ook dat is een lucht die voor woestijnbewoners ongekend is. Polder ontmoet de woestijn, kan het contrastrijker?

Bouwput

Het is heet in Dubai, oplopend tot 45 graden in de zomer. Het winnende ontwerp van het Rotterdamse architectenbureau V8 voor het Nederlandse paviljoen is inventief want onverbiddelijk. Niet de lucht maar de bodem in. We dalen via trage hellingbanen af in een veredelde bouwput waar het steeds koeler en klammer wordt. De muren zijn damwanden, het licht getemperd. Totdat het begint te regenen.

Hemelbestormend is de architectuur niet. Een aanvankelijk voorstel om de wanden uit 3D-geprint beton op te trekken werd afgeschoten. Te duur maar ook strijdig met het beginsel van circulariteit. Als het feestje na 31 maart voorbij is, worden vrijwel alle paviljoens opgeruimd en ingepakt en strijkt in deze uithoek van Dubai een woonwijk neer. De luxueuze Nederlandse bouwput verdwijnt. Zand erover. Alleen de verhalen en de boodschap blijven bestaan.

Kunstmatigheid

Wat is er dan wel? Wat rechtvaardigt een reis naar Dubai? Om te beginnen is een wereldtentoonstelling altijd een moment in de geschiedenis waarin elk land technisch en wetenschappelijk zijn beste beentje voorzet. Het zijn de visitekaartjes van ’s lands kunnen en kennis. De Eiffeltoren in Parijs, Crystal Palace in Londen en het Atomium in Brussel, ze zijn voor altijd verbonden aan een wereldtentoonstelling en hebben de skyline van een metropool bepaald.

Nederland brengt nu andermaal de boodschap dat wij de pioniers zijn op het gebied van waterbeheersing en agrarische perfectionering.

Demissionair premier Rutte benadrukt in het voorwoord van de catalogus bij de Wereldtentoonstelling het belang van Nederland als land van innovatie en watermanagement. Nederland is een kunstmatig manmade land dat voortdurend strijdt tegen de waterdreiging, die in juli voel- en tastbaar werd in Limburg. Overlaten, dijkversterking, terpen: het zijn de Nederlandse antwoorden op de wateroverlast.

In die kunstmatigheid lijken we gek genoeg op Dubai. Opgespoten palmeilanden in zee, overdekte skipistes en ijsbanen ter vermaak en binnenkort zelfs een zestig meter diep bassin waarin men kan duiken. Daar past een biotoop in de woestijn bij: het Nederlandse paviljoen. Niet behaagziek van buiten maar meeslepend van binnen.

Navel van de wereld

Er is nog een andere drijfveer voor Nederland om zich in Dubai te manifesteren. De Verenigde Arabische Emiraten hebben zich in minder dan twintig jaar ontpopt tot de nieuwe navel van de wereld, de schakel tussen Oost en West, tussen Noord en Zuid, tussen islam en christendom. Het is de ideale hub voor het luchtverkeer tussen West-Europa en China. Niet voor niets heeft het Louvre een dependance opgetuigd in het naburige Abu Dhabi. Er zijn in Dubai tweehonderd Nederlandse bedrijven gevestigd.

Op de Wereldtentoonstelling gaat het dit keer vooral om handel, export en uitwisseling van kennis, het is niet zo zeer een algemene publiekstrekker, een Efteling voor volwassenen.

De organisatie van het WK voetbal in Qatar in 2022 is overschaduwd door mensonterende arbeidsomstandigheden die met name de Nepalese, Bengalese en Indiase migranten treffen. Dergelijke misstanden mochten bij de Wereldtentoonstelling niet worden aangetroffen, het zou het blazoen van elk land bezoedelen als er bloed kleefde aan de bouw van de paviljoens, dus alle landen hebben een protocol ondertekend.

Visitekaartje

Bij voorgaande edities van de wereldtentoonstellingen waren de nationale paviljoens een vertoon van architectuur en design. Dat dit nu in Dubai niet het geval is, wijst op een kentering in de architectuur. Iconische gebouwen, ook buiten de wereldtentoonstelling, hebben reputatieschade geleden. Ze zijn milieuonvriendelijk, narcistisch en symbolen van een afgebladderd kapitalisme. Zie de CCTV-torens in Bejing, of de Olympische ruïnes in Athene en Rio.

Starchitects zijn achterhaald, nu het bij bouwen steeds meer gaat om energieneutraal, circulariteit, ecologische footprints en andere klimaatvriendelijke gebaren.

Architectuur is van zijn Olympus afgedaald. Het gaat niet meer om het mooi, zeggen de ingenieurs van Witteveen + Bos die de constructie van het Nederlandse paviljoen hebben uitgevoerd. Het concept en het verhaal zijn in dit geval belangrijker dan de verschijningsvorm.

Starchitects, wier hulp wordt ingeroepen als er een symbool gewenst is, zijn achterhaald, nu het bij bouwen steeds meer gaat om energieneutraal, circulariteit, ecologische footprints en andere klimaatvriendelijke gebaren.

In die zin mag het Nederlands paviljoen qua uiterlijk niet hemelbestormend of evocatief zijn, het is wel een gebouw van deze tijd op die bijzondere plek. Je daalt af in een bouwput, wordt besprenkeld met boodschappen en uiteraard met beelden van het Nederlandse landschap, en dat in de woestijn.

En er blijft niets van over. Ook dat is een breuk met de architectuurgeschiedenis, waarin elk gebouw streeft naar eeuwigheid. De damwanden gaan terug naar een nieuwe bouwplaats, het textiel van Buro Belen – gordijnen voor de vipruimte – wordt hergebruikt in kleden of stoelbedekking, en de zonnepanelen van Marjan van Aubel gaan op tournee. In feite is dit paviljoen een fabriek, een machinekamer, zegt conservator Ruhe.

En ook dat is een onvergetelijk visitekaartje.

Dit artikel werd mogelijk gemaakt door het Matchingfonds van de Coöperatie.

Het bericht Op de Wereldtentoonstelling in Dubai pakt Nederland wereldproblemen aan verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/wereldtentoonstelling-dubai/

Hoe lang duurt het nog voordat fossiele beleggingen waardeloos worden? (Vrij Nederland)

Even leek het erop, deze lente. Door de coronacrisis stond alles stil. Schepen voeren niet, vliegtuigen bleven aan de grond, auto’s langs de kant.

De olieprijs stortte in en Shell en BP draaiden flinke verliezen. Vooral Shell zat omhoog. Directeur Ben van Beurden wist niet of oude olietijden ooit weer zouden herleven, zei hij in april tegen persbureau Bloomberg.

Natuurlijk, dit was een systeemshock veroorzaakt door een pandemie. Maar wie de ‘carbonbubbel’ kent, zag ook een dreigende barst.

Noodklok

Klimaatactivisten waarschuwen sinds 2011 voor zo’n ‘carbonbubbel’. Carbon Tracker Initiative, een financiële denktank uit Londen, berekende in dat jaar dat alle fossiele bedrijven en oliestaten ter wereld samen zo’n 2.795 gigaton aan olie, gas en steenkoolvoorraden in handen hebben. Er zat op dat moment nog 565 gigaton in het wereldwijde ‘CO2-budget’: de hoeveelheid CO2 die mag worden uitgestoten om binnen twee graden opwarming te blijven en de aarde leefbaar te houden.

Er was dus vijf keer te veel voorraad. In zijn artikel ‘Global Warming’s Terrifying New Math’ luidde klimaatjournalist Bill McKibben de noodklok. We moeten kiezen, schreef hij: we gaan door met business as usual, richting vier graden opwarming en helpen de aarde om zeep óf overheden maken klimaatbeleid dat de opwarming tot 1,5 tot 2 graden beperkt en de fossiele reuzen zitten met een probleem, want zij moeten viervijfde van hun voorraden afschrijven. Er gaat dan 20 biljoen dollar in rook op, investeerders kunnen fluiten naar hun geld en de financiële markt stort in. De crisis van 2008 zal er niets bij zijn, schreef McKibben.

De 35 grootste banken ter wereld investeerden sinds het akkoord van Parijs niet minder maar méér in fossiele projecten.

Die waarschuwing bleef niet onopgemerkt. Financiële toezichthouders, de Britse centrale bank voorop, waarschuwden de afgelopen vijf jaar herhaaldelijk voor de risico’s van stranded assets − investeringen die door de energietransitie waardeloos blijken, zoals voorraden steenkool of boorplatformen rond de Noordpool.

Ook het IMF zegt inmiddels dat beleggers de klimaatcrisis serieuzer moeten nemen. Toch investeerden de 35 grootste banken ter wereld sinds het akkoord van Parijs (2015) niet minder, maar juist meer in fossiele projecten.

Koolstofzeepbel

Het afgelopen jaar kwamen er toezeggingen van enkele grote instituten. De Europese Investeringsbank beloofde in 2022 te zullen stoppen met het financieren van fossiele brandstofprojecten, Goldman Sachs stopte met geld verstrekken aan boringen rond de Noordpool, en ABN AMRO hief zijn internationale zakentak op. Die draaide verlies, en vooral de olie-, gas- en grondstoffensector was ‘zeer volatiel gebleken in tijden van verandering’, verklaarde de bank.

Carbon Tracker Initiative stelt dat de vraag naar fossiele brandstoffen inmiddels over zijn hoogste punt heen is. Oliereus BP zegt dat dat punt nadert. Betekent dat dat de koolstofzeepbel op knappen staat? Ik vraag het drie Nederlandse duurzaamheidseconomen: Maarten Biermans, Marleen Janssen Groesbeek en Pieter van Stijn en vergelijk hun antwoorden met die van twee jaar geleden, toen ik ze dezelfde vragen stelde voor mijn masterscriptie. Is er een verschuiving gaande in hun sector?

Duimschroeven aangedraaid

Voor econoom Maarten Biermans is het duidelijk. Beleggers kijken anders naar hun fossiele investeringen dan twee jaar geleden. Toch betekent dat niet dat de carbonbubbel op barsten staat. Biermans is directeur Sustainable Capital Markets bij de Rabobank. ‘Het is tegenwoordig een keuze om nog te investeren in fossiel. Twee jaar geleden kon je zeggen: “Ik investeer gewoon in alles, dus ook in fossiel.” Nu moet je uitleggen waarom.’

Biermans wijst op de Europese wetgeving die eraan komt. Het wordt voor assetmanagers verplicht om te rapporteren over de milieu-impact van hun investeringen. Nu doen alleen duurzame beleggers dat. Wat ‘duurzaam’ mag worden genoemd, is bepaald in de Groene Taxonomie, een door de EU opgestelde lijst. Eigenlijk zou de wetgeving vanaf januari gelden, maar dat is uitgesteld na protest van assetmanagers.

‘Beleggingen worden pas waardeloos als de overheid ingrijpt.’

Op die manier worden de duimschroeven geleidelijk aan aangedraaid. Biermans verwacht geen financiële klap. Hij heeft het liever over de ‘carbonballon’, die langzaam leegloopt. Overheid en centrale banken waarschuwen voor de risico’s van fossiele beleggingen. Hun reputatie als world class investment – zo profileert Shell zich – brokkelt af. Sommige beleggers stoppen helemaal met fossiel. Anderen bouwen het langzaam af, stoppen eerst met steenkolen, dan met olie, dan met gas.

Als er al een strategie is, is het deze, zegt Biermans.

‘Hoe geloofwaardiger het overheidsingrijpen, hoe directer de gevolgen voor de posities die men inneemt in de financiële sector,’ zei Biemans in 2018. Twee jaar later zegt hij: ‘Dat klinkt als een verstandig iemand. Beleggingen worden pas waardeloos als de overheid ingrijpt.’

Bar weinig veranderd

Langzaam de duimschroeven aandraaien, langzaam de bubbel leeg laten lopen. Maar is er nog wel tijd voor een geleidelijke overgang? Als we op tijd beginnen met de transitie zijn de kosten ‘waarschijnlijk beheersbaar’, schreef De Nederlandsche Bank in 2016. Maar als we het uitstellen en er in korte tijd veel moet veranderen, lopen de kosten op.

En precies dat laatste gebeurt, stelt Marleen Janssen Groesbeek, lector Sustainable Finance aan de Avans Hogeschool. Het motto van haar lectoraat is ‘changing finance, financing change’. Maar tot nu toe is er bar weinig veranderd, zegt ze. Toen ik haar in 2018 sprak, in haar kantoor in Den Bosch, zei ze: ‘Er is ontzettend veel cognitieve dissonantie. Ik ben bij veel sessies geweest, waarbij de wetenschapper uitlegde dat een transitie altijd sneller gaat dan je denkt en dan had je tien Donald Trumpjes in de zaal, die riepen “fake news, fake news.”’

Rond 2030 zal de carbonbubbel barsten. Dan is het klimaatbeleid zo lang uitgesteld dat de overheid ineens grote stappen moet nemen.

Klimaatontkenners komt ze nog zelden tegen, zegt Janssen Groesbeek. Maar er wordt nog evenveel en even makkelijk geïnvesteerd in fossiele brandstoffen. ‘Het is allemaal pappen en nathouden. Beleggers vragen fossiele bedrijven wel om verduurzaming, maar er worden geen consequenties aan verbonden.’

Rond 2030 zal de carbonbubbel barsten, verwacht ze. Dan is het klimaatbeleid zo lang uitgesteld dat de overheid ineens grote stappen moet nemen. Er gaan financiële klappen vallen en de burger draait voor de kosten op. Hetzij omdat er een nieuwe financiële crisis komt en banken opnieuw worden gered, hetzij omdat pensioenen niets meer waard zijn omdat pensioenfondsen blijven zitten met waardeloze fossiele beleggingen. ‘Over elf jaar ben ik klaar met werken. Ik houd mijn hart vast voor mijn eigen pensioen, bij ABP.’

‘Een heleboel niet-financiële informatie wordt niet gezien of genegeerd. Ik zie elke dag bosbranden of mislukte oogsten op het nieuws, maar dat komt niet terug in hun model, ze kunnen het niet omzetten in een cijfertje,’ zei Janssen Groesbeek in 2018.

Inmiddels zijn die tools er wel, zegt ze, maar ze worden nog lang niet door iedereen gebruikt. ‘Je hebt nog steeds aan de ene kant klimaatmodellen en aan de andere kant financiële modellen. Iedereen ziet die eerste en vindt het heel erg, maar het vertaalt zich niet naar de dagelijkse methodiek waarop beleggerskeuzes worden gebaseerd.’

Van banken, verzekeraars en pensioenfondsen – de drie pilaren in de financiële sector – worden pensioenfondsen straks het hardst geraakt, zegt ze. Nederlandse pensioenfondsen zijn relatief groot. Het ABP belegt € 450,- miljard euro wereldwijd. Daarvan gaat 17,4 miljard naar fossiele projecten. Ondanks de druk van activistische groepen als FossielvrijNL en BothEnds wil ABP nog geen afscheid nemen van die investeringen. Wel verlagen ze ieder jaar de CO2-afdruk van hun beleggingen. In 2025 moet die 40 procent lager zijn dan in 2015.

Verkopen is een allerlaatste stap

Pieter van Stijn snapt wel dat de pensioenfondsen hun aandelen in Shell nog niet verkopen. Als Director Responsible Investment bij de BMO Global Asset Management, dat vermogens van een aantal Nederlandse pensioenfondsen beheert, voert hij gesprekken met bedrijven over hun duurzaamheidsbeleid. ‘Engagement’ heet dat in jargon.

‘Fossiele reuzen zoals Shell en BP zijn groot, ze bepalen mee hoe de wereld omgaat met energie.’

Toen ik hem in 2018 interviewde, zei hij: ‘Pensioenfondsen zijn geen ASN of Triodos. Ze zijn er niet om de wereld te redden, maar om pensioenen te leveren. De zwijgende meerderheid wil vooral een hoog, stabiel pensioen en zit niet te wachten op extreme posities op het gebied van duurzaamheid.’

Die wensen lijken in de tussentijd niet echt veranderd, zegt hij. Destijds was hij net vertrokken bij PGGM, de uitvoerder van pensioenfonds Zorg en Welzijn (€ 238 miljard aan beleggingen). ‘Maar verkopen is een allerlaatste stap. Daarvoor kun je nog met ze praten, aandeelhoudersresoluties indienen. Fossiele reuzen zoals Shell en BP zijn groot, ze bepalen mee hoe de wereld omgaat met energie. Als je je aandelen verkoopt, ben je ook je invloed kwijt.’

Tot nu toe hebben de oliebedrijven geen al te beste reputatie wat betreft klimaatverandering, geeft ook Van Stijn toe. ‘Als je kijkt wat ze tot nu toe hebben geïnvesteerd in groene energie, dan is dat een fractie van het totaal. Maar je ziet nu een omslag ontstaan, er is momentum. De doelen voor 2050 zijn er, nu moeten ze laten zien wat dat betekent voor de komende jaren. BP wil over tien jaar 40 procent minder olie en gas produceren.’

Van Stijn zegt dat de druk op fossiele bedrijven toeneemt. ‘De alternatieven voor fossiel worden goedkoper. Bij vervoer wordt de shift naar elektrisch gemaakt. Oliebedrijven, althans de Europese, voelen dat ze echt een andere kant op moeten gaan.’

Van de regen in de drup

Janssen Groesbeek zucht. BP is de enige oliemaatschappij die inziet dat de vraag naar olie afvlakt. Ze hebben een deel van hun olie- en gasvelden ‘afgeschreven’. Dat betekent dat ze de velden hebben ontdekt, maar ze niet verder zullen ontwikkelen, omdat ze verwachten dat er geen vraag naar is. ‘Het is de uitzondering die de regel bevestigt,’ zegt Groesbeek. ‘Andere oliebedrijven, zoals Shell en Saudi Aramco, verwachten dat de verminderde vraag naar hun benzine wordt opgevangen door een hogere vraag naar plastic. Dan raak je echt van de regen in de drup.’

De duurzaamheidseconomen zijn het over weinig eens, wat vast ook komt doordat Van Stijn en Biermans voor een financiële instelling werken en Janssen Groesbeek voor een kritisch lectoraat.

Altijd op de hoogte blijven van de beste verhalen? Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Meld je aan en ontvang de beste verhalen van Vrij Nederland in je mailbox.

Oeps! Voer een geldig e-mailadres in.
Op onze nieuwsbrieven is ons cookiestatement van toepassing.

Volgens Van Stijn kregen we deze lente ‘een inkijkje’ in wat er kan gebeuren als de carbonbubbel barst. De vraag viel weg, en Shell kon maar een derde van hun normale winstbeloning uitkeren aan aandeelhouders. Normaal is Shell juist zo geliefd bij beleggers omdat de winstuitkering altijd hoog en stabiel is. ‘Het zijn blijvende grote gevolgen voor zo’n bedrijf,’ zegt van Stijn.

Janssen Groesbeek is terughoudender. ‘Door de coronacrisis is de bubbel een beetje leeggelopen. Niet door fundamentele veranderingen of een groter bewustzijn over klimaatverandering, maar omdat de economie werd stilgelegd door een virus. BP en Shell hebben zo’n 15 à 20 miljard van hun voorraden afgeschreven. De andere bedrijven moeten dat nog doen, die zitten nog met opgeblazen aandeelkoersen.’

Het bericht Hoe lang duurt het nog voordat fossiele beleggingen waardeloos worden? verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/fossiele-beleggingen-waardeloos/

Schrijfster Ottessa Moshfegh: ‘Veel mensen durven niet voor hun eenzaamheid uit te komen’ (Vrij Nederland)

‘Ik heb nogal een dramatische week achter de rug,’ vertelt de 39-jarige Amerikaanse schrijfster met Iraans-Kroatische wortels wanneer we elkaar via Zoom spreken. De Californische bosbranden grepen zo ongecontroleerd om zich heen dat Ottessa Moshfegh, haar echtgenoot en hun twee honden de ene brandhaard per ongeluk voor de volgende vuurlinie verruilden.

‘We reden dwars door gigantische rookpluimen van Oregon, waar ik op retraite was, naar ons huis in Pasadena, een voorstad van Los Angeles. We wonen aan de voet van een groot gebergte, dat bij aankomst in lichterlaaie bleek te staan. Toen we bij het verblijf van mijn echtgenoot net buiten Palm Springs aankwamen, begon het ook daar te branden.

Nu verblijven we in de frisse lucht van Wyoming. Ik nam alleen het essentiële mee: mijn computer, wat printjes van komende projecten, het Perzisch huwelijkstapijt van mijn grootmoeder en mijn paspoort. Niet dat Amerikanen momenteel het land uit kunnen, maar toch. Het was erg angstaanjagend allemaal, maar nu berust ik. Ik geloof erg in het lot; wat moet gebeuren, zal gebeuren.’

Het ‘fucking enge’ jaar 2020

Haar zenuwen stonden het voorbije jaar wel vaker op springen, blikt de schrijfster terug op het ‘fucking enge’ jaar dat 2020 was. Want nog griezeliger dan de pandemie of de bosbranden vindt Moshfegh het politieke klimaat in de Verenigde Staten. ‘Er waren weliswaar enkele hoopvolle momenten, zoals de Black Lives Matter-protesten. Even leefde het Amerikaanse samenhorigheidsgevoel weer op, maar onvoldoende om op te wegen tegen de vrees dat dit land steeds meer op een fascistische staat lijkt. De uitkomst van de aanstaande verkiezingen zal hoe dan ook omstreden zijn. Trump heeft laten weten dat hij niet zal opgeven; dat is een duidelijke oorlogsverklaring.

Ik ben niet de enige die gelooft dat we het land zo snel mogelijk zouden moeten verlaten, als dat zou kunnen. Veel linkse liberalen, die toch voldoende geld hebben om comfortabel te leven, zijn ernstig verontrust. Om nog maar te zwijgen van de Trumpkiezers: die bewapenen zich alsof er een gigantische muiterij op komst is. Terwijl het alleen maar door hun eigen toedoen tot een dergelijke escalatie kan komen.’

Moshfegh zegt het allemaal zonder een spier te vertrekken. Diezelfde droge scherpte kenmerkt haar werk. Als auteur grossiert ze in eenvoudige, maar pijnlijk rake observaties; zo laconiek opgeschreven dat het hartverscheurend hilarisch wordt.

‘Ondanks alles zal ik waarschijnlijk toch in de VS blijven,’ vervolgt ze. ‘Dat heeft niets met identiteitsgevoel te maken, het is eerder zo dat ik mijn familie niet wil achterlaten. Mijn ouders zijn eind zeventig; zij gaan hun leven nu niet meer omgooien. En ik wil mijn zus en nichtjes niet missen.’

Existentiële verlossing

Ottessa Moshfegh groeide op als dochter van muzikale migranten in Newton, Massachusetts. Haar Iraanse vader en Kroatische moeder leerden elkaar kennen op het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Ze vestigden zich in de Verenigde Staten toen Iran geen optie meer was omdat daar de Islamitische Revolutie was uitgebroken. Ze speelden in allerlei orkesten, gaven les aan het New England Conservatory en voedden drie kinderen op.

Materieel waren de Moshfeghs minder bemiddeld dan de meeste van hun buren, maar cultureel waren ze uiterst gefortuneerd. Zo leerde de jonge Ottessa al piano spelen nog voor ze een woord kon lezen. ‘Klassieke muziek heeft mijn idee van verlichting erg bepaald. Ik heb altijd geloofd dat ik door hard werk, toewijding en discipline uiteindelijk zo vrij zou zijn dat ik alles kon bereiken wat ik maar wilde. Als schrijver slaag ik daar ondertussen grotendeels in, maar mijn ideeën blijven vooralsnog beter dan de uiteindelijke romans. Ik heb het gevoel dat ik nog maar aan het begin sta.’

‘Ik beschouw mijn schrijven als een forum voor radicaal activisme, ook al is het niet per se politiek.’

Behalve die vroegrijpe notie van existentiële verlossing gaven haar ouders haar ook historisch perspectief mee. Zo vochten de ouders van haar moeder bij het Joegoslavische partizanenleger tegen Nazi-Duitsland. Haar vaders familie vluchtte, nadat al hun bezittingen in beslag waren genomen, uit Iran tijdens de islamitische omwenteling van 1978-1979.

‘Binnen mijn familie bestaat dus wel enige ervaring met staten die het fascisme omarmen,’ vat Moshfegh samen. ‘Maar van mijn grootouders’ activisme heb ik niets geërfd. Ik heb het simpelweg niet in me. Op sommige vlakken ben ik erg sterk, maar op andere behoorlijk fragiel. Ik ben dus meer geneigd te denken: redde wie zich redden kan. Maar ik beschouw mijn schrijven wel als een forum voor radicaal activisme, ook al is het niet per se politiek.’

Onbeschaamd onbeduidend

Een zuiplap van een matroos die per ongeluk zijn enige vriend vermoordt, een rijke jongedame die meent dat een jaar slapen de enige manier is om een betere versie van zichzelf te ontwikkelen, een weduwe die vanuit haar blokhut een moordmysterie probeert op te lossen dat ze misschien zelf verzon: al Moshfeghs protagonisten brengen meer tijd in hun eigen hoofd door dan met anderen. Het isolement van de hoofdpersonages is de grote gemene deler van haar verhalen, hoe verschillend ze ook zijn.

Onlangs verscheen haar derde roman Death in Her Hands (in het Nederlands verschenen bij De Bezige Bij als De dood in haar handen, vertaald door Lidwien Biekmann en Tjadine Stheeman). Het is Moshfeghs hoogsteigen versie van een whodunnit. Het onopmerkelijke bestaan van weduwe Vesta Gul en haar wispelturig hondje wordt overhoopgehaald door de ontdekking van een vreemd briefje in het bos. ‘Haar naam was Magda. Niemand zal ooit weten wie haar heeft vermoord. Ik was het niet. Hier ligt haar lichaam.’

Dat het boek verscheen in een tijd waarin sociaal isolement het nieuwe normaal is, is puur toeval

Maar van een lijk is geen sprake. Is Magda misschien een vrucht van Vesta’s verbeelding, een uitvlucht om haar gedachten gaande te houden en haar verstand niet te verliezen? Of is het omgekeerd en laat de moord op Magda Vesta langzaam in waanzin verglijden?

Volgens Moshfegh is het in de eerste plaats een verhaal over eenzaamheid. Dat het boek verscheen in een tijd waarin sociaal isolement het nieuwe normaal is, is puur toeval. Moshfegh schreef de roman namelijk al een hele poos terug, tijdens haar ‘persoonlijke Jezusjaar’, oftewel de existentiële crisis die haar trof op haar drieëndertigste; niet toevallig de leeftijd waarop Gods zoon overleed.

Destijds had Moshfegh al enkele korte verhalen en de meer experimentele novelle McGlue gepubliceerd, maar van een doorbraak bij het brede publiek was nog geen sprake. Dat haar eigenzinnige thriller Eileen haar spoedig de PEN/Hemingway Award en een plekje op de shortlist van de Man Booker Prize zou bezorgen, wist ze nog niet toen ze in totale afzondering Death in Her Hands schreef.

Moshfegh: ‘Ik woonde in Oakland waar ik niemand kende, had geen vrienden, mijn toekomst was vaag en ik had het gevoel dat ik niets van het leven begreep. Ik bestond bijna uitsluitend via mijn werk. Aangezien creativiteit het enige was dat ik kende, vertrouwde ik erop dat fictie me tot een inzicht zou brengen over hoe te bestaan. Anders dan ik, met mijn torenhoge ambitie, durft Vesta onbeschaamd onbeduidend te zijn. Zij hoeft niet de hele wereld uit te pluizen; het mysterie achter één vodje papier volstaat. Dat voelde erg veilig.’

‘Veel mensen durven niet voor hun eenzaamheid uit te komen, uit vrees om zielig over te komen.’

Tegenwoordig voelt Moshfegh zich niet langer verloren wanneer ze niet achter haar schrijftafel zit, maar ze heeft er geen moeite mee toe te geven dat ze grote delen van haar leven bijzonder geïsoleerd doorbracht. ‘Veel mensen durven niet voor hun eenzaamheid uit te komen, uit vrees om zielig over te komen. Populair zijn is een morele plicht, zeker hier in de VS. Je telt alleen mee als je minstens duizend volgers hebt of voortdurend berichtjes van iedereen ontvangt. Je hoort je haast te schamen voor je behoefte aan gezelschap. Alsof toegeven dat je niet honderd procent gelukkig bent met alleen zijn betekent dat je geen goede relatie met jezelf hebt, en dat dus je eigen schuld is.

Er worden tegenwoordig zulke hoge eisen gesteld, zeker aan vrouwen. Er wordt van ons verwacht dat we extra onafhankelijk zijn. Als je ook maar een beetje aan je mannelijke partner gebonden bent, geeft de maatschappij je al snel het gevoel dat je gefaald hebt in het feministische ideaal. Dat vind ik ontzettend oneerlijk.’

Zielsverwant

Drie jaar geleden zakte schrijver Luke Goebel vanuit zijn woestijnhut af naar Ottessa Moshfeghs appartement in Los Angeles om – in zijn eigen woorden – ‘de meest geniale literaire stem van zijn generatie’ te interviewen. Na een marathon van een maand waarbij het interview alleen maar werd onderbroken voor seks en slaap, vertrok hij om vervolgens met een diamant terug te keren. De robuuste edelsteen blinkt nu samen met hun trouwring aan Moshfeghs ringvinger.

Het is een wel erg romantisch verhaal voor iemand die jarenlang zweerde bij het celibaat, omdat ‘ware liefde een illusie is’ en ‘de meeste mannen toch saai en kinderachtig zijn’, zoals Moshfegh nog beweerde in een interview met Harper’s Bazaar uit 2016.

Ik dacht dat relaties niet voor mij waren, en had besloten als een vrije ziel te leven

‘Ik verafschuwde de romantische ervaringen die ik tot dan toe had. Na elke verhouding had ik het gevoel mezelf verspild te hebben. En dat klopte waarschijnlijk ook, aangezien ik niet met de juiste persoon samen was. Ik dacht dat relaties niet voor mij waren, en had besloten als een vrije ziel te leven. Vlak voor ik de deur opende om mijn interviewer binnen te laten, voelde ik al dat er iets groots te gebeuren stond. “Oh shit,” dacht ik toen ik Luke zag, “daar ben je dan.” Daar klopte ineens mijn zielsverwant aan de deur, iemand die me kwetsbaarheid en zelfexpressie kwam bijbrengen. Ik had geen geweldigere ervaring voor mezelf kunnen verzinnen.’

Over de vraag of zij afhankelijk is van haar echtgenoot hoeft ze nog geen twee seconden na te denken. ‘Natuurlijk, wij zijn geen twee satellieten; we proberen als een familie samen een leven te delen.’

Wanhoop en onverschilligheid

Ottessa Moshfegh heeft nu wel het grote liefdesgeluk gevonden, maar haar personages houden er allesbehalve bevredigende relaties op na. Wanhoop en onverschilligheid tekenen hun verhoudingen, en niet zelden zijn hun verlangens vreemd of verstorend.

Dat haar protagonisten zich daarbij niet gedragen zoals van vrouwen verwacht wordt, stuit moraalridders nogal eens tegen de borst. Zo kwam bijvoorbeeld, ook vanuit feministische hoek, veel kritiek op de hoofdpersoon van Eileen: een jonge, verbitterde vrouw die in een gevangenis voor minderjarigen werkt en haar paranoïde, alcoholverslaafde vader onderhoudt. Ze is gefascineerd door haar eigen ‘oceanische’ ontlasting en de geur van haar genitaliën, en houdt er als maagd levendige verkrachtingsfantasieën op na.

‘Ik wil mijn werk niet over feminisme laten gaan. Het is te voor de hand liggend.’

Moshfegh vindt het verbazingwekkend dat mensen daar aanstoot aan nemen: in haar ogen is Eileen namelijk een perfect normaal personage, zeker in verhouding tot haar weinig liefdevolle omgeving. ‘Onze samenleving is zo verknipt dat het gewoon onmogelijk is om puur te blijven. Mij interesseert hoe mensen reageren op alle giftigheid die hen omgeeft.

De VS gaat prat op haar christelijke waarden, maar is tegelijk wel het meest destructieve land ter wereld. We weten allemaal dat de wereld naar de kloten is, waarom doen we dan alsof dat niet zo is?’

Sowieso genaaid

Moshfegh moet niets hebben van labels en noemt zichzelf noch haar werk feministisch; al was het maar omdat ze geen idee heeft waar dat woord tegenwoordig eigenlijk voor staat.

‘Natuurlijk ben ik voor gelijke rechten en tegen misbruik, maar dat lijkt me vanzelfsprekend. Ik begrijp niet hoe dat feminisme kan heten. Is feminisme de MeToo-beweging? Betekent feminisme dan dat ik niet verkracht wil worden? Ik wil mijn genderidentiteit niet laten definiëren door wat een bende klootzakken andere vrouwen heeft aangedaan.

Vrouw zijn betekent voor mij niet slachtoffer zijn. Vrouwen zijn ongelofelijk krachtig, wijs, productief, vervuld van heilige energie. Ik wil mijn werk niet over feminisme laten gaan. Het is te voor de hand liggend: vrouwen zijn eeuwenlang ondergerepresenteerd en onderdrukt, dat weten we allemaal. Er vallen nog zoveel andere verhalen te vertellen. Trouwens, wat je gender ook is, je wordt sowieso genaaid. Als ik met al mijn gevoeligheden een penis had, zou ik ook problemen hebben.’

Kunst en de dood

Al Moshfeghs personages worden geplaagd door existentiële vervreemding, voortvloeiend uit de onmogelijkheid zich tot deze verwarrende samenleving te verhouden. Moshfegh zelf werd op haar vijfde voor het eerst overvallen door een overweldigend gevoel van vergankelijkheid.

‘Als kleuter had ik een soort van openbaring waardoor ik plotseling begreep ik dat ik op een dag zou sterven. Alles kwam me ineens zo zinloos voor. Ik vroeg me af waarom we daar braafjes prenten zaten in te kleuren, alsof we niet allemaal vroeg of laat doodgingen. Recentelijk ben ik mezelf gaan afvragen of ik autisme heb. Misschien was dat onbehaaglijke gevoel wel het gevolg van mijn onvermogen om bepaalde neurologische input te verwerken. Maar waarschijnlijk is dat vooral wishful thinking, vanuit de hoop dat zo’n diagnose zou verklaren waarom ik me al van jongs af aan niet op mijn plaats voel.’

Het korte verhaal ‘A better place’, opgenomen in Moshfeghs bundel Homesick for Another World, thematiseert die existentiële malaise op een metafysische, bijna folkloristische manier. Zo gelooft het piepjonge hoofdpersonage dat ze van een andere, betere plek komt; eentje waarnaar ze alleen terug kan keren door dood te gaan, of door de juiste persoon te vermoorden. In dat laatste geval zal zich een zwart gat voor haar openen als toegangspoort tot die andere, betere plek. ‘Earth is the wrong place for me, always was and will be until the day I die’, schrijft Moshfegh. Ze noemt het een van haar ‘beste, meest persoonlijke’ verhalen.

‘Ondertussen beschouw ik het gevoel hier niet thuis te horen als een zegen.’

Nu ze de veertig nadert, is de vervreemding die ze als kind ervoer nog even groot.

‘Ondertussen beschouw ik het gevoel hier niet thuis te horen als een zegen. Ik geloof dat het erg gezond is om je zo bewust te zijn van je eigen sterfelijkheid. Door mezelf te omarmen als een tijdelijk wezen, dat op deze aarde is gezet om zichzelf uit te drukken, kan ik me makkelijker losmaken van alle verdriet en woede die mijn gedrag stuurden toen ik jonger was.’

Zo overwon ze een depressie, eetstoornis en alcoholverslaving; demonen waarmee ook veel van haar protagonisten kampen. ‘In mijn werk staat weinig dat ik niet grondig persoonlijk onderzocht heb.’

Dat vergankelijkheidsbesef werd de voorbije jaren aangescherpt door het overlijden van Moshfeghs jongere broer, met wie ze een erg hechte band had, en de zelfdoding van haar voormalig mentor, schrijfster Jean Stein. ‘Ik ontdekte dat kunst en de dood elkaar overlappen. Ik geloof dat er een niet-wereldse sfeer bestaat waar iemands energie naartoe gaat als zijn leven op aarde beëindigd is. Dat is ook het domein van verbeelding en inspiratie. Nu ik van mensen houd die zich niet meer op deze aarde bevinden, is zowel mijn leven als mijn werk betekenisvoller geworden. Zelf ben ik niet bang voor de dood, wel voor de pijn van het sterven. Maar een eeuwigdurend leven en bewustzijn lijkt me vele malen erger dan de dood.’

Regelmaat en discipline

‘Ottessa Moshfegh is de interessantste hedendaagse auteur over wat het betekent om te leven in een tijd waarin leven verschrikkelijk voelt,’ prees critica Jia Tolentino in The New Yorker Moshfeghs talent.

In haar onverholen, van literaire trucjes gespeende taal legt ze de vinger precies op de zere plek. Ze beroert de oervervreemding die we tegenwoordig zo bedrijvig proberen verdringen.

Zo bereikte ze intussen een ware cultstatus. Maar ze is zelf de eerste om die populariteit te relativeren. ‘De mensen die mijn werk nu belangrijk en emblematisch noemen, wilden op school geen vrienden met me zijn. Maar ik ben nog steeds dezelfde; ik heb mijn schrijven niet aangepast aan de wensen van mijn lezers. Ik geloof dat ik gewoon geluk heb gehad met de culturele stroming van dit moment. Veel hipsters voelden zich aangesproken door My Year Of Rest And Relaxation (in het Nederlands vertaald als Mijn jaar van rust en kalmte, JA) omdat hun interesses toevallig samenvallen met die van de protagoniste in dat boek. Waarschijnlijk voelen velen van hen zich teleurgesteld na het lezen van Death In Her Hands. Maar dat vind ik prima; ik schrijf niet voor hipsters.’

‘Als ik mezelf elke dag aan het werk zet, vertrouw ik erop dat het verhaal zichzelf uiteindelijk zal vormen.’

Sowieso trekt Moshfegh zich weinig aan van wat anderen, lezers noch critici, van haar denken; daarvoor is haar mentale welzijn haar te dierbaar. Om dezelfde reden blijft ze ook ver weg van sociale media. ‘Mijn internetgebruik blijft heel bewust beperkt tot research, e-mails en grasduinen op eBay. Zo hoop ik totale intoxicatie te vermijden.

Ik voel me het beste wanneer ik mezelf als een patiënt in een ouderwets sanatorium behandel; met veel regelmaat, routine en discipline. Zonder plan word ik angstig. Wanneer ik niet aan het werk ben of mezelf niet met interessante ervaringen voed, voelt mijn leven dom en zinloos aan. Dan voel ik letterlijk hoe elke hartslag me dichter bij de dood brengt.

Altijd op de hoogte blijven van de beste verhalen? Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Meld je aan en ontvang de beste verhalen van Vrij Nederland in je mailbox.

Oeps! Voer een geldig e-mailadres in.
Op onze nieuwsbrieven is ons cookiestatement van toepassing.

Ik hou ervan om volledig in mijn schrijven op te gaan. Maar een dergelijke extase verkrijg je niet zonder discipline. Daarom geloof ik dat discipline een daad van geloof is: als ik mezelf elke dag aan het werk zet, vertrouw ik erop dat het verhaal zichzelf uiteindelijk zal vormen. Ik kan tien opeenvolgende dagen geen enkele bruikbare zin op papier krijgen, maar op de elfde dag zal ik iets ontdekken. Die ontdekking is niet mogelijk zonder het voorafgaande geknoei. Zo meet ik mijn succes als schrijver niet door wat ik al bereikt heb, maar door de discipline die ik aan de dag weet te leggen.’

Het bericht Schrijfster Ottessa Moshfegh: ‘Veel mensen durven niet voor hun eenzaamheid uit te komen’ verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/ottessa-moshfegh-interview/