‘Mam, gaan we eraan?’ Hoe je omgaat met klimaatzorgen bij je kind (Vrij Nederland)

Laatst keek ik met mijn 8-jarige dochter Kate naar Alles is liefde, een Nederlandse remake van Love Actually, met onze Sinterklaastijd in de rol van de weken voor kerst. Deze film uit 2007 kan niet meer, want er wordt in gerookt alsof het gezond is en er zitten geen donkere mensen in de cast, en wel blackface-pieten. Dat bedacht ik te laat; de titelsong was al bezig, de corn gepopt.

De film is ook volslagen ongeschikt voor een believer, want al in de eerste scènes wordt de sprookjesbel doorgeprikt als de acteur die al jaren Sint speelt met de nodige sterallures aan boord van de stoomboot gaat en in zijn kleedkamer een fataal hartinfarct krijgt.

Schaapachtig keek ik naar Kate, in een poging te doorgronden hoe bij haar binnenkwam dat een kettingrokende televisiemevrouw (Lies Visschedijk) een landloper (Michiel Romeyn) van straat plukt om de ijdele acteur (niet Jeroen Krabbé) te vervangen tijdens de hoofdstedelijke intocht. Misschien was dit hét moment voor hét gesprek waar massa’s Nederlanders traumatische herinneringen aan schijnen te hebben en waar ik niets meer van weet. Dit bleek voorbarig. Kate zette na een minuut of tien de film op pauze en zei: ‘Ik snap het gewoon, hoor.’

‘Jammer dat Alles is liefde niet in het Zweeds is. Want het is een film waar je vrolijk van wordt en dan kon Greta hem ook zien.’

Ah, daar zal je het moment hebben. ‘Wat snap je dan?’
‘Film is niet echt en in deze doen ze net alsof Sinterklaas niet bestaat, maar dat is dus niet zo en het is ook niet waar.’
Film weer aan, pakjesavond veiliggesteld.

Later in bed zei ze na het voorlezen van een hoofdstuk uit De kleine kapitein (kan eigenlijk ook niet meer want die Marinka mag echt niets anders dan pannenkoeken bakken): ‘Jammer dat Alles is liefde niet in het Zweeds is.’
‘Want?’
‘Want het is een film waar je vrolijk van wordt en dan kon Greta hem ook zien.’

Slaap lekker, Kate

Greta Thurnberg is nogal een aanwezigheid in ons huishouden. Waar bij mij vroeger de juf en de alwetende storthoop – een bebrilde berg compost annex orakel in poppenserie De Freggels – altijd gelijk had, is dat bij Kate de kleine klimaatkapitein. ‘Greta zegt…’ en dan komt er iets wat heilig is. Nuanceringen hoort ze argwanend aan en wijst ze beslist af, maar ze zoekt wel steun als Greta haar bang maakt. En dat doet Greta met regelmaat.

Na een uitzending van het Jeugdjournaal waarin terecht uitgebreid aandacht werd besteed aan de bosbranden in Australië, vroeg ze, Snoopy-pyjama aan, splinternieuwe voortanden braaf gepoetst: ‘Mam, gaan we eraan?’ Ik wist niet eens dat ze die uitdrukking kende. Toen ik ‘nee schat’ zei, sprak ze me bestraffend toe: ‘Greta zegt dat ze onze hoop niet wil, ze wil dat we in paniek zijn.’ Dit had ze dan weer gehoord van een twee jaar ouder meisje met wie ze tekenlessen volgt in Artis.

‘Ik moet denk ik toch ook mijn C halen want wij wonen ook in een stad aan water.’

Terwijl ik nog worstelde om iets in de buurt van een passend antwoord te formuleren, was zij alweer een honk verder: ‘Ik moet denk ik toch ook mijn C halen want wij wonen ook in een stad aan water dat naar een zee gaat en dan naar een oceaan die te warm is en daardoor hoger wordt. En er ligt een eiland van plastic in maar daar groeit niks op.’

Vervolgens wilde ze weten of ik wel had meegekregen dat Amerigo, het oude paard van Sinterklaas, met pensioen is, maar dat er een vervanger is aangesteld, Ozosnel geheten, die last heeft van koudwatervrees. ‘Net als ik toen ik nog niet mijn A had.’
‘Ja. Slaap lekker, Kate.’
‘Slaap lekker, mama.’

Een wereld zonder vlinders

Een kind dat tegelijk in de Apocalyps en in Sinterklaas gelooft, ik vind het de lastigste kwestie tot nu toe in de achttienjarige cursus Helpen met opgroeien. Zelf maak ik me ook enorme zorgen.

Na elke aflevering van David Attenboroughs Our Planet zat ik in tranen op de bank en lag ik ’s nachts wakker. Nieuwsbrieven van kranten over de klimaatcrisis lees ik zoals ik vroeger naar Nightmare on Elmstreet keek: tussen mijn vingers door. In Trouw stond anderhalf jaar geleden een interview met de Britse hoogleraar biologie Dave Goulson dat nog steeds door mijn hoofd spookt. Net als de Amerikaanse natuurschrijver David Quammen denkt Goulson dat als het zo doorgaat – vloedgolf van uitsterven, verlies van vruchtbare bodem, waterschaarste en klimaatverandering – de biodiversiteit zal worden gereduceerd tot een groep opportunistische planten en dieren die we overal gaan zien: ratten, duiven, paardenbloemen. En mensen. Zij zullen leven in wat Quammen ‘soul-withering biological loneliness’ noemt.

Boven, onder en tussen al mijn gepieker zweven natuurlijk altijd Kate en de kinderen van Kate, mocht ze moeder willen worden en ergens de hoop vandaan halen dat het zin heeft.

Goulson zegt daarover in Trouw: ‘Waar ik bovenal bang voor ben, is een wereld zonder vlinders. Of dat mijn kinderen nooit meer een bloemenweide zullen zien of ’s ochtends wakker worden met een koor van zingende vogels. Als mensen al kunnen overleven in zo’n wereld, wat voor leven zal dat dan zijn? Een grijs, deprimerend leven, zonder vreugde.’

Boven, onder en tussen al mijn gepieker en handenwringerij zweven natuurlijk altijd Kate en de kinderen van Kate, mocht ze moeder willen worden en ergens de hoop vandaan halen dat het zin heeft. Terwijl ik dit schrijf, komt er een pushbericht binnen van The Guardian: de wereldwijde productie van fossiele brandstoffen in 2030 stevent af op een verdubbeling of misschien zelfs vertweedubbeling van de afspraak in het klimaatakkoord van Parijs om de opwarming van de aarde ruim onder de twee graden Celsius te houden en te streven naar anderhalve graad. (En zelfs het verschil tussen anderhalf en twee graden zal al honderden miljoenen mensen meer blootstellen aan aanzienlijk hogere risico’s op hittegolven, extreme droogte, overstromingen en armoede.)

KLIMAATPANIEK

‘Komt goed’ is een uitdrukking die ik steeds vaker hoor, over van alles en nog wat. Komt goed met die wortelkanaalbehandeling, komt goed met de reservering in een populair pop up-restaurant, komt goed met het halen van de trein naar Amersfoort terwijl je nog op de tram staat te wachten. Iedereen loopt elkaar de godganse dag te bezweren dat het goed komt, misschien wel omdat er tegenwoordig naast dat zwaard van Damocles een uithangbord in neonkleuren hangt: Het. Komt. Niet. Goed. We zijn gewoon te laat. Maar ja, daar kan ik toch niet mee aankomen als we bij het avondeten de dag bespreken en mijn achtjarige pretlettertje opgetogen vertelt dat de tafel van negen er nu echt lekker in zit.

De vraag leeft uiteraard breder. In de opvoedrubriek van NRC vraagt een moeder die er ook nog verstand van heeft, want milieudeskundige, zich af of en hoe ze haar kinderen van twaalf en zestien moet betrekken bij de vaststelling dat de rampscenario’s werkelijkheid worden. ‘Is het raadzaam om ze te waarschuwen voor wat ze te wachten staat? Om met ze over een “plan B” te praten, zoals klimaatemigratie; om financiële reserves te houden zodat ze kunnen vluchten? Of mag het wat zorgelozer blijven?’

De Britse krant The Telegraph heeft het over een ‘tsunami’ van kinderen en jongeren die professionele hulp zoeken omdat ze bang zijn dat de wereld vergaat.

De Britten hebben er al een term voor: climate anxiety of eco-anxiety (climate emergency is net door het Oxford woordenboek uitgeroepen tot woord van het jaar). Klimaatpaniek. Ook veel kinderen hebben daar last van. De Britse krant The Telegraph heeft het in een recent stuk over een ‘tsunami’ van kinderen en jongeren die professionele hulp zoeken omdat ze bang zijn dat de wereld vergaat, aangewakkerd door de indrukwekkende en overtuigde speeches van Greta, de acties van Extinction Rebellion en de tot de ondergangsverbeelding sprekende branden in het Amazonegebied.

Er is zelfs een club van psychologen voor opgericht: de Climate Psychology Alliance (CPA). Volgens hierbij betrokken psychologen zijn er al kinderen die psychiatrische medicijnen krijgen voor hun eco-anxiety. De alliantie streeft ernaar dit officieel erkend te krijgen als een psychologisch fenomeen, maar dan weer niet als een geestesziekte omdat de oorzaak, in tegenstelling tot standaard anxiety, rationeel is.

Ecozepam

Ook in de VS is er steeds meer aandacht voor klimaatangst bij kinderen. Ik zag het laatst goed en geestig uitvergroot in een aflevering van Big Little Lies, een serie over vijf vrouwen met een kind op dezelfde basisschool in Monterey (Californië), een van de duurste postcodegebieden van het land. Een meisje krijgt tijdens een klassengesprek over klimaatsverandering een paniekaanval. Het meisje belandt snakkend naar adem op de Eerste Hulp en de leraar wordt uitgescholden door de hysterische moeder nadat ze haar bloedje heeft laten overplaatsen naar een privékliniek.

Actie ondernemen, individueel en in groepsverband, kan een krachtig tegengif zijn bij angst.

Het Jeugdjournaal liet een paar maanden geleden onderzoek doen naar kinderen en klimaat. Op de stelling ‘ik maak mij zorgen over het klimaat en mijn toekomst’ antwoordde negentien procent van de ondervraagden: regelmatig, vaak, elke dag. Zevenvijftig procent koos voor ‘soms’. Omgerekend naar aantallen kinderen (negentien procent van pakweg een miljoen acht- tot twaalfjarigen) komt het neer op tweehonderdduizend kinderen in de leeftijdscategorie van Kate die zich serieus zorgen maken. Als we de soms-piekeraars meenemen, gaat het om vijfhonderdzeventigduizend kinderen. Dat zijn aardig wat klaslokaaltjes vol. Je moet er toch niet aan denken dat die straks allemaal aan de eco-oxazepam (ecozepam! Hét woord van 2020!) moeten.

In alle stukken die ik kan vinden over het onderwerp staan dezelfde adviezen, die neerkomen op het gebruiken van je gezonde verstand: praat over het probleem, maak ruimte voor hun angst, draai dan naar de uitweg. Heb het over de mensen en de organisaties die bezig zijn met Lees ook Nee, een duurzame wereld begint niet bij jezelf. Een pleidooi tegen consumentenactivisme 18 november 2019 grootschalige oplossingen. Maak het persoonlijk door te benadrukken welke stappen jij en jullie als gezin al hebben gezet om jullie CO2-voetadruk te verminderen en brainstorm samen over nieuwe ideeën: actie ondernemen, individueel en in groepsverband, kan een krachtig tegengif zijn bij angst.

Of we hiermee ontsnappen aan de tirannie van ratten, duiven en paardenbloemen vraag ik me af, maar het voelt wel goed een meisje van nog geen tien jaar oud zo bij de hand te nemen in onze globale climate emergency room.

Heel concreet, en dus heel eng

De psychotherapeut en kinder- en jeugdpsycholoog Aniek van Hoogstraten helpt me nog een eindje verder met wat context over kinderangsten in het algemeen. ‘Het vergaan van de wereld behoort tot het standaard nachtmerriepakket van kinderen. Dat zat altijd mooi in een sluimergebied, maar sluit nu aan bij de berichtgeving uit de echte wereld. Iets wat toch al zo tot de verbeelding spreekt, wordt zo heel concreet, en dus heel eng.’

Volgens haar zitten kinderen van Kates leeftijd niet te wachten op al die concrete onheilsinformatie, en is het ook niet nodig om later betere klimaatvolwassenen van ze te maken. Dat bereik je vooral door zelf het goede voorbeeld te geven. De opmerkingen van Kate over Greta en haar C-diploma om de stijgende zeespiegel bij te benen vindt ze een reële, te niet bagatelliseren uiting van angst. Daar zou ik, zeker als hij naar buiten komt bij het naar bed brengen, het beste op kunnen reageren zoals je doet bij angst voor inbrekers, ook zeer veel voorkomend bij kinderen: de inbreker kan binnen komen, maar hij komt niet binnen want we hebben goede sloten.

‘Je kunt heel goed geruststellen zonder weg te wimpelen.’

Ik werp tegen, en Kate zal dit ook doen, dat in dit geval de inbreker allang binnen ís en tot zijn tanden bewapend bezig is het huwelijkszilver en de Nintendo Switch in te laden. Zij zegt: ‘Je kunt heel goed geruststellen zonder weg te wimpelen. Ja, er is van alles aan de hand met de aarde en het is heel goed dat slimme wetenschappers daarover nadenken, en het is ook goed dat wij wegwerpplastic buiten de deur houden, de verwarming alleen aandoen als het echt koud is, de droger niet meer gebruiken en zo min mogelijk knakworstjes eten, maar we hoeven niet nu op dit moment bang te zijn dat de gracht zal overstromen en we onze zwemvliezen moeten aantrekken.’

Blijf vrij van geest. Lees onze nieuwsbrief.
Ontvang de beste verhalen van Vrij Nederland in je mail, twee keer per week.

En als Kate dan komt met: ja-maar-Greta-zegt, doe ik er goed aan te antwoorden dat Greta ook niet bang is dat het water haar vanavond aan de lippen zal staan en dat zij ook gewoon lekker gaat slapen.

Hier kan ik iets mee. Maar eerst moet er een verlanglijstje voor de Sint opgesteld worden. Bovenaan Just Dance 2020, op twee een leren broek (??) maar bij drie blijft haar pen even hangen boven het papier.
‘Je wilde toch heel graag Cluedo?’
Ze knikt. ‘Ja ik wil graag Cluedo, maar zit daar veel plastic in?’
‘Een beetje, maar geen wegwerpplastic dus als je erin slaagt dit keer niet binnen zes weken alle pionnetjes kwijt te raken is het niet zo erg.’
‘Dat is niet grappig.’
‘We moeten realistisch zijn. Zegt Greta dat niet ook?’
‘Wat is realistisch?’
‘Trouw zijn aan wat er echt aan de hand is.’
‘O ja, dan is zij heel reelistisch.’

Cluedo gaat op de lijst. Dan vouwt ze hem netjes op.
‘Zullen we nu nog een keer samen Alles is liefde kijken?’
‘Tuurlijk schat.’

We poppen de corn, we zingen mee met de titelsong: ‘Alles is liefde voor wie het kan. En voor wie echt durft te kijken. Voor wie iets durft te zoeken. Zelfs voor wie alleen nog maar het allerkleinste beetje durft te hopen.’

Als de goedheiligman weer ter aarde stort op de boot, kijkt Kate me aan met een beschermende blik in haar grote groene ogen: ‘Het is niet echt hè mama, Sinterklaas bestaat wel.’

Het bericht ‘Mam, gaan we eraan?’ Hoe je omgaat met klimaatzorgen bij je kind verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/klimaatzorgen-kinderen/

Schrijver T.C. Boyle: ‘De Amerikaanse ziel heeft nog een paar honderd jaar cultivering nodig’ (Vrij Nederland)

De weg van Los Angeles naar Montecito, de plaats waar schrijver T.C. Boyle woont, begint groen en kronkelt door de heuvels langs de Californische kustlijn. Halverwege zijn er steeds vaker verdorde vlaktes met zwartgeblakerde plantenresten te zien aan beide kanten van de weg. Hier en daar de asresten van een huis.

Vervreemdend zijn de stukken waar de natuur door vuur is weggevaagd, maar de huizen stand hebben gehouden. Tijdens de heftigste bosbranden die Californië ooit heeft moeten doorstaan, in 2017, huurden rijke bewoners privébrandweerlieden in om hun huizen te redden toen alles in de wijde omgeving platgebrand werd. Een scenario dat in een van de romans van Boyle had kunnen voorkomen, waarin de natuur vaak haar eigen plan trekt en een verdeling zichtbaar maakt tussen Amerikanen die de middelen hebben om zich te beschermen en landgenoten die dat niet kunnen.

Boyle woont in het George C. Stewart House, het eerste woonhuis dat Frank Lloyd Wright in Californië ontwierp. Het huis ligt op een heuvel verscholen tussen de bomen. Het doemt achter het hek van de tuin op als een Japanse tempel.

Boyle komt aangelopen. Hij draagt een pet met het logo van de L.A. Dodgers, een bomberjack en door zijn oor steekt een ringetje. Hij leidt me rond, eerst door het huis. Het Stickley meubilair met groenleren bekleding past perfect bij de prairie-stijlomlijsting van de ruimte en er staan kasten vol met zijn eigen boeken vertaald in vele talen. Boyle’s nieuwe roman Outside Looking In is net gedrukt en ligt op een bijzettafel. Hij gaat me voor naar het terras achter het huis, waar hij thee en crackers met humus heeft klaargezet.

‘Ik heb vroeger iedere vorm van drugs geprobeerd. Maar ik zou het nu niet meer kunnen. Mijn brein is te fragiel, één stap verwijderd van totale gekte.’

Mentaal verslavend

Terwijl hij thee inschenkt, vertelt hij over Outside Looking In, waarin een groep studenten en wetenschappers rondom Timothy Leary wordt gevolgd. Leary deed in de jaren zestig onderzoek naar LSD op Harvard en verzamelde een groep volgelingen om zich heen die onder het mom van onderzoek naar bewustzijnsverruiming zelf proefpersoon waren en steeds verder gingen in het gebruik van het middel.

‘LSD heeft recentelijk een comeback gemaakt in de maatschappij. Niet als partydrug, maar zoals het oorspronkelijk bedoeld was: om het kritische brein te omzeilen.’

Door LSD worden in de hersenen nieuwe verbindingsbanen aangelegd, en banen die zijn ingesleten worden erdoor stilgelegd. Het middel mag dan volgens aanhangers een positieve uitwerking hebben op creativiteit, volgens Boyle werkt het mentaal verslavend. En hij kan erover meepraten. ‘Ik heb vroeger iedere vorm van drugs geprobeerd. Maar ik zou het nu niet meer kunnen. Mijn brein is te fragiel, één stap verwijderd van totale gekte.’

Een nieuwe conventie

Toch dook Boyle nogmaals in de ervaring, dit keer als schrijver. Hij onderzocht wat die exploratie van de geest onder leiding van ‘een Guru’ met je doet. Wiens pad volg je dan? En wat doet dat met je leven, je ambities en met je eigen gedachtes?

Wat hij ontdekte? ‘Better do your own thing.’ Hij laat zien dat het doorbreken van conventies een nieuwe conventie kan worden, dat ook het experiment gaat vervelen en dat het onderzoek naar het innerlijk langzaam afglijdt tot een vorm van afleiding waarin het alleen nog gaat om de roes.

‘Komt alles tegelijkertijd binnen, in een ononderbroken stroom, dan worden we gek. Dat is wat LSD doet.’

Om ons heen fluiten vogels, ergens in het dal stroomt water, de geur van schimmel komt ons tegemoet, een buurman is zijn gras aan het maaien. Als we even stilvallen, merken we de geluiden en geuren een voor een op. ‘Gelukkig kunnen we al die verschillende indrukken ook uitschakelen als we met elkaar praten,’ zegt Boyle. ‘Komt dat allemaal tegelijkertijd binnen, in een ononderbroken stroom, dan worden we gek. Dat is wat LSD doet.’

Voor hem heeft het schrijfproces dezelfde uitwerking op het brein, zonder dat er een middel aan te pas hoeft te komen. ‘Het schrijven zelf bevrijdt de geest. Als ik schrijf is mijn brein wel degelijk aan het werk, maar ik zou willen zeggen dat 95 procent van het schrijven voortkomt uit het onderbewuste en slechts 5 procent uit het bewuste brein. You’re off to a trip on your own.’

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2019/07/HH-67240049-2-1280x1601.jpg

Een goed hart

Dan springt hij op en gebaart me mee te lopen naar een deel van de tuin vanwaar we uitkijken op de zee. Het huis van Boyle ligt ingeklemd tussen de oceaan aan de ene kant en de bergen aan de andere kant. Het overleefde in 1925 een aardbeving, ontsnapte in 2007 ternauwernood aan een bosbrand en werd in 2017 net niet meegevoerd door de modderstroom die voor het huis naar beneden gleed en grote delen van het stadje met zich meetrok.

Terwijl we rondlopen wijst hij naar verschillende plekken in de tuin. Hij weet over iedere boomstronk een verhaal te vertellen.

Zijn vertelstem komt me bekend voor uit zijn boeken, waarin hij de ruimte neemt om personages, omstandigheden en omgevingen tot in de kleinste details te beschrijven. Zodat je als lezer bij het dichtslaan van zijn romans het gevoel hebt afscheid te moeten nemen van een plek die je gedurende een paar honderd bladzijdes bent gaan bewonen en van personages die vaak gefrustreerd en onvoorspelbaar zijn, maar ook een goed hart hebben.

‘Ik schrijf over situaties die ik niet ken om ze te leren kennen. Daar gaat weinig research aan vooraf, het onderzoek zit in het schrijven zelf. Toevallig heb ik een talent om me in een ander persoon te verplaatsen, in mijn geval zijn dat vaak personages die onbekend voor me zijn.’

Vaak gaan zijn verhalen over groepen mensen die in de media en in de volksmond worden gestereotypeerd. Zo schreef hij over illegale Mexicaanse immigranten in Amerika, de Civil Rights Movement, de hippiebeweging, dierenrechtenactivisten en mensen die hun leven in handen van een andere ideologie leggen.

Totale improvisatie

‘Mijn verhalen komen voort uit empathie. Ook voor personages waarvan ik het gedrag niet goedkeur, zoals David Lejoy uit Na de barbarij, een monsterlijk persoon. Toch wil ik hem begrijpen, zien waar zijn visie vandaan komt. De lezer mag vervolgens zelf bepalen wat hij ervan vindt. Ik wil geen betekenis opleggen, voor iedereen is die anders.’

Het is een vorm van empathie waarmee hij een totaalbeeld geeft van de mens waar hij zich in inleeft, geen ideaalbeeld. De personages in Boyle’s boeken zijn vaak tolerant en progressief, totdat ze in een situatie belanden waarbij ze de controle verliezen en zichzelf stukje bij beetje toestaan een grens over te gaan. Woede over het verlies van een hond, de roof van een tas of het krijgen van een bekeuring leidt zo tot een innerlijke verschuiving en eindigt vaak in het negeren van de wet, het uitsluiten van een groep mensen op basis van hun identiteit of het plegen van een moord.

‘De grens tussen goed en kwaad is minder duidelijk dan we vaak denken.’

In de roman Wie storm zaait kruipt Boyle in de huid van Adam, die schizofreen is en in zijn waanzin twee mensen vermoord. ‘Hij is een moordenaar, maar als je in zijn geest kruipt, zie je iets anders dan je zou zien in een Hollywoodfilm. De grens tussen goed en kwaad is minder duidelijk dan we vaak denken.’

Boyle is benieuwd naar mensen die ongebruikelijke standpunten innemen: wat gaat er in die persoon om? ‘Ik ga op reis door de verbeelding, zonder te weten waar het heen gaat of wat eruit komt. Het is totale improvisatie en daardoor ontdek ik altijd iets nieuws.’

Lees ook Literair criticus Jeroen Vullings over Wie storm zaait: Een diep verontrustende pageturner 18 september 2015 Het motto van Wie storm zaait luidt: ‘In wezen is de Amerikaanse ziel hard, gesloten, stoïcijns, dodelijk. En nog steeds niet milder geworden.’ (D.H. Lawrence). Is dat zijn conclusie, na die Amerikaanse ziel via zijn romans in vele hoedanigheden onderzocht te hebben? ‘Amerika is een jong en pionierend land en we hebben inheemse volkeren afgeslacht om dit land te bouwen. Er heerst nog steeds een frontier-mentaliteit. Kijk naar onze president, kijk naar het achterland van Amerika, dat is conservatief en gewelddadig. Ik denk dat de Amerikaanse ziel nog een paar honderd jaar cultivering nodig heeft, zoals de Europeanen.’

Dierlijke impulsen        

In De tortillagrens, een verrassend profetische roman die hij in 1996 schreef, verkent Boyle het landschap waarin een Mexicaans koppel (Cándido en América) terecht komt als ze hun geluk willen beproeven in Amerika. Een Amerikaans gezin (Delaney en Kyra) woont in een gemeenschap waar stemmen op gaan om een muur te bouwen rond de wijk om ongewenste indringers buiten te houden.

Als Delaney Cándido aanrijdt, raken hun levens onbedoeld en ongewild met elkaar vervlochten. Delaney, die principieel tegen het demoniseren van anderen op basis van ras of afkomst is, krijgt door de persoonlijke inmenging en het schuldgevoel dat er ontstaat, ineens een reden om toch te stemmen voor de muur. Zo probeert hij de gevoelens waar hij niet mee om kan gaan buiten de deur te houden. Uiteindelijk is zelfs de muur niet genoeg om Delaneys geweten te sussen en besluit hij zijn wapen op te pakken.

Boyle laat zien dat we de onbewuste neiging hebben om anderen buiten te sluiten zodra we het gevoel hebben dat iets van ons weggenomen kan worden.

Boyle laat zien dat we onbewust geneigd zijn om anderen buiten te sluiten zodra we het gevoel hebben dat iets van ons weggenomen kan worden. Vooroordelen die we met ons gezonde verstand ontkrachten, kunnen door ons instinct ieder moment worden geactiveerd. ‘We worden nog steeds door dierlijke impulsen aangestuurd.’

De tortillagrens is relevanter dan ooit, het gaat over het probleem van deze tijd: We bouwen een muur en wie sluiten we buiten en wie sluiten we in? In de hele wereld is een oorlog om grondstoffen gaande. Er zijn meer dan 7,5 miljard mensen die de aarde langzaam opeten. De onderklasse wordt verdrukt. Het klimaat warmt op. We hebben een vluchtelingencrisis. Als de zeespiegel stijgt en Bangladesh overstroomt, waar gaan al die mensen naartoe? En wat gaan ze eten? Grondstoffen zijn schaars en ruimte wordt dat ook.

De wereld wordt bestuurd door gangs die het territorium alvast verdelen, voor als alles straks op is. Denk aan Poetin, maar ook aan IS. Ze doen alsof ze hardcore islamisten zijn, maar eigenlijk zijn het gangs, ze willen je vrouw, je auto en je hond. De opkomst van extreemrechtse partijen is eenzelfde reactie op deze ontwikkeling: Fuck you, you come from a shithole country, you can die. Een deprimerende ontwikkeling.’

Ondanks zijn empathisch vermogen, of misschien dankzij, kan Boyle het niet helpen dat hij ziet dat er een hoop mankeert aan onze soort. Hij is pessimistisch: ‘We maken het milieu kapot, een groot deel van de diersoorten verdwijnt door ons toedoen, hoe kan iemand daar vrolijk van worden? Mijn plezier komt uit mijn nabije relaties, uit de natuur en uit het schrijven.’

Hij wijst naar de zee, de zon gaat zo onder en meestal gaat hij op dit moment van de dag naar het strand om naar de zonsondergang te kijken. De dag ervoor kwam hij erachter dat het de laatste dag van het jaar was waarop hij de zon zou zien verdwijnen in de zee; vanaf vandaag gaat de zon onder achter een berg. Vanavond gaat hij niet naar het strand maar pakt hij de auto naar het stadje en neemt hij zijn vrouw mee uit eten.

Het bericht Schrijver T.C. Boyle: ‘De Amerikaanse ziel heeft nog een paar honderd jaar cultivering nodig’ verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/t-c-boyle-amerikaanse-ziel/

De zeespiegelstijging is een groter probleem dan we denken. En Nederland heeft geen plan B (Vrij Nederland)

Natuurlijk, dijken worden opgehoogd en rivieren krijgen hier en daar wat extra ruimte. Maar is dat voldoende? En vooral: voor hoe lang? De zeespiegelstijging is nog lang niet voorbij en gaat mogelijk een stuk sneller dan we eerder dachten. De grote vraag is of het Nederland zoals we dat nu kennen wel te handhaven is.

In dit verhaal komen diverse Nederlandse zeespiegelspecialisten aan het woord, die tot nog toe hun zorgen vooral uitten binnen de eigen kring. Zo hebben klimaatonderzoekers en glaciologen groeiende twijfels over de stabiliteit van de Antarctische ijskap. De zeespiegelstijging kan hierdoor fors versnellen. En dat heeft grote consequenties voor Nederland, aldus deskundigen die kijken naar de gevolgen van de zeespiegelstijging. Om het zeewater tegen te houden, moeten de dijken hoger. De polders daarachter komen dan relatief dieper te liggen, waardoor ze kwetsbaarder worden, en ook duurder in onderhoud. En die hogere dijken vormen ook zelf een probleem: ze voorkomen natuurlijke opslibbing, waardoor onze delta niet kan meegroeien met de oprukkende zee.

In wat voor land willen we leven?

De experts hebben één gedeelde zorg: Nederland heeft geen Plan B, voor als de zeespiegel sneller gaat stijgen dan waar we rekening mee houden in het Deltaprogramma. We hebben er ook geen volwaardig maatschappelijk gesprek over. Terwijl dat gesprek noodzakelijk is. Niet in de toekomst, maar nu – omdat er nu belangrijke keuzes te maken zijn. Meewegend dat het véél tijd kost om plannen te maken en uit te voeren.

Reductie van de CO2-uitstoot en dijkverhogingen zijn maar het halve verhaal. De andere waarheid is dat ze ook tezamen op termijn mogelijk ontoereikend zijn om de laaggelegen delen van ons land te behouden.

Reductie van de CO2-uitstoot en dijkverhogingen zijn maar het halve verhaal. De andere waarheid is dat ze ook tezamen op termijn mogelijk ontoereikend zijn om de laaggelegen delen van ons land te behouden. Het poldermodel (in dit geval letterlijk te nemen) heeft grenzen: fysieke én meer subjectieve. Fysieke grenzen volgen uit de harde wetenschap: hoe snel gaat de zeespiegel stijgen – en hoeveel kunnen we eigenlijk aan? De subjectieve zijn een kwestie van smaak: in wat voor land willen we leven (zolang het mogelijk is)?

Het onderliggende verhaal

Maar voor we het hebben over toekomstprojecties moeten we eerst naar het onderliggende verhaal. Wie het zeespiegelonderzoek de afgelopen jaren heeft gevolgd, ziet een toename in het ijsverlies op zowel Groenland als Antarctica. Ook uit satellietwaarnemingen blijkt dat de zeespiegelstijging mondiaal aan het versnellen is. In de twintigste eeuw lag de wereldwijd gemiddelde snelheid onder de 2 millimeter per jaar, na de eeuwwisseling was het al rond de 3 millimeter en in de afgelopen tien jaar is dat opgelopen naar 4,3 millimeter per jaar. Die versnelling zal doorzetten, maar het is natuurlijk onzeker hoe hard. De vooruitzichten voor het vervolg van deze eeuw lijken steeds somberder te worden. Rekende het laatste IPCC-rapport (2013) nog in decimeters, nu komen steeds vaker studies voorbij – ook van ons eigen KNMI – die rekenen in meters, als alles tegenzit. Daarbij wordt uitgegaan van blijvend hoge CO2-emissies en mogelijke processen die het smelten en afbreken van ijs aan de randen van de grote ijskappen versnellen. Als je daar bovenop ook nog een statistische pechmarge meeweegt, kom je op het meest ongunstige scenario: een zeespiegelstijging van 292 centimeter in 2100.

Blijf vrij van geest. Sluit je aan bij VN
Als je minder onzin leest, heb je meer tijd om zelf na te denken.
Als je minder onzin leest, heb je meer tijd om zelf na te denken.
Word nu abonnee voor maar 4,99

Die bovengrens is bijna het drievoudige van wat wetenschappers een jaar of tien geleden voor mogelijk hielden. Nou is het meest ongunstige scenario bepaald niet het meest waarschijnlijke. Maar ook 1 meter is veel water. En nog veel belangrijker: het houdt niet op na 2100. Integendeel: de mens zet op dit moment een zeespiegelstijging in gang die het uiterlijk van onze planeet voor millennia zal beïnvloeden. Het is vrij zeker dat de ijskappen op Groenland en West-Antarctica op die lange termijn al niet meer te redden zijn, net als vrijwel alle gebergte­gletsjers. Tel daar de expansie van opwarmend oceaanwater bij op, en een minimum is een meter of tien aan uiteindelijke zeespiegelstijging – en daarbij moeten we dan alles op alles zetten om zoals in Parijs is afgesproken (‘ruim’) onder de 2 graden te blijven en liever nog onder de anderhalve graad.

Als we onverminderd doorgaan met het gebruik van fossiele brandstoffen, kan de opwarming zelfs voorbij de 4 of 5 graden schieten. We hebben het dan over een zeespiegelstijging van zo’n 55 meter.

Dat doen we bepaald niet, getuige het laatste UNEP Emissions Gap Report, dat laat zien dat er een grote kloof bestaat tussen beloften en werkelijk beleid. Wereldwijd zitten we nog steeds dicht bij business as usual-emissies – en dan zijn de risico’s groot dat we voorbij diverse kantelpunten gaan. Wat dat inhoudt? Als de mens deze eeuw onverminderd doorgaat met het gebruik van fossiele brandstoffen, waar veel landen momenteel op inzetten, kan de opwarming zelfs voorbij de 4 of 5 graden schieten en komen ook grote delen van Oost-Antarctica op de wip. We hebben het dan over een zeespiegelstijging van zo’n 55 meter. Die volledige stijging duurt een paar duizend jaar, maar in dit scenario gaat het al veel eerder ernstig knellen: 2 meter in de huidige eeuw, nog eens 5 meter in de eeuw erna – om maar wat illustratieve cijfers in te vullen.

Niet langer zelf in de hand

Eén ding staat vast: we hebben onze toekomst niet langer zelf in de hand. Nederland is voor z’n voortbestaan direct afhankelijk van het succes of het falen van het huidige internationale klimaatbeleid. En omdat het heel onzeker is of daar echt resultaten zullen worden geboekt, moeten we – vinden de experts – als land een volwaardig plan hebben dat óók de mogelijkheid dat we het niet gaan redden meeweegt. En onze alternatieven in beeld brengen.

‘We moeten een gecontroleerde terugtrekking op termijn gaan overwegen,’ zegt polair meteoroloog Michiel van den Broeke van het Instituut voor Marien en Atmosferisch onderzoek (IMAU) van de Universiteit Utrecht. Hij beklemtoont dat er grote onzekerheden zijn als het gaat om bijvoorbeeld het ijsverlies op Antarctica. Nu is dat nog kleiner dan op Groenland, maar het ijsverlies is in de afgelopen tien jaar wél verdrievoudigd. Zet die versnelling door?

‘We moeten een gecontroleerde terugtrekking op termijn gaan overwegen,’ zegt polair meteoroloog Michiel van den Broeke.

Van den Broeke krijgt bijval van zijn Utrechtse collega Roderik van de Wal: ‘De enorme effecten op lange termijn worden doorgaans veronachtzaamd. In Nederland bestaat erg de houding dat we met adaptatie de problemen wel zullen oplossen. Dat is een misvatting.’

Ook glacioloog en docent klimaatverandering Michiel Helsen roept op tot een maatschappelijke discussie: ‘Is wonen onder zeeniveau nog wel verantwoord? Op termijn is het mogelijk dat we West-Nederland niet kunnen behouden. Het lijkt me zinvol voor de maatschappij om de discussie te voeren welke delen van Nederland we tot welke prijs willen verdedigen.’

Van de Wal: ‘Als we zo doorgaan, zal een groot deel van Nederland opgegeven moeten worden. Verhuizen naar Duitsland zou een onderwerp van gesprek moeten zijn. Op een gegeven moment is er namelijk geen weg meer terug. En al binnen tien of twintig jaar zullen we de vaststelling kunnen maken dat dat punt gepasseerd is.’

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2019/02/DomTower_WEB_preview-2-640x905.jpg

Omgaan met onzekerheden

Is er bij beleidsmakers en politici wel voldoende belangstelling voor en kennis over de langetermijngevolgen van de zeespiegelstijging? ‘Voor zover ik weet, wordt er door de overheid voor de lange termijn weinig nagedacht over alternatieven voor het kustbeleid, anders dan het opspuiten van zand en het ophogen van dijken,’ zegt Caroline Katsman, hoofddocent fysische oceanografie aan de TU Delft. Katsman was eerder werkzaam als een van de zeespiegelonderzoekers van het KNMI en is in Nederland een autoriteit die de onderliggende wetenschap onderzoekt – dat wil zeggen de aaneengeschakelde keten van processen als gevolg van een opwarmend klimaat. Smelt van ijskappen, thermische expansie van oceaanwater, mogelijke veranderingen in oceaanstromingen en windpatronen: het heeft allemaal invloed op de zeespiegel­ontwikkeling – en het vereist allemaal gespecialiseerd onderzoek.

Dat geldt ook voor de specifieke gevolgen van de zeespiegelstijging voor onze delta. Hoe zullen rivieren en sedimentkusten gaan reageren? En hoe lang kan de mens de situatie nog naar zijn hand zetten?

‘Als het gaat om zeespiegelbeleid moet je kunnen omgaan met onzekerheden. Je kunt niet wachten tot je precies weet wat er gaat gebeuren. Als je het zeker weet, dan gebeurt het al – en zou het bovendien veel te snel kunnen gaan.’

Tijd om aan te kloppen bij Marjolijn Haasnoot. Zij is werkzaam als senior-onderzoeker klimaat & water bij kennisinstituut Deltares en een expert als het gaat om zeespiegeladaptatie. Haasnoot is hoofdauteur van bijlage B van het rapport Deltaprogramma 2019 dat in september verscheen. Hierin werd voor het eerst gekeken naar effecten voor Nederland van nieuwe, mondiale zeespiegelscenario’s die door het KNMI vertaald waren naar de Nederlandse kust. Deze nieuwe projecties geven aan dat de zeespiegelstijging deze eeuw fors sneller kan verlopen dan eerder gedacht. Hoevéél sneller blijft onzeker, onder meer omdat we niet weten hoe de complexe smeltprocessen langs de randen van grote ijskappen uitpakken. Maar zeker is, zo stelt Haasnoot, dat afwachten niet de beste strategie is. ‘Voor alle maatregelen is tijd nodig. Nu is de tijd er nog om daarover na te denken en een goed plan te maken – zodat we ook nog tijdig kunnen implementeren. Als het gaat om zeespiegelbeleid moet je kunnen omgaan met onzekerheden. Je kunt niet wachten tot je precies weet wat er gaat gebeuren. Als je het zeker weet, dan gebeurt het al – en zou het bovendien veel te snel kunnen gaan.’

Lees ook Dit is 'Henk the water guy', de Nederlander die de wereld leert niet te verzuipen 1 september 2017
We moeten kiezen

Hoe ziet zo’n plan voor Nederland over honderd of tweehonderd jaar er dan uit? Twee jaar geleden organiseerde Deltares een speciale ‘zeespiegel-hackathon’. Centrale vraag: wat betekent een veel hogere zeespiegel en hoe kunnen we Nederland inrichten als de zeespiegelstijging inderdaad sterker gaat stijgen dan we voorheen dachten? De door Deltares gestelde uitdaging was fors: 3 meter in deze eeuw, nog eens 5 meter in de eeuw erna. Uit de creatieve brainstorm kwamen vier hoofdrichtingen: twee waarin we op onze plek blijven, één waarin we richting de Noordzee gaan (!) en een vierde waarin we doen wat elk weldenkend landzoogdier zou prefereren: onze biezen pakken en vertrekken naar hoger gelegen gebied.

Marjolijn Haasnoot kan als begeleider van die hackathon natuurlijk geen persoonlijke voorkeur uitspreken. Wel zegt ze dat het huidige plan is ontworpen op een stijging tot pakweg 1 meter, en dat ze verwacht dat er ergens tussen de 1 en 2 meter een kantelpunt ligt voor onze huidige strategie en dat daarna grote transformatieve ingrepen nodig zijn, waarvoor ze alternatieven gaan uitwerken. En ze maakt een heel belangrijk punt: we moeten kiezen.

Haasnoot noemt de vier uitgedachte scenario’s de ‘adaptatiepaden’. Als we van Nederland een fort maken, bouwen we gigantische dijken, maar vooral ook gigantische gemalen. Dat moet ook, omdat we op een gegeven moment al het water van de tegen die tijd lager dan de zee gelegen Rijn, Maas, Schelde en Eems over die enorme dijken heen moeten pompen. De energiekosten zullen hoog zijn – maar dat is niet het enige probleem, want door de enorme gemalen pomp je het zeewater via de bodem je polders in. Dat water krijg je wel weer weg, het zout niet, en dat is funest voor de landbouw in de huidige vorm. Je zou in plaats van een fort dan ook beter van een half poreuze badkuip kunnen spreken.

Een derde optie is de ‘aanvalsstrategie’: eilanden in zee bouwen.

De tweede optie erkent dat er grote veranderingen nodig zijn. Met zout grondwater kan de huidige Hollandse landbouw sowieso niet overleven, dus we kunnen net zo goed het water zelf binnenlaten – en dan heel veel ruimte geven aan de rivieren, die in brede estuaria nog net op eigen kracht kunnen afwateren naar zee. In die moerassige gebieden kun je dan steden op palen bouwen, gefundenes Fressen voor futurologen.

Een derde optie is de ‘aanvalsstrategie’. Deze is tijdens de hackathon niet besproken, maar een idee dat regelmatig naar voren komt: eilanden in zee bouwen. De aanval is de beste verdediging, zullen sommige mensen reflexmatig denken. Haasnoot: ‘Dit is niet vanzelfsprekend het beste idee. Eilanden kunnen golven breken, maar zullen hoger gebouwd moeten worden en ook verbonden moeten worden met het vasteland om het land ook op de langere termijn tegen een hoge zeespiegelstijging te verdedigen. Ook dan moeten we op termijn de rivieren uit de lage delta pompen en zal er zout water via de ondergrond naar binnen dringen.’

Ruïnes van verlaten Vinex-wijken

Dan rest ons nog een vierde optie, en daar wil eigenlijk niemand het over hebben: de huidige kustlijn opgeven en het hogerop zoeken. Omdat steeds dieper onder de zeespiegel zakken niet alleen onveilig is, maar mogelijk ook te duur wordt. Het taboe om ook dit scenario volwaardig te kunnen bespreken, moet worden doorbroken, vinden de geïnterviewden, vanuit de gedachte dat je bij mogelijk verslechterende ontwikkelingen maar beter een plan kunt hebben om de schade zo veel mogelijk te beperken – mocht het zover komen. En om te kunnen becijferen vanaf welke zeespiegelstijging het beter wordt te gaan.

‘Midden-Nederland en Drenthe worden kapen in een nieuwe kustlijn,’ zegt hij. ‘Het is logisch als mensen zich daar gaan vestigen. Maar wat aan Nederlands grondgebied overblijft, is aan de krappe kant, dus velen zullen moeten uitwijken.’

Inderdaad, het wordt ook een kosten-baten-verhaal. Fysisch geograaf Kim Cohen van de Universiteit Utrecht, hoofddocent in ‘coastal dynamics, fluvial systems and global change’, schetst een terugtrekkingsscenario dat in de 22ste eeuw kan beginnen: ‘Midden-Nederland en Drenthe worden kapen in een nieuwe kustlijn,’ zegt hij. ‘Het is logisch als mensen zich daar gaan vestigen. Maar wat aan Nederlands grondgebied overblijft, is aan de krappe kant, dus velen zullen moeten uitwijken over de grens.’ En wat gebeurt er dan in de gebieden waaruit de mens zich terugtrekt? Cohen: ‘Daar ontstaan nieuwe biotopen en er zal daar plaatselijk veel modder uit de Rijn worden ingevangen in de verdronken ruïnes van verlaten Vinex-wijken. Gebieden met Randstedelijke hoogbouw blijven als eilanden over – mogelijk bewoond door een beperkt aantal mensen.’

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2019/02/Windmills_WEB_preview-2-640x905.jpg

Houdbaarheidsdatum

Grote vraag is hoe je van zulke verre toekomstbeelden kan vaststellen wat de consequenties zijn voor het heden. Welke beslissingen moet je nemen? Marjolijn Haasnoot vindt dat bij de bouw van grote infrastructurele projecten anno 2019 de houdbaarheidsdatum veel beter moet worden meegewogen. Hoe kunnen we zo investeren dat we er later geen spijt van krijgen en dat we flexibel kunnen inspelen op de veranderingen die komen? ‘In het verleden namen we beslissingen over heel grote infrastructurele projecten voor een termijn van honderd of tweehonderd jaar. Als je dat nu zou doen, moet je rekening houden met een potentieel heel grote zeespiegelstijging. Een alternatief is om adaptief te bouwen, zodat je het makkelijk kunt aanpassen of uitbreiden, mocht dat nodig zijn.’

‘De snelheid van de stijging zou wel eens de game changer kunnen zijn. Als het heel langzaam gaat, kunnen we ons aanpassen, maar als het allemaal heel snel gaat, dan hebben we misschien wel te weinig tijd.’

Wat is eigenlijk de grotere zorg: de snelheid van de zeespiegelstijging of de uiteindelijke hoogte van het water? Haasnoot: ‘De snelheid van de stijging zou wel eens de game changer kunnen zijn. Als het heel langzaam gaat, kunnen we ons aanpassen, maar als het allemaal heel snel gaat, dan hebben we misschien wel te weinig tijd. Niet alleen natuurlijke systemen zoals de Waddenzee en de bekkens in de zuidwestelijke delta kunnen het dan niet meer bijhouden, ook voor onze eigen adaptatiemaatregelen wordt het dan moeilijk.’

Wat is de toekomst van de Zeeuwse delta? Wat zijn daar de risico’s? Haasnoot: ‘Als we op dezelfde weg doorgaan, is de stormvloedkering op een gegeven moment vrijwel permanent dicht om overstroming van het Zeeuwse achterland te voorkomen. De Oosterschelde wordt dan ook steeds dieper, want daar gaat geen sediment meer in. Er zijn eigenlijk twee opties: óf je maakt het helemaal dicht en gaat er op die manier wonen, óf je zegt: misschien moeten we dat wel gewoon teruggeven aan de natuur  en moeten we ons richten op andere gebieden om te gaan wonen.’

Tot nu toe is het én-én: we maken het veilig én we behouden, bijvoorbeeld in de Oosterschelde, de ecologische waarden van getij en zoet-zout-overgangen – maar, zegt Haasnoot, ‘het is de vraag of dat in de toekomst nog bij elkaar past.’

De zee vrij spel

Alle experts die we spreken, zijn het erover eens dat de Waddenzee als eerste de gevolgen zal gaan merken van de zeespiegelstijging. Daar begint verdrinking van wadplaten al vanaf een relatieve zeespiegelstijging van circa 6 millimeter per jaar. Volgens het recente rapport van de Deltacommissaris kan die kritische verdrinkingsgrens over een jaar of tien à vijftien al overschreden worden – als eerste in de westelijke Waddenzee. Die verdrinking is ironisch genoeg mede het gevolg van onze dijken. Daardoor kan de Waddenzee zich immers niet landinwaarts bewegen, de natuurlijke reactie van kust­ecosystemen op zeespiegelstijging.

Bij een stijgende zeespiegel is het sowieso eigenlijk beter als de zee vrij spel heeft. Natuurlijk begroeide kleigebieden – denk aan de kwelders rondom de Waddenzee of de schorren van het Verdronken Land van Saeftinghe in Zeeuws-Vlaanderen – kunnen, zolang ze beschermd worden voor erosie door golfslag, sneller meegroeien dan wadplaten en slikken.

Als je boven op de dijken staat en goed kijkt, kun je al zien waar het land hoger is: de kwelders en de schorren liggen boven zeeniveau. De ingedijkte landbouwgronden niet meer.

Het zijn dit soort gebieden die Maarten Kleinhans, hoogleraar fysische geografie aan de Universiteit Utrecht, op het oog heeft als nieuw in te richten wisselpolders. Anno 2019 zijn deze eens uitgestrekte kust-ecotopen gemarginaliseerd tot piepkleine stukjes land, die tijdens de agrarische expansie bijna per ongeluk buitendijks zijn gebleven. Maar als je boven op die dijken staat en goed kijkt, kun je al zien waar het land hoger is: de kwelders en de schorren liggen boven zeeniveau. De ingedijkte landbouwgronden niet meer. ‘Men kan nogal furieus reageren op wisselpolders (zie het heftige verzet tegen het opgeven van de Hedwigepolder – red.), maar ze hebben tijd nodig om op te slibben en zijn juist te combineren met innovaties in de landbouw.’

Maar ‘bouwen met de natuur’ is slechts één puzzelstuk. Langs de rivieren zijn wisselpolders bijvoorbeeld al kansloos door de lage sedimentconcentraties, vertelt Kleinhans. En voor de laagste stukken kunnen ze niets meer betekenen, ‘want die gaan nu al kapot, zoals bij Gouda’.

Zand opspuiten

Het is sowieso de vraag of alle stukjes samen nog wel een volledige oplossing zijn. Daar keren de zeespiegelprojecties terug. ‘Eén meter, of twee, dat lukt nog met een combinatie van zandsuppleties, dijken en natuurlijke opslibbing,’ zegt Kleinhans. ‘Dus als regeringen zich daadwerkelijk aan Parijs zouden houden, dan is dit het scenario. Tel daar de directe klimaatveranderingseffecten bij op en dan hebben we het behoorlijk druk in Nederland. Maar als we op de huidige weg doorgaan, is het een volstrekt onrealistisch idee. Ik ben het helemaal eens met de inschatting dat als de zeespiegel meer dan anderhalf à twee meter gaat stijgen, we het niet meer gaan redden met dit land. We kunnen zand opspuiten op het strand en zo de Randstad beschermen, maar vergeten dan de zoutindringing onder de duinen door, de lage veengebieden, het belang van ecosystemen ook voor onze eigen voedselvoorziening, en vooral het feit dat de zee niet bij de kaart van Nederland ophoudt! Opstuwing van de rivieren komt bij zulke zeespiegelstijging tot aan de grens met Duitsland, maar zand suppleren in de Rotterdamse haven is nou niet echt handig, om maar een voorbeeld te noemen.’

‘In extreme scenario’s kan de zeespiegelstijging aan het einde van de eeuw oplopen naar 60 millimeter per jaar. Je hebt dan langs de hele kust om de 30 kilometer een hopper staan die continu aan het suppleren is.’

We hebben hierbij nog een probleempje: sediment is niet oneindig beschikbaar. Niet in de rivieren, maar ook niet in het kustprofiel. Om stranderosie te voorkomen, moeten we het nu al met baggerschepen halen van de bodem van de Noordzee. Bij een jaarlijkse stijgingssnelheid van 60 millimeter per jaar, wat onder de echte hoog-risicoscenario’s nog in de huidige eeuw kan gaan gebeuren, moet je denken aan twaalf megasuppleties per jaar. Nu hebben we er één keer één aangelegd, alweer acht jaar geleden: de Zandmotor bij Den Haag. Bij sterke versnelling van de zeespiegelstijging gaat de vereiste schaal van zandsuppleties gepaard met ontzettend veel onzekerheden, zegt Haasnoot. Spreidt het zand zich wel snel genoeg uit? Ze noemt de impact op de ecologie (bodemleven) en op het toerisme. ‘In extreme scenario’s kan de zeespiegelstijging aan het einde van de eeuw oplopen naar 60 millimeter per jaar. Je hebt dan langs de hele kust om de 30 kilometer een hopper staan die continu aan het suppleren is.’

Tja, toerisme: dat is natuurlijk een betrekkelijk geringe zorg als je als land al half aan het verzuipen bent. Aan de andere kant: waar moet onze economie straks dan nog wél op draaien? Samen met de zuidwestelijke delta heeft ook Rotterdam, onze belangrijkste handelsmotor, als een van de eerste een groot probleem. En met de letterlijk verdampende veenpolders van het Groene Hart (veen oxideert immers door drainage, daarom worden de polders ook elk jaar dieper) en steeds verdere zout­indringing via grondwater en rivieren, dreigt een streep te gaan door de klassieke Hollandse landbouw – eveneens een miljardenindustrie. Gasbaten, waar we ooit dure deltawerken en sociale voorzieningen van financierden, zijn nu al bijna opgestookt. Nederland wordt een ontwikkelingsland, als je ook nog meeweegt hoeveel biljoenen we zullen moeten uitgeven aan adaptatie. Ergens bereik je je uiterste rek.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2019/02/IAmsterdam_WEB_preview-640x818.jpg

Boekhoudersrealiteit

We kunnen de vier opties uit de Deltares-hackathon stilaan reduceren tot twee hoofdlijnen: blijven (Plan A) en gecontroleerde terugtrekking (Plan B).

Maar eigenlijk hebben we het hier over een boekhoudersrealiteit. Als je er beter naar kijkt, is de scheidslijn tussen Plan A en Plan B helemaal niet zo scherp. Het meest simpele voorbeeld kun je zelf bedenken: dijken moeten niet alleen hoger, ze moeten ook een flink stuk breder – daar is nu niet overal ruimte voor. Heb daar maar eens een gesprek over, met iemand in een geel hesje en een ongunstig gesitueerd huis.

Die dijken zijn sowieso één groot dilemma. Waren ze ooit onze garantie voor een zorgeloos leven, we komen er nu steeds meer door in de knel, stellen fysisch geografen. Want óók in Plan A moeten we lokaal gaan terugtrekken, zodat er ruimte ontstaat voor natuurlijke opslibbing, noodzakelijk voor een toekomstbestendige kustlijn. Fysisch geograaf Kim Cohen: ‘In Plan A is de goedkoopste optie mét de natuur te werken.’ Het vereist dat we enkele primaire dijken doorsteken en dan terugvallen op een oeroude diepere verdediging met meervoudige dijkconcepten als de slaper, waker en dromer, lokaal zelfs terpen, zegt Kleinhans.

Duits als verplichte tweede taal

Zodra we in meer meters zeespiegelstijging gaan rekenen, glijden we ergens van Plan A in het nog niet bestaande Plan B. Cohen: ‘Je komt dan uit bij een scenario dat van Randstad Holland naar “Zandstad Veluwe” gaat, of waarin we gewoon aansluiten als deelstaat binnen Bondsrepubliek Duitsland. De twee grote vragen zijn dan: moet je zo’n terugtrekking plannen? En zo ja, hoe gaan we dat doen met zo min mogelijk pijn?’ Cohen geeft praktische voorbeelden van hoe Nederland zich zou kunnen voorbereiden op het opgeven van de Randstad. Je zou bijvoorbeeld vijftig jaar de tijd moeten nemen om hypotheeklasten op particulier eigendom in op te geven gebieden af te bouwen. En Duits zal een verplichte tweede taal moeten worden op de middelbare school.

‘Als de boel onder water gaat, zal het ook niet lekker lopen met onze landbouw en economie en kun je beter verder naar het oosten een leven opbouwen dan hier je kop in het zand steken.’

Kleinhans: ‘De kans dat onze kleinkinderen het hier droog houden, is te klein als we zo doorgaan. En als de boel onder water gaat, zal het ook niet lekker lopen met onze landbouw en economie en kun je beter verder naar het oosten een leven opbouwen dan hier je kop in het zand steken.’

In het boek The Collapse of Western Civilisation schetsten de Amerikaanse wetenschapshistorici Naomi Oreskes en Erik Conway het dystopische maar wetenschappelijk pijnlijk plausibele vervolg van klimaatverandering, nadat de mensheid er niet in slaagde de opwarming effectief te beteugelen. Nederland heeft in deze dystopie de twijfelachtige eer om als voornaamste illustratie te fungeren. Letterlijk op pagina nul, nog voor de echte tekst begint: ‘The nation formerly known as the Netherlands’ – een kaart van een grotendeels verdronken land anno 2300.

Die kaart staat er omdat de auteur een punt wilde maken en hoeft natuurlijk niet volledig accuraat te zijn. Die pakweg 15 meter stijging rond het jaar 2300 hoort bij het meest extreme scenario uit het begin van dit artikel, met een klimaatopwarming van 3 of 4 graden, misschien nog meer.

We vroegen Kim Cohen om er met kennis van de Nederlandse ondergrond, rivier- en kustsystemen en van onze cultuur van kust- en watermanagement een aangescherpte versie van te maken. Den Haag, Utrecht, Rotterdam en Amsterdam zullen onderlopen, en ook Groningen en Friesland verdwijnen van de kaart. Op zijn kaart zijn tevens mislukte pogingen tot klimaatadaptatie opgenomen – zoals restanten van de kustsuppletiezone en diepe putten waar het laatste makkelijk winbare zand lag. Wat geldt voor de vier grote steden van West-Nederland geldt ook voor Antwerpen, Gent en Brugge – de Schelde mondt direct in zee, waar eens Zeeland en aangrenzend Vlaanderen lag.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2019/02/schets-2.jpg

Kaart van Nederland in 2300 onder extreme zeespiegelstijging

Op verzoek van Vrij Nederland tekende fysisch geograaf Kim Cohen van Universiteit Utrecht op kaart in hoe hij denkt dat Nederland er anno 2300 uitziet. Het scenario schetst een eindbeeld: hoe het zou kunnen aflopen. Dit is geen kaart van ‘terugkrabbelen na een onvoorziene catastrofe’, maar laat het zien hoe Nederland zonder grote rampen door geleidelijke ontwikkelingen vanaf 2100 zal veranderen.

Cohen gaat er van uit dat tot het midden van de 22ste eeuw het huidige Deltaprogramma wordt gehandhaafd. Voor de kust wordt aanvankelijk op grote schaal zand gewonnen voor stranden en dijken rond de grote steden, zandfort Holland. Daarna stijgt het water zozeer door, tot circa 18 meter boven NAP, dat men niet anders kan dan landinwaarts terug te trekken.

Het Westen van Nederland is verdronken, een ondiepte resteert en de Amsterdamse grachtengordel is een paradijs voor duikers. Door ondiepten worden de golven wel gebroken waardoor zich rond hoogbouwclusters van steden als Amsterdam en Rotterdam en de grootste kustduingebieden Schouwen, Schoorl en Texel eilanden zijn geworden.

In Utrecht blijkt de 20ste-eeuwse hoogbouw van Hoog Catharijne toch nog een zegen: ze dient als golfbreker, waardoor de Dom het er nog lange tijd uithoudt. De Betuwepoort is de nieuwe Maasvlakte, gebouwd van gerecycled materiaal dat uit het terugtrekkingsgebied is meegenomen, dat is goedkoper dan zand winnen.

In Brabant en Overijssel zijn ‘neopolders’ aangelegd, net als in aangrenzende delen van België en Duitsland.

De Waddenzee is opgeschoven naar de Drenther Wadden.

Wij waken over u!

Goed om nog wat langer bij Zeeland stil te staan. Tijdens de klimaattop in Katowice in december 2018 was een Zeeuwse delegatie aanwezig om hun zorgen te uiten over de nieuwe inzichten van versnellende zeespiegelstijging. De Oosterschelde-stormvloedkering is er bijvoorbeeld helemaal niet op gebouwd, sprak wethouder Cees van den Bos van Schouwen-Duiveland – die opriep tot een volwaardige discussie.

Minister van Infrastructuur en Waterstaat Cora van Nieuwenhuizen (VVD) was er bij de NOS vlug bij om te zeggen dat ze de zorgen van de Zeeuwen goed begreep – en zelfs dat de uitkomst van Katowice ‘voor Nederland van levensbelang’ is. Maar ze stelde ook dat de discussie die Van den Bos wil al loopt. ‘Zo worden alle waterkeringen eens in de zes jaar tegen het licht gehouden. En werkt het KNMI aan nieuwe klimaatscenario’s voor Nederland,’ aldus de minister. Haar uitspraak illustreert de houding van politici en beleidsmakers in Nederland: gaat u allen rustig slapen, wij waken over u! Maar als je eens in de zes jaar met een zaklantaarn op een stormvloedkering schijnt, wordt-ie niet ineens twee of drie meter hoger – of beter nog, volledig oprekbaar. En om voor klimaatzaken te verwijzen naar het KNMI is in deze context ook een beetje pijnlijk, want bij het instituut is nog maar 1,2 fte beschikbaar voor zeespiegelonderzoek. Dat past helaas in een lange trend. Nederland had ooit de Rijks Geologische Dienst, een nationaal niet-commercieel onderzoekscentrum dat bij de enorme uitdagingen waar we in onze delta voor staan onmisbaar werk had kunnen verrichten. Maar toenmalig minister van Economische Zaken Hans Wijers (D66) besloot de dienst in 1997 op te heffen als onderdeel van de voortdurende privatiseringen.

De houding van politici en beleidsmakers in Nederland is: gaat u maar rustig slapen, wij waken over u! Maar als je eens in de zes jaar met een zaklantaarn op een stormvloedkering schijnt, wordt-ie niet ineens twee of drie meter hoger.

Er wordt gelukkig ook nog zeespiegelonderzoek gedaan bij het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), aan de Universiteit Utrecht (IMAU) en aan de TU Delft. Maar dit onderzoek moet concurreren met heel andere disciplines die allemaal vissen in dezelfde potjes van NWO.

Blijf vrij van geest. Lees onze nieuwsbrief.
Ontvang de beste verhalen van Vrij Nederland in je mail, twee keer per week.

Resultaat is dat geen van deze instituten geld heeft om een volwaardig eigen zeespiegelmodel te ontwikkelen, om de gevolgen van ijssmelt op duizenden kilometers afstand te kunnen doorrekenen voor de Nederlandse kust. ‘Terwijl dit slechts een paar jaar werk zou zijn,’ vertrouwt een van de specialisten me toe. (‘Nou ja, tien,’ zegt een ander – we moeten ijskappen integreren.) En dat zo’n model natuurlijk cruciaal is, als je werkelijk waarde hecht aan verbetering van zeespiegelscenario’s. Zelfs vanuit het ‘Nederlands Polair Programma’ is in de laatste ronde voor de komende vijf jaar geen geld naar voorspellend zeespiegelonderzoek gegaan. ‘Verbazingwekkend, gezien de urgentie van het onderwerp en de uitstekende beoordelingen van de ingediende onderzoeksvoorstellen door buitenlandse specialisten,’ aldus Michiel van den Broeke.

Linksom of rechtsom, het lijkt wel of we het echte verhaal van zeespiegelstijging in Nederland niet willen weten. Maar we moeten harde keuzes maken, en dat moment is nu.

Het bericht De zeespiegelstijging is een groter probleem dan we denken. En Nederland heeft geen plan B verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/zeespiegelstijging-plan-b/

Max van Weezel: ‘Ik dééd niet iets, ik doe nog steeds wat: ik ben journalist’ (Vrij Nederland)

‘Ga maar vast naar binnen Anet,’ zei Max van Weezel die 22ste maart tegen zijn vrouw. Zelf bleef hij nog even zitten in zijn auto, die hij vlak bij zijn huis aan de Amsterdamse Amstelkade had geparkeerd. Met weerzin nam hij zijn telefoon en begon te bellen: eerst de hoofdredacteur van Vrij Nederland, de eindredacteur van Argos en de redactiechef van Met het oog op morgen, daarna zijn andere opdrachtgevers. Zijn boodschap: ik kan voorlopig niet werken. Na het afbelrondje sloeg hij zijn handen voor zijn gezicht en barstte in huilen uit. De diagnose die hij zojuist in het ziekenhuis had gekregen loog er niet om: alvleesklierkanker.

‘Ik kan me beter druk maken of ik deze ziekte wel overleef, maar ik ben vooral bang dat ik niet meer kan werken en vergeten word.’

‘Het was een schizofreen jaar,’ zegt journalist Max van Weezel (1951). ‘Ik was doodmoe en heb krampachtig geprobeerd dat verborgen te houden voor mijn collega’s. Ik spaarde mijn energie om te vergaderen en presenteren, maar op zondag stortte ik in. Dan werd ik om halfzes ’s avonds doodmoe wakker. Ik was zo bang dat mensen zouden zeggen: Max kan het niet meer aan, we gaan hem vervangen. Intussen deed ik allerlei ziekenhuisonderzoeken om erachter te komen wat die extreme moeheid veroorzaakte.

Het is een beetje mesjogge. Ik kan me beter druk maken of ik deze ziekte wel overleef, maar ik ben vooral bang dat ik niet meer kan werken en vergeten word. Ik ga zo op in mijn werk, dat verandert niet nu ik ziek ben.’

Max komt overeind in het ziekenhuisbed in het AMC waar ik hem begin mei bezoek. Er loopt een sonde van zijn neus naar een zakje voeding in een rek naast zijn bed. Hij is in omvang gehalveerd en zijn fameus warme radiostem klinkt zacht.

We hadden aanvankelijk bij hem thuis afgesproken maar hij is met spoed in het ziekenhuis opgenomen omdat hij niet genoeg aansterkte na de ingrijpende operatie die volgde op de diagnose van 22 maart. We spreken elkaar op verzoek van Vrij Nederland, als oud-collega’s. ‘Het voelt een beetje als een in memoriam-interview,’ mompelt Max. ‘Maar het zal wel bedoeld zijn als een soort eerbetoon. Het is in elk geval een gelegenheid om terug te blikken.’

Was het het waard?

Max van Weezel is al 42 jaar een fenomeen op het Binnenhof en ver daarbuiten, geliefd en geducht onder parlementaire journalisten en politici. Altijd onderweg van Kamerdebat naar Nieuwspoortborrel kun je de Vrij Nederland-coryfee uittekenen in zijn zwarte Hardrockcafé T-shirt, met een sigaar in zijn mondhoek en een uitpuilende aktetas vol krantenknipsels onder zijn arm.

‘Laatst vroeg de geriater mij wat ik vroeger deed. Ik zei: nou, ik doe nog steeds wat, ik ben journalist.’

Tot voor kort presenteerde hij twee radioprogramma’s en een podcast, en schreef hij columns. Het onlangs verschenen boek Vrienden tegen wil en dank, de lessen van het tweede kabinet Rutte, dat hij samen schreef met Wilma Borgman van de NOS, was net af. En toen kwam aan zijn tachtigurige werkweek abrupt een eind.

‘Ineens ben ik aan bed gekluisterd en gaat het licht om tien uur uit,’ zegt Van Weezel. ‘Dat valt me rauw op mijn dak. Laatst vroeg de geriater mij wat ik vroeger deed. Ik zei: nou, ik doe nog steeds wat, ik ben journalist.’ Met een blik op zijn plastic polsbandje: ‘Maar hier ben ik nummer 8831914. Je wordt razendsnel patiënt.’

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2018/06/VN-MAX-3_preview.jpg

Intussen stromen de steunbetuigingen binnen, van oud-klas- en studiegenoten tot collega’s en politici. Lodewijk Asscher belt hem geregeld, Mark Rutte kwam op Koningsdag op ziekenbezoek en de fractie van de ChristenUnie liet weten voor hem te bidden. Lezers en luisteraars sturen emotionele berichten. ‘Ik heb nooit geweten dat ik zoveel voor ze beteken,’ zegt Van Weezel. ‘Ik vind het vertederend, maar het komt niet echt binnen. Ik heb steeds het gevoel dat het over een vroegere Max gaat, de Vrij Nederland– of Nieuwspoort-Max. Dat ben ik niet meer.’ Hij hijst zich uit het bed, stapt in zijn sloffen en doet een fluwelen kamerjas aan. ‘Kom, we gaan koffiedrinken in Starbucks. Even weg uit deze kamer.’

We slenteren naar de lift, het mobiele rek met sondevoeding duwt hij met zich mee. Even later zitten we in leren fauteuils van de koffiezaak, een dubbele espresso op de tafel voor ons. ‘Ik heb me decennia te pletter gewerkt voor Vrij Nederland,’ zegt hij na een slokje. ‘Op sombere momenten vraag ik me af: was het het waard?’

Hoe kwam je als twintiger bij Vrij Nederland terecht?
‘Ik wilde absoluut een baan in de journalistiek, ik wilde de wereld veranderen door geëngageerde stukken te schrijven. Als scholier had ik de studentenrevolutie in Parijs en Amsterdam zien losbarsten, daar wilde ik bijhoren. Ik vond het idee van democratisering heel sympathiek: iedereen is gelijk en heeft evenveel te zeggen, of je nu student of docent bent. Tijdens mijn studie politicologie ben ik jarenlang een linkse beroepsactivist geweest. Ik organiseerde demonstraties op het Binnenhof als bestuurslid van de Algemene Studentenvereniging Amsterdam en sloot me aan bij allerlei sektarische linkse clubjes en later bij de CPN.’

Je zocht een groep om bij te horen.
‘Ik zocht vooral gelijkgestemden. Die vond ik bij Vrij Nederland. Ik had me suf gesolliciteerd maar steeds nee te horen gekregen. En toen bood adjunct Joop van Tijn me na een gesprek meteen een baan aan. Wow, dacht ik.

‘Dankzij VN ben ik een groot kenner van Beaujolais-wijnen en oesters.’

Bij VN werkten allemaal mensen uit de democratiseringsbeweging, het blad straalde verzet uit. Ik voelde me er thuis en al snel was ik 24/7 into Vrij Nederland. Er heerste een familiesfeer met bloederige conflicten, het was een soort sekte. We trokken altijd met elkaar op. Na de redactievergadering gingen we drinken in literair café De Engelbewaarder, daarna eten in de buurt van de Zeedijk en dansen in Odeon. Hoofdredacteur Rinus Ferdinandusse en Joop kregen menig restauranthouder zo gek dat ze de keuken ’s avonds laat nog voor ons opengooiden, na de deadline. Die rare combinatie van links idealisme en bourgondisch leven trok me enorm. Dankzij VN ben ik een groot kenner van Beaujolais-wijnen en oesters.’

Van die weelde was weinig over in mijn laatste jaren bij VN.
‘Ja, later kwamen de bezuinigingen. Maar destijds werd er een sloot geld uitgegeven aan luxe etentjes en reizen, en aan extreem hoge drukkosten omdat we de deadline vaak niet haalden. VN was toen nogal megalomaan. We dachten: wij zijn het grote Vrij Nederland! We hadden een oplage van meer dan honderdduizend en op woensdag stond er een lange rij in Athenaeum Nieuwscentrum van abonnees die vast een exemplaar wilden bemachtigen.

Als journalist was je met de krant getrouwd en diende je in het harnas te sterven, maar je mocht ook even naar Genève vliegen om als eerste iemand te interviewen. We hadden toegang tot iedereen.

‘Al snel zaten we met de baby van Arafat op schoot en gaven haar de fles. Een bijzondere ervaring voor twee joodse jongetjes.’

Een van mijn mooiste herinneringen is mijn bezoek met collega Leonard Ornstein aan de jonge echtgenote van ­Yasser Arafat in Gaza. Hun dochter Zahwa was net geboren en we werden bij hen thuis uitgenodigd voor een interview. Al snel zaten Leonard en ik met baby Zahwa op schoot en gaven haar de fles. Een bijzondere ervaring voor twee joodse jongetjes.’

Wat was het succes van VN?
‘Wij introduceerden, net als De Haagse Post, nieuwe genres in Nederland die tot dan toe alleen in Newsweek of TIME stonden, zoals het diepteinterview van Bibeb en Ischa Meijer. En de politieke reconstructie, waarin ik me bekwaamd heb. Tijdens een kabinetsformatie gingen we wekenlang op pad met politici om als een fly on the wall te observeren: wat gebeurt er achter de schermen, wat zeggen ze tegen elkaar? Op de lange termijn heeft VN er niet veel aan gehad want al snel kaapten de kranten met hun zaterdagbijlagen die genres, maar ik ben er trots op aan die ontwikkeling te hebben bijgedragen.’

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2018/06/016_v-_agt_1-83_preview.jpg

Dries van Agt, Max van Weezel en Joop van Tijn op het Binnenhof, januari 1983. Foto: Bert Nienhuis

Je hebt altijd dicht tegen de macht aangeschurkt. Vond je dat aangenaam?
‘Je bent er als journalist natuurlijk om de macht te controleren, maar ik kickte ook wel op mensen met macht. En ik ging intensief met die mensen om. Door ze goed te leren kennen, kun je ze ook aan het praten krijgen. Daar heb je wel die persoonlijke contacten voor nodig.’ Grinnikt: ‘Ik ben zo ongeveer het schrikbeeld van Joris Luyendijk, die vindt dat de parlementaire journalistiek klef is.’

Klopt dat kleffe beeld?
‘Een beetje. Maar we hebben ook politici kapot gemaakt met onze stukken. Als je dichtbij de macht staat, moet je ook de hardheid kunnen opbrengen om zoiets te publiceren. En we belden niet, zoals de huidige generatie parlementaire journalisten, voortdurend de persvoorlichter om de uitspraak van een minister te checken. Wat dat betreft waren wij rebelser.’

Ik herinner me nog het spraakmakende interview van jou en Margalith Kleijwegt met Piet Hein Donner in 2006 waarin hij zei: ‘Als tweederde van alle Nederlanders morgen de sharia zou willen invoeren, dan moet die mogelijkheid toch bestaan?’
‘Ja, we hadden hem die uitspraak ontlokt en ik vroeg wel drie keer: beseft u wel wat u zegt? Hij bleef erbij. Toen ik later met Margalith achterop door Amsterdam fietste, belde hij Margalith met de vraag: “Die zin kan er zeker niet meer uit, hè?” Zijn partijbureau vond het een gevaarlijke uitspraak, zo vlak voor de verkiezingen. Zelf zat hij er niet mee. Het was inderdaad al gedrukt.’

Zou je zijn uitspraak anders geschrapt hebben?
‘Misschien. Ik ben altijd heel toegeeflijk geweest, een softie: als je iets hebt gezegd maar niet zo bedoeld hebt, dan haal ik het eruit. Ik heb zelden met opzet iets gemeens over politici gedebiteerd. Als dat gebeurde, deden ze dat zelf in een interview.’

Een voorbeeld daarvan is het dubbelinterview met Felix Rottenberg en Jan Marijnissen dat je in 2015 met Thijs Broer schreef. Rottenberg haalde daarin hard uit naar partijgenoot Diederik Samsom waarna hij moest aftreden als voorzitter van de PvdA-kandidaatstellingscommissie.
‘Felix had al snel enorm veel spijt van zijn uitspraken en wilde ze terugnemen. Dat hebben we niet toegestaan. Thijs was in dit geval de harde, hij had door dat het een scoop was. Het heeft mijn relatie met Felix geen goed gedaan. Ik kreeg een teleurgestelde brief van hem: ik dacht dat we vrienden waren. Maar spijt heb ik niet. Inmiddels is het weer goed tussen ons. Toen ik ziek werd, heeft hij mij een ontzettend lieve brief gestuurd.’

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2018/06/HH-63738478_preview-1280x839.jpg

Meeluisterend met Rutte na afloop van het RTL-debat vlak voor de verkiezingen in maart 2017. Foto: Phil Nijhuis
Kort en klein geslagen

Zijn droombaan had Max van Weezel al jong bemachtigd. Hij interviewde alle groten van de Nederlandse politiek en groeide uit tot sterverslaggever.

De keerzijde was een jachtig bestaan vol stress. ‘Ik heb me te vaak voor rotklussen laten gebruiken,’ zegt hij. ‘Dan belde Rinus dat ik hét stuk over de opvolging van Ien Dales moest maken, deadline: diezelfde middag. Dat kunnen ze niet maken, dacht ik, dat is onmogelijk! Maar weigeren was geen optie. Die dag heb ik de ijskast kort en klein geslagen, zo woedend was ik.’

Het dieptepunt was het dagboek dat hij voor VN zou bijhouden tijdens zijn bezoek aan Auschwitz. ‘Dat bezoek had me erg geëmotioneerd en het dagboek moest binnen een week af. Zodra ik terug was uit Polen heb ik non-stop in een kamertje op de redactie zitten schrijven om de deadline te halen. ’s Middags ging ik me afvragen waarom de eindredactie er nog niet naar had gevraagd. Bleek het een week te zijn uitgesteld en niemand had het me verteld. Ik heb ter plekke mijn ontslag ingediend.’

Je bleef toch.
‘Door Joop. Die stapte om drie uur ­’s nachts voor mijn huis uit een taxi en belde zoals vaker aan. Ik zei nog tegen Anet: “Nu doen we echt niet meer open!” Maar zij zei: “Geef hem nog een kans.”

Stond hij daar in de deuropening met een heel bijzondere joodse drinkbeker uit de Middeleeuwen in zijn handen. Om het goed te maken. Mijn huis hangt vol met prachtige schilderijen van Jeroen Henneman, allemaal zoenoffers van Joop.’

Een baan als politiek redacteur bij de Volkskrant sloeg je later af.
‘Dat kwam ook door Joop. Ik had mijn nieuwe baan al toegezegd maar ben niet komen opdagen bij het tekenen van het contract. Die nacht had Joop namelijk weer voor mijn deur gestaan: we moeten praten. Eenmaal binnen haalde bij alles uit de kast om me bij VN te houden. Dat de Volkskrant geen stelling had genomen in de oorlog en VN een verzetskrant was geweest waarvoor koeriersters in de duinen waren geëxecuteerd. Ik was daar erg gevoelig voor.

Bovendien was het Joop geweest die als eerste een journalist in mij had gezien. Mijn loyaliteit naar hem was groot, dat kun je je tegenwoordig niet meer voorstellen. Als ik Joop zou verraden, verraadde ik ook oprichter Henk van Randwijk en de koeriersters.’

Na een stilte: ‘Wat ook meespeelde: de Volkskrant had niet de grandeur van VN. Het betekende minder salaris en tweedeklasreizen.’

Je had, kortom, een haatliefdeverhouding met VN.
‘Ja. Veel hoofdredacteuren, Joop voorop, legden de lat zo hoog dat menig redacteur eraan onderdoor is gegaan. Sadistisch. Ik heb drie keer met een burn-out thuisgezeten en vrees dat ik sinds mijn dertigste overspannen ben geweest. Op zaterdagavond zaten we nog stukken te tikken, vakanties verzetten we als dat nodig was. Ik had het gevoel dat ik VN moest redden, dacht: ik móet nog een primeur schrijven deze week! De tragiek is dat ik de oplage van VN desondanks nooit heb zien stijgen, integendeel.’

Maakte jouw verantwoordelijkheidsgevoel het werk zo belastend?
‘Ja, maar ik heb ook altijd slecht tegen de stress gekund die het schrijven van die grote stukken met zich meebrengt. De gekte die daarvoor nodig is, vreselijk! Zolang ik met zo’n interview of reconstructie bezig was, bleef mijn hoofd malen. Dan schrok ik ’s nachts wakker: ik moet die nog bellen, klopt dit wel, hoe check ik dat? Het heeft mijn gezondheid behoorlijk belast.’

Je staat bekend om je voorliefde voor sigaren en Toscaanse worstjes.
‘Ja, en wijn. Het roken en drinken was een way of life. En als ik ’s nachts weer eens wakker lag sloeg mijn behoefte aan Tos­caanse worstjes en Emmentaler kaas toe. Die borg ik op een illegale plaats in huis op zodat Anet en mijn dochter Natascha ze niet zouden zien. Twee jaar geleden ben ik met drinken gestopt. Toen heb ik een Capitoolgids gekocht met wijnstreken en plaatjes om doorheen te bladeren, als troost. En een boek over de geschiedenis van de Tos­caanse worst. Misschien had ik ook moeten stoppen met roken.’

‘Veel collega’s van mijn generatie die tot laat op het Binnenhof aan het roken en drinken waren en er vriendinnen op nahielden, zijn rond hun zestigste overleden. Ik was altijd on the run.’

Je verpersoonlijkt de romantiek van de sigaren rokende journalist die nieuws maakt.
‘Het heeft me uiteindelijk geen goed gedaan. Veel collega’s van mijn generatie die tot laat op het Binnenhof aan het roken en drinken waren en er vriendinnen op nahielden, zijn rond hun zestigste overleden. Ik was altijd on the run.’

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2018/06/HH-5049936_preview-1280x854.jpg

Bij het radioprogramma Welingelichte Kringen. Links (met sigaret) Max van Weezel, rechts van hem de toenmalige VN-hoofdredacteur Joop van Tijn, columnist Hugo Brandt Corstius en NRC-redacteur Harry van Wijnen. Foto: Bert Verhoeff
Het Joodse wereldje

Max van Weezel groeide in Voorschoten op in een liefdevol gezin uit een ‘zwaar getraumatiseerde Joodse gemeenschap’ waar weinig meer van over was. Zijn vader had een confectiebedrijf opgericht dat failliet ging waarna hij handelsreiziger werd. Het liefst zag hij zijn zoon ook in de confectie werken maar Max koos zijn eigen pad en ging naar Amsterdam.

Hij had weinig op met het Joodse wereldje van zijn jeugd: altijd dezelfde mensen, altijd dezelfde discussies over Israël en antisemitisme, en dan die koppelfeesten.

Toch leerde hij er ondanks zijn ‘afkeer van de joodse vleesmarkt’ zijn vrouw kennen, tijdens een bal in het Kurhaus. Hij was net terug van de Westelijke Jordaanoever en geschrokken van de manier waarop Israëlische soldaten Palestijnen behandelden. Tijdens het bal kreeg hij daarover een discussie met een ‘rechtse zionistische meneer’ die hem voor verrader uitmaakte. ‘Ineens stond er een heel stil meisje op dat het voor me opnam,’ vertelt Van Weezel. ‘Ze zei tegen die man: ‘‘Maar hij heeft toch het recht om dat te vinden?” Het was Anet Bleich, dochter van de journalist Herman Bleich. Met haar trouwde hij later.

‘Israël was voor mijn moeder, samen met kinderen krijgen, de enige troost voor alle oorlogse verschrikkingen.’

‘We zijn vanwege ons standpunt altijd een beetje dissident gebleven in de Joodse gemeenschap, én bij onze familie die in nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever woont. Ik ben erg voor de staat Israël maar de bezetting van de Palestijnse gebieden deugt al niet sinds 1967.’ Zucht: ‘Maar ja, Israël was voor mijn moeder, samen met kinderen krijgen, de enige troost voor alle oorlogse verschrikkingen.’

Non-stop over de oorlog

Moest je na Auschwitz nog wel kinderen willen? Dat was de vraag die veel naoorlogse Joodse families zich stelden, vertelt Van Weezel. En als er toch een kind werd geboren hing daar alles vanaf. ‘Ik was het jongetje dat alles goed moest maken, zoals Ischa Meijer het noemde. Alleen al mijn voornamen als oudste zoon: Max en Hans. Max was de vermoorde broer van mijn vader en Hans de vermoorde broer van mijn moeder. Mijn broertje heet gewoon Ronald Alexander.’

Zijn moeder sprak non-stop over de oorlog, en dan vooral over haar vermoorde zusje Roosje. ‘Tante Roosje kon heel goed piano spelen en zat voor de oorlog bij het Vara Radio Cabaret. Ze moest onderduiken en is verraden door de buren. Voor zeven gulden vijftig.’

‘Mijn moeder had echt een survivor’s guilt syndroom. Ik leefde namens een heleboel mensen die er niet meer waren en heb vaak dingen gedaan voor mijn moeder.’

Hij valt even stil. ‘Mijn moeder had echt een survivor’s guilt syndroom: waarom had Roosje, de getalenteerde, de oorlog niet overleefd en zij wel? Roosje was vast een beroemde pianiste geworden.’ Op verjaardagsfeestjes ging het al snel over de mensen die er niet meer waren. ‘Leuk dat je vandaag negen bent geworden Max, maar vroeger, toen die en die nog leefden, dát waren pas feestjes. Ik leefde namens een heleboel mensen die er niet meer waren en heb vaak dingen gedaan voor mijn moeder.’

Zo presenteerde hij Spijkers met koppen, een VARA-programma waar tante Roosje volgens zijn moeder van gedroomd zou hebben. ‘Als ik aan het presenteren was dan had ik echt het gevoel: we zitten hier met zijn tweeën, tante Roosje en ik.’

Komt jouw behoefte aan erkenning daaruit voort, moest je beroemd worden?
‘Meer uit mezelf. Ik groeide op met het idee: ik heb als joods jongetje na de oorlog niet automatisch recht op leven. En: morgen kan alles fout zijn. Het thema verraad speelde altijd in ons gezin, meestal onuitgesproken. Mijn vader sprak weinig over de oorlog maar zei wel: uiteindelijk zal iedereen je verraden Max, ook je idealistische studievrienden. Ik denk dat ik houvast heb gezocht in een maatschappelijke carrière, dat ik iets wilde bereiken dat me niet meer ontnomen kon worden.’

Je noemde Vrij Nederland net een familie. Was je daarnaar op zoek?
‘Ik vermoed van wel, bij VN voelde ik me veilig. En als je dan het gevoel hebt te worden verraden komt het hard aan. In 2013 moest ik van de hoofdredactie ineens stoppen met mijn Haagse column. Achteraf gezien totale onzin, want een jaar later had ik mijn column terug. Maar het kwam erg hard aan. Het was het telefoontje waar ik mijn hele leven op had zitten wachten: het is uit en we schuiven je aan de kant. Het bevestigde mijn wereldbeeld. Ik verzonk in een diepe depressie.’

Uit zijn depressie

We zijn al uren in gesprek als Van Weezels vrouw Anet en dochter Natascha, beiden journalist, in de Starbucks aanschuiven. Natascha zet twee plastic bekertjes op tafel en showt trots haar VPRO-perskaart; ze gaat een vierdelige televisieserie maken over de dromen van Palestijnse en Joodse jongeren in Israël. Dan geeft ze de bekertjes aan haar vader. ‘Die moet je leegdrinken,’ zegt ze. ‘Het is fosfaatdrank. Ze stonden op het nachtkasje in je kamer met een briefje van de verpleegkundige erbij.’ ‘Ja,’ mompelt haar vader, ‘zo kwam Socrates ook aan zijn eind.’ Maar hij drinkt ze braaf in één teug leeg. ‘Gadverdamme,’ roept hij, ‘het smaakt naar zeep!’

‘Volgens Natascha was ik altijd aan het zuipen met foute vrouwen en politici op het Binnenhof terwijl Anet thuis alleen maar naar oorlogsverslaggeving op CNN keek.’

Elke dag komen Anet en Natascha hem bezoeken in het ziekenhuis. ‘Mijn engeltjes,’ noemt hij ze. Zijn ziekte vormt een beproeving voor iedereen maar ze zijn wat gewend. Het was Natascha die hem aanmoedigde om uit zijn depressie te komen door eens niet over Den Haag maar over persoonlijke zaken te gaan schrijven. Het resulteerde in een briefwisseling tussen vader en dochter in Trouw vorig jaar. Eerder was het Max geweest die zijn dochter had aangemoedigd te schrijven. In 2004 kampte Natascha met anorexia waarvoor ze werd behandeld in het UMC in Utrecht. Ze hield een dagboek bij over haar ziekte dat haar vaders tijdens een van zijn bezoeken stiekem las. Wat schrijf je mooi meid, riep hij uit, daar moet je mee doorgaan. Natascha was woedend dat hij het had gelezen maar nam zijn advies ter harte. Drie jaar later verscheen haar boek Magere jaren. Haar vader komt er niet goed vanaf. ‘Volgens Natascha was ik altijd aan het zuipen met foute vrouwen en politici op het Binnenhof terwijl Anet thuis alleen maar naar oorlogsverslaggeving op CNN keek. Ze suggereert dat haar anorexia is ontstaan omdat wij niet naar haar omkeken.’

Volgens hem is het ‘net anders’ gegaan. ‘Anet en ik beschouwden Natascha als een mede-volwassene die over alles meebesliste. We kenden haar als een mondig kind dat riep: “Ik wil nú mijn appelsap!” Zij koos uit brochures de meest luxueuze vakantie uit, van een verblijf aan het Lago Maggiore tot Clubmed op Bali. Pas veel later ontdekten we dat er een tweede Natascha was die zich uit de buitenwereld terugtrok.’

Toen hij op een dag in haar kledingkast een verborgen berg beschimmelde rijstwafels en mandarijnen ontdekte die ze beloofd had te zullen eten, schrok hij zich te pletter. ‘In de maanden die volgden heb ik me vreselijk schuldig gevoeld. De arts in de kliniek zei: “Als u wilt dat uw kind overleeft, zult u anders moeten leven. Vanaf nu moet een van haar beide ouders elke dag thuis zijn om met haar te eten.”’

Van Weezel was net adjunct toen zijn dochter ziek werd. Hij besloot een dag thuis te werken en minder uren te maken. Dat leidde tot commotie op de redactie. ‘Men vond dat ik er te weinig was en verweet me dat ik nog wel voor de radio werkte. Het heeft me erg teleurgesteld van een zich progressief noemend blad dat sommige mensen het me kwalijk namen dat ik voor mijn dochter wilde zorgen.’ Na verloop van tijd besloot hij af te treden als adjunct.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2018/06/015_max_4-82_preview-1280x835.jpg

Max van Weezel (links) en Joop van Tijn op de redactie van Vrij Nederland op de Kloveniersburgwal. Foto: Bert Nienhuis

Vrouw en dochter hebben al die tijd aandachtig meegeluisterd. ‘Het was ook een bijzondere tijd,’ zegt Natascha dan. ‘Ineens waren mijn ouders er altijd en later ben ik samen met mijn vader gaan reizen door Australië.’ Anet: ‘Natascha stopte haar puberteit in haar anorexia. Ze ging niet rechtstreeks de strijd aan met ons, zoals rechtgeaarde pubers doen. Ik denk dat ze ons wilde sparen.’ Natascha knikt. ‘Ja, ik dacht: jullie hebben het al zo moeilijk. Met de oorlog, met werk. Maar ik heb jullie nooit gevraagd of dat wel zo was.’ Heeft hun dochter dat goed aangevoeld? Max zwijgt, Anet knikt: ‘Ja, maar ik had liever een beetje rebellie dan anorexia gehad.’ Ze staan op om in de zon een wandeling te maken tot wij uitgepraat zijn.

Veertig rode rozen

Het is een wonder dat hun huwelijk heeft standgehouden in die moeilijke periode, vindt Van Weezel. Veel relaties lopen stuk als een kind anorexia krijgt. Onlangs vierden Anet en hij hun veertigjarige huwelijksjubileum in het ziekenhuis. Veertig rode rozen had zij voor hem meegenomen. ‘Ik heb me eigenlijk nooit afgevraagd of we als gezin wel gelukkig waren. Dat speelde een ondergeschikte rol. Ik vond het belangrijker om die week de primeur te schrijven. Mijn obsessie met VN werd pas minder toen ik in 2005 ging freelancen. Toen ben ik naast mijn Vrij Nederland-column meer radiowerk gaan doen en werd ik bestuurslid van Nieuwspoort en later van de NVJ.’

Is er iets dat je graag anders had gedaan?
‘Mijn grote gemiste kans is dat ik halverwege de jaren negentig niet naar de televisie ben overgestapt. Marcel van Dam wilde me naar de VARA halen maar wéér bleef ik bij VN uit loyaliteit. Als weekbladjournalist zag ik mijn invloed op het publieke debat afnemen. Ineens zaten de hoofdpersonen uit het nieuws ’s avonds al in Barend &Van Dorp.’

Haagse collega’s zeggen: ‘Max is de oplage- en kijkcijfers ontgroeid. Voor politici is hij Dé Max van Weezel.’
‘Leuk om te horen, maar mijn positie als schrijvend journalist is toch echt veranderd. Ik kan niet meer tegen een minister zeggen: als u de komende drie weken nergens anders verschijnt, krijgt u een exclusief interview in VN. Die tijd is al lang voorbij.’

Het is maar de vraag wat televisie je had gebracht. Romantiseer je tv niet?
‘Misschien. Ik lijd een beetje aan het tante-Roosje-syndroom. Ik had eigenlijk een televisiebekendheid moeten worden.’

‘Dat is het leed van de work­aholic. Ik krijg energie van het idee: wat ik doe, dat doet ertoe. Ik word gezien en gewaardeerd. Die eigenwaarde heb ik niet van mezelf.’

Want je wilt gezien worden.
‘Ja, ik geloof dat ik dat heel belangrijk vind. Als mensen niet weten dat je bestaat, dan besta je niet. Dat is het leed van de work­aholic. Ik krijg energie van het idee: wat ik doe, dat doet ertoe. Ik word gezien en gewaardeerd. Die eigenwaarde heb ik niet van mezelf.’

Te pijnlijk

Gisternacht schrok Max van Weezel weer eens wakker. Zijn eerste gedachte: ik ga vandaag naar Met het oog op morgen, leuk! En meteen daarna: wat is er ook al weer aan de hand? Oh nee, ik lig in het AMC. This is the end. Het is voorbij.

Aanvankelijk was hij optimistisch, maar door een reeks tegenvallers gelooft hij niet meer dat het goed komt. Na de operatie werden onverwachts uitzaaiingen in de lymfeklieren aangetroffen, maar voor hij aan een chemokuur mocht beginnen, moest hij voldoende hersteld zijn van zijn operatie en dat wil niet vlotten. ‘Het is een catch 22,’ zegt Van Weezel. ‘Er gaan rare, deprimerende gedachten door me heen, zoals: ik ben eigenlijk al overleden maar kom nog eventjes terug om koffie te drinken met Anet en Natascha. Ik voel boosheid. Alles gaat door, maar niet voor mij.’ Het niets kunnen doen door die verpletterende vermoeidheid valt hem zwaar. ‘Straks kan ik niet eens naar mijn eigen boekpresentatie in Nieuwspoort. Ik volgde het nieuws altijd als journalist, met het idee er iets over te schrijven. Dat kan nu niet. Wie zit er nog op mij te wachten, denk ik vaak. Ik moet vechten tegen het gevoel dat het nutteloos is om de krant te lezen want dan glijd je weg.’

Muziek luisteren, een grote liefde van hem, doet hij amper. ‘Het voelt als reizen in het verleden en dat is pijnlijk.’

Hij keek vanuit zijn ziekenhuisbed naar het Kamerdebat over de dividendbelasting maar zette na tien minuten de televisie weer uit. ‘Ik vond het te pijnlijk om te zien. Ik was daar altijd bij.’

Muziek luisteren, een grote liefde van hem, doet hij amper. ‘Het voelt als reizen in het verleden en dat is pijnlijk. Hoor ik Bob Dylan, Leonard Cohen of de Beatles dan denk ik aan de mooie concerten die ik bezocht en dan: god, ik zou nu de trap niet meer op kunnen. Het tempo waarin dingen die ik belangrijk vind achter de horizon verdwijnen is beangstigend.’

Even later komen Anet en Natascha hem ophalen. Gedrieën lopen ze door het bijna verlaten ziekenhuis terug naar zijn kamer.

Een klein monument

Een paar weken later spreken we elkaar weer. Max zit op zijn balkon in de zon en eet een beschuit met aardbeienjam, de sonde in zijn neus. Die wordt elke avond vervangen door een verpleegkundige. Zijn gemoed is lichter, zijn stem steviger. Op 16 mei is hij toch naar Nieuwspoort gegaan voor de boekpresentatie van Vrienden tegen wil en dank dat hij met Wilma Borgman heeft geschreven. Het heeft hem goed gedaan. Het eerste exemplaar hebben ze uitgereikt aan premier Rutte. Na het applaus nam Rutte tot Max’ verbazing nog eens het woord (bekijk hier de beelden) terwijl hij een ander boek tevoorschijn haalde en aan Max overhandigde: het liber amicorum dat de Vrij Nederland-redactie in het geheim voor hem had samengesteld, met bijdragen van naaste collega’s tot de premier zelf. ‘Een klein monument voor een groot journalist,’ schrijft de redactie, die zijn scherpe intellect, fenomenale geheugen en onbevangen belangstelling voor wat politici van alle gezindten beweegt prijst. Geen ellebogenwerker maar een collega die gul zijn kennis en contacten deelt, ook met de garde jonge journalisten die hem op handen draagt. ‘Max kent iedereen en iedereen kent Max.’

Lees ook Lees hier een voorpublicatie uit 'Vrienden tegen wil en dank' 11 mei 2018

Kun je genieten van alle aandacht?
‘Jazeker. Het was een bijzonder verrassingsfeestje. Maar het voelde ook als een reis naar het verleden. Voor één dag mag je weer in je oude wereld zijn maar je weet dat het ziekenhuis wacht.

Uit het liber amicorum blijkt hoe geliefd je bent.
‘Ik vond het boek heel ontroerend. Het heeft echt iets veranderd. Ik zie nu in: ik ben er nog wél, ook al ben ik ziek. Het is mooi om voor je dood te weten hoe mensen over je praten. Dat klinkt cynisch, maar velen is dat niet gegeven. Bij leven moet je het meestal met kritiek doen.’

Heb je inmiddels een antwoord op de vraag of je spijt hebt van je monomane werken voor Vrij Nederland?
‘Ook daarin ben ik milder gestemd dan de vorige keer dat we elkaar spraken. Het heeft geen zin om terug te kijken en te bedenken wat ik anders had moeten doen. Ik heb zo veel aan Vrij Nederland te danken en prachtige stukken kunnen schrijven. Ik kan het goed vinden met de nieuwe redactie. Ik voel me echt weer gerespecteerd als ik er kom. Dat verzacht veel vroegere pijn. En als ik weer peins over al die uren, avonden en aanvaringen dan denk ik aan het liber amicorum. Dat doet goed. Ik ben niet vergeten.’

Het bericht Max van Weezel: ‘Ik dééd niet iets, ik doe nog steeds wat: ik ben journalist’ verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/max-van-weezel-interview/