Het echte probleem van klimaatverandering is de traagheid ervan (Vrij Nederland)

Australië brandt, Antarctica smelt: het klimaat begint te borrelen. Maar het kookt nog niet. Terwijl we het gas toch al een tijdje geleden hebben opengedraaid. Dus kan de mondiale uitstoot ook in 2020 nog wel wat verder omhoog, concluderen we onbewust.

Willen we het klimaatprobleem oplossen, dan moeten we een radicaal andere tactiek overwegen: versnellen in plaats van vertragen. Laat koeien lekker methaan boeren en sloop het roetfilter maar weer van je uitlaat af. Want zulke kortetermijnoplossingen maskeren de onderliggende opwarming door CO2, die daardoor op lange termijn hoger zal uitpakken.

De belangrijkste reden dat wij zo’n moeite hebben klimaatverandering te stoppen, is dat het proces ontzettend traag verloopt. Daardoor vergeten we wat normaal is, blijft de causaliteit onhelder en ontbreekt zicht op wat de toekomstscenario’s feitelijk inhouden. Juist daarom hebben we zo’n probleem: de trage versnelling die stapje voor stapje wel degelijk optreedt, is op een gegeven moment niet meer te stoppen. Tijd dus dat we deze klimaattraagheid beter leren snappen.

Een veelgebruikte klimaatanalogie hanteert het volgende keukenrecept: pak een grote pan, voeg vijf liter koud kraanwater en vijf levende groene kikkers toe. Zet de pan vervolgens zonder deksel op een laag vuurtje. Twintig minuten wachten tot het kookt en kluif smakelijk: kikkerbilletjes, recht van het bot. Maar kikkers blijken, anders dan het hardnekkige volksgeloof wil, wel degelijk uit een pan met langzaam opwarmend water weg te springen en zich zo tijdig te redden van een wisse dood.

De menselijke intelligentie werkt net iets anders: decennia klimaatonderzoek ten spijt, blijft de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen nog onverminderd hoog. We bewandelen daarmee nog steeds een pad dat leidt naar 3 tot 4 graden opwarming in deze eeuw en mogelijk nog meer daarna.

Vóór we dergelijke temperaturen daadwerkelijk kunnen meten, leidt dit pad voorbij punten waarop het terugdraaien van het gas eigenlijk geen effect meer heeft. Hoe komt dat? En wanneer passeren we dan het punt-van-geen-terugkeer?

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2020/03/VRIJ-NEDERLAND-SLAKKEN0539-640x853.jpg

Onherstelbare schade

Klimaattraagheid is te vergelijken met een supertanker die op vol vermogen de koers 180 graden wil verleggen. Hoe harder je rechtdoor vaart en hoe dichter je de wal nadert, hoe lastiger het wordt om onherstelbare schade te voorkomen.

Zo zijn we al een hele rits stations gepasseerd. Het zee-ijs van de Noordpool is eigenlijk al niet meer te redden met emissiereducties, en dat geldt inmiddels ook voor de meeste tropische koraalriffen. Ze bestaan nog, we kunnen er nog naartoe varen of vliegen, maar we zullen ze in onze levens alleen nog maar verder zien wegkwijnen.

De lange levensduur van CO2 is één ingrediënt van klimaattraagheid.

Hoe hoger de uitstoot, hoe groter de schaal van deze destructie – maar sommige dingen kunnen we nú al niet meer voorkomen. De belangrijkste reden is dat CO2, het voornaamste ‘klimaatforcerende broeikasgas’, ontzettend lang in de atmosfeer blijft. Veel langer dan je je realiseert tijdens de aankoop van je vliegticket naar Bali: deels duizenden jaren.

Verviervoudiging vliegverkeer

De lange levensduur van CO2 is één ingrediënt van klimaattraagheid. Daar komt nog een hele rits vertragende factoren bovenop. Sommige, zoals ijskappen, oceanen en bossen, zijn eigen aan de aarde. Andere vertragende factoren, zoals de nieuwbouw van kolencentrales en pijpleidingen – fossiele infrastructuur die decennia aan toekomstige uitstoot vastlegt en bekend staat als carbon lock-in – zijn eigen aan de mens en onze samenleving.

Die lock-in komt in vele vormen, hard en zacht. De uitbreiding van vliegvelden die de geplande verviervoudiging van het wereldwijde vliegverkeer tussen 2020 en 2050 mogelijk moet maken. De sluwe sabotagetrucjes waarmee steenkool- en olie-exporterende landen voorkomen dat er een effectief VN-klimaatverdrag komt. De verkiezing van een nieuwe generatie struisvogelpolitici. Stapje voor stapje stellen we de noodzakelijke energietransitie zo al decennia uit, met gevolgen voor millennia.

Tegelijkertijd blijft een volwassen gesprek over de voortzettende (scheef)groei van de wereldbevolking onmogelijk en stijgt het wantrouwen tussen wereldmachten, met de nooit aflatende dreiging van oorlog. Daardoor slagen we er niet in om samen te werken, als mensheid. Samenwerking vereist vertrouwen – in een gedeeld belang. Overleven, bijvoorbeeld.

In december 2015 heerste die sfeer in Parijs. Maar ook als de behoefte tot vrede en klimaatsamenwerking weer terugkeert en klimaatontkenning plots definitief uit de mode raakt, ook dan staan we voor een aantal onplezierige verrassingen: Oceanic thermal inertia, Earth system sensitivity en nog een paar welluidende termen voor behoorlijk onpraktische eigenschappen van ons fysische klimaatsysteem. De wisselwerkingen tussen de oceanen en de atmosfeer vormen belangrijke schakels in het complexe geheel van klimaattraagheid.

Journalisten doen soms hun best om één van deze schakels uit te lichten, maar trekken dan vaak onbedoeld een aantal andere weer uit verband. Zo bestaat er een heel gelukkig misverstand over ‘opwarming in de pijplijn’. Dat is de vermeend onvermijdelijke opwarming die de wereld nog tegoed heeft als we van vandaag op morgen de menselijke uitstoot naar nul zouden draaien.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2020/03/VRIJ-NEDERLAND-SLAKKEN0616-640x853.jpg

Een gangbare interpretatie van die onvermijdelijke opwarming stoelt op een studie uit 2005 van de beroemde Amerikaanse klimatoloog James Hansen in Science. Die biedt een belangrijk inzicht, maar dat wordt meestal verkeerd geïnterpreteerd.

Klimaatwetenschap biedt voor wie het horen wil ook wel eens goed nieuws.

Ongeveer als volgt: ‘Door vertraagde opwarming van de oceanen is de opwarming die wij nu waarnemen in de atmosfeer het gevolg van onze uitstoot tot pakweg veertig jaar geleden. Als we morgen stoppen met uitstoten, hebben we dus nog veertig jaar aan opwarming in de pijplijn tegoed. En aangezien de menselijke CO2-uitstoot tussen 1980 en 2020 bijna is verdubbeld, betekent dit dat de waargenomen opwarming eveneens nog bijna zal verdubbelen, ook als wij vanaf morgen geen grammetje CO2 meer toevoegen.’ Die mooie VN-doelen van beperking van de opwarming tot anderhalf of 2 graden kunnen we inmiddels dus wel vergeten.

Nou, klimaatwetenschap biedt voor wie het horen wil ook wel eens goed nieuws. Het bovenstaande is een onjuiste gevolgtrekking en daarmee een overdrijving.

James Hansen benoemde met zijn studie één schakel: de ‘thermische traagheid’ van de oceanen en de atmosfeer, op een tijdschaal van decennia. In die studie legt hij het zelf als volgt uit: het klimaatsysteem van de aarde heeft een grote thermische traagheid. Deze vertraging hangt af van twee dingen: het temperatuureffect van CO2 in de atmosfeer (‘klimaatgevoeligheid’) – en de snelheid waarmee het oppervlaktewater in de oceanen mengt met de diepzee.

Als de klimaatgevoeligheid laag is, is de traagheid in de orde van een decennium; als deze hoog is, meer dan een eeuw. Op basis van zijn eigen inschattingen van klimaatgevoeligheid concludeerde Hansen in 2005 dat het 25 tot 50 jaar duurt voor de temperatuur in de atmosfeer 60 procent van z’n nieuwe, hogere evenwichtswaarde zou hebben bereikt.

Als de klimaatforcering vanaf 2005 niet meer toenam, zouden we volgens Hansens onderzoeksgroep nog ongeveer 0,6 graden opwarming te goed hebben. Inderdaad bijna die verdubbeling, want de aarde was in 2005 ‘nog maar’ 0,8 graden warmer (inmiddels 1,1).

Als je er schuin doorheen leest, kun je hier de ingrediënten vinden voor de verkeerde interpretatie: 25 tot 50 is uitgemiddeld tot ‘40 jaar vertraging’ – en van 0,8 naar 1,4 graden als ‘bijna een verdubbeling’ van de opwarming. Maar er klopt ongeveer niks van.

Zo is genegeerd dat het om slechts 60 procent van de uiteindelijke opwarming gaat – de werkelijke na-ijling heeft een ontzettend lange staart. Dus zit er ook nog aanzienlijk méér ‘opwarming in de pijplijn’ – een term die Hansen ook zelf gebruikt. Maar is dat onvermijdelijke opwarming? Nee. Zoals vaker verwarren we ‘klimaatforcering’ met uitstoot.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2020/03/VRIJ-NEDERLAND-SLAKKEN0508-640x853.jpg

Het goede nieuws kwam dan ook niet van Hansen, maar van collega-klimatologen Damon Matthews (Concordia-universiteit) en Susan Solomon (Massachusetts Institute of Technology), die in 2013 eveneens in Science een ander belangrijk puzzelstuk toevoegden aan het verhaal: de koolstoftraagheid van diezelfde oceanen. Matthews en Solomon stelden zich in tegenstelling tot Hansen concreet de vraag: wat doet het klimaat als we een (volkomen hypothetische) noodstop maken en vanaf morgen niks meer uitstoten?

Nou, diezelfde oceanen die zo veel broeikaswarmte opnemen, lossen óók heel veel CO2 op in hun water – ongeveer een derde van onze uitstoot. Hoe verandert dat proces als wij morgen een honderd procent emissiereductie realiseren? Dan gaan de oceanen nog een tijdje door met CO2 oplossen. Enkele decennia. Dus daalt dan ook de CO2-concentratie in de atmosfeer. Ongeveer 20 ppm in veertig jaar, vertelt Matthews.

De concentratie broeikasgassen is de motor van de klimaatverandering en bepaalt hoeveel extra warmte er elke dag wordt vastgehouden in de atmosfeer.

Deze onderzoekers concluderen dat op de betrekkelijk korte termijn van decennia de koolstoftraagheid en de thermische traagheid van de oceanen elkaar bijna uitbalanceren. Fantastisch nieuws: als we morgen volledig stoppen met uitstoten, krijgen we maar een heel klein beetje extra opwarming. De titel van hun studie luidt dan ook ‘Irreversible Does Not Mean Unavoidable’.

Motor van de klimaatverandering

En toch is dat niet het einde van het verhaal van klimaattraagheid. De studie van Hansen en vele andere studies erna vertellen ons iets anders. Klimaatforcering staat voor de CO2-concentratie, niet de uitstoot. Als we vanaf vandaag op morgen de concentratie niet verder laten stijgen (wat mogelijk is als we de mondiale CO2-uitstoot met grofweg driekwart terugschroeven) dán krijgen we de komende 25 tot 50 jaar nog zo’n 60 procent van de waargenomen opwarming erbovenop.

Om het even door te rekenen: we zitten anno 2020 op 1,1 graden en een CO2-concentratie van 414 ppm. Als we die concentratie geen pie-pie-emmetje meer laten stijgen, gaat de opwarming deze eeuw nog door naar ongeveer 1,8 graden.

Maar voor we deze cijfers ook weer gaan doorvertellen alsof het klimaatconstanten zijn, kunnen we beter de onderliggende logica snappen. De concentratie broeikasgassen is de motor van de klimaatverandering en bepaalt hoeveel extra warmte er elke dag wordt vastgehouden in de atmosfeer. Van deze extra warmte lekt momenteel een reusachtige hoeveelheid de oceanen in. Dat is enerzijds omdat water goed warmte geleidt, en anderzijds omdat de oceanen een enorme massa hebben: ze wegen bij elkaar ruim 250 keer zo veel als de atmosfeer (die een veel groter volume heeft). De belangrijkste reden is dat de oceanen en atmosfeer continu een temperatuurevenwicht nastreven.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2020/03/VRIJ-NEDERLAND-SLAKKEN1116-640x853.jpg

Hoeveel warmte gaat er dan in de oceanen? Zie mijn vorige artikel voor VN over de ‘Golfstroom’. Dan kun je uitrekenen dat er niet 250 keer zo veel warmte in de oceanen gaat, maar ‘slechts’ 40 keer zo veel als in de opwarming van de ijle atmosfeer. En dús loopt de oceaanopwarming continu achter de feiten aan – maar kan die achterstand niet inhalen, omdat wij ondertussen ook de CO2-concentratie steeds verder opvoeren.

Lees ook De warmteregelaar van de aarde zwakt af. En dat kan ons idee van de klimaatverandering op z'n kop zetten 8 februari 2020

Als de CO2-concentratie nou constant blijft op het huidige niveau, krijgen de oceanen eindelijk de kans om een nieuw temperatuurevenwicht te vormen met de atmosfeer. Gedurende dat inhaalproces neemt het aandeel van de broeikaswarmte die de oceanen opnemen uit de atmosfeer beetje bij beetje af, terwijl de atmosferische motor achter de broeikaswarmte (de klimaatforcering) even sterk blijft.

Als we deze eeuw nog even flink blijven uitstoten, wordt een volledige afsmelting van de Groenlandse ijskap onvermijdelijk.

Gevolg: als de CO2-concentratie op de huidige waarde stabiliseert, blijft er steeds meer broeikaswarmte hangen in de atmosfeer zelf, die dan dus langzaam steeds verder zal opwarmen. Dát is Hansens ‘opwarming in de pijplijn’ – een begrip dat we hierna maar niet meer moeten gebruiken.

Na-ijling

De nu waargenomen temperatuur op aarde hoort niet bij de huidige CO2-concentratie. Daar hoort uiteindelijk een véél hogere temperatuur bij, omdat de opwarming nog duizenden jaren naijlt. Dat is het gevolg van Earth System Sensitivity: de uiteindelijke klimaatrespons van het hele systeem aarde. Dat bestaat niet alleen uit atmosfeer en oceaan, maar ook uit begroeide landmassa’s en belangrijk: ijskappen.

Gemiddeld gezien wordt de aarde donkerder van kleur door de klimaatverandering, waardoor meer zonlicht wordt geabsorbeerd en de opwarming verder wordt versterkt. Dat gebeurt op korte termijn – het wegsmelten van het zee-ijs van de Noordpool, de afname van sneeuwbedekking in de lente op het noordelijk halfrond – maar gaat ook door op zeer lange termijn. Als we deze eeuw nog even flink blijven uitstoten, wordt een volledige afsmelting van de Groenlandse ijskap onvermijdelijk. Dat leidt niet alleen tot gemiddeld zeven meter zeespiegelstijging, maar gaat ook ten koste van een groot met sneeuw en ijs bedekt oppervlak dat nu nog als een reusachtige spiegel zonlicht reflecteert – en dus koelend werkt.

In tegenstelling tot de snelle wegsmelting van sneeuw op land en drijvend ijs op de oceanen, duurt deze afsmelting millennia. En dus hebben we onder de huidige CO2-concentratie ook duizenden jaren na vandaag nog na-ijling van de opwarming.

Dit is een van de vele mechanismen die het complexe geheel van de Earth System Sensitivity bepalen. Omdat het moeilijk is dat geheel van klimaatreacties van onze planeet te modelleren, is een aanvulling vanuit paleoklimatologisch onderzoek onontbeerlijk. De laatste keer dat de CO2-concentratie langdurig rond de 400 ppm lag, was in het midden van het Plioceen, ruim 3 miljoen jaar geleden.

Dat is nog steeds een aarde die in geologisch opzicht behoorlijk lijkt op onze huidige planeet. De temperatuur was 1 tot 2 graden hoger dan nu (2 tot 3 graden boven pre-industrieel) – en de zeespiegels zo’n 25 meter, omdat de temperatuurstijging rond de polen fors werd uitvergroot.

Wat we nu zien bij de ijskappen is een reactie op de opwarming die decennia eerder begon.

Paleoklimatoloog Gavin Foster van de Universiteit van Southampton licht het toe: ‘Ja, er bestaat thermische klimaattraagheid. Daar zien we deze eeuw zo’n 60 procent van – de rest komt daarna. IJskappen zijn trage klimaatterugkoppelingen en zijn samen met vegetatieveranderingen de mogelijke oorzaak van de rest van de verhoogde temperaturen van het Plioceener.’ Maar, zegt Foster, ‘mensen schijnen één ding te vergeten: de wereld gaat door na het jaar 2100. En dat zal de opwarming ook doen.’

Professor Julie Brigham-Grette van de Universiteit van Massachusetts is een expert in het klimaat van het Plioceen en mailt het volgende: ‘Ik ben het eens met Hansen dat als we de CO2-concentratie niet verder zouden laten stijgen, we nog vastzitten aan verdere stijging van de temperatuur.

Maar belangrijker: we krijgen ook dan nog veel meer zeespiegelstijging. IJskappen hebben een zeer lange reactietijd. Wat we nu zien bij de ijskappen is een reactie op de opwarming die decennia eerder begon. De gletsjers zijn totaal niet in evenwicht met de huidige situatie en zullen tot ver in de toekomst een inhaalslag maken.’

Brigham-Grette voegt een belangrijk punt toe: klimaattraagheid gaat niet alleen om temperatuur, maar ook om alle gevolgen van die temperatuurstijging. En die gevolgen brengen elk weer hun kleine schakeltjes van vertraging. Zo bestaat er ook ecologische klimaattraagheid: bossen en andere ecosystemen die niet kunnen voortbestaan onder hogere temperaturen en stapje voor stapje steeds verder degraderen.

Soorten die steeds verder achteruitgaan in aantallen, tot ze uitsterven, wat weer leidt tot het uitsterven van afhankelijke soorten. Als de temperatuurreactie duizenden jaren duurt, dan is de uiteindelijke omvang van de ‘definitieve’ gevolgen van die klimaatverandering nóg weer later zichtbaar.

Verstoringen van de biosfeer

Zo kun je makkelijk misleid worden. Het is op aarde nu ruim één graad warmer dan het pre-industriële klimaat. We denken dat we de opwarming nog kunnen begrenzen tot 2 graden. We denken onbewust ook dat 2 graden een verdubbeling van de huidige gevolgen betekent.

We hypen de klimaateffecten die we nu kunnen waarnemen: een bosbrand hier, een droogte daar, en o, o, wat waren er toch veel muggen het afgelopen jaar. Maar het staat in geen verhouding tot de omvang van de uiteindelijk gevolgen – het eindpunt van een cascadische reactie.

Daar moeten we nog bij meewegen dat de CO2-concentratie niet op de huidige waarde blijft steken, maar dat we die nog elk jaar verder opvoeren. Elke tien jaar 25 ppm erbij. Dat brengt een andere paleovergelijking in zicht: het Mioceen, 15 miljoen jaar geleden, de laatste keer dat het aardse klimaat rond de 500 ppm schommelde. Toen was het nog warmer en stonden de zeespiegels nog hoger.

Zulke paleoklimaatveranderingen laten nog een vervelende eigenschap van het klimaatsysteem zien: temperatuur reageert niet alleen op CO2, maar ook andersom. Dat brengt ons tot slot op positieve terugkoppelingen in de koolstofkringloop. Als de temperatuurstijging voorbij bepaalde drempelwaarden gaat, geeft dat ook grote verstoringen van de biosfeer, waardoor de koolstofopname afneemt en de uitstoot van bossen, toendra en diepzee kan toenemen.

Deze mechanismen bewaren we voor een volgend artikel. We moeten namelijk naar een conclusie toe: CO2 is een sluipmoordenaar. Een broeikasgas met een zeer lange atmosferische leefduur die klimaatveranderingen op een tijdschaal van millennia in gang zet. Het wordt steeds onzekerder of we een autonome stijging van die CO2-concentratie nog kunnen stoppen, maar zelfs als we het op het huidige niveau houden, krijgen we er op zeer lange termijn nog een of twee graden bovenop, en sowieso een veelvoud van de nu waarneembare gevolgen.

En de realiteit is dat we de concentratie CO2 nog verder opvoeren, waardoor we deze eeuw 3 tot 4 graden opwarming krijgen en nog veel meer extra opwarming over het hek van de volgende eeuwwisseling dumpen. En dus moeten we gaan erkennen dat het klimaatprobleem een probleem voor de zeer lange termijn is – een onleefbare planeet voor de generaties ná ons – en dat we ons juist daarom ook gedragen als een stel spreekwoordelijke kikkers in een comfortabel lauwwarm badje.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2020/03/VRIJ-NEDERLAND-SLAKKEN0952-1-640x853.jpg

Met dank aan Slow Escargot in Nieuwaal
Laaghangend klimaatfruit

We zouden zelfs kunnen zeggen dat het echte probleem niet de opwarming is, maar de klimaattraagheid. Die maakt dat we de echte gevolgen niet ervaren, en dus ook niet handelen. En als we eenmaal handelen naar de gevolgen die we met eigen ogen beginnen te zien, zijn we feitelijk te laat omdat de CO2-concentratie dan al gevaarlijke hoogtes heeft bereikt en niet meer valt terug te brengen.

Vanuit die benadering zou een andere tactiek ook passen: niet de opwarming bevechten, maar de traagheid zelf. Dat doen we al. Maar we doen het bewust in de verkeerde richting. Hoe? Door in te zetten op laaghangend klimaatfruit: het terugdringen van methaanemissies, industriële lachgasuitstoot, het installeren van roetfilters en tal van andere kleine maatregeltjes die op korte termijn een beetje opwarming voorkomen – beleid dat er vooral op gericht is om onze fossiele energiestructuur zo lang mogelijk in stand te houden, de enige echte bron die vanuit diepe aardlagen extra (lees: fossiele) koolstof toevoegt aan onze atmosferische koolstofkringloop – en dat in de vorm van het hardnekkigste broeikasgas van allemaal: CO2.

Om dat te snappen, moeten we nog heel even terug naar de bron van alle kettingreacties: de stijgende concentratie broeikasgassen in de atmosfeer, of beter gezegd: de stijgende concentratie van ‘klimaatforcerende stoffen’.

Want het gaat niet alleen om broeikasgassen, maar ook om zwevende aerosolen uit schoorstenen en uitlaten: roet, zwaveloxiden, fijnstof. Die reflecteren, dimmen en absorberen zonlicht en hebben daarmee, net als broeikasgassen, óók een direct temperatuureffect.

Deze klimaatforcerende menselijke afvalproducten beïnvloeden allemaal een ander deel van de energiebalans van de aarde en hebben heel verschillende atmosferische levensduren. Sommige fluorgassen blijven lang in de atmosfeer, maar dat zijn er gelukkig maar heel weinig. Lachgas is ook een hardnekkige klant, die na uitstoot iets meer dan een eeuw in de atmosfeer meedraait.

Van methaan zeggen mensen wel eens dat het als broeikasgas 84 keer zo krachtig is als CO2, maar dat is alleen op korte termijn: de opwarming twintig jaar na de emissies. Het methaanmolecuul zelf is dan al weer weg, het reageert gemiddeld binnen twaalf jaar met twee zuurstofmoleculen en wordt dan CO2 (en water). Methaan geeft dus eigenlijk een extra pulsje aan de opwarming, voor het weer vervliegt.

Het meest extreme voorbeeld is roet. Zwevende donkere deeltjes die enorm veel zonnewarmte vastleggen, maar vaak binnen een paar dagen alweer naar het aardoppervlak zijn teruggedwarreld. Een ideaal middel om klimaattraagheid te verkleinen dus! Helaas (als het er om gaat klimaattraagheid te verkleinen) neemt de roetuitstoot in het Westen alleen maar af. In de negentiende eeuw gaven we onze steden, longen en schoorsteenvegers nog dezelfde gezellige grauwe kleur – maar toen kwamen die vermaledijde milieugekkies met hun oproepen voor schone lucht.

Gevolg: we hoeven minder vaak de ramen te lappen en hebben met onze filters en katalysatoren onbewust ook een of twee tienden van een graad extra (snelle) opwarming voorkomen. Andere aerosolen, zoals lichtgekleurde zwavelverbindingen, werken in omgekeerde richting: die koelen het klimaat juist op korte termijn – en vergroten zo de klimaattraagheid. Het is een ingewikkelde mix.

Overleven op de lange termijn

CO2 is in dit geheel de sluipmoordenaar op de achtergrond. Het is een zwakker broeikasgas, maar er is veel meer van – en het blijft ook nog eens véél langer in de lucht. CO2 is maximaal geoxideerd, en dus in de lucht chemisch uitgereageerd. De oceanen nemen er op dit moment weliswaar een flinke slok van op – zo’n 30 procent van onze CO2-emissies lost in water op tot koolzuur – maar dat is zoals Matthews en Solomon hierboven probeerden uit te leggen een dynamische en daarmee instabiele situatie: het wordt er ook zo weer uit geboerd.

De enige manier waarop CO2 echt uit de onderling verbonden atmosfeer en oceanen kan, is via fotosynthese door planten, de vorming van calciumcarbonaten door oceaanleven of door uitermate trage chemische verwering van bepaalde gesteenten. Nou hebben die processen bij elkaar een enorm potentieel – maar geen ruimte over: zowel de biologische koolstofkringloop als de geologische koolstofkringloop zijn van nature (per definitie) grotendeels in evenwicht.

Dat houdt in dat de natuur zelf evenveel CO2 opneemt als het weer uitstoot, en ook dat de geologische binding van CO2 ongeveer in evenwicht is met geologische emissies (erosie van gesteente, vulkanisme). CO2 heeft daarmee geen officiële halfwaardetijd of een ander heldere maat voor de levensduur.

Als je naar Bali vliegt, kan het zijn dat een deel van je CO2-uitstoot nog hetzelfde jaar door een verdwaald levenslustig bos wordt opgenomen. Maar die opname gaat dan ten koste van andere CO2-moleculen elders in de atmosfeer. Een deel van de CO2 van jouw vliegretour is over duizend jaar nog in de atmosfeer – ook al zijn het niet dezelfde moleculen.

Het is de vraag wat we willen: comfort op korte termijn, of overleven op de lange termijn. Als dat eerste het antwoord is, dan moeten we vooral luisteren naar mensen die zeggen dat we methaanlekkages in de gaswinning moeten tegengaan en DSM aanmoedigen om met chemische veevoerpoedertjes dat hinderlijke geboer van koeien te stoppen. Als we daarentegen inzetten op de lange termijn en de essentie van het klimaatprobleem, dan is het alle hens aan dek op CO2-beleid. Die concentratie niet verder laten stijgen is dan een dringende eerste stap.

Het bericht Het echte probleem van klimaatverandering is de traagheid ervan verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/klimaattraagheid/

Waardoor is de millennial van slag? Op zoek naar antwoorden met Denker des Vaderlands Daan Roovers (Vrij Nederland)

SoundCloud

Deze dienst is alleen beschikbaar wanneer alle cookies zijn geaccepteerd

Wijzig cookie voorkeur

Liever luisteren dan lezen? Menno heeft zijn verhaal ook ingesproken.

Dit gesprek met Daan Roovers moest een gesprek worden over de epidemie van burn-outs en andere geestelijke ellende onder jongeren. Millennials, studenten, ‘generatie Y’: ze zouden gebukt gaan onder stress, studiedruk en een streven naar perfectie. Via de mail vroeg Roovers me vooraf wat research te doen. ‘We moeten een beetje een empirische bodem hebben waar ik mijn analyses op kan loslaten, zodat het geen 1800 woorden feitenvrij gefilosofeer wordt.’

Natuurlijk, voor feitenvrij gefilosofeer word je geen Denker des Vaderlands. Maar toen werd het lastig. Er blijken weinig cijfers te bestaan over burn-outs en depressie, laat staan onder jongeren. De cijfers die er wél zijn, suggereren geen grote stijging. ‘Anders dan de media ons willen doen geloven, is burn-out niet spectaculair gestegen,’ stelde hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie Wilmar Schaufeli vast in De Psycholoog.

Zijn opgebrande jongeren dan wel zo’n ‘kwestie van deze tijd’, waar deze rubriek over dient te gaan? Jawel, maar op een andere manier. ‘Dat jongeren vaker burn-out zijn is niet evident, maar ze ervaren wél vaak de bijbehorende klachten,’ zegt Roovers. ‘Ze benóemen het ook zo. Als mijn studenten een opdracht niet af krijgen, zeggen ze vaak dat ze ziek zijn. Dat is volgens mij niet altijd zo, maar het kan wel een self-fulfilling prophecy worden.’

Watjes

Een cross-analyse van diverse onderzoeken die het Interstedelijk Studenten Overleg uitvoerde, liet zien dat de helft van de studenten zegt te worstelen met problematische stress en een derde met ‘psychische klachten’. Subjectief, maar daarmee niet onwaar.

De millennialeske onderbuik is van slag, en Roovers wil er de stethoscoop tegenaan houden. Zelf kan ik dienen als proefkonijn. Ik ben geboren in 1991, midden in het tijdvak 1981-2000, waarin je geboren moet zijn om millennial te heten. Een echte Y. Daan Roovers, geboren in 1970, is op haar beurt een echte generatie-X’er.

De oorzaak van problemen wordt niet in het systeem gezocht, maar in het individu, ziet Roovers.

De Y en de X spreken elkaar in de sfeervolle werkkamer van de X, in een gebouw voor kantoorunits in Amsterdam. Er staan verweerde houten bureaus en een ouderwets filterkoffieapparaat – kwestie van tijd tot zo’n bakbeest weer hip wordt onder millennials. ‘Interessanter dan of er sprake is van een burn-outepidemie,’ zegt Roovers terwijl ze twee koffiemokken volschenkt, ‘is de vraag: waarom zijn dergelijke termen zo’n aantrekkelijke manier om de situatie te beschrijven?’

Een van de theorieën is dat jongeren van nu watjes zijn. ‘Zo kun je het zien,’ zegt de filosoof, wetende dat deze kritiek van alle tijden is, want in de vierde eeuw voor Christus klaagden Socrates en Plato al steen en been over de luie en ongemanierde Griekse jeugd. ‘Maar je kunt je ook afvragen of de samenleving niet veel strenger en harder is geworden. En of er niet meer verantwoordelijkheid naar het individu is verschoven.’

Daan Roovers

Filosoof Daan Roovers (Veghel, 1970) is sinds maart 2019 en tot en met maart 2021 Denker des Vaderlands. Ze werkt voor de Universiteit van Amsterdam en het Amsterdamse debatcentrum De Rode Hoed en was tussen 2001 en 2015 hoofdredacteur van Filosofie Magazine. Roovers is groot pleitbezorger van publieksfilosofie, waarbij filosofie een activiteit is die hardop en midden in de samenleving wordt uitgevoerd en waaraan elke burger kan deelnemen. In 2020 leggen we haar in elke maand een grote vraag voor. Dit is aflevering 1.

Vrijgepleit

Dat laatste ziet Roovers overal. De oorzaak van problemen wordt niet in het systeem gezocht, maar in het individu. Die mag het oplossen. ‘Neem studiedruk. Je kunt onderzoeken wat er aan de hand is met de universiteiten en het onderwijsbeleid van de overheid. Maar je kunt studenten ook allemaal individueel naar een psycholoog of dokter sturen. Dat laatste is in deze neoliberale maatschappij efficiënter, want dan is het systeem vrijgepleit.’

Het individualiseren van problemen gaat hand in hand met het medicaliseren ervan. ‘Je krijgt een label dat je recht op een behandeling geeft en op een gegeven moment word je weer terug het systeem in begeleid, dat onveranderd is gebleven. Als op een afdeling vier van de twintig werknemers burn-out zijn, worden die alle vier naar een coach gestuurd in plaats van dat er naar de cultuur gekeken wordt.’

Het grote verschil met vorige generaties, zegt Roovers, is dat de vooruitzichten voor jongeren nu echt minder goed zijn.

Terwijl vaak goed hard te maken is dat er fouten in het systeem schuilen. Neem het leenstelsel, dat studenten opjaagt om zo snel mogelijk af te studeren. Of de woning- en arbeidsmarkt, waar wél cijfers over te vinden zijn. Waar in 2014 bijna de helft van alle woningen naar starters ging, was dit afgelopen jaar nog maar een kwart, aldus een recent rapport van de Sociaal-Economische Raad. Uit dat rapport blijkt ook dat jongeren steeds later een vaste baan krijgen en vaker flexwerk doen.

Vooruitzichten

Het grote verschil met vorige generaties, zegt Roovers, is dat de vooruitzichten voor jongeren nu echt minder goed zijn. Hun vertrouwen in de economische, sociale en politieke toekomst is gekelderd tot recordlaagte, zo suggereert de 2019-editie van de jaarlijkse Deloitte Millennial Survey, uitgevoerd onder 13.000 jongeren in 42 landen. Zoals bij oudere generaties de onderbuik rommelt omdat ze het verleden teloor zien gaan, zo zien jongeren juist hun toekomst wegglippen.

‘Burn-outklachten hebben te maken met bestaansonzekerheid,’ zegt Roovers. ‘Het zou beter zijn om een actieplan op de economische ontwikkelingen te zetten dan op de klachten die eruit voortkomen.’

Als zzp-journalist zonder koophuis, vast contract of rente op mijn spaargeld vind ik het wel een verleidelijk idee om de schuld bij een vormloze vijand als ‘de economie’ of het neoliberalisme te kunnen leggen. Fuck the system!

Maar dat is ook weer niet de bedoeling, maakt Roovers duidelijk. Omstandigheden spelen mee, maar pleiten nooit vrij. ‘Als je bij stress bijvoorbeeld meteen zegt dat je “overspannen” bent, kan dat een manier zijn om niet onder ogen te zien dat je om problemen heen loopt, dat je bijvoorbeeld te laat bent begonnen.’

Autonomie

Ondanks alle individualisering zijn jongeren volgens de Denker tegenwoordig te weinig individu. Ze kunnen iets leren van Aristoteles. ‘Die zei: je moet karakter ontwikkelen om je staande te houden in de loop der dingen. De omstandigheden veranderen voortdurend. Wat je daartegenover kunt stellen is alleen jezelf, je duurzame karakter.’

De huidige vorm van individualisering maakt het individu niet sterker, maar zwakker, legt Roovers uit. Ze spreekt van een tijd van ‘massa-individualisme’ waarin met name jongeren zich continu met elkaar vergelijken. ‘Er is een voortdurende competitie tussen mensen van jouw leeftijd en jouw opleidingsniveau. We gaan op in wat anderen doen, wat anderen verwachten. Het individu biedt te weinig weerstand.’

Als je overal heen kunt, is het moeilijk om te weten waar je moet zijn.

Hebben we verleerd om onafhankelijk te zijn? ‘Gebrek aan autonomie’ is een van de meest genoemde oorzaken van burn-outklachten. ‘Autonomie is een lastig begrip. Immanuel Kant definieerde het als “jezelf de wet kunnen stellen”. Dus niet “doen waar je zin in hebt”, maar je herkennen in een wet en die mede zelf vormgeven. Er is een zekere structuur nodig voor autonomie.’

Losse schroeven

Structuur! Misschien is dat de missing link. Als freelancer met een Swapfiets ben ik de stereotiepe structuurloze millennial. Niet dat ik terug zou willen naar de tijd van keurslijven, maar de huidige situatie is ook niet alles. ‘Tegenwoordig ligt de wereld open,’ zegt Roovers. ‘Maar dat is nog niet hetzelfde als autonomie ervaren. Want er komen voortdurend mogelijkheden op je af waar je iets mee moet. Je kunt studeren wat je wilt en waar je wilt, ook in het buitenland, je kunt een tussenjaar nemen.’

Als je overal heen kunt, is het moeilijk om te weten waar je moet zijn. Vroeger lieten veel mensen zich de weg wijzen door een geloofsovertuiging, maar die vorm van structuur is sinds de ontkerkelijking verdampt. Andere vormen van overtuiging die je de weg wijzen, zoals ideologie, zijn ook minder vanzelfsprekend geworden. ‘Bij jongvolwassenen hoort een soort dogmatisme, overtuigd zijn van je gelijk, precies weten hoe de wereld in elkaar zit. Dat lijkt nu op losse schroeven te staan.’

De wereld is zó groot geworden dat het moeilijk is om betrokken te zijn, zegt Roovers. ‘Socrates, Plato en Aristoteles leefden in de overzichtelijke stadstaat Athene en konden zich permitteren om over het lot van de wereld na te denken. Eeuwen later, in het veel grotere Romeinse Rijk, richtten de filosofen zich meer op een individuele ethiek. De schaal van de politieke problemen werd te groot om over het lot van de wereld na te denken. Dat zie je nu eigenlijk weer. Binnen een minuut kun je kennisnemen van alle ellende op de wereld, van bosbranden in Brazilië tot de situatie in Hongkong. Dat maakt je qua handelen apathisch, want waar moet je beginnen als je de wereld wilt verbeteren?’

Een paar dagen na dit interview zendt Nieuwsuur een item uit over ‘klimaatdepressie’ onder jongeren. ‘Er is sowieso een hoger stressniveau onder studenten,’ zegt de opleidingsdirecteur van de Wageningen Universiteit in het item, en bezorgdheid over klimaatverandering ‘is een extra factor’.

Elke minuut is kostbaar

Apathisch of depressief worden hoeft niet de norm te zijn. De klimaatdemonstraties door scholieren en de populariteit van de jongerenclubs van zowel GroenLinks als Forum voor Democratie duiden erop dat de behoefte aan strijden voor een hoger doel blijft bestaan.

Maar die strijd legt het toch af tegen dat wat het heiligste doel van al lijkt: zelfontplooiing. Iets wat samengaat met een streven naar efficiëntie: You only live once, elke minuut is kostbaar. Toen ik naar Roovers’ kantoor fietste, zette ik gauw een leerzame podcast op – de afspeelsnelheid extra hoog.

Roovers haalt Jean-Jacques Rousseau aan. ‘Die zegt dat als je jong bent, je zoveel mogelijk tijd moet verspillen.

Roovers: ‘Dat streven naar efficiëntie hoort erg bij deze tijd, niet alleen onder jongeren. Een activiteit is zelden nog een doel op zichzelf. Sporten is een goed voorbeeld. In het beste geval is het ook leuk, maar het gaat vooral om gezonder worden en je prestaties verbeteren. Ik dacht laatst: wat doe ik nou alleen om de activiteit zelf? Ik heb één ding, en dat is accordeon spelen. Ik ben daar niet goed in, ik kan er geen factuur voor sturen, ik doe het echt alleen voor de lol. Het is belangrijk om zoiets te hebben.’

De productiviteitscultus ontlokt gelukkig een tegenbeweging omdat we ook wel zien dat het burn-outs in de hand werkt. Studentenverenigingen organiseren stiltewandelingen en op Instagram wordt #selfcare gepredikt. Maar ook dat ruikt verdacht: is ontspanning het doel, of tanken we bij om er daarna weer tegenaan te kunnen?

Een paar jaar verspillen

Daan Roovers kijkt wat bezorgd. ‘Kom je hier uit?’ We merken beiden dat het moeilijk is om de vraag te beantwoorden wat het grote probleem van mijn generatie is, ook omdat sommige ontwikkelingen tegenstrijdig zijn. Is er een filosofisch advies waar we hoe dan ook iets mee kunnen?

Roovers haalt Jean-Jacques Rousseau aan. ‘Die zegt dat als je jong bent, je zoveel mogelijk tijd moet verspillen en moet lummelen. Zo’n periode waarin je nog de tijd hebt, is er maar één keer in je leven. Het heersende idee dat je al jong met je toekomst bezig moet zijn, werkt maar in heel beperkte mate. Omdat je pas weet of het leuk is als je ergens bent. Soms moet je eerst de verkeerde keuze maken.’

Maar, sputter ik nog even tegen, dat kost zoveel tijd, en you only live once. ‘Ja,’ zegt de Denker des Vaderlands, ‘maar ja: we leven steeds langer tegenwoordig, dus je mag best een paar jaar verspillen.’

Fotografie Annelie Bruijn
Haar en Make-Up Pascale Hoogstraate @ EE Agency for MUA
Styling Giedre Malinauskaite / NCL Representation

Het bericht Waardoor is de millennial van slag? Op zoek naar antwoorden met Denker des Vaderlands Daan Roovers verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/daan-roovers-millennials/

Nee, een duurzame wereld begint niet bij jezelf. Een pleidooi tegen consumentenactivisme (Vrij Nederland)

‘Als we onze planeet willen redden, zullen we minder vlees moeten eten,’ betoogt Jonathan Safran Foer in zijn nieuwste boek Het klimaat zijn wij. De wereld redden begint bij het ontbijt. De Amerikaanse bestsellerauteur tourt momenteel door Europa met zijn voornaamste boodschap: als we niet op een ecologische ramp willen afstevenen, moeten we allemaal drastisch minderen met onze niet-duurzame, schadelijke eetgewoonten.

Gelet op het aandeel in ontbossing en CO2-uitstoot, richt hij zijn pijlen vooral op de consumptie van dierlijke producten en propageert hij een veganistisch dieet – in elk geval voor twee maaltijden per dag. ‘Je zou, op het moment dat je de menukaart voor je hebt, hetzelfde gevoel moeten hebben als wanneer je naar de brandende Amazone kijkt,’ zegt hij erover in een interview met NRC Handelsblad. Die toast met bacon en ei heeft opeens de nasmaak van verschroeid regenwoud, en dat is precies de bedoeling.

Wat Safran Foer roept, is niet nieuw; hij is de zoveelste beroemde volgeling van het rap groeiende genootschap der consumentenactivisten, of portemonneestrijders. De kern van hun boodschap: met de manier waarop jij als individu je geld uitgeeft, bepaal je of je de gezondheid van ons ecosysteem wil schaden of verbeteren. Elke aanschaf wordt daarmee een morele dan wel immorele keuze. Uit dit consumentenactivisme is een krachtige nieuwe schaamtecultus ontstaan, die allerlei mogelijke uitlopers kent.

Vliegschaamte, autoschaamte, vleesschaamte, stookschaamte of fast fashion-schaamte: je kunt het zo gek niet verzinnen of er wordt ergens, door iemand, met misprijzen vastgesteld dat jouw koopgedrag de wereld naar de knoppen helpt. De onbewuste consument laat ecologische voetafdrukken achter als een olifant, en het is zaak van hem of haar zo snel mogelijke een verlichte, tevens vederlichte, consumindermuis te maken.

Deze filosofie is de laatste jaren gemeengoed geworden en kent veel aanhangers. Politici, CEO’s, jonge influencers en grote beroemdheden laten zich voorstaan op hun ethische lifestyle in een steeds wanhopiger strijd tegen klimaatverandering. Een strijd, overigens, die ik volledig onderschrijf. Sterker nog: ik schaar mij aan de zijde van de zogenaamde ‘alarmisten’, zoals deze groep wetenschappers soms smalend wordt genoemd, alsof ze hun hysterie niet goed weten te beteugelen. Het zijn de experts die waarschuwen dat we zonder ingrijpende economische en politieke veranderingen een cruciaal kantelpunt naderen waarop ecosystemen zullen instorten en niet meer tot regeneratie in staat zijn.

Juist daarom is mijn geduld met types als Jonathan ‘duurzaamheid is een keuze’ Safran Foer op. Consumentenactivisme is een zijweg die niet alleen (te) weinig bijdraagt, maar een snelle, zinvolle aanpak van klimaatverandering zelfs in de weg staat.

Simplistische oorlogsretoriek

De meest gehoorde reactie op mijn standpunt: waarom zou je een tégenstander van consumentenactivisme zijn? Baat het niet, het schaadt ook niet. Bovendien kan het toch allebei: én propageren dat mensen hun koopgedrag moeten aanpassen, én vinden dat overheden en industrie actie moeten ondernemen? Dat klinkt inderdaad redelijk. Ik heb dan ook geen bezwaar tegen portemonneestrijders achter de voordeur – integendeel. Iedereen die de tijd en het geld heeft zich in zijn dagelijkse leven over dit soort keuzes te buigen, moet dat vooral doen. Rolmodellen zijn belangrijk en kunnen anderen inspireren tot duurzamer keuzes.

Het wordt anders wanneer die individuele levensstijl wordt verheven tot een activistische publieke strategie, die bovendien wordt gepresenteerd als een serieuze (deel)oplossing van het klimaatvraagstuk.

Ten eerste is dat niet zo, waarover later meer, en ten tweede maak je zo van ieder individu dat, bewust of onbewust, de ‘verkeerde’ keuzes maakt, de vijand. Een immoreel wezen, verantwoordelijk voor het feit dat de wereld vergaat.

Dat is precies wat consumentenactivisten doen. Als een peloton groene George Bush-soldaten bezigen ze simplistische oorlogsretoriek, die ‘de ander’ automatisch in het foute kamp plaatst: You’re with us or you’re against us. Een constante stroom doempraat komt zo dagelijks voorbij in interviews, artikelen of op de sociale media van populaire jongens en meisjes die lachend reclame maken voor ‘duurzame’ producten van de meest vervuilende multinationals.

Nu ben ik niet van het teerhartige slag dat klaagt over ‘de verkeerde toon’, zoals actievoerders vaak wordt verweten. Het gaat erom dat de oorlogstaal tegen de verkeerden is gericht.

Een greep uit de gebezigde kreten: ‘Hoor jij bij de groep die de mensheid van de ondergang wil behoeden, of heb je bloed aan je handen?’ ‘Iedereen die nu nog vlees eet / vliegt / goedkope kleding koopt (vul in naar keuze, de lijst is eindeloos), is schuldig aan de bosbranden in Brazilië / de uitstoot van de fossiele industrie / de watervervuiling door pesticidengebruik in de katoenteelt.’ ‘In welk leger wil jij zitten? Het leger dat vecht voor het goede, of voor het kwade?’ ‘Ben jij voor of tegen een leefbare wereld voor je kinderen?’ ‘Mensen die nu nog winkelen bij Primark, moeten zich kapot schamen.’ ‘Wie aan de zijlijn blijft staan, is even schuldig als de vervuilers.’

Utopie

Nu ben ik niet van het teerhartige slag dat klaagt over ‘de verkeerde toon’, zoals actievoerders vaak wordt verweten. De geschiedenis wijst uit dat je júíst nietsontziende trammelantschoppers nodig hebt om verandering te bewerkstelligen. Het gaat erom dat de oorlogstaal tegen de verkeerden is gericht. Dat is ook meteen het verschil tussen consumentenactivisten en de ouderwetse grassroots-bewegingen, waarmee ze zichzelf nog wel eens willen vergelijken.

Die streden voor collectieve actie vanuit burgers ten behoeve van politieke of economische verandering. Kenmerkend voor de grassroots-bewegingen was dat ze inclusief waren en hun pijlen richtten op de machtsblokken boven hen. Consumentenactivisme laat die machtsblokken juist vrijuit gaan en zet mensen ertoe aan de pijlen onderling op elkaar te richten, ten koste van de meest kwetsbare burgers. En dat ook nog op grond van een gemankeerd uitgangspunt.

Het is wel de intentie van consumentenactivisten om het bedrijfsleven te raken – maar dan met een omweg. Het idee is om zoveel mogelijk mensen ervan te overtuigen hun geld anders te besteden, vanuit de kerngedachte dat de vraag het aanbod bepaalt. ‘Er bestaat geen krachtiger middel dan het onttrekken van geld aan deze destructieve industrieën,’ verwoordt Safran Foer dit veel gedeelde standpunt; ‘Corporations sell what people buy.’

Precies in dat vertrekpunt zit een cruciale denkfout. In de klaslokaaltheorie van een competitieve markt klinkt deze slogan best aardig, maar in de praktijk is het een utopie om te denken dat een individuele consument het aanbod bepaalt. De gehele bestaande infrastructuur van vooral westerse samenlevingen leunt op de meest vervuilende industrieën, die vervlochten zijn met elk aspect van ons dagelijks bestaan.

Het gijzelen van de publieke zaak

Neem de fossiele industrie. Als we de grens van twee graden opwarming niet willen overschrijden, moet de CO2-uitstoot op korte termijn drastisch worden verlaagd, onder meer door een strikt koolstofdieet. Dat houdt in dat, bijvoorbeeld, oliebedrijven nog maar een fractie van hun voorraden zouden mogen aanboren – en daarmee een fractie van hun geplande winst. Maar het afzweren van onze fossiele afhankelijkheid heeft veel bredere implicaties, vanwege de verwevenheid van die sector met de rest van de samenleving.

Alleen al Europese financiële instellingen hebben een bedrag van een biljoen (duizend miljard) euro uitstaan bij de fossiele industrie; investeringen die rechtstreeks zijn verbonden aan ons spaargeld, pensioen en overheidsbudget.

Die ontvlechting is al complex, maar wordt nog eens extra bemoeilijkt door tegenkrachten voor en achter de schermen. De betreffende bedrijven doen er alles aan om hun winsthorizon niet te laten beperken, met een lobby waarin miljoenen omgaan. Sinds de verkiezing van de Amerikaanse president Donald Trump in 2017 geeft de fossiele industrie recordbedragen aan groeperingen die zijn dereguleringsprogramma steunen, en zijn diverse mensen uit de fossiele industrie op cruciale bestuurlijke posities in de VS beland – met resultaat. Zoals de directeur van een milieudenktank in Washington het verwoordde: ‘De fossiele industrie heeft welhaast alles op haar wensenlijst voor elkaar gekregen onder Trumps bewind.’

De mantra ‘betrek de industrie bij verandering’ is zo normaal geworden, dat weinigen inzien dat die aanpak in sommige situaties neerkomt op het gijzelen van de publieke zaak.

Maar laten we niet weer alleen maar naar de VS wijzen. Recent dataonderzoek geïnstigeerd door The Guardian wijst uit dat de vijftig grootste oliebedrijven de komende tien jaar zeven miljoen olievaten per dag éxtra willen oppompen, waarbij onze nationale trots Shell koploper is. Shell is voornemens haar productie met ruim 35 procent te verhogen om de reserves maar uit de grond te krijgen in het belang van winstmaximalisatie voor de aandeelhouders.

In plaats van een redelijke afbouw, in lijn met de noodoproep van wetenschappers, worden juist extra investeringen gedaan die klimaatdoelen ondermijnen, zoals de bouw van nieuwe boorlocaties. Shell-baas Ben van Beurden zegt daarover: ‘Filosofisch gezien geloof ik […] dat het niet aan energiebedrijven is om energieverbruik te beperken.’ Daarmee raakt hij een cruciale wetmatigheid: een bedrijf heeft een wezenlijk ander doel dan de overheid.

Dat uitgangspunt lijkt, na jaren van overheveling van publieke taken naar de private sector, te zijn verwaterd, en consumentenactivisme is daar een symptoom van. De mantra ‘betrek de industrie bij verandering’ is zo normaal geworden, dat weinigen inzien dat die aanpak in sommige situaties neerkomt op het gijzelen van de publieke zaak.

De kracht van marketing

Er zijn meer redenen waarom het ‘vraag-bepaalt-aanbod’-vertrekpunt een illusie is. Neem de kracht van marketing en advertenties. Het is geen toeval dat hele bevolkingsgroepen op Nike-schoenen lopen, blonde vrouwen in Mini Coopers rijden en start-upjongens op een urban bike door de stad crossen met een Fjällräven-rugzak om. Alles in de wereld van het consumentisme draait om image, brand distribution en brand loyalty. De invloedrijke marketing en distributie van grote (vaak zeer vervuilende en/of ongezonde) spelers bepaalt wat het aanbod is, van dorpen in de verste uithoeken van de aarde tot de high street-winkelketens.

Het hele systeem is gebaseerd op het vergroten van consumentisme, het zoeken naar nieuwe manieren om mensen dingen te laten kopen waarvan ze niet eens wisten dat ze ze nodig hadden.

Coca-Cola is daar een goed voorbeeld van. Het merk, goed voor 1,9 miljard verkochte units per dag en de productie van 200.000 plastic flessen per minuut, is, vaak letterlijk, onderdeel van het meubilair overal waar kinderen komen. Het merk is onlosmakelijk verbonden met ons (westerse) bestaan. Het verlies van marktaandeel aan gezondere alternatieven is door het frisdrankbedrijf snel gesignaleerd en slim gecompenseerd: Coca-Cola en andere voedingsreuzen zijn nu eigenaar van ’s werelds best verkochte, in plastic voorverpakte watermerken.

Het hele systeem is gebaseerd op het vergroten van consumentisme, het zoeken naar nieuwe manieren om mensen dingen te laten kopen waarvan ze niet eens wisten dat ze ze nodig hadden, en doelbewust niet-duurzame producten op de markt brengen.

Ik heb het jarenlang zelf ondervonden toen ik nog als jurist in het bedrijfsleven werkte: bedrijven zijn erbij gebaat dat dingen een korte levensloop hebben zodat je snel nieuwe aanschaft, of een publiek goed als water te privatiseren en er een even winstgevend als vervuilend product van te maken – een product dat een generatie geleden niet eens bestond.

Lees ook Van klimaatdrammen naar Shell vergroenen? Ongeloofwaardig 29 maart 2019
Inkapselen

Een ander onderdeel van marketing is het verweven van grote vervuilers met ‘legitieme’ partijen, iets dat greenwashing wordt genoemd. Het doel is mensen, het liefst critici, met bereik of autoriteit in te kapselen, waarmee je ze op zijn minst onschadelijk maakt en op zijn best voor je laat werken. Neem de ‘duurzame’ Instagram-starlets die doempreekjes houden over smeltende poolkappen onder een glamfoto waarop ze in een biokatoenen jurkje reclame maken voor een nieuw, ‘gezond’ drankje van een multinational.

Maar ook de allergrootsten zwichten. Toen Michelle Obama in 2010 als First Lady haar strijdplan tegen obesitas introduceerde, trok er even een huivering door de voedingsindustrie. Door slechte voeding was kinderobesitas in de Verenigde Staten in dertig jaar tijd ruim verdrievoudigd naar 17 procent, met angstaanjagende stijgingen van chronische ziekten en Diabetes-2 – onder de met name de armste bevolkingsgroepen.

Uit haar eerste speeches bleek duidelijk wie Obama daarvoor medeverantwoordelijk hield: de voedingsindustrie, met hun excessieve toevoegingen van zoetstoffen en vetten, hun misleidende advertenties gericht op kinderen, hun ijzeren greep op de voedselvoorziening in scholen, ziekenhuizen en sportclubs, en het propageren van het frame dat overgewicht te wijten is aan een gebrek aan individuele wilskracht. Haar stoere praat duurde niet lang.

De industrie was er als de kippen bij om ‘partnerships’ met Obama aan te gaan – Coca-Cola, Walmart, Walt Disney, Nestlé en anderen. Het is voor Big Food, zoals deze multinationals ook wel worden genoemd, van levensbelang dat ze zelfregulerend blijft, en alles werd uit de kast getrokken om daadwerkelijke beleidsverandering en regelgeving te voorkomen. Het lobbybudget werd verdubbeld, een toevoeging van ‘light’-opties aan bepaalde productlijnen werd toegezegd (oftewel: een uitbreiding van het assortiment, met bijbehorende inkomsten), en toen was het welletjes.

Als Michelle Obama haar pijlen op Big Food bleef richten, zouden de bedrijven alle medewerking intrekken. Michelle boog het hoofd, en tot het einde van het Obama-presidentschap zag je haar in het openbaar sporten met te zware kinderen, onder de slogan ‘onze jeugd moet meer bewegen’. Het kinderobesitaspercentage in de Verenigde Staten is momenteel 18,5 procent.

Als je goed kijkt, zie je die verraderlijke verwevenheid overal, en het zaait effectief verwarring. Een door Shell betaald interview met een wetenschapper in NRC Handelsblad over het belang van individuele keuzes in de strijd tegen klimaatverandering. Een door ABN AMRO betaald interview door de hoofdredacteur van zakenblad Quote met mensen van Coca-Cola en McDonald’s over duurzaamheid. Hoe serieus te nemen is een controlerende macht die dagelijks bericht over de urgentie van klimaatverandering, maar pal daarnaast de grootste veroorzakers ervan met onweersproken interviews een platform biedt?

Overheidsinvloed

Een ander aspect dat het vraag-aanbod-evenwicht verstoort, is overheidsbeïnvloeding in de vorm van subsidiestromen, belastingvoordelen of accijnsvrijstellingen. Subsidie stimuleert aanbod door producenten en heeft een rechtstreeks effect op de verkoopprijs en daarmee op het koopgedrag van consumenten. Zo lang, bijvoorbeeld, fossiele brandstoffen tweemaal zoveel voordelen ontvangen als hun duurzame alternatieven, is de keuze voor een grote groep mensen snel gemaakt.

Een heel scala aan kennis en keuzes blijft onzichtbaar, zonder dat de gebruiker het doorheeft.

Er worden miljoenen aan EU-geld in de promotie van de vleesindustrie gepompt, en de consument weet niet eens wat de ‘echte’ prijs van vlees is – die kan tot wel 40 procent hoger zijn zonder subsidies en met doorberekening van de maatschappelijke kosten. Deze concurrentievervalsing is de meeste mensen onbekend, en het lijkt me oneerlijk en nogal wereldvreemd de groep die voor deze producten blijft kiezen dan als immoreel of fout te bestempelen.

Redelijk nieuw is de invloed van algoritmen op consumentengedrag. Op basis van de verzamelde en verbonden data van miljarden mensen kunnen bedrijven met op maat gemaakte algoritmen koopgedrag beïnvloeden tot op individueel niveau. Omdat de grote techbedrijven weigeren de samenstelling van hun algoritmen te ontsluiten, is het voor de consument volkomen ondoorgrondelijk waarom hem of haar bepaalde zaken worden aangeboden of onthouden. Zoekresultaten, getoonde nieuwsberichten of gepresenteerde producten op alle mogelijke online kanalen worden op maat gemaakt om de kans op succes (een transactie) te optimaliseren.

Blijf vrij van geest. Lees onze nieuwsbrief.
Ontvang de beste verhalen van Vrij Nederland in je mail, twee keer per week.

Een heel scala aan kennis en keuzes blijft zo onzichtbaar, zonder dat de gebruiker het doorheeft. Zo zal iemand die in het verleden al keuzes gericht op duurzaamheid maakte een totaal ander online menu krijgen voorgeschoteld dan iemand die die keuzes wegens gebrek aan kennis, interesse of koopkracht jarenlang niet maakte. Deze laatste gebruiker heeft een volstrekt ander beeld van hoe de wereld eruitziet en wat er te koop is.

Met al deze ongelijke, soms onzichtbare en manipulatieve krachten is het onhoudbaar om individuen aan te spreken vanuit het simplistische vertrekpunt ‘duurzaamheid is een keuze’, of ‘met je portemonnee bepaal jij wat de industrie doet’.

Elitaire manier van de wereld verbeteren

Een klimaatcrisis afwenden vergt van hogerhand afgedwongen, radicale systeemwijziging. Wat consumentenactivisten zelf niet doorhebben, is dat ze met hun gedachtengoed pleitbezorgers zijn van het systeem dat ze denken te bestrijden. Dat systeem gedijt bij een wereldbeeld waarin mensen niet meer worden gezien als burgers, maar als consumenten, op een planeet genaamd Vrije Markt. Portemonneestrijders gaan mee in de mythe van de Maakbare Mens, die anno 2019, leven en welzijn met zijn eigen handelen vormgeeft.

Die individualistische ‘alles is je eigen schuld of verdienste’-filosofie was ooit voorbehouden aan de conservatieve hoek, van Reagans American Dream tot Thatchers ‘There’s no such thing as society’, maar is inmiddels over de hele linie geaccepteerd, met de linkse intelligentsia niet zelden als fanatiekste fakkeldragers. Zoals de poepchique moderecensente van The New York Times, Vanessa Friedman, die recent in een interview over de milieuvervuilende fast fashion verzuchtte: ‘De grote vraag is: hoe krijgen we consumenten zo ver dat ze gaan nadenken over wat ze kopen? Dat ze zich realiseren dat één T-shirt van 20 dollar langer meegaat dan tien shirts van 2 dollar per stuk.’

Het is een nogal exclusieve, elitaire manier van de wereld verbeteren, want niet iedereen heeft de mogelijkheid met zijn portemonnee te praten. Safran Foer, Friedman en hun bevoorrechte club geloofsgenoten zijn daarin een minderheid op deze wereld.

Lees ook De Grenfell-toren: symbool voor de zwarte ziel van de samenleving 27 juni 2017

Een inktzwart voorbeeld van wat er gebeurt als je mensen louter als consument ziet, was de brand in de Grenfelltoren op 14 juni 2017. In een chique wijk in Londen hadden de meeste bewoners hun bestaan met een goedgevulde portemonnee succesvol en veilig vormgegeven. De rood-witte Victoriaanse huizen waren uitgerust met fatsoenlijke brandmelders, vuurwerende isolatie en functionerende nooduitgangen. Daarbovenuit rees een betonnen torenblok voor de armen.

Precies de groep die, als burger én als consument, tussen wal en schip viel: de staat voelde zich, na de decennialange uitholling van haar publieke taken, niet langer verantwoordelijk voor hun welzijn, en de vrije markt kon niets aan ze verdienen. Een rits private onderaannemers, gefocust op tijdsbesparing en kostenverlaging in verband met winstmaximalisatie, renoveerde het gebouw, met falende rookmelders, vuurversnellende panelen en niet geteste brandblussers als resultaat. Die bewuste nacht verbrandden zeker tachtig mensen levend.

Consumentenactivisme gaat eraan voorbij dat er ontzettend veel mensen zijn voor wie er geen keuze bestaat tussen een shirt van twee of twintig dollar, tussen eenmaal of driemaal daags vlees. Sterker nog: de groep die zo verontwaardigd doet over andermans koopgedrag houdt er zelf een lifestyle op na die meestal vervuilender is dan die van een minder welvarend persoon met al zijn ‘foute’ keuzes.

Een bijstandsmoeder op driehoog-achter die bij Primark winkelt, op een oude brommer rijdt en eens per week plofkip serveert, heeft een kleinere footprint dan de gemiddelde schrijver van een duurzaamheidsboek, met alle diners, sprekersevenementen, social gatherings en sponsordeals met ‘duurzame’ productlijnen. Dat deze laatste de eerste de les leest, is een gotspe.

Als je dat principe naar wereldschaal opblaast, wordt het nog gekker. De geglobaliseerde vrije markt heeft westerse landen rijkdom gebracht en miljoenen mensen in ontwikkelingslanden uit de armoede getild. Mensen voor wie dingen als vlees eten, autorijden, kleding kopen en andere uitingen van westers consumentisme voor het eerst bereikbaar zijn geworden. En dan, na er decennialang zelf van te hebben geprofiteerd, houden een paar snobs een stopbord omhoog. Met serieuze boeken, artikelen en debatavonden over hoe opkomende landen meer aan overbevolking zouden moeten doen en hoe ‘iedereen zijn steentje moet bijdragen’ om de wereld te redden.

Feit is dat de bovenste, rijkste helft van de landen op aarde verantwoordelijk is voor 86 procent van de totale CO2-uitstoot. De rijkste mensen zijn 175 maal vervuilender dan de armste 10 procent, en de komst van enkele miljarden mensen meer in laag-inkomenlanden zou voor maar een paar procent meer uitstoot zorgen. Feit is ook dat het juist de meest kwetsbaren zijn die het eerst en het ergst worden geraakt door de gevolgen van klimaatverandering – droogte, orkanen, overstromingen of ontbossing.

‘O nee, die mensen bedoel ik niet,’ krabbelen consumentenactivisten vaak terug als je ze dit voorlegt. Maar zo werkt een theorie niet. Als je iets met veel bombarie poneert als oplossing en publiekelijk oproept tot actie, kun je daarna niet stellen dat je je eigenlijk alleen tot je eigen vriendenkring richtte. ‘Die mensen’, met een andere portemonnee of uit een ander land, lezen ook boeken, kranten en Instagramposts. ‘Die mensen’ vallen ook ten prooi aan de schaamtecultus die consumentenactivisten over ze uitspreken. En ‘die mensen’ hebben, consument of niet, als burgers ook recht op bescherming tegen de uitwassen van een systeem dat door consumentenactivisme alleen maar langer buiten schot blijft.

Lees ook Spot maar met activisten – tot het water aan je lippen staat 8 maart 2019
Consumentenactivisme als bliksemafleider

Overstappen op een plantaardig dieet, zoals Safran Foer wil? Beter gemaakte, duurdere kleding kopen, zoals Friedman wenst? Ik zal het een kleine groep bofkonten in mijn omgeving zeker aanraden; zij die het geld hebben om tegen de meerderheid van alle aangeboden producten nee te zeggen, en de tijd zich over alle productieketens en hun bijbehorende voetafdruk in te lezen.

Maar als reactie op de klimaatcrisis is consumentenactivisme slechts een bliksemafleider die burgerrechten uitholt, geld kost dat ook elders besteed had kunnen worden en zich conformeert aan het systeem dat ons op dit punt gebracht heeft. Het beschamen van mensen op grond van hun koopgedrag getuigt bovendien van een misplaatste morele superioriteit, die onrecht en ongelijkheid eerder vergroot dan verkleint. Terwijl burgers onderling de pijlen op elkaar richten, versterken de meest schadelijke industrieën jaarlijks hun macht en leunen overheden in hun klimaatakkoorden steeds meer op de trend van individuele verantwoordelijkheid.

Juist de mensen die nu hun doempreken uitspreken over andermans koopgedrag kunnen we, met hun bereik en invloed, goed gebruiken. Maar dan wel voor een minder veilige manier van actievoeren dan ze gewend zijn. Een manier die meestal geen ‘partnerships’ oplevert, sprekersuitnodigingen of interviews. Mensen die zich rechtstreeks uitspreken over industrie en overheid worden namelijk daadwerkelijk als een dreiging gezien en houden daar in veel gevallen eerder vijanden dan een verdienmodel aan over. Kijk naar longarts Wanda de Kanter, met haar strijd tegen de tabaksindustrie en laakbaar overheidsbeleid, Evgeny Morozov, die de almacht van techbedrijven en de laffe respons van de politiek aanvalt of Olivier van Beemen die de corrupte praktijken van Heineken onthulde.

Systeemkritiek klinkt misschien vaag en ongrijpbaar, terwijl ‘ethisch’ eten en shoppen een prettig gevoel geeft; het onmiddellijke idee dat je iets bijdraagt. Maar er zijn voldoende concrete gevechten aan te gaan. Denk aan het ombuigen van subsidie- en investeringsstromen; de ontsluiting van algoritmen en de mogelijke inzet ervan ten behoeve van duurzaamheid; het ontbloten en reguleren van lobbyactiviteiten; een discussie over advertentie-inkomsten door dezelfde media die de noodklok luiden over de klimaatcrisis; of het verlenen van legitimiteit aan vervuilende of manipulatieve industrieën door middel van greenwashing.

Laten we de schaamtecultus ten aanzien van individuen die niet de ‘juiste’ keuzes maken beëindigen, en ruchtbaarheid geven aan het feit dat de meeste mensen wel degelijk duurzamer zouden willen leven, maar dat niet voor elkaar krijgen vanwege omgevingsfactoren die bewust door bedrijfsleven en politiek in stand worden gehouden.

Want alle goede bedoelingen ten spijt: elk boek, elk artikel en elke dag méér besteed aan consumentenactivisme leidt niet alleen af van het werkelijke probleem, maar ook van de oplossing.

Het bericht Nee, een duurzame wereld begint niet bij jezelf. Een pleidooi tegen consumentenactivisme verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/pleidooi-tegen-consumentenactivisme/

Palmolie verwoest het regenwoud, maar een verbod is niet de oplossing (Vrij Nederland)


Liever luisteren dan lezen? Jasper Veenstra heeft dit verhaal ook voor je ingesproken.

Er zit een orang-oetan in mijn kamer en ik weet niet waarom. Hij smijt met mijn chocolade en schreeuwt tegen mijn shampoo. Het is het begin van een reclamespot van de Britse supermarktketen Iceland die eind vorig jaar viraal ging op sociale media.

De reclame blijkt een aanklacht tegen het gebruik van palmolie in allerlei producten. De orang-oetan heeft zijn toevlucht genomen tot de mensenwereld omdat zijn thuis, het tropisch regenwoud van Zuidoost-Azië, is platgewalst om er oliepalmplantages te beginnen.
Wat hielp bij het viraal gaan, was de beslissing van de Britse reclameautoriteit dat de spot niet uitgezonden mocht worden omdat de boodschap ‘te politiek’ was.

Dat leidde tot scherpe kritiek, onder meer van milieuactivist en Guardian-columnist George Monbiot. Waarom mogen bedrijven wel adverteren met producten die tot destructie van regenwoud leiden, maar is kritiek daarop te politiek, vroeg hij zich af. Uiteindelijk bereikte de reclamespot maar liefst 65 miljoen kijkers, allemaal online, en won het pleidooi voor een verbod op het gebruik van palmolie aan momentum. Verschillende petities tegen ontbossing, onder meer op de site van Greenpeace, werden gretig ondertekend. Ook aan de ontbijttafel van ondergetekende is onder druk van de oudste (8) palmolie een producto non grato.

Uitbuiting

De cijfers die aan palmolie kleven, geven op het eerste gezicht genoeg aanleiding voor een verbod. Zo is er op het Maleisisch-Indonesische eiland Borneo, de belangrijkste productieregio voor palmolie, sinds de jaren zeventig maar liefst 18,7 miljoen hectare bos voor de bijl gegaan, een oppervlak zo groot als vier keer Nederland. Nieuwe plantages, in combinatie met de jacht, hebben sinds 1999 aan 150.000 orang-oetans het leven gekost. Dat is meer dan er nu in leven zijn.

De globale productie was destijds 20 miljoen ton, is nu bijna 70 miljoen ton en schattingen voor 2050 spreken van 240 miljoen ton.

Met ongeveer 100.000 overgebleven exemplaren is de soort volgens de IUCN, opsteller van de Rode Lijst, critically endangered. ‘En dan zijn er ook nog talrijke signalen van uitbuiting op de grote plantages,’ zegt Ton Sledsens, woordvoerder ‘bossen’ bij Milieudefensie, een organisatie die als sinds 2000 aanstuurt op het afbouwen van het gebruik van palmolie in Europa.

Dat jaartal 2000 is geen toeval, want rond de eeuwwisseling begon het gebruik van palmolie een hoge vlucht te nemen. De globale productie was destijds 20 miljoen ton, is nu bijna 70 miljoen ton en schattingen voor 2050 spreken van 240 miljoen ton. Aanjager van de initiële groei was wetenschappelijk onderzoek dat aantoonde dat de toen veel gebruikte oliën in ons voedsel, vooral afkomstig van dierlijk vet, slecht waren voor onze gezondheid omdat ze veel transvetten en verzadigde vetten bevatten.

Cirkel rond

In een paar jaar gingen grote voedselbedrijven als Unilever en Nestlé massaal over op palmolie, dat een gezondere vetsamenstelling heeft. Daarbovenop stelde de Europese Unie eind jaren negentig de zogenoemde bijmengverplichting in voor de transportsector. Om minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen moesten tanks van auto’s en vrachtwagens in 2020 gevuld zijn met minimaal 10 procent biobrandstoffen. Palmolie bleek daarvoor een ideale kandidaat en de vraag explodeerde.

‘In een willekeurige supermarkt bevat meer dan de helft van alle verpakte producten palmolie.’

Op dit moment gaat maar liefst 46 procent van alle geïmporteerde palmolie in Europa de tank in, blijkt uit een analyse uit 2016 van Copenhagen Economics in opdracht van de Europese Commissie.

‘De gedachte achter het gebruik van palmolie is simpel,’ zegt Pita Verweij, universitair hoofddocent duurzame ontwikkeling bij het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht. ‘Je plukt de vruchten van de oliepalm en van de olie maak je brandstof. Aan die palm groeien vervolgens weer nieuwe vruchten, waarvoor de oliepalm CO2 uit de lucht trekt. Zo is de cirkel rond en is brandstof klimaatneutraal.’

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2019/05/LONNEKEVANDERPALEN_VRIJNEDERLAND_PALMOLIE_05-1280x1791.jpg

In Haarlak zit palmolie
Tweeënhalf keer zo duur als Nutella

Maar de praktijk bleek weerbarstiger. ‘De populariteit van biobrandstoffen en andere palmolietoepassingen deed de vraag naar palmolie dermate stijgen dat er nieuwe plantages nodig waren. Die kwamen in de plaats van tropisch bos en van veengebieden, en bij het kappen of droogleggen daarvan komt veel CO2 vrij.’

Uit recent onderzoek van het Nederlandse adviesbedrijf Ecofys blijkt dat palmolie op deze manier tot wel drie keer zoveel CO2 uitstoot als fossiele brandstoffen. Begin dit jaar besloot de Europese Commissie daarom het gebruik van palmolie voor biobrandstof vanaf 2021 af te bouwen, tot het in 2030 helemaal uitgebannen is. De biobrandstof die dan nog in de tank gaat, mag alleen van afvalproducten uit de landbouw komen of uit nieuwe initiatieven als algen.

Zelfs als de productie van olie verplaatst wordt, is het de vraag of er milieuwinst is.

‘Voor het gebruik van palmolie in voedsel ligt een verbod veel minder voor de hand, en het is bovendien moeilijker te realiseren,’ zegt Verweij. ‘In een willekeurige supermarkt bevat meer dan de helft van alle verpakte producten palmolie. Shampoo, chocola, broodbeleg, chips, overal zitten verschillende typen palmolie in. Je zult voor al die oliën opnieuw een vervanger moeten vinden. De afgelopen paar decennia zijn er bovendien veel bewerkte voedselproducten bijgekomen in de supermarkt, daar zit bijna altijd palmolie in. Het verbod doortrekken naar de voedselsector zou betekenen dat veel producten uit het schap verdwijnen, of veel duurder worden.’

Wie wel eens een potje palmolievrije chocopasta bij de Ekoplaza kocht, weet hoe hard dit gaat: 4,65 euro voor een potje van 270 gram, tweeënhalf keer zo duur als Nutella.

Gemakkelijk te verbouwen

‘Palmolie is zo goedkoop omdat het makkelijk te verbouwen is,’ zegt Ken Giller, hoogleraar plantproductiesystemen aan de Wageningen Universiteit. ‘Je hebt er weinig kunstmest en bijna geen bestrijdingsmiddelen voor nodig, en je haalt drie tot vijf keer zo veel van een hectare als bij alternatieve oliegewassen als soja of raapzaad.’ Palmolie levert op dit moment 38 procent van alle oliën, en verbruikt maar 7 procent van het land. ‘Op de goede manier geteeld is het de meest duurzame plantaardige olie.’

De switch naar alternatieve oliebronnen in voedsel gaat volgens Giller hoe dan ook gepaard met uitbreiding van het globale landbouwareaal, ten koste van toch al schaarse natuur. Zelfs als de productie van olie verplaatst wordt naar het minder biodiverse Europa door de raapzaad- of sojateelt op te voeren, is het de vraag of er milieuwinst is. ‘Dat raapzaad wordt aangeplant op bestaande landbouwgrond, waar voorheen een ander gewas groeide. Dat moet weer elders geproduceerd,’ zegt Giller. ‘Je creëert een waterbed-effect. Ga er maar vanuit dat dat extra land uiteindelijk ergens biodiversiteit kost.’

‘Palmolie is een belangrijke bron van welvaartsgroei in Indonesië en Maleisië. Met een totaalverbod laat je boeren daar in de steek.’

Het is een lezing die Ton Sledsens van Milieudefensie bestrijdt. ‘Als de Unilevers van deze wereld begin deze eeuw in staat waren om binnen enkele jaren volledig over te schakelen naar palmolie, moeten ze ook in staat zijn om een nieuwe duurzame vervanging te vinden. Volgens mij is het een technologische kwestie. En we mogen best vragen stellen bij ons voedselaanbod. De hoeveelheid palmolie in voedsel is in Europa de afgelopen jaren al gedaald van 3 naar 2,5 miljoen ton, en er kunnen echt nog wel wat bewerkte producten uit de supermarkt zonder dat we daar slechter van worden. Het is een kwestie van durf.’

Ideologische strijd

Giller ziet echter meer redenen waarom een verbod niet de juiste weg is. ‘Tot wel 35 procent van de palmolie komt van kleinschalige, lokale boeren. De marges zijn bovendien groot. Palmolie is een belangrijke bron van welvaartsgroei in Indonesië en Maleisië. Met een totaalverbod laat je boeren daar in de steek.’

Maar Sledsens ziet liever dat de boeren daar stoppen met het produceren van grondstoffen voor de wereldmarkt en voedsel gaan verbouwen voor hun eigen land of regio. ‘Waarom kan Europa niet haar eigen broek ophouden en moeten producten over de hele wereld gesleept worden? Kleinschalige, gemengde teelt, met olie puur voor regionale consumptie, voorkomt dat het ene continent het andere uitput door voedingsstoffen ergens weg te halen en die niet meer terug te brengen.’ Hier tekent zich een ideologische strijd af tussen degenen die de globalisering als iets onvermijdelijks zien, en zij die denken dat een radicaal ander systeem niet alleen mogelijk, maar ook beter is.

‘Omdat palmolie in zoveel producten zit, is het voor consumenten onmogelijk om een duurzame keuze te maken.’

Er is nog een laatste, meer pragmatisch argument voor het blijven gebruiken van palmolie in Europa. ‘In China en India groeit de vraag naar de olie enorm, en daar maken ze zich nog weinig druk over ontbossing,’ zegt Giller. ‘Onze aanwezigheid daar geeft ons invloed op het productieproces. Wij kunnen schonere productie of betere werkomstandigheden afdwingen.’

Giller en Verweij zetten daarom liever in op duurzame palmolie voor toepassingen in voedsel. Dat betekent dat de productie van de olie niet aan banden wordt gelegd, maar dat de teelt en ook uitbreiding daarvan zonder ontbossing moet plaatsvinden. Volgens beide wetenschappers ligt de bal hiervoor bij de grote voedselbedrijven. ‘Omdat palmolie in zoveel producten zit, is het voor consumenten onmogelijk om een duurzame keuze te maken, het zijn de bedrijven die moeten garanderen dat al hun palmolie van duurzame plantages komt,’ zegt Verweij.

Vraagtekens bij de effectiviteit

De eerste poging om tot duurzame palmolie te komen, was de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO), een samenwerkingsverband uit 2004 van plantagehouders, voedselbedrijven, banken en milieuorganisaties om certificeringen af te geven aan duurzame plantages. Of RSPO een succes is, hangt af van wie je vraagt. ‘Op dit moment is 19 procent van alle palmolie gecertificeerd. Dat is een flinke prestatie als je bedenkt dat zorgen over ontbossing in maar weinig landen leven,’ zegt Giller.

‘Het is mogelijk om economische groei, armoedebestrijding en duurzaamheid te combineren.’

Niet bij de ronde tafel aangesloten ngo’s als Milieudefensie wijzen echter op misstanden op gecertificeerde plantages, waaronder kinderarbeid en uitbuiting. Ook een studie van twee Franse wetenschappers uit 2015 zet vraagtekens bij de effectiviteit: volgens hen is de compensatie voor certificering te laag, zijn de richtlijnen waaraan plantages moeten voldoen te multi-interpretabel en vindt er toch ontbossing plaats onder het label.

Zero Deforestation

Om aan die kritiek tegemoet te komen, is er sinds 2015 een nieuw certificeringsschema opgesteld met hogere eisen: Zero Deforestation. Het is onderdeel van de Parijsakkoorden om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan: ontbossing is wereldwijd verantwoordelijk voor 15 procent van alle uitstoot. Een belangrijke strategie om Zero Deforestation te laten slagen, is intensivering op bestaande plantages. ‘Vooral kleine boeren halen vaak maar een kwart van de mogelijke opbrengst,’ zegt Verweij, ‘daar valt nog veel te halen.’

Daarnaast is het cruciaal dat lokale overheden zich gaan bemoeien met landschapsinrichting. In 2013 publiceerde Verweij met haar collega’s een artikel in het wetenschappelijk tijdschrift PLOS ONE, waarin ze gebieden aanwijst waar plantages nog wel naar kunnen uitbreiden. ‘In Azië zijn grote gebieden met gedegradeerde gronden omdat ze uitgeput zijn door eerdere landbouw of veeteelt, of omdat er bosbranden hebben gewoed. Door daar uitbreiding toe te laten, is het mogelijk om economische groei, armoedebestrijding en duurzaamheid te combineren,’ zegt Verweij. ‘Je hebt daar wel een sterke overheid voor nodig, die het nut van bescherming van bos inziet.’

Als we pleiten voor een boycot op palmolie, concludeerde het Nederlandse duurzame handelsinitiatief IDH in januari van dit jaar, verliest zowel de planeet als de kleine boer. Het enige waar een ban op moet, is niet-duurzame palmolie.

Het bericht Palmolie verwoest het regenwoud, maar een verbod is niet de oplossing verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/verbod-palmolie/