Brandweer-docu ‘Brandmeester’: hoogopgeleid dedain voor de werkvloer (ThePostOnline)

Brandweer Amsterdam.

(Door Dieuwertje Kuijpers, TPO, 21 december 2023) – De Nederlandse praktische werkvloer wordt vermorzeld door overheidsmanagers die geautomatiseerde empathie (“wat heb je van mij nodig om jou in je kracht te zetten?”) verwarren met een menselijke maat. En vervolgens verbaasd zijn dat bijna niemand voor ze wil werken. Nergens wordt dat zo duidelijk als in de documentaire van Saskia Gubbels, Brandmeester.

‘Monoculturele, hogeropgeleide kantoorklerken wiens zalvende management-retoriek en geautomatiseerde empathie de dwingelandij niet verbloemen’

Een blik Kanis & Gunnink. De mosterdkleurige gemêleerde grondtegels. Grote lichtgrijze tafelbladen zoals die in menig middelbare school in de aula staan. Bluspakken die meuren naar roet en je haren ook na drie keer wassen nog naar gerookte bacon. Met een beetje geluk hangt er in de kantine nog een zweem van oud frituurvet. Sowieso is die van matige koffie – uitgeschonken in Duralex glazen – altijd aanwezig.

De openingsbeelden van de documentaire Brandmeester zijn dermate treffend dat ze bij ondergetekende – die vijftien jaar geleden in een Velsens ‘blikkie (jargon voor opleiding) zat – levendige herinneringen oproepen.

Brandweerkazerne Dirk

Documentairemaakster Saskia Gubbels volgde twee jaar lang de Amsterdamse bevelvoerder Gerrie van brandweerkazerne Dirk, die te maken krijgt met het nieuwe speerpunt van de korpsleiding: diversiteit. Er bestaat namelijk een beeld over de Amsterdamse brandweer als een gesloten mannenbolwerk dat vrouwonvriendelijk en racistisch zou zijn. Daarnaast moet het hoge ziekteverzuim en hoge aantal PTSS-gevallen worden tegengegaan, want de brandweer kampt al jaren met een lage bezetting. Goed personeel is niet alleen moeilijk te vinden, maar nog lastiger te behouden.

Opvallend in de documentaire is dat de korpsleiding, commandant Thijs van Lieshout in het bijzonder, zichzelf vooral ziet als vernieuwend. Als een managementschakel tussen de nieuwe tijden en de oude garde. Waarbij een zeker ongeduld richting die laatsten (“Jij bent de doelgroep niet, Gerrie. We zoeken jonge mensen, niet allemaal van die ouwe lullen”) niet kan worden onderdrukt.

Meermaals werpt Van Lieshout de uitrukdienst voor de voeten dat als de nieuwe lijn ze niet bevalt, ze beter een andere baan kunnen zoeken. De Amsterdamse brandweer moet meer een afspiegeling van de stad worden, meer vrouwen en meer mensen met een biculturele achtergrond.

Van Lieshout: “Verder heb ik niet zoveel beleid. Diversiteit kan je boeken over volschrijven en dat doe ik niet, ik doe het gewoon”.

Toch zien we hier geen botsing tussen oud en nieuw, maar een botsing tussen een politiek gemodelleerde spreadsheet-realiteit en de praktische onuitvoerbaarheid hiervan op een werkvloer. Tussen politieke paradepaardjes en een beroepsgroep die de luxe niet heeft om in dat circus op te treden.

Toekomstbestendig kapotbezuinigen

Wat de nieuwe lijn precies is, wordt – los van dingen roepen over het aannamebeleid – niet helemaal duidelijk. Wel dat het met brandweerwerk weinig te maken heeft. De gesprekken tussen de uitrukdienst en de korpsleiding gaan bijvoorbeeld niet over hoe in de hens vliegende elektrische auto’s aan laadpalen het werk kunnen veranderen, en of technologische ontwikkelingen vragen om aanpassingen aan materieel of werkwijze. Het personeel wordt weinig gevraagd, wel veel meegedeeld – tot grote ergernis van de uitrukdienst.

“Er worden auto’s gemaakt die tegen het miljoen lopen, waar dingen op zitten die ik op de werkvloer nog nooit van mijn leven gebruikt heb maar die er blijkbaar wel op moeten komen”, verzucht bevelvoerder Gerrie in een gesprek.

Het ‘toekomstbestendig maken’ van de brandweer zorgt niet alleen in de Amsterdamse kazerne voor gemor, en blijft niet beperkt tot de beroeps. Vakbonden en vakverenigingen waarschuwen dat onder het mom van ‘toekomstbestendig maken’ de afgelopen jaren vooral veel is gesneden in het budget.

Steeds meer kazernes hebben slechts één tankautospuit in plaats van twee, specialistische taken zijn afgeschaft en aanvullend materieel is verdwenen. Het aantal vrijwilligers is gedaald van 22.000 naar 19.000 en per kazerne zijn er nog maar zestien tot achttien over. Dit zorgt voor personeelstekorten, met name tijdens kantoortijden en in vakantieperiodes.

De vakvereniging brandweervrijwilligers ziet hier geen “maatschappelijk verschijnsel, maar een weeffout die is ontstaan uit bezuinigingsdrift.”

In 2022 stemden 148 van de 150 Tweede Kamerleden voor een motie van SP en PvdA om de werkvloer meer zeggenschap te geven over de uitvoering van nieuw beleid, zij moeten immers het werk doen.

Benodigde middelen wegbezuinigd

De vraag is in hoeverre de brandweer überhaupt nog in staat is haar werk fatsoenlijk te doen. Onder het management-mom ‘de brandweer van morgen’ werd ingezet op preventie (rookmelders in keukens ophangen), met het idee dat je dan minder hoeft uit te rukken. Er werd vast voorgesorteerd op de ‘voorkomen is beter dan genezen’-winst door brandweervoertuigen weg te halen die toch al niet zo veel meer werden gebruikt. De brandverzekering werd opgezegd omdat de keuken de afgelopen jaren niet in de hens had gestaan.

Gevolg: toen de vlam daadwerkelijk in de pan sloeg, in de vorm van twee forse natuurbranden in de Zuid-Limburgse Hoge Venen, moest de Nederlandse brandweer de Belgische en Duitse collega’s om hulp vragen omdat de benodigde middelen waren wegbezuinigd.

Niet heel verwonderlijk dat de Amsterdamse uitrukdienst steevast om twee dingen vraagt: de juiste spulletjes en voldoende handjes om ermee te werken. Vanuit de korpsleiding krijgt het personeel vooral politieke buzzwords terug: diversiteit, transparantie, toekomstbestendigheid, verjonging, kwetsbare doelgroepen. Vanaf kantoren worden er ‘ontwikkelbehoeftes’ geformuleerd waarbij diversiteit een speerpunt is. De nieuwe brandweer moet een afspiegeling van de stad Amsterdam worden, met meer vrouwen, meer jongeren, meer mensen met een biculturele achtergrond.

“We hebben mensen nodig en degenen die voldoen aan de eisen – die kunnen morgen bij de brandweer werken”, roept bevelvoerder Gerrie verbaasd uit.

Glazen kazerne

Commandant Van Lieshout – die op werkbezoek aan komt rijden in een rode Tesla – heeft duidelijk andere prioriteiten dan de tankautospuiten. Zo had hij “zelfs het fantastische idee om een glazen kazerne te bouwen. Midden op het Museumplein, als teken van transparantie”, vertelt documentairemaakster Gubbels.

Van Lieshout is hiermee – zonder het zelf door te hebben – het perfecte product van een overheidssysteem dat selecteert op managers die politieke wensen naar beneden toe kunnen opleggen (top down) in plaats van vanuit de organisatie de vertaalslag naar de politiek maken die nodig is om de organisatie te laten voldoen aan waarvoor deze wettelijk is opgericht (bottom up).

Het gebouw van de Amsterdamse brandweer (kazerne Dirk) is aan renovatie toe en zal hierna moeten gelden als een ‘visitekaartje’. Het rijksmonument krijgt nieuwe leidingen, nieuwe bedradingen, asbestsanering en het metselwerk wordt in oude staat hersteld. Niet alles: de voormalige ontspanningsruimte wordt opnieuw ingericht tot kantoor.

“Hier stond een werkbankje, wat werkkastjes. Dus als je thuis een tafeltje had wat stuk ging, of je fietsie stuk was, kon je hier rommelen”, vertelt bevelvoerder Gerrie tijdens een rondleiding op de kazerne.

De ontspanningsruimte werd door de vorige (en omstreden) commandant Leen Schaap ontmanteld: het had niets met brandweerwerk te maken en werd gezien als het zoveelste bewijs van een in zichzelf gekeerde kazerne waar men zich allerlei buitensporige vrijheden veroorloofde.

Iedereen aan de mindfulness

Toch had de werkplaats volgens de brandweerlui wel degelijk een functie. “Thijs, als ik iets heb met heel veel bloed onder een auto, weet ik veel wat. Ik wil dan altijd wat doen daarna. Iets met mijn handen, maar dat kan nu helemaal niet meer”, vertelt een brandweerman. “Ik weet niet precies wat ‘iets doen’ is, maar we gaan geen werkplaatsen inrichten”, badineert commandant Thijs van Lieshout hem direct. “Ja maar dat bedoel ik, dat is mijn manier om mijn hoofd leeg te maken”, roept de brandweerman uit. Van Lieshout houdt zijn poot stijf: er komen geen werkplaatsen. Wel wordt de uitrukdienst – die 24 uurs-diensten draait waarin ze regelmatig ’s nachts ook moeten uitrukken – om 09:00 ’s ochtends een cursus mindfullness aangeboden.

Het is typerend voor de kloof tussen managementleiding en de praktische werkvloer. Iedereen moet aan de mindfullness, maar wel volgens het beeld dat hoogopgeleid kantoorpersoneel daarvan heeft. Ongetwijfeld iets met de Headspace-app en ademhalingsoefeningen. Rommelen met de handen om gedachten op een rij te zetten? “Daar beginnen we gewoon niet aan”, aldus de commandant.

Gebrek aan empathie en inlevingsvermogen

De korpsleiding heeft nog meer mooie plannen. Zo wordt de uitrukdienst – die nota bene kampt met personeelstekort door ziekteverzuim, onder andere door PTSS – te kennen gegeven dat als ze straks in de “mooiste en misschien ook wel duurste kazerne van Nederland” komen te zitten, zij ook nog wat extra werkzaamheden moeten verrichten.

Er is nog een zolderverdieping die perfect zou zijn voor een werkplaats deze taken, zoals het begeleiden van kwetsbare jongeren die problemen hebben, en hen op te leiden tot hulpverlener. Om iets terug te doen voor de samenleving.

“Feit blijft dat we straks op een prachtige locatie zitten. Het zou zonde zijn als we in zo’n mooi gebouw gaan zitten en niks voor de samenleving gaan doen”, aldus veiligheidsregio clustermanager Ayten Polat, die hiermee feilloos laat zien dat ook een vrouw met een biculturele achtergrond in haar denken net zo monomaan kan zijn als de hoogopgeleide managementlaag waarbinnen ze zich begeeft. Haar denken sluit naadloos aan op dat van middelbare witte man Thijs van Lieshout: beiden stellen een compleet gebrek aan empathie en inlevingsvermogen tentoon.

Iets te snelle Arie Boomsma-powerpraat

Over middelbare witte mannen gesproken, het wordt nog mooier. In een ‘Hello there fellow kids‘-poging is iemand van het Korps Mariniers aangeschoven, die zich nog het best laat omschrijven als de typische Korps Consultant: iets te fris kaalgeschoren, iets teveel knoopjes los op het overhemd, iets te omvangrijk operationeel horloge om de pols en iets te snelle Arie Boomsma-powerpraat.

De brandweer wordt niet gevraagd om te hulpverlenen, nee nee: om “basecamp instructor” te worden. Zodat ze “in hun kracht” kunnen worden gezet, de bedoeling is “niet hun kampvuur te blussen, maar juist aan te wakkeren.” Uiteraard wel in lijn “met de ambities van commandant  Thijs.” Die ambities zijn helder: “Als je denkt ‘laat maar lekker Thijs’, nou dan ga je lekker naar een andere kazerne en selecteren we een groep mensen die daar wel zin in heeft.”

Deze toondoofheid voor een praktisch opgeleide werkvloer begint bij de managementlaag, maar volgt hierin slechts de politieke opdrachtgever. Hieraan wordt immers niet teruggekoppeld dat de zoveelste bezuinigingsoperatie onverantwoord is.

Sterker nog, commandanten leveren met regelmaat argumenten voor nog meer bezuinigingen zelf op een gouden dienblaadje aan. Voormalig commandant Leen Schaap zei bijvoorbeeld dat “brandweermannen 95% van de tijd met de handen over elkaar zitten te wachten op een brand.” Een politicus denkt op zo’n moment niet ‘hoe kan ik die 95% inkleden zodat ze die 5% van hun tijd optimaal kunnen knallen’, maar die ziet 95% verspilde tijd – en dus budget.

Meer vrouwen, maar dan wel die precies zeggen wat je wilt horen

Waar iedere extra streep op de schouder soms gecorreleerd lijkt aan groeiende toondoofheid, moet je voor de echte Oost-Indische doofheid uiteraard bij de politiek zijn. Wanneer enkele brandweervrouwen aan burgemeester Femke Halsema (GroenLinks) vertellen over hun werk,  neemt ze die praktische kennis niet van hen aan, maar concludeert dat ze het “niet overal mee eens is.” Terwijl de vrouwen duidelijk aangeven dat ze zich veiliger voelen met “drie grote mannen in de auto”, dan in een volledig vrouwenteam.

Zeker, ze kunnen de klus op zichzelf ook wel klaren, maar door verschil in fysieke sterkte zullen ze er wat langer over doen. Halsema reageert alsof de vrouwen hiermee zichzelf te kort doen, alsof het een verschil van inzicht is in plaats van keiharde (biologische, fysieke) realiteit.

Dat fysieke verschil is er en dat heb ik toevallig vijftien jaar geleden zelf mogen ervaren. Op één enkel punt haalde ik mijn fysieke keuring bij de brandweer niet: te weinig kracht in de armen. Iets wat ze vaker hadden gezien bij kandidates, dus al een standaard oplossing voor hadden. Ik kreeg een trainer toegewezen die het fenomeen optrekken en opdrukken introduceerde en enkele maanden later haalde ik de test alsnog met gemak. Met wat extra inspanning (dus niet door het verlagen van de eisen) voldeed ik.

Dat betekent dus dat als vrouwen zich aanmelden, ze het echt super graag moeten willen en in zekere zin beter gemotiveerd moeten zijn dan mannen. De barrière voor vrouwen is er wel degelijk maar – in mijn bescheiden ervaring – vooral fysiek en écht niet te wijten aan een ‘vrouwonvriendelijk’ aannamebeleid bij de brandweer.

Racistisch en seksistisch

De reden om meer vrouwen bij de brandweer te willen is dan ook niet operationeel, maar politiek. Met meer vrouwen zal de “Amsterdamse bevolking het vertrouwen krijgen”, zegt burgemeester Halsema in het gesprek, maar ook de interne cultuur veranderen want “de brandweer werd racistisch en seksistisch genoemd. Die gedachte verander je niet door alles bij het oude te laten.”

Oftewel: omdat mensen dénken dat de brandweer racistisch en seksistisch is, moet die veranderen.

Terwijl er toch wel degelijk wat aan de hand was bij de Amsterdamse brandweer. Nergens verwijst Halsema naar onderzoeksrapporten, die er niet om logen: brandweermannen naakt voor de deur van vrouwelijk personeel, wc-brillen die werden ondergeplast, expres keiharde porno opzetten, een gekleurde kazerne ‘apenrots’ noemen of Marokkaanse collega’s stug Jan of Piet noemen.

Dat er het een en ander moet gebeuren, staat buiten kijf. Dat onder commandant Leen Schaap – die orde op zaken moest stellen – enkelen de laan uit zijn gestuurd en ook huidig commandant Van Lieshout vorig jaar iemand moest ontslaan wegens racistische uitingen op het intranet, is dan ook geen verrassing.

Toch zit er nog wel wat ruimte tussen ingrijpen bij grensoverschrijdend gedrag en het steevast wegzetten van ‘de oude garde’ als achterhaald, ouderwets, in de weg zittend, niet met de tijd mee willen gaan. Commandanten kunnen wel de grote broek aantrekken en melden dat als het brandweerpersoneel niet meer bevalt, ze maar een andere baan moeten zoeken – maar de realiteit is dat ze zich die luxe helemaal niet kunnen veroorloven.

De beoogde ‘cultuurverandering’ wordt hiermee een van boven opgelegd decreet, met de ideologische aanname dat wanneer je maar zoveel mogelijk diverse kleurtjes en geslachten in de organisatie pompt, deze automatisch meebeweegt richting de ‘inclusieve’ toekomst. Louter in een denkwereld waarin een glazen gebouw gelijk staat aan publieke transparantie, kan deze aanname floreren.

Gaslighten van kritisch personeel

Het is dan ook veelzeggend dat burgemeester Halsema enerzijds meer vrouwen bij de brandweer wil voor een cultuurverandering, maar vervolgens niet wil horen wat ze hebben te zeggen over diezelfde brandweer. Want zodra de brandweervrouwen beginnen over werkomstandigheden, drukt de burgemeester haar spreekwoordelijke snor.

“Er zijn belangrijkere dingen dan diversiteitscijfers. Er zijn gebouwen niet in orde, ik zit in eentje: dat is…” Abrupt wordt de brandweervrouw onderbroken door de burgemeester: “Zo vervelend, ik moet nu gaan rennen!” Het wekt irritatie op bij de achtergebleven vrouwen: “De gemiddelde bankdirecteur trekt zijn secretaresse erop, en dan zou alleen hier bij de brandweer seksisme zijn?”

Verpakt onder eufemismen als ‘gezamenlijke verkenning’ worden dienstopdrachten kil medegedeeld door monoculturele, hogeropgeleide kantoorklerken wiens zalvende management-retoriek en geautomatiseerde empathie (“wat heb je van mij nodig?”) de dwingelandij niet verbloemen. Het brandweerpersoneel heeft feilloos door dat het niet klopt, dat er eigenlijk niet naar ze wordt geluisterd. Ze voelen zich dientengevolge onrechtvaardig behandeld. “Het doet me pijn”, zegt bevelvoerder Gerrie.

Het is dan ook een pijnlijke documentaire. Los van het gebrek aan empathie en inlevingsvermogen is daar vooral het schaamteloos wegpoetsen van elke kritiek. Niet door deze inhoudelijk te weerleggen, maar door met hoogopgeleid duur managementjargon als wapen al het praktische personeel in een hoek te drukken.

Het brandweerpersoneel is deze beleidstaal niet machtig, wat overblijft is het gevoel van genaaid worden – maar niet precies kunnen uitdrukken hoe dan. Want hoe weerleg je ‘opbouwende managementtermen’ als ‘de schouders eronder’, ‘teamwork‘ en ‘gezamenlijk’, geframed in positief gepsychologiseer over vuurtjes aanwakkeren in je hart?

Het werkvolk wordt dus continu ge-gaslight door managers. “Ben jij een goede mentor?”, wordt bevelvoerder Gerrie gevraagd als hij aangeeft dat hij graag zijn collega Joyce wil bijstaan in haar ambitie om ook bevelvoerder te worden. Hij gaat hier letterlijk op in, maar wordt al vrij snel onderbroken. “Nee, nee, ik leg hem even terug bij je. De vraag is of jij aangesloten bent op de ontwikkelbehoefte van de brandweer, en of jij de juiste tools hebt”, stelt de leidinggevende. Wat hij er precies mee bedoelt, zegt hij niet. Dat zeggen ze nooit.

Streng handhaven op rotte appels

In een volgende scene wordt Gerrie op het matje geroepen. Hij heeft samen met Joyce een interview gegeven waarin zij verwijst naar de politieke ambitie van burgemeester Halsema en vorige commandant Leen Schaap om meer vrouwen bij de brandweer te krijgen: “Terwijl ik juist denk, het maakt niet uit wie je bent. Als je maar goed genoeg bent.”

In plaats van haar te corrigeren in het interview geeft Gerrie haar gelijk en dat wordt hem niet in dank afgenomen. “Je bent leidinggevende. Je geeft leiding, welk voorbeeld geef je?”, wordt Gerrie gevraagd. Immers, straks gaan mensen nog denken dat het werven van meer vrouwen een politieke doelstelling is, in plaats van iets dat volledig in “samenspraak met de werkvloer is vormgegeven als ambitie”.

Het lijkt de vloek van de overheidsmanager: slim genoeg om lagergeschoolden retorisch in een hoek te drukken, maar niet intelligent genoeg om te beseffen dat er meer facetten aan het brandweerwerk zitten die ze niet begrijpen dan wel. Dat leidt tot een totaal gebrek aan nederigheid, soms zelfs een ronduit neerbuigende houding, ten aanzien van kennis die niet voortkomt uit lekker kunnen werken met Excel of de juiste beleidsbingo kunnen reproduceren.

Dit resulteert vervolgens in de arrogantie dat er weinig valt te leren van de werkvloer, maar wel veel bij te sturen. Terwijl het draaiend houden van een uitvoeringsorganisatie (zoals de brandweer) juist vereist dat je je kunt inleven in het uitvoerende werk, de mensen, het materieel. Kennis en ervaring die voortkomen uit handwerk niet serieus nemen, is in veiligheidsberoepen (zoals bij de brandweer maar ook de politie en defensie) potentieel dodelijk.

Het is daarom juist de plicht van leidinggevenden in dit soort organisaties om het personeel in bescherming te nemen. Dat betekent inderdaad streng handhaven op rotte appels, maar tegelijkertijd wijsheid vanaf de werkvloer serieus te nemen. Deze inzichten vervolgens naast de politieke wensen leggen en die grote broek (“anders zoeken we andere mensen die het wel willen”) ook eens aantrekken tegenover een burgemeester of de korpsleiding, zodra die iets teveel gaan luchtfietsen.

Door, kortom, ook gewoon eens een “nee” naar bóven toe te verkopen.

Ronduit cynisch

Wat rest na het zien van deze documentaire is de pijnlijke realisatie dat overheidsorganisaties uitstekend in staat zijn om hun eigen toekomstige kuil te graven. Wetenschapper Joost Kampen aan de Vrije Universiteit, gespecialiseerd in verwaarloosde organisaties, zag overeenkomsten met de verziekte brandweercultuur en die van het Gemeentevervoerbedrijf eind jaren ’90, toen deze ‘out of control‘ was en het personeel door ‘arbeiderszelfbestuur’ de feitelijke macht had.

Tegen het Parool vertelde hij dat ook daar “lang geen leiding was gegeven en er sprake was van destructieve groepsprocessen, waarin groepsdruk en elkaar niet verklikken de norm waren.”

In zijn proefschrift legde hij de link tussen gedrag binnen verwaarloosde organisaties en gedrag van verwaarloosde kinderen: “Waar kinderen lijden onder gebrek aan normering en aandacht van ouders, vertonen organisaties dezelfde symptomen bij gebrekkig leiderschap.”

Het is ronduit cynisch dat de Veiligheidsregio met een directieve houding, waarbij ze de carrière-oren zó hard laat hangen naar het politiek-ideologisch wensdenken en de dito maakbaarheidswaan, vergeet te luisteren naar hun eigen personeel.

De papieren realiteit over de ‘Brandweer van Morgen’ mag dan wel ronkend klinken, in de praktijk is de brandweerleiding vooral hard bezig met het voeden van de sluimerende veenbrand die de reeds bestaande verwaarlozing is.

Brandweer-docu ‘Brandmeester’: hoogopgeleid dedain voor de werkvloer

https://tpo.nl/2023/12/21/brandweer-docu-brandmeester-hoogopgeleid-dedain-voor-de-werkvloer/

Eerlijk zijn over 1,5 graden kan publiek helpen opwarming beter te begrijpen (ThePostOnline)

COP28

(Zahra Hirji, Bloomberg, 1 december 2023) – Als het gaat om het collectieve doel om de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graden Celsius, is er maar één aanvaardbaar gespreksonderwerp in de aanloop naar de COP28 conferentie in Dubai.

“We moeten laten zien dat de internationale gemeenschap haar beloften kan waarmaken en een duidelijk signaal afgeven dat 1,5 binnen bereik blijft,” zei COP28 voorzitter Sultan Al Jaber op 30 oktober.

Op het Bloomberg New Economy Forum op 9 november beschreef de Amerikaanse klimaatgezant John Kerry de COP28 als “cruciaal om de kans te openen om 1,5 graden levend te houden”.

Een week later schreef het Europees Parlement een resolutie ter ondersteuning van het verdrievoudigen van hernieuwbare energie tegen 2030 en het snel uitfaseren van fossiele brandstoffen om “1,5C binnen bereik te houden”.

Ongemakkelijke waarheid

Al deze oproepen logenstraffen een ongemakkelijke waarheid: de planeet is nu 1,2 graden Celsius warmer dan in het pre-industriële tijdperk en zou al binnen tien jaar de 1,5 graden Celsius kunnen overschrijden.

James Hansen, een voormalig NASA-wetenschapper die in 1988 voor het Congres getuigde over de opwarming van de aarde, noemde 1,5 graden Celsius onlangs “doder dan een deurspijker“. Hoewel sommigen dit alleen privé doen, is een groeiend aantal wetenschappers en beleidsdeskundigen het hiermee eens.

Voor het grootste deel is de kloof tussen de manier waarop functionarissen 1,5 graden Celsius bespreken en de haalbaarheid ervan een kenmerk, geen probleem.

Waarnemers van klimaatpraat zeggen dat de berichtgeving deel uitmaakt van een berekende strategie, een strategie die eerder heeft gewerkt, om regeringen en bedrijven te motiveren voor klimaatactie.

2 graden Celsius

Maar nu de mensheid de boeken sluit van het warmste jaar ooit, is het de moeite waard om je af te vragen of de strategie nog steeds werkt – en wat er verloren zou kunnen gaan door deze te blijven omarmen.

Voor 1,5 graden Celsius was er 2 graden Celsius. In 1995 publiceerde het IPCC het eerste deel van zijn Tweede Beoordelingsrapport, waarin het waarschuwde dat een verdubbeling van kooldioxide in de atmosfeer de planeet tussen 1,5 graden Celsius en 4,5 graden Celsius zou kunnen opwarmen, met een beste schatting van 2,5 graden Celsius.

Het jaar daarop begon de Europese Unie aan te dringen op een 2 graden Celsius doelstelling – “omdat het groter is dan één en kleiner dan drie,” grapt David Victor. Hij is professor in innovatie en publiek beleid die onderzoek doet naar decarbonisatie aan de Universiteit van Californië in San Diego.

Overeenkomst van Parijs

Tegen COP15 in 2009 begon wetenschappelijk onderzoek de gevaren van een wereldwijde gemiddelde temperatuurstijging van 2 graden Celsius te verduidelijken; deelnemers aan de conferentie kwamen overeen om te streven naar “minder dan 2 graden Celsius”.

Een jaar later verwees de formele verklaring van COP16 naar “de noodzaak om” 1,5 graden Celsius te overwegen als een sterker “mondiaal doel op lange termijn”.

Toen kwam in 2015 de Overeenkomst van Parijs, waarin zo’n 200 landen overeenkwamen om de opwarming te beperken tot ruim onder de 2 graden Celsius, “met 1,5 graden Celsius als een soort ambitieuze doelstelling”, zegt Kate Marvel. Zij is senior klimaatwetenschapper bij de non-profit Project Drawdown.

1,5 graden Celsius is sindsdien synoniem geworden met het akkoord en het opnemen ervan werd gezien als een grote overwinning voor kleine eilandstaten en andere kwetsbare landen. De gedachte was dat het “motiverend zou werken”, aldus Marvel. “We moeten een doel hebben om naar te streven.

Zeespiegelstijging

Er was alleen één probleem. Weinig beleidsmakers en niemand in het grote publiek wist echt hoe een wereld van 1,5 graden Celsius eruitzag, wat er voor nodig was om daar te komen en of het verschil tussen 1,5 graden Celsius en 2 graden Celsius echt significant was. Dus vroegen de partijen bij het Akkoord van Parijs het IPCC om dit te onderzoeken.

Het resulterende rapport, gepubliceerd in oktober 2018, geeft voor het eerst gedetailleerd weer wat er op het spel staat bij een extra halve graad opwarming. Het rapport toonde aan dat een wereld met 1,5 graden Celsius veel minder extreme hitte, overstromingen en bosbranden zou hebben dan een wereld met 2 graden Celsius.

Tegen 2100 zou de wereldgemiddelde zeespiegel ongeveer 0,1 meter minder stijgen, waardoor tot 10 miljoen mensen minder gevaar lopen.

Natuurlijk was 1,5 graden Celsius absoluut niet “veilig” – zeg maar dag tegen de meeste koraalriffen – maar het rapport maakte duidelijk dat het veel beter zou zijn dan een 2 graden Celsius alternatief.

Strijdkreet

Vrijwel van de ene op de andere dag werd 1,5 graden Celsius een strijdkreet voor iedereen, van jeugdige klimaatactivisten tot ontwikkelingslanden, die het allemaal gebruikten om de noodzaak van grotere en snellere klimaatactie te benadrukken.

“Toen het 1,5-rapport uitkwam, was er een zekere mate van ‘freakout-ittude‘”, zegt Samantha Gross, directeur van het Energy Security and Climate Initiative aan het Brookings Institution. “Je weet wel: Oh mijn god, oh mijn god, wat gaan we doen?”

Maar door 1,5 graden Celsius serieus te nemen, wordt de mogelijkheid dat we die niet halen ook zwaarder, en dat gewicht kan demotiverend werken, eng zelfs: als we 1,5 graden Celsius overschrijden, kunnen we net zo goed de hoop opgeven.

“Je hoort mensen wel zo praten. Dat is waar ik denk dat het niet alleen een afleiding wordt, maar ook gevaarlijk,” zegt Robert Kopp, een professor klimaatwetenschappen aan de Rutgers University.

“Het is niet zo dat er iets magisch gebeurt bij 1,51 dat niet gebeurde bij 1,49”, zegt Zeke Hausfather, een klimaatwetenschapper bij de non-profit organisatie Berkeley Earth.

“De retoriek rond ‘1,5 om in leven te blijven’ doet het voorkomen als een klimatologisch significante drempel op een manier die niet bijzonder goed ondersteund wordt door de wetenschap.”

Op rand van levensvatbaarheid

Technisch gesproken is 1,5 graden Celsius nog niet dood: geloofwaardige computermodellen laten zien dat er nog steeds een manier is om de temperatuur tot die drempel te beperken. Gavin Schmidt, directeur van NASA’s Goddard Institute for Space Studies, beschrijft het doel als “niet onhaalbaar vanwege de fysica”.

Marvel van Project Drawdown omschrijft 1,5 graden Celsius als “nog steeds mogelijk, maar wel op de rand van levensvatbaarheid”.

Hoe mogelijk precies hangt ook af van welke van de twee paden wordt besproken.

Het eerste pad, waarbij de temperatuurstijging 1,5 graden Celsius bereikt en daar blijft, is zo smal, zo steil en erodeert zo snel dat de kans dat het gehaald wordt “heel klein” is, geeft Schmidt toe. “Als in nul.”

Robin Lamboll, een onderzoeker aan het Imperial College in Londen, zegt alleen dat “de hoeveelheid politieke wil die momenteel aan de dag wordt gelegd, er niet hoopvol uitziet dat die wil ook daadwerkelijk wordt geëvenaard.”

Overshoot-scenario

In het andere scenario stijgen de temperaturen meer dan 1,5 graden Celsius, maar dalen ze later in de eeuw weer als de natuur en de technologie meer emissies terugdringen. Dit staat bekend als het overshoot’-scenario. Hier is er nog minder consensus over wat haalbaar is.

Lamboll zegt dat “1,5 graden aan het eind van de eeuw een stuk aannemelijker is”, terwijl Schmidt nog steeds denkt dat het niet zal gebeuren.

Beide wegen naar 1,5 graden Celsius komen met dezelfde controlepunten. Elk land zal zijn uitstoot zo snel mogelijk naar netto nul moeten brengen.

Dit betekent dat er veel meer hernieuwbare energiecapaciteit nodig is, veel minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en een snelle opschaling van door de mens gemaakte CO2-verwijderingstechnologie als aanvulling op natuurlijke CO2-verwijderende middelen zoals bomen.

Maar het omarmen van overshoot – of het in ieder geval gebruiken om een langzamere uitfasering van kolen, olie en gas te rechtvaardigen – dreigt averechts te werken door klimaatmaatregelen uit te stellen en een nog warmere, gevaarlijkere toekomst te garanderen.

1,7 graden

En de kansen zijn al groot. Vorige maand schatte het milieuprogramma van de Verenigde Naties de kans dat de doelstelling zonder overschrijding wordt gehaald op slechts 14%.

In een rapport uit 2021 concludeerden IPCC-wetenschappers dat zelfs als landen de uitstoot zo drastisch mogelijk zouden verminderen, “het waarschijnlijker is dan niet” dat de 1,5 graden Celsius in de komende decennia wordt overschreden voordat de temperaturen weer dalen.

“Ik denk dat 1,5 graden steeds minder bruikbaar wordt naarmate het moeilijker wordt,” zegt Lamboll, en hij voegt eraan toe dat hij 1,7 graden Celsius steeds vaker begint te zien in wetenschappelijke artikelen.

Eerlijker zijn over 1,5 graden Celsius kan het publiek helpen om de huidige staat van opwarming beter te begrijpen en zich voor te bereiden op wat komen gaat.

Gevoel van urgentie

Maar voorstanders van het klimaat zeggen dat ze vrezen dat het, paradoxaal genoeg, ook het gevoel van urgentie zou kunnen verminderen.

“De politieke gevolgen van zeggen ‘1,5 graden Celsius is niet haalbaar’ – van knipperen, zo je wilt – die politieke gevolgen zijn groot,” zegt Victor. “Dus niemand wil de kogel opvangen.”

Tijdens de COP28 in Dubai zal 1,5 graden Celsius centraal staan – deels omdat dit jaar een ontnuchterende glimp ervan is op te vangen.

Begin november waren er volgens de VN in 2023 meer dan 80 dagen met temperaturen van minstens 1,5 graden Celsius boven het pre-industriële niveau, samen met effecten van de tweede orde zoals dodelijke bosbranden, schadelijke overstromingen en historische droogte. Na een recordhoge septembermaand noemde Hausfather de hitte “waanzinnig bananas”.

“We zijn al onveilig en we hebben de 1,5 graden Celsius nog niet bereikt”, zegt Rachel Cleetus, beleidsdirecteur van het non-profit klimaat- en energieprogramma van de Union of Concerned Scientists.

COP28 zal ook de eerste “wereldwijde inventarisatie” omvatten, een rigoureuze beoordeling van hoe de klimaatinspanningen op landenniveau zich verhouden tot de doelstellingen van Parijs.

Misvattingen

Het proces, dat bedoeld is als informatie voor de volgende ronde van nationale klimaatbeloften in 2025, zal zeker duidelijk maken hoe weinig landen zo snel of agressief bewegen als nodig is om 1,5 graden Celsius binnen de realiteit te houden.

Wat de inventarisatie echter niet zal doen, is die beperkte vooruitgang vergelijken met wat het zou zijn geweest zonder de overeenkomst van Parijs.

Misschien is de grootste ironie van het 1,5 graden Celsius-gespreksonderwerp wel dat het, door zo duidelijk aan te geven welke vooruitgang er nog nodig is, de misvatting kan versterken dat er nog geen vooruitgang is geboekt.

5,2 graden opwarming

In 2015, net voordat het Akkoord van Parijs werd gesloten, schatte de VN dat zelfs als de meest ambitieuze klimaatdoelen op landenniveau zouden worden gehaald, de aarde 66% kans had op een opwarming tussen 3 graden Celsius en 3,5 graden Celsius in 2100.

Datzelfde jaar schatte MIT’s Energy and Climate Outlook de opwarming op 3,1 graden Celsius tot 5,2 graden Celsius tegen het einde van de eeuw.

Vorige week publiceerde de VN de laatste versie van hetzelfde rapport. Daaruit bleek dat als alle nationale doelen worden gehaald, de wereld waarschijnlijk tussen de 2,5 graden Celsius en 2,9 graden Celsius zal opwarmen in 2100.

“Dat is een enorme verandering,” zegt Gross. “Is het alles wat we willen? Nee. Is het beter? Oh hell yes!

Eerlijk zijn over 1,5 graden kan publiek helpen opwarming beter te begrijpen

https://tpo.nl/2023/12/01/eerlijk-zijn-over-15-graden-kan-publiek-helpen-opwarming-beter-te-begrijpen/

Etymologica: wâld en woud (Neerlandistiek)

In de NRC van 15 november 2023 stond een artikel waarin het ‘woud’ centraal stond. Het woord woud roept bij mij altijd wat geheimzinnigs, onheilspellends op, zeker in de samenstelling oerwoud. Een ‘gewoon’ woud bestaat uit grote zware bomen, zogenaamde woudreuzen, is moeilijk doordringbaar en toen ik klein was huisden er bovendien rovers en mysterieuze kabouters. Later vertelde men mij de verhalen van grote heilige bomen die moedig waren geveld door zendelingen als Willibrord en Bonifatius. Het heidense woud werd geseculariseerd tot bos. Later droomde ik soms zelfs nog een woudloper te zijn, in de uitgestrekte wouden van Amerika. Ja, een woud, dat was wat.

Ik kende vroeger in mijn omgeving trouwens één woud, dat was Oranjewoud en anders dan de naam suggereert, was daar niet alleen bos te vinden, maar ook een mooie ouderwetse speeltuin (die geofferd is voor een parkeerplaats).

Het aantal nederzettingsnamen met wâld (officieel soms woud, zoals bij It Wâld) is in Fryslân vrij groot. Jaap Kalma schreef in 1949 in Fryske Plaknammen (deel 2, 97-105) een artikel: ‘Wâlden en bosken in Fryslân’. Hij telde zo’n 50 dorps- en buurschapsnamen en concludeerde dat een wâld geen bos is. Verder sloot hij zich min of meer aan bij Beekman (Nederlandse aardrijkskundige namen, 1938, 13-18) dat “wout in de middeleeuwen op het veen groeiende bossen (waren) van akkermaalshout, hoofdzakelijk elzen, wilgen en berken”. Kalma stencilde (zo was dat in die tijd) ook het onderstaande kaartje. De zwarte stippen verwijzen naar nederzettingsnamen met wâld, woud, woold of wold (al dan niet gespeld met een slot-e).

Wie in woordenboeken zoekt naar de betekenis van woud vindt ‘zeer uitgestrekt bos’ (Van Dale, Hedendaags Nederlands, 2002). Het WNT, 26 (1993) 2364, heeft als eerste betekenis ‘vrij groot, met opgaande bomen (en struiken e.d.) begroeid gebied’. Het woord bos (oorspronkelijk ‘struik’) zou geleidelijk gewoner zijn geworden om een geografisch landschapselement met veel bomen aan te duiden. Het vertaalwoordenboek Nederlands- Fries (1985) geeft als vertaling van woud “wâld” met het lidwoord “it” en ook de meervoudsvorm wâlden. Die meervoudsvorm is een toponiem (al wordt dat niet expliciet vermeld): de Fryske Wâlden is een bekende streekaanduiding voor zandstreken in de Zuidoosthoek.

Het WFT 25 (2011) 54, geeft van “wâld” onder 1 de vertaling “woud” met daarbij “uitgestrekt gebied, begroeid met bomen en struiken”(met wel een meervoud). Verder haalt men o.a. het Friesch Woordenboek (1911) van Waling Dijkstra aan. Onder 2 noemt men alleen de meervoudsvorm (weer toponiemen). Uit een citaat van Oepke Santema (1939) blijkt dat hem “lyts, leechbeamte” voor ogen stond en dat “wâld” dus iets anders was dan “woud”. Het Frysk Hânwurdboek (2008) geeft als omschrijving “grut gebiet, ticht begroeid mei beammen en strewellen”. Het meervoud vormt, terecht denk ik, een apart lemma.

Al sinds de 19de eeuw, overheerst de opvatting dat aanduidingen en namen met wâld (op kaarten meestal woud of wold) naar bosrijke streken verwezen. De naam Fryske Wâlden was wat dat betreft beeldbepalend. Waling Dijkstra wist wel dat ook in de veengebieden namen met wâld voorkwamen: de Lege Wâlden (of Neare Wâlden) en de Igewâlden waren hem bekend; mogelijk dacht Dijkstra dat die streken een deel hadden uitgemaakt van een groot “woud”. De opvatting van oudere historici dat enkele meren (Fluezen, Tsjûkemar) waren ontstaan door grote bosbranden speelde vast een grote rol. En in het veen bij het turfgraven gevonden grote boomstammen vormden ook een ‘bewijs’.

Joast Halbertsma wees er in de 19de eeuw al op dat wâld niet met ‘oerwoud’ te maken had, maar dat het daarbij vooral om moerassige broek- en graslanden ging. In zo’n nat veenlandschap ontstaan immers gemakkelijk hazelaars, wilgen en elzen.

Bewoners van het gebied zullen dit met struikgewas en wat bomen begroeid open landschap als wâld hebben aangeduid. Ze gebruikten die wâlden als agrarische grond om vee te weiden en vooral om in de zomer hooi te winnen. Dat blijkt uit veldnamen. Bijvoorbeeld uit de 16de eeuw woldmae(r)den (Augustinusga; Buitenpost; Drogeham; Opeinde); waldwarren (Oudega Sm); woldfelde (Koudum). Nog bekend in de 20ste eeuw zijn: Wâldskar (Aldeboarn, ook al in de 16de eeuw); (Achter de) Woud warren (Uitwellingerga); Wâldfinnen (Boornzwaag) enz.

Uit het grote aantal streek- en nederzettingsnamen met wâld /woud(e) blijkt dat deze aanduiding in Fryslân nagenoeg uitsluitend bekend was in veenstreken en dat de ermee benoemde nederzettingen (dorpen en buurschappen) relatief jong zijn. Ze komen op één uitzondering na (Imisuualde, 9de eeuw) – Eemswoude niet ver van Bolsward – pas vanaf de 11de eeuw voor. Bedoelde nederzettingen zijn verder vaak ontstaan door migratie van ondernemende boeren vanuit dorpen die (noordelijker) op de klei lagen. De leeftijd van deze dorpen en buurschappen met een ‘wâldnaam’ is trouwens ook zichtbaar aan de verkaveling van de streek. Die is opstrekkend, zoals steeds in de veengebieden. Westelijk in Fryslân vinden we meer namen met wâlde (bijvoorbeeld Ferwâlde), meer naar het oosten zien we vaker wâld (bijvoorbeeld Earnewâld). Dat is een klein dialectologisch onderscheid dat in de Standaardnederlandse varianten vaak buiten beschouwing blijft.

Etymologisch lijkt het goed mogelijk het Friese wâld, en wellicht ook woud, aan te laten sluiten bij Oudnoors völlr ‘onontgonnen gebied, grasland’ (Etymologisch woordenboek van het Nederlands, Amsterdam, s.a., deel 4, 639).

Woordenboeken zouden wellicht meer aandacht moeten besteden aan toponiemen. Betekenisontwikkelingen worden er vaak door verduidelijkt. Zoals bij wâld en woud.

https://neerlandistiek.nl/2023/11/etymologica-wald-en-woud/

Tsunami van olijfboomdiefstal overspoelt Middellandse Zeegebied (ThePostOnline)

Olijven

SPATA, Griekenland (AP) – In een olijfgaard aan de rand van Athene duwt kweker Konstantinos Markou de scheuten van nieuwe aanwas opzij om de stronk van een boom te onthullen. Het is een ongeveer 150 jaar oud exemplaar, zegt hij, dat een van de 15 bomen was die op het land van zijn buurman waren omgehakt door dieven die er geld van wilden maken.

De stijgende prijzen van olijfolie, deels veroorzaakt door twee jaar droogte in Spanje, hebben criminelen in het Middellandse Zeegebied kansen geboden. Inbraken in pakhuizen, het verdunnen van eersteklas olie met inferieure producten en het vervalsen van verzendingsgegevens komen steeds vaker voor in de kernlanden van de olijventeelt in Griekenland, Spanje en Italië.

En misschien nog wel het ergste: bendes die kettingzagen gebruiken om zwaar beladen takken en zelfs hele bomen te stelen uit onbewaakte boomgaarden.

“De olijvenrovers kunnen soms meer olie produceren dan de eigenaren zelf – serieus,” zei Markou, voordat hij ‘s avonds op pad ging om in zijn eigen boomgaard te patrouilleren.

Nog minder opbrengst

De misdaden betekenen minder olijven voor de telers die al te kampen hebben met hoge productiekosten en de klimaatverandering die heeft geleid tot warmere winters, grote overstromingen en meer intense bosbranden.

In de Italiaanse zuidelijke regio Puglia pleiten telers bij de politie voor de oprichting van een landbouwafdeling. Griekse boeren willen een landelijke politieafdeling terug die in 2010 werd opgeheven. In Spanje heeft een bedrijf traceerapparaten ontwikkeld die eruit zien als olijven om te proberen dieven te vangen.

Eeuwenoude familiebedrijven

De olijfgaarden buiten Athene maken deel uit van een traditie die teruggaat tot de oudheid, op vlaktes die nu de internationale luchthaven van de stad omringen. Sommige bomen zijn eeuwen oud.

De meeste diefstallen betreffen takken. Als een hele boom is omgehakt, hakken de dieven hem meestal in stukken en laden ze de stukken in een pick-up. Ze verkopen het hout aan houtzagerijen of brandhoutverkopers en brengen de olijven naar een oliemolen.

“De rovers zoeken zwaar beladen takken en hakken die af,” zegt Neilos Papachristou, die een olijfmolen en nabijgelegen boomgaard runt in een familiebedrijf van de vierde generatie. “Ze stelen dus niet alleen onze olijven, maar ze brengen de boom ook ernstige schade toe. Het duurt 4-5 jaar voordat hij weer normaal is.”

De diefstallen dwingen sommige telers om vroeg te oogsten, wat betekent dat ze een lagere opbrengst moeten accepteren om schade aan hun bomen op de lange termijn te voorkomen.

‘Verschrikkelijke situatie’

Dat geldt ook voor Christos Bekas, een van de boeren bij Papachristou’s fabriek die hun oogst in roestvrijstalen laadbakken dumpten, zakken losknoopten en hoge rieten manden achterop hun pick-up omkieperden.

Bekas, die 5000 olijfbomen bezit, werd herhaaldelijk overvallen door dieven voordat hij besloot vroeg te oogsten. Daardoor zijn er meer dan tweeënhalf keer zoveel olijven in gewicht nodig geweest om een kilo olie te produceren als vorig jaar, zei hij.

“En dit alles nadat we nachtenlang onze velden hebben bewaakt,” zei hij. “De situatie is verschrikkelijk.”

Na tientallen jaren van groei is de wereldwijde olijfoliemarkt verstoord door een bijna twee jaar durende droogte in Spanje, dat normaal gesproken goed is voor ongeveer 40% van het wereldaanbod. Verwacht wordt dat de wereldwijde productie dit oogstjaar zal dalen van 3,4 miljoen ton een jaar eerder tot 2,5 miljoen ton.

De referentieprijzen in Spanje, Griekenland en Italië voor extra olijfolie van de eerste persing bereikten 9 euro in september, meer dan een verdrievoudiging ten opzichte van het niveau in 2019.

Dat vertaalt zich in hogere prijzen voor consumenten. In Griekenland sprong een 1-literfles extra vierge olie van 8 tot 9 dollar vorig jaar naar maar liefst 15 dollar dit jaar.

Dieven steeds brutaler

De Spaanse politie zei in oktober dat ze de afgelopen weken 91 ton gestolen olijven hadden teruggevonden. In februari werden zes mensen gearresteerd in Zuid-Griekenland voor de diefstal van 8 ton olijfolie tijdens een reeks inbraken in pakhuizen gedurende meerdere weken.

Boeren rond de zuidwestelijke havenstad Bari in Italië zeggen dat dieven steeds brutaler zijn geworden en tractoren en dure apparatuur stelen samen met olijven.

De regionale landbouwvereniging heeft een oproep gedaan voor hulp van de politie na berichten dat vorige maand bij één incident 100 olijfbomen zijn vernield of ernstig beschadigd.

Gennaro Sicolo, de leider van de vereniging, noemde de economische schade “enorm” en zei dat “boeren beschermd moeten worden”.

“Dit is een misdaad”, zei Markou, de Griekse teler, over de bomenkap. “Je doodt hier je eigen geschiedenis.”

Tsunami van olijfboomdiefstal overspoelt Middellandse Zeegebied

https://tpo.nl/2023/11/08/tsunami-van-olijfboomdiefstal-overspoelt-middellandse-zeegebied/

Je elektrische auto als mobiele stroomcentrale: bidirectioneel opladen (ThePostOnline)

Ford F150 Lightning

(Bloomberg, 3 november 2023) – Als je van plan bent om in 2024 een elektrische auto te kopen, wil je de prijs, actieradius en oplaadsnelheid van de modellen vergelijken. Maar je moet je ook afvragen of de auto in staat is om in geval van nood je huis van energie te voorzien.

Een groeiend aantal Electric Vehicles (EV’s) op de markt kan de aanzienlijke energie in hun accu’s gebruiken om het licht te laten branden tijdens een stroomstoring en om je energierekening te verlagen wanneer de tarieven stijgen.

Bidirectionele oplaadmogelijkheid

Deze “bidirectionele oplaadmogelijkheid” belooft elektrische voertuigen ook te veranderen in een belangrijke energiebron voor nutsbedrijven die worstelen met de balans tussen hernieuwbare energieproductie en door het klimaat veroorzaakte stroomstoringen.

Naarmate de verkoop van EV’s toeneemt, kunnen nutsbedrijven accu’s samenvoegen tot virtuele energiecentrales om te voorkomen dat fossiele energiecentrales moeten worden opgestart wanneer de vraag piekt.

126 gigawattuur

De 2,1 miljoen elektrische voertuigen die nu rondrijden in de VS beschikken over een geschatte 126 gigawattuur aan batterijopslag, volgens een paper dat in september werd gepubliceerd door de non-profit Smart Electric Power Alliance (SEPA). Dat is vijf keer zoveel als de hoeveelheid batterijopslag die momenteel is aangesloten op het elektriciteitsnet.

“De behoefte aan noodstroom en veerkracht wordt steeds belangrijker naarmate we meer extreme weersomstandigheden en netwerkuitval zien in verschillende gebieden in de VS”, zegt Garrett Fitzgerald, senior directeur bij SEPA. Californië wordt bijvoorbeeld regelmatig getroffen door stroomuitval als gevolg van bosbranden en hittegolven.

Een kwart van de verkoop van nieuwe auto’s in de staat is nu elektrisch en EV’s zijn goed voor meer dan 40% van de verkoop in sommige postcodes in de Bay Area.

F-150 Lightning pick-up

Toen Ford in 2022 zijn elektrische F-150 Lightning pick-up op de markt bracht, prees de autofabrikant het 131 kilowattuur accupakket van de truck aan. Daarmee kan een woning dagenlang van stroom worden voorzien met de installatie van een bidirectionele lader en een energiebeheersysteem voor thuis. Een Tesla Powerwall thuisbatterij genereert daarentegen 13,5 kWh.

“Het zijn in feite 10 stationaire accu-opslagunits op één vrachtwagen”, zegt Ryan O’Gorman, energy services business strategy lead bij Ford. Omdat steeds meer mensen thuis werken, kunnen autobezitters met bidirectioneel opladen ook profiteren van een duur bedrijfsmiddel dat anders ongebruikt op hun oprit zou staan, voegt hij eraan toe.

De Loniq 5 van Hyundai en de EV6 van Kia zijn ook uitgerust met bidirectionele batterijen, net als de EV 9, de toekomstige full-size SUV van Kia. General Motors kondigde onlangs aan dat zijn nieuwe lijn Ultium-elektrische voertuigen bidirectioneel zal zijn. De Nissan Leaf is bidirectioneel en Rivian heeft gezegd dat zijn vrachtwagens en SUV’s zijn uitgerust voor bidirectioneel opladen.

Tesla

De olifant in de garage is Tesla. Het bedrijf, dat 61% van de elektrische voertuigen in de VS verkoopt, heeft eerder tweerichtingsladen afgewezen. Maar op de Investor Day in maart zei Tesla-directeur Drew Baglino dat hij verwacht dat de auto’s van het bedrijf binnen twee jaar geschikt zullen zijn voor bidirectioneel opladen.

“We hebben manieren gevonden om bidirectionaliteit te bieden en tegelijkertijd de kosten van de vermogenselektronica in het voertuig te verlagen”, zei Baglino.

Elon Musk leek echter nog steeds enigszins te twijfelen. “Ik denk niet dat veel mensen bidirectioneel opladen gaan gebruiken, tenzij je een Powerwall-hebt, want als je de stekker van je auto uit het stopcontact haalt, wordt je huis donker,” zei hij op de investeerdersbijeenkomst. Musk stond wel toe dat er “enige waarde is als aanvullende energiebron in de toekomst”.

Het kopen van een auto die geschikt is voor bidirectioneel laden is slechts de eerste stap om van je voertuig een rijdende energiecentrale te maken. Er zijn varianten van bidirectioneel opladen en de kosten en voordelen verschillen.

Vehicle-to-Load (V2L)

Met V2L kun je apparaten en gadgets van stroom voorzien door ze aan te sluiten op stopcontacten in het voertuig, bijvoorbeeld een koffiezetapparaat op de camping of elektronische apparaten tijdens een stroomstoring thuis.

De F-150 Lightning met uitgebreide actieradius is bijvoorbeeld een mobiele stekkerdoos met een 240-volt stopcontact in het bed van de truck en vier 120 volt stopcontacten, twee 120 volt stopcontacten in de cabine en nog eens vier in de voorste kofferbak.

Je hebt geen extra apparatuur nodig voor V2L, behalve misschien verlengsnoeren.

Voertuig naar huis (V2H)

Toen de ingenieurs van Kia in 2016 begonnen met het ontwerpen van de EV6, hadden ze hun ogen gericht op de uiteindelijke integratie van de auto in het huis. En vervolgens in het elektriciteitsnet zelf, volgens Steve Kosowski, manager voor langetermijnplanning en strategie bij Kia America.

“Ze zagen dat de behoefte aan energieopslag enorm zou toenemen naarmate netten over de hele wereld begonnen over te schakelen op meer en duurzamere energie,” zegt hij.

“Wind- en zonne-energie gaan echt hand in hand met opslag, en die auto die op je oprit staat zou daar een heel belangrijk onderdeel van zijn.”

De eerste stap is om de auto aan te sluiten op het elektrische systeem van een huis, zodat wanneer het elektriciteitsnet uitvalt, de auto automatisch back-up stroom gaat leveren. Dat vereist de installatie van een bidirectionele lader plus hardware en software om de energiestromen te beheren.

Als je een zonnepaneel op het dak hebt en een thuisbatterij, kan een systeem voor thuisintegratie ervoor zorgen dat de auto en de batterij overdag worden opgeladen met zonne-energie. ‘s Nachts of op andere momenten wanneer de energietarieven stijgen, kunnen de auto en de accu opgeslagen zonne-energie aan het huis leveren.

 

Artikel gaat verder na afbeelding.

Kia’s aankomende EV 9 kan in twee richtingen laden. Fotograaf: Hannah Elliott/Bloomberg.

 

“De meeste elektronen die in het verleden werden gegenereerd, werden gebruikt op het moment dat ze werden gegenereerd, zoals wanneer je een lichtschakelaar aanzet,” voegt O’Gorman van Ford toe.

“Nu, met elektrische voertuigen en opslag, heb je de mogelijkheid om dat elektron te nemen, het een tijdje vast te houden en het te gebruiken wanneer het waardevoller is.

Ultium Home Energy System

Maar wees gewaarschuwd: je betaalt momenteel een premie om V2H mogelijk te maken. Een lader en thuisintegratiesysteem voor de Ford F-150 Lightning kost bijvoorbeeld ongeveer 11.000 dollar als het wordt geïnstalleerd door Sunrun, de voorkeurspartner van Ford, volgens SEPA. De installatie van een conventionele lader kost ongeveer 2000 dollar.

Kia werkt samen met het Spaanse bedrijf Wallbox Chargers aan de ontwikkeling van een bidirectionele lader die naar verwachting in 2025 beschikbaar zal zijn. GM kondigde in juni een reeks producten voor thuisintegratie aan, waaronder het Ultium Home Energy System dat bestaat uit een lader, een energiebeheersysteem en een stationaire batterij.

De prijzen zijn nog niet bekendgemaakt en GM heeft niet gereageerd op interviewverzoeken.

Voertuig-naar-alles (V2X)

Sommige nutsbedrijven in de VS zijn proefprojecten gestart om te testen hoe elektrische voertuigen kunnen worden opgenomen in het elektriciteitsnet. In Californië wil Pacific Gas & Electric1000 EV-eigenaars inschrijven voor een twee jaar durend V2X-initiatief.

De eerste fase is aan de gang met eigenaren van F-150 Lightnings zodat PG&E het nut van de voertuigen kan evalueren voor het voeden van huizen en als back-up energiebron.

F-150 Lightning deelnemers moeten een bidirectionele lader en Sunrun’s thuisintegratiesysteem in hun huis installeren. Ze ontvangen 2500 dollar om deze kosten te dekken en tot 2175 dollar aan extra stimuleringsmaatregelen.

Eigenaren van andere bidirectionele EV’s komen in aanmerking zodra PG&E de voertuigen en andere oplaad- en energiebeheersystemen heeft gecontroleerd.

PG&E verwacht in 2024 te beginnen met het aansluiten van EV’s op het elektriciteitsnet. “We willen beter begrijpen hoe EV’s het elektriciteitsnet kunnen ondersteunen en duurzame energie beter kunnen integreren”, zegt Lydia Krefta, PG&E’s directeur voor transport van schone energie.

Het nutsbedrijf werkt momenteel aan een tariefstructuur om commerciële klanten te compenseren die elektriciteit van hun EV-wagenpark naar het net sturen.

Minimaliseren infrastructuur

Met tientallen miljoenen EV’s die naar verwachting de komende jaren de weg op zullen gaan, zal de vraag naar elektriciteit naar verwachting verdubbelen, zegt Krefta.

Eén van de doelen van het proefproject is om gegevens te verzamelen over hoe het aftappen van een virtuele energiecentrale van EV-batterijen de noodzaak om extra infrastructuur te bouwen om deze voertuigen op te laden kan minimaliseren.

Het nutsbedrijf wil met name voorkomen dat er dure gascentrales moeten worden gebouwd die alleen online komen als de vraag stijgt.

Krefta merkt op dat er al genoeg EV’s rijden in het servicegebied van PG&E om de 430.000 inwoners van de stad Oakland drie dagen van stroom te voorzien. “We denken dat we dit kunnen uitbreiden tot 25 dagen stroom voor Oakland in 2030”, zegt ze.

“We kunnen gebruik maken van de flexibiliteit van batterijen voor elektrische voertuigen om het elektriciteitsnet koolstofvrij te maken tegen de laagst mogelijke kosten.

Je elektrische auto als mobiele stroomcentrale: bidirectioneel opladen

https://tpo.nl/2023/11/03/je-elektrische-auto-als-mobiele-stroomcentrale-bidirectioneel-opladen/