Hoe evolueert het leven in zee bij CO2-toename? (Kennislink)

De oceanen zijn onze klimaatbuffer: ze hebben al zo’n 40 procent van alle uitgestoten kooldioxide opgenomen en 90 procent van de warmte van klimaatverandering. Dat blijft niet zonder gevolgen. Een lezer wilde weten: hoe evolueert het leven als de hoeveelheid CO2 toeneemt? In deel 1 van een tweeluik: de oceanen.

De concentratie kooldioxide in de atmosfeer is sinds de industriële revolutie met de helft toegenomen (van 280 naar 417 ppm, deeltjes per miljoen). Dat is niet alle CO2 die we hebben uitgestoten: 40 procent is opgenomen door de oceanen. Daarnaast hebben oceanen de meeste warmte (90 procent!) van klimaatverandering geabsorbeerd. Anders was de atmosfeer al veel sterker opgewarmd. De oceaan is onze grootste klimaatbuffer. Dat blijft echter niet zonder gevolgen.

Een planktonslak aangetast door verzuring: zwakke plekken en gaatjes in de schelp.

In zee reageert kooldioxide met water tot koolzuur, waarbij het water verzuurt. Daardoor krijgen soorten die hun skelet van kalk bouwen het moeilijk. “Een verzuurde, warme oceaan betekent minder kalkvormend plankton”, vertelt Katja Peijnenburg, evolutiebioloog bij Naturalis Biodiversity Center. “Plankton staat aan de basis van de voedselketen, dus dat betekent minder voedsel voor iedereen.”

De eerste gevolgen van oceaanverzuring ziet ze al bij planktonslakjes, die hun schelp van aragoniet maken, een oplosbare vorm van kalk. “Planktonslakjes zijn de kanarie in de kolenmijn. Op verschillende plekken zien we dat ze aan de buitenkant oplossen, of dunnere schelpen maken. In zuurder water kost het meer energie om een kalkskelet te bouwen. Met name de jongere slakjes hebben daaronder te lijden.” Uit experimenten van Peijnenburg en collega’s blijkt dat de slakjes nu meer moeite hebben om hun schelp te bouwen dan vroeger. Ook andere dieren met een kalkskelet groeien trager, zoals koralen en schelpdieren.

Dode zones

De vroege effecten op dieren met een kalkskelet ziet paleontoloog Bas van de Schootbrugge van de Universiteit Utrecht ook terug bij prehistorische klimaatveranderingen. In de fossielen aan het einde van het Perm, 252 miljoen jaar geleden, vindt hij echter het meest dodelijke effect dat CO2 op de oceanen kan hebben: zuurstofgebrek ofwel anoxie. “De toename van kooldioxide warmde tijdens het Perm de atmosfeer op, waardoor hevige bosbranden ontstonden”, vertelt Van de Schootbrugge. “Zonder bomen kwam er meer erosie: bergen sleten af via rivieren. Al die voedingsstoffen kwamen uiteindelijk in zee en zorgden daar voor enorme algenbloei. De algen begonnen te rotten op de zeebodem en dat rottingsproces verbruikte alle zuurstof in het water.” Het gevolg: massale sterfte aan de kust, zogenoemde dode zones. De massa-extinctie aan het einde van het Perm roeide 80 procent van al het zeeleven uit. Het is de grootste uitstervingsgolf uit de geschiedenis van het leven op aarde.

In de Golf van Mexico zorgt de aanvoer van voedingsstoffen uit de Mississippi jaarlijks voor een dode zone.

In veel opzichten is de klimaatverandering aan het einde Perm onvergelijkbaar met wat nu gebeurt. “De ultieme oorzaak toen was grootschalig vulkanisme”, vertelt Van de Schootbrugge. “Bijna half Siberië werd bedekt onder lavapakketten van een paar kilometer dik. Dat gebeurde niet in één klap, maar verspreid over tien- tot honderdduizenden jaren.” De concentratie kooldioxide in de lucht schoot door van 400 ppm naar 2.500 ppm (of zelfs 10.000 ppm volgens een andere studie). Ter vergelijking: we zitten nu op 417 ppm en voelen de gevolgen al.

Niettemin is er reden tot zorg. “Onze jaarlijkse uitstoot van kooldioxide zit met 35 miljard ton in dezelfde orde van grootte als het vulkanisme aan het einde van het Perm”, vertelt Van de Schootbrugge. “Maar wij staan pas aan het begin van een klimaatverandering.” De tijdsschaal is bovendien veel korter dan de einde-Perm-extinctie. “De snelheid waarmee veranderingen plaatsvinden, is ongekend”, stelt bioloog Peijnenburg. “Er is geen evenknie in het geologisch verleden.”

Kwallen en koralen

Uitgelicht door de redactie

Informatica
‘Technologie speelt vooral in op onze slechte kant’

Biologie
Wie maakt het eerste embryo-model?

Biologie
5 vragen over soja als melkvervanger

Verzuring, opwarming en zuurstofgebrek: hoe werkt dat door op de evolutie? “Vooral kwallen of kwalachtige dieren bijvoorbeeld gedijen goed in een verstoord ecosysteem”, vertelt Peijnenburg. Maar ook al krijgen planktonslakjes het moeilijk, toch ziet ze die diertjes niet gauw uitsterven: “Ze zijn er al zo’n 100 miljoen jaar. Ze zijn gevoelig, maar hebben eerdere crises wel als groep overleefd. Ze hebben meer veerkracht dan over het algemeen wordt aangenomen.”

Zelfs de koralen kunnen erbovenop komen, al zijn het dan wellicht totaal andere koralen. “De koralen zijn aan het einde van het Perm volledig uitgestorven”, vertelt Van de Schootbrugge. “Maar toen de zuurstofloosheid verdween, kwamen er moderne koralen voor terug. Dat waren fundamenteel andere organismen, waarschijnlijk ontstaan uit anemonen zonder kalkskelet.” Die comeback liet wel op zich wachten: het duurde bijna 15 miljoen jaar sinds de uitsterving. “Maar als het eenmaal begint, gaat het weer helemaal los. Tijdens het Trias ontstonden gigantische riffen. Massa-extinctie is een grote resetknop: een hoop verdwijnt, maar wat overleeft doet het daarna goed.”

Dieren met een kalkskelet, zoals koralen, gaan het eerst achteruit bij oceaanverzuring.

Reservaten

Er staat de oceaan dus heel wat te wachten door de toename van CO2 en opwarming van de aarde, maar volgens Van de Schootbrugge zijn we nog lang niet bij een massa-extinctie, zoals in het Perm. “De aarde is nog dichtbevolkt met leven. We staan nog aan het begin van klimaatverandering. Als het doorgaat, kan het slecht aflopen, maar er zijn plannen om grote stukken van de oceaan in te richten als reservaat. Misschien kopen we daarmee tijd.”

Ook Peijnenburg is voorzichtig optimistisch: “We hebben zelf in de hand hoe snel de effecten van klimaatverandering gaan. Onder de 2 graden opwarming maakt echt uit in de effecten en snelheid ervan. Met het meeste plankton komt het wel goed. We moeten ons eerder druk maken om onszelf. Als evolutiebioloog maak ik me geen zorgen, als moeder wel.”

Bronnen

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/hoe-evolueert-het-leven-in-zee-bij-co-2-toename/

Hoe evolueert het leven in zee bij CO2-toename? (Kennislink)

De oceanen zijn onze klimaatbuffer: ze hebben al zo’n 40 procent van alle uitgestoten kooldioxide opgenomen en 90 procent van de warmte van klimaatverandering. Dat blijft niet zonder gevolgen. Een lezer wilde weten: hoe evolueert het leven als de hoeveelheid CO2 toeneemt? In deel 1 van een tweeluik: de oceanen.

De concentratie kooldioxide in de atmosfeer is sinds de industriële revolutie met de helft toegenomen (van 280 naar 417 ppm, deeltjes per miljoen). Dat is niet alle CO2 die we hebben uitgestoten: 40 procent is opgenomen door de oceanen. Daarnaast hebben oceanen de meeste warmte (90 procent!) van klimaatverandering geabsorbeerd. Anders was de atmosfeer al veel sterker opgewarmd. De oceaan is onze grootste klimaatbuffer. Dat blijft echter niet zonder gevolgen.

In zee reageert kooldioxide met water tot koolzuur, waarbij het water verzuurt. Daardoor krijgen soorten die hun skelet van kalk bouwen het moeilijk. “Een verzuurde, warme oceaan betekent minder kalkvormend plankton”, vertelt Katja Peijnenburg, evolutiebioloog bij Naturalis Biodiversity Center. “Plankton staat aan de basis van de voedselketen, dus dat betekent minder voedsel voor iedereen.”

De eerste gevolgen van oceaanverzuring ziet ze al bij planktonslakjes, die hun schelp van aragoniet maken, een oplosbare vorm van kalk. “Planktonslakjes zijn de kanarie in de kolenmijn. Op verschillende plekken zien we dat ze aan de buitenkant oplossen, of dunnere schelpen maken. In zuurder water kost het meer energie om een kalkskelet te bouwen. Met name de jongere slakjes hebben daaronder te lijden.” Uit experimenten van Peijnenburg en collega’s blijkt dat de slakjes nu meer moeite hebben om hun schelp te bouwen dan vroeger. Ook andere dieren met een kalkskelet groeien trager, zoals koralen en schelpdieren.

Dode zones

De vroege effecten op dieren met een kalkskelet ziet paleontoloog Bas van de Schootbrugge van de Universiteit Utrecht ook terug bij prehistorische klimaatveranderingen. In de fossielen aan het einde van het Perm, 252 miljoen jaar geleden, vindt hij echter het meest dodelijke effect dat CO2 op de oceanen kan hebben: zuurstofgebrek ofwel anoxie. “De toename van kooldioxide warmde tijdens het Perm de atmosfeer op, waardoor hevige bosbranden ontstonden”, vertelt Van de Schootbrugge. “Zonder bomen kwam er meer erosie: bergen sleten af via rivieren. Al die voedingsstoffen kwamen uiteindelijk in zee en zorgden daar voor enorme algenbloei. De algen begonnen te rotten op de zeebodem en dat rottingsproces verbruikte alle zuurstof in het water.” Het gevolg: massale sterfte aan de kust, zogenoemde dode zones. De massa-extinctie aan het einde van het Perm roeide 80 procent van al het zeeleven uit. Het is de grootste uitstervingsgolf uit de geschiedenis van het leven op aarde.

In veel opzichten is de klimaatverandering aan het einde Perm onvergelijkbaar met wat nu gebeurt. “De ultieme oorzaak toen was grootschalig vulkanisme”, vertelt Van de Schootbrugge. “Bijna half Siberië werd bedekt onder lavapakketten van een paar kilometer dik. Dat gebeurde niet in één klap, maar verspreid over tien- tot honderdduizenden jaren.” De concentratie kooldioxide in de lucht schoot door van 400 ppm naar 2.500 ppm (of zelfs 10.000 ppm volgens een andere studie). Ter vergelijking: we zitten nu op 417 ppm en voelen de gevolgen al.

Niettemin is er reden tot zorg. “Onze jaarlijkse uitstoot van kooldioxide zit met 35 miljard ton in dezelfde orde van grootte als het vulkanisme aan het einde van het Perm”, vertelt Van de Schootbrugge. “Maar wij staan pas aan het begin van een klimaatverandering.” De tijdsschaal is bovendien veel korter dan de einde-Perm-extinctie. “De snelheid waarmee veranderingen plaatsvinden, is ongekend”, stelt bioloog Peijnenburg. “Er is geen evenknie in het geologisch verleden.”

Kwallen en koralen

Verzuring, opwarming en zuurstofgebrek: hoe werkt dat door op de evolutie? “Vooral kwallen of kwalachtige dieren gedijen goed in een verstoord ecosysteem”, vertelt Peijnenburg. Toch ziet ze de planktonslakjes niet gauw uitsterven, al krijgen ze het moeilijk: “Ze zijn er al zo’n 100 miljoen jaar. Ze zijn gevoelig, maar hebben eerdere crises wel als groep overleefd. Ze hebben meer veerkracht dan over het algemeen wordt aangenomen.”

Zelfs de koralen kunnen erbovenop komen, al zijn het dan wellicht totaal andere koralen. “De koralen zijn aan het einde van het Perm volledig uitgestorven”, vertelt Van de Schootbrugge. “Maar toen de zuurstofloosheid verdween, kwamen er moderne koralen voor terug. Dat waren fundamenteel andere organismen, waarschijnlijk ontstaan uit anemonen zonder kalkskelet.” Die comeback liet wel op zich wachten: het duurde bijna 15 miljoen jaar sinds de uitsterving. “Maar als het eenmaal begint, gaat het weer helemaal los. Tijdens het Trias ontstonden gigantische riffen. Massa-extinctie is een grote resetknop: een hoop verdwijnt, maar wat overleeft doet het daarna goed.”

Dieren met een kalkskelet, zoals koralen, gaan het eerst achteruit bij oceaanverzuring.

Reservaten

Er staat de oceaan dus heel wat te wachten door de toename van CO2 en opwarming van de aarde, maar volgens Van de Schootbrugge zijn we nog lang niet bij een massa-extinctie, zoals in het Perm. “De aarde is nog dichtbevolkt met leven. We staan nog aan het begin van klimaatverandering. Als het doorgaat, kan het slecht aflopen, maar er zijn plannen om grote stukken van de oceaan in te richten als reservaat. Misschien kopen we daarmee tijd.”

Ook Peijnenburg is voorzichtig optimistisch: “We hebben zelf in de hand hoe snel de effecten van klimaatverandering gaan. Onder de 2 graden opwarming maakt echt uit in de effecten en snelheid ervan. Met het meeste plankton komt het wel goed. We moeten ons eerder druk maken om onszelf. Als evolutiebioloog maak ik me geen zorgen, als moeder wel.”

Bronnen

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/hoe-evolueert-het-leven-in-zee-bij-co-2-toename/

Hoe we de onzichtbare vijand met een hamer platslaan (Kennislink)

In de persconferenties van premier Rutte en minister De Jonge komen ontzettend veel metaforen en frames voorbij. Welke zijn succesvol en welke niet? Dragen ze bij aan de begrijpelijkheid? En kunnen we misschien nog wat leren van complottheorieën?

Persconferentie van premier Mark Rutte en minister Hugo de Jonge (VWS) op 17 november 2020: ‘Sinterklaas doet de inkopen alleen’/ ‘We wedden op zoveel mogelijk paarden’ (vaccins).

In maart was het virus nog met een ‘gevaarlijke opmars’ bezig, daarna werd het een ‘mammoettanker’, en nu hebben we een ‘grote hamer’ nodig om hem ‘plat te slaan’. Politici gebruiken allerlei metaforen in de communicatie over het coronavirus. Jaap de Jong, hoogleraar journalistiek en nieuwe media aan de Universiteit Leiden, kan er veel over vertellen. Voor het tijdschrift Onze Taal maakte hij een analyse van alle coronapersconferenties tot nu toe.

In die verzameling van 140 duizend woorden viel hem vooral op hoeveel variatie er is in het metafoorgebruik van de politici. Bovendien zag hij een ontwikkeling: werden we in het begin nog overvallen door een onzichtbare vijand, gedurende de coronacrisis kregen we steeds meer grip op de zaak. Althans, als we de frames mogen geloven.

Eerste golf: ‘intelligente lockdown’

Tijdens de eerste golf wisten we nog heel weinig over het virus, en dat zie je terug in de taal. Volgens De Jong gebruikten de sprekers in de eerste persconferenties daarom vooral oorlogs- en plaagmetaforen. Dat zijn veelgebruikte metaforen die je door kunt trekken tot een heel netwerk van gelijke woorden. Op dat moment ontstaat een frame. Het virus was een ‘onzichtbare vijand’, een ‘gevaarlijke tegenstander’ die bovendien menselijke eigenschappen krijgt toegekend: ‘Als we verslappen slaat het virus zijn slag’. Het is ook een virus dat zomaar over kan springen als je te dicht bij elkaar komt – als een plaag.

Dat oorlogsframe kom je ook veel tegen in andere landen, met name Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten. Opvallender was het frame van de ‘intelligente lockdown’, waarmee Nederland zich onderscheidde. De Jong: “Daarbij hoort het beeld van slimme Nederlanders. Dat is ook wat Rutte zegt in een van de eerste persconferenties: ‘Wij zijn een nuchter volkje. We zitten niet te wachten op symboolmaatregelen.’ En eind maart paait hij ons wanneer hij Nederlanders ‘volwassen trotse mensen’ noemt. Maar opvallend: na de zomer verdween het begrip ‘intelligente lockdown’, en ook de kwalificatie ‘slim’ hebben ze niet meer in de mond genomen.”

Zomerstop: reis- en watermetafoor

Wat De Jong ook opviel, was dat de premier graag metaforen gebruikt die passen bij de tijd van het jaar. In augustus zegt Rutte ‘ik hoop van harte dat het virus het rugzakje pakt en vertrekt, maar op dit moment wijst niets daarop’. En op 1 september: ‘het virus heeft geen paspoort; het gaat over alle grenzen heen’. Ook het frame van een bosbrand is populair in de zomer: het virus kan zomaar weer oplaaien. Minister De Jonge zegt: ‘We moeten het virus uitstampen waar het oppookt’.

In diezelfde zomer gebruikte De Jonge ook nog een oer-Hollandse metafoor, weet De Jong. Op 24 juni zegt hij: ‘vergelijk het met onze eeuwenlange strijd tegen het water, die heeft ons de reputatie gegeven de voeten droog te kunnen houden. Dat deden we door dijken te bouwen. Vandaag zijn wij samen die dijk die de tweede golf buiten de deur kan houden’. “Framing-technisch gezien is dat natuurlijk een hele mooie. Je weet: er hoeft maar één klein stukje door te breken en dan is het meteen gedaan. De boodschap is helder: je bent op je kleine plaatsje zelf verantwoordelijk voor je eigen gedrag – en dat heeft grote gevolgen.”

De metafoor van de hamer komt voort uit een beroemd geworden artikel van de Frans-Spaanse schrijver en onderzoeker Tomas Pueyo, De hamer en de dans, waarin hij zegt dat we het virus eerst zo hard mogelijk moeten raken, en in de periode die volgt het virus in bedwang moeten houden door te dansen: balanceren tussen economische- en gezondheidsmotieven. Op de vooravond van de strengere maatregelen werd hij hierover geïnterviewd bij EenVandaag.

Tweede golf: routekaart en gereedschapskist

Inmiddels zitten we in de tweede golf en wordt de indruk gewekt van controle over de situatie. “Die routekaart is ook al in de eerste golf genoemd, maar toen werd nog vooral de onzekere route benadrukt. Rutte zegt in maart: ‘er is geen tomtom die zegt waar de volgende straat precies is’ en ‘we varen op zicht’. Maar in oktober is die routekaart veel verder uitgewerkt, en verschijnen er uitgebreide schema’s in de kranten. Dus we zien een verschuiving van onzekerheid naar controle.”

In hetzelfde rijtje van controlemiddelen past het ‘coronadashboard’, de ‘gereedschapskist’ van de ‘man met de hamer’, zegt De Jong. Hij verwijst daarmee naar Rutte en zijn uitspraak op 20 oktober, de vooravond van de strengere maatregelen: ‘De hamer waarmee we het virus moeten platslaan, moet groot genoeg zijn om dat nu ook echt te bereiken’. “Daarmee zegt Rutte eigenlijk: het is nu klaar met de hamertjes tik en de kleine hamers. Strengere maatregelen zijn nu noodzakelijk.”

Begrijpelijke taal?

Naar aanleiding van de hamer-metafoor brak er een discussie los in de media of de taal van de politici wel duidelijk genoeg is. De Jong is het niet eens met die kritiek: “Mijn analyse is dat de persconferenties niet te moeilijk zijn. De zinnen zijn niet te lang en er is weinig jargon te horen. Als Rutte wel een term noemt als het ‘reproductiegetal r’ dan licht hij dat toe. Wel gaan ze nogal los met de creatieve uitdrukkingen, de metaforen. Daar hebben ze niet op bezuinigd.”

Is dat eigenlijk een probleem? Zijn die metaforen wel voor iedereen even begrijpelijk? De Jong ziet wel een risico voor laaggeletterden en migranten die de taal nog niet volledig beheersen. “Maar die discussie heb je ook altijd na de troonrede, en die ga je toch ook niet voorlezen in kleutertaal. Bovendien staat er na elke persconferentie een samenvatting in eenvoudige taal op rijksoverheid.nl.”

Rob Jetten, de fractievoorzitter van D66, herhaalde in een interview met RTL Nieuws over dividendbelasting in 2018 drie keer hetzelfde antwoord. Dat kwam hem op kritiek te staan over zijn manier van communiceren.
Publiek Domein

De Jong: “Ze doen iedere persconferentie wel hun best om één frame te kiezen, dat zowel in het verhaal van Rutte als De Jonge terugkomt. Dat is waarschijnlijk het werk van hun speechschrijvers. Bovendien moeten ze toch elke keer weer antwoord geven op dezelfde soort vragen. En je wilt niet als een Rob Jetten steeds het hetzelfde antwoord herhalen, want dan krijg je de bijnaam Robot Jetten. Je kunt er alles over zeggen, maar Rutte en De Jonge zijn wel creatief met taal.”

Niet elk frame is even succesvol

Sarah Gagestein – auteur van meerdere boeken over framing – vindt dat er ook wel iets te zeggen is voor één vaste metafoor. “Dan heb je tenminste één duidelijk verhaal. Bovendien waren niet alle frames die tot nu toe voorbijkwamen even sterk.” Gagestein adviseert bedrijven en organisaties in de manier waarop zij framing in kunnen zetten in hun communicatie. Ze dacht mee aan een advies voor het Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) over de coronacommunicatie. De kern was: vertel vooral wat je wél wilt dat mensen doen, en minder wat je niet wilt. “Als je tegen kinderen zegt ‘niet rennen op de gang’, dat gaan ze geheid rennen op de gang. Dat werkt niet alleen bij kinderen zo, het is hoe ieders brein werkt.”

En sommige metaforen werken beter dan andere. De routekaart die nu veel langskomt is bijvoorbeeld wel een sterke metafoor volgens Gagestein. “Je weet waar je naartoe gaat en dat je onderweg de route kunt aanpassen, door een kortere of veiligere route te nemen. Die metafoor heeft manoeuvreerruimte, je kunt er meerdere kanten mee op.” De oorlogsmetafoor vindt ze minder geschikt, dus ze is blij dat Nederland daarvan af is gestapt: “Het beeld van een vijand die we moeten verslaan komt niet echt binnen als het enige wat je kunt doen is thuis op de bank hangen en afwachten. En er komt natuurlijk helemaal geen beslissende eindstrijd. Het doet me iets te veel denken aan de ‘war on terror’ en de ‘war on drugs’, die we ook nooit hebben gewonnen. Hij is al met al best wel tricky, want hoe strijd je tegen een onzichtbare vijand? Dat kan mensen wanhopig maken, en dan haken ze af.”

Uitgelicht door de redactie

Geesteswetenschappen
Hoe kunnen we leren van discriminerende algoritmes?

Leren van complottheorieën

Dat er ook een groep mensen is die afhaakt, zagen we de afgelopen periode met protestacties in Den Haag en socialmedia-acties als #ikdoenietmeermee. Hoe kun je communicatie zo inzetten dat mensen niet afhaken? Gagestein benadrukt dat taal nu ook weer niet zo sturend is, dat het allesbepalend is (‘gelukkig niet’). Maar er schuilt wel een gevaar in het niet goed uitleggen van frames, want dan gaan mensen er hun eigen invulling aan geven. “Neem het ‘nieuwe normaal’, dat vind ik een typisch rookgordijn-woord: dat is voor iedereen wat anders. Voor veel mensen is het een schrikbeeld: het staat voor alle fijne dingen die ze niet meer mogen en die in hun ogen nooit meer terugkomen. Gezellig in een kring koffiedrinken of iemand die je lang niet gezien hebt, stevig in de armen vallen.”

Als je als politicus een frame gebruikt, moet je deze dus wel goed ‘uitpakken’, duidelijk de ingrediënten van het verhaal op tafel leggen. In die zin kunnen politici eigenlijk wel wat leren van complottheorieën, denkt Gagestein. “Die maken heel duidelijk gebruik van storytelling: je hebt een duidelijk issue, een slechterik – vaak de overheid – en een slachtoffer. Het zijn moderne sprookjes. Ik zeg niet dat je zulke sprookjes moet gaan vertellen. Maar wat je ervan kunt leren is dat je niet moet beginnen met die nuances, maar met een helder verhaal. En daar kan je dan de mitsen en maren aan vastplakken. Dan heb je meer kans dat het verhaal ook echt blijft hangen bij het grote publiek.”

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/hoe-we-de-onzichtbare-vijand-met-een-hamer-platslaan/

10 redenen waarom we startups juist moeten helpen in de Coronacrisis (Havenbedrijf Rotterdam)

Insight

Bron: InnovationQuarter

De werkelijke bron van economische groei en welvaart is technische innovatie, aldus de Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter. Schumpeter geldt als de grondlegger van het wetenschappelijk denken over innovatie en ondernemerschap. Bij hem komt ook de term creative destruction vandaan, waaronder Schumpeter het proces van voortdurende innovatie verstaat, waarbij succesvolle toepassingen van nieuwe technieken de oude vernietigen. Is het verstandig om startups, scale-ups en andere innovatieve bedrijven nu te helpen vanuit het perspectief van creative destruction? InnovationQuarter directeur Rinke Zonneveld en Maurice van Tilburg, director capital bij TechLeap geven samen antwoord op die vraag.

https://www.portofrotterdam.com/sites/default/files/styles/por_is_teaser/public/dc-skyline-haven-rotterdam-rdm-m4h.jpg?itok=2btEH7vB

Is er in de huidige Coronacrisis juist geen sprake van een versneld proces van creatieve destructie? Of zoals iemand schreef: “Door deze bosbrand ontstaat er straks veel ruimte voor nieuwe planten.” Vorige week kondigde het kabinet aan voor in ieder geval € 100 miljoen aan overbruggingsleningen te gaan verstrekken aan startups en scale-ups. Volgens Zonneveld en Van Tilburg is het juist nu de tijd om startups, scale-ups en andere innovatieve bedrijven te helpen. Hieronder 10 redenen die zij samen formuleerden.

1. Er is sprake van een uitzonderlijke economische situatie

Heel veel startups en andere bedrijven zijn van de ene op de andere dag geconfronteerd met een acute vraaguitval of stilvallen van hun toelevering. Dit is geen marktcorrectie, zoals er bijvoorbeeld sprake van was bij het klappen van de dot-com-bubble in 2000. De economie is stilgevallen door internationale lockdown-maatregelen om onze volksgezondheid te beschermen. Er is dan ook op geen enkele manier sprake van creative destruction, waarbij nieuwe betere technologieën verouderde bedrijven van de markt verdrijven.

2. Startups en scale-ups zijn van groot belang voor economie, voor onze innovatiekracht en toekomstig verdienvermogen

Startups en scale-ups investeren onevenredig veel in R&D, ontwikkelen sleuteltechnologieën, zoals kunstmatige intelligentie, biotechnologie en fotonica, en vertalen deze in hoog tempo naar innovatieve diensten en producten. Vaak dragen hun producten en diensten ook bij aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid en zorg, energietransitie en duurzaamheid, landbouw, water en voedsel en veiligheid. Startups en scale-ups zijn de noodzakelijke drijvende kracht achter deze technologische revolutie. Daarnaast zorgen deze startups en scaleups voor het behoud en aantrekken van talent en expertise die belangrijk is voor onze concurrentiepositie in de toekomst. Dit soort snelgroeiende bedrijven creëerden zo’n 220.000 banen over de periode van 2015-2018. Daarmee zijn ze de snelst groeiende banenmotor van Nederland.

3. Juist startups en scale-ups worden evenredig hard geraakt door deze Coronacrisis

Startups hebben in de regel weinig vet op de botten. Ze gebruiken al hun geld voor hun groei en maken dus vaak netto geen winst. Ze leven van investeringsronde naar investeringsronde. Dit betekent ook dat onder normale economische omstandigheden een groot percentage startups het niet redt. Dit zou je kunnen zien als een vorm van creatieve destructie. Ondersteuning van de overheid zou dit darwinistische proces dan niet mogen verstoren. Uit een survey van TechLeap onder ruim 400 startups blijkt echter dat 80% van de start- en scale-ups in de komende maanden in acute financiële nood komt door met name vraaguitval en het niet kunnen acquireren van nieuwe klanten. 67% heeft behoefte aan overbruggingsfinanciering en 27% was bezig met een nieuwe investeringsronde die nu grotendeels stil is gevallen.

4. Startups en scale-ups vallen voor een belangrijk deel buiten de andere crisismaatregelen

Het kabinet heeft op 13 maart jongstleden een stevig eerste pakket aan economische crisismaatregelen getroffen. Deze maatregelen hebben tot doel ondernemers en bedrijven, van zzp’ers tot grootbedrijf, zo goed mogelijk te ondersteunen in deze uitzonderlijke economische omstandigheden. Door de aard en kenmerken van startups en scale-ups komen ze voor een groot deel van deze maatregelen echter niet in aanmerking. Banken zullen met verruimde bancaire garantieregelingen niet opeens meer leningen gaan verstrekken aan startups. En veel startups en scale-ups zullen niet in aanmerking komen voor de NOW-regeling (Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid). Ook veel van de fiscale maatregelen hebben slechts zeer beperkte impact voor jonge innovatieve en snelgroeiende bedrijven.

5. Ons innovatie-ecosysteem, waar de afgelopen 15 jaar zo hard aan is gewerkt, dreigt zware klappen te krijgen

Nederland heeft het doel om ons ecosysteem voor startups en scale-ups te laten uitgroeien tot het sterkste binnen Europa en er wereldwijd een top-5-positie mee te behalen. In de 2019-ranglijst was Nederland wereldwijd met vier plaatsen gestegen, van de 19e naar de 15e plek. Binnen Europa neemt Nederland 5e plaats in. De stijging wordt gedreven door de groei van het aantal startups, de groei van het aantal investeringen in startups en enkele grote ‘exits’. Door de huidige Coronacrisis zal naar verwachting het aantal startups dalen, evenals investeringen in startups en zullen grote exits op de lange baan geschoven worden. Dit is een wereldwijde tendens, maar dreigt desondanks de relatieve positie van Nederland ook te verzwakken.

6. Onze concurrentiepositie is in het geding, want andere landen komen met zware ondersteuningspakketten voor hun startups

De afgelopen weken hebben diverse Europese landen zeer ruime ondersteuningsmaatregelen aangekondigd voor hun startups. Vaak bestaande uit een combinatie van zachte leningen, co-investeringen en belastingmaatregelen. Frankrijk heeft een pakket aangekondigd met een totale omvang van €4 miljard en Duitsland heeft €2 miljard uitgetrokken voor specifieke startup-maatregelen. Ook andere landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland, Spanje en België zijn met uitvoerige maatregelen gekomen. Zo kondigde Vlaanderen vorige week nog aan voor €250 miljoen aan leningen met een lage rente te gaan verstrekken aan Vlaamse startups.

7. Ook investeringsfondsen ondervinden de negatieve gevolgen van de huidige crisis

Natuurlijk spelen investeringsfondsen (privaat en publiek) een zeer belangrijke rol om hun portfoliobedrijven door deze huidige economische crisis heen te helpen. En uit onze contacten blijkt ook dat ze hier toe bereid zijn. Maar een redelijk aantal fondsen beschikt niet over de diepe zakken die nu nodig zijn. Zij kunnen net als in andere Europese landen hier goed publieke support bij gebruiken. Ook staan de rendementen van fondsen fors onder druk door de huidige economische crisis. En anders dan vaak wordt gedacht zijn de rendementen van fondsen die risicovol investeren in jonge innovatieve en snelgroeiende bedrijven over het algemeen bescheiden. Direct gevolg hiervan kan zijn dat het in de nabije toekomst moeilijker wordt om de financiering voor nieuwe fondsen op te halen, waardoor ook op middellange termijn er beduidend minder risicokapitaal beschikbaar zal zijn voor startups en scale-ups. En de crisis voor hen nog veel langer zal duren dan wenselijk.

8. De overheid speelt een belangrijke rol bij de stimulering van innovatie

Misschien wel de belangrijkste econoom op het gebied van innovatie sinds Schumpeter is de Italiaans/Amerikaanse Mariana Mazzucato. In haar baanbrekende boek “The Entrepreneurial State; debunking public vs. private sector myths” uit 2013 betoogt ze dat het economische succes van de Verenigde Staten veel meer te danken is aan publieke investeringen in innovatie en technologie dan aan de vrije-marktdoctrine waarmee het vaak wordt geassocieerd. Ook bij toekomstige doorbraaktechnologieën, zoals bijvoorbeeld de energietransitie, is het belang van publieke investeringen groot, zoals in Nederland bijvoorbeeld naar voren komt met de oprichting van Invest-NL. Publieke investeringen in innovatie en technologie hebben ook grote positieve externe effecten.

9. De overheid vervult al een belangrijke rol bij de financiering van startups en scale-ups

In Nederland, net als in andere Europese landen, is de overheid al een grote (indirecte) investeerder in jonge innovatieve bedrijven. Zij doet dit echter wel op zo’n manier, dat besluiten over individuele investeringen op zijn minst ‘at arms length’ en op een marktgerichte wijze plaatsvinden. Zo zijn de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) jaar op jaar betrokken bij circa 50% van alle venture-capitaldeals, en zijn daarmee met afstand de meest actieve investeerders van Nederland. Maar ook veel private fondsen krijgen een deel van hun financiering vanuit de overheid via bijvoorbeeld de SeedCapital-regeling of via het European Investment Fund (EIF). De overheid heeft dus reeds een professionele structuur staan om op een gedegen en verantwoorde wijze financiering te verstrekken aan startups en scale-ups. Vandaar dat het kabinet ook heeft besloten de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van de €100 miljoen aan overbruggingsleningen te beleggen bij de regionale ontwikkelingsmaatschappijen. Ook Invest-NL zal naar verwachting bij verstrekking van grotere tickets een nadrukkelijke rol gaan spelen.

10. Mits goed vormgegeven kan onnodige uncreative destruction onder startups worden voorkomen

De afgelopen weken is er door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat samen met TechLeap, de gezamenlijke ROM’s en InvestNL zeer hard gewerkt aan een faciliteit voor het verstrekken van overbruggingsleningen aan startups en scale-ups. Hierbij is ook veel input opgehaald zowel vanuit private investeringsfondsen als vanuit startups. Het is hierbij evident dat de leningen een noodinstrument zijn, welke een tijdelijke overbrugging kunnen verzorgen naar ‘break-even’ of een volgende financieringsronde. Bedrijven die hiervoor in aanmerking komen zullen vanzelfsprekend moeten kunnen aantonen dat hun financiële nood voortkomt uit de Coronacrisis en dat ze alle kostenreducerende maatregelen hebben genomen die redelijkerwijs van ze kan worden verwacht. Ook zal met een investeerdersbril worden beoordeeld of ze een gezond en duurzaam toekomstperspectief hebben. En zal er private cofinanciering worden vereist bij hogere bedragen. Zo wordt uncreative destruction voorkomen, maar wordt het voor innovatie zo noodzakelijke proces van creatieve destructie niet verstoord.

Meer over InnovationQuarter
Download The Dutch Tech ecosystem & COVID-19

https://www.portofrotterdam.com/nl/nieuws-en-persberichten/10-redenen-waarom-we-startups-juist-moeten-helpen-in-de-coronacrisis

Australië staat in brand (Kennislink)

De bosbranden in Australië zijn hoogst waarschijnlijk deels te wijten aan de opwarming van het klimaat. Vervelend, want de branden zetten de thermostaat zelf ook nog eens een tandje hoger…

Op Twitter worden de tweets van de Australische wetenschapscommunicator Ketan Joshi deze week gretig gedeeld. De bosbranden die Australië momenteel teisteren, waren lang geleden al voorspeld, zo blijkt uit de tekstfragmenten afkomstig uit rapporten en artikelen die hij bij elkaar heeft gesprokkeld.

“In Zuidoost-Australië is in 2020 het aantal dagen met zeer hoog tot extreem brandgevaar waarschijnlijk met 4 tot 25 procent toegenomen”, schreef het klimaatpanel van de Verenigde Naties IPCC bijvoorbeeld al in 2007. Een rapport van het Australisch onderzoeksinstituut CSIRO en het bosbrandenonderzoekscentrum CRC, in opdracht van het Climate Institute of Australia, meldde in 2009 dat zelfs bij een milde opwarming van het klimaat catastrofale branden in delen van Victoria elke vijf tot zeven jaar zullen voorkomen

Dat beide fragmenten kloppen, blijkt als je er even in duikt. En de lijst van Joshi gaat nog wel even door. Zijn boodschap: De opwarming van het klimaat veroorzaakt hetere en drogere zomers en meer hittegolven, waardoor branden meer kans hebben om zich heen te grijpen. En dat wisten we al lang.

Honderden miljoenen dieren

Deze zomer staan er inderdaad grote delen van Australië in brand, en de situatie is grimmiger dan in andere jaren. De branden begonnen eerder, houden langer aan, en verspreiden zich over veel grotere gebieden dan de Australiërs gewend zijn. Een gebied groter dan de oppervlakte van Nederland is al in rook opgegaan. Vierentwintig mensen en honderden miljoenen dieren (insecten niet meegerekend) kwamen om het leven. En dat terwijl het droge seizoen nog wel een maand kan aanhouden.

Maar komt het inderdaad door de opwarming van het klimaat? “In elk geval voor een deel”, zegt Guido van der Werf, klimaatwetenschapper en bosbrandenspecialist aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. “Maar zonder opwarmend klimaat was het waarschijnlijk ook een extreem seizoen geweest.”

De Indiase Niño

De droogte van dit jaar is voornamelijk te danken aan de Indische Oceaan Dipool, ook wel de Indiase Niño genoemd. Dit is een ongeveer vierjaarlijkse maar niet erg regelmatige schommeling in de temperatuur van het zeewater aan het oppervlak van de Indische Oceaan. Soms is het water in het westen warmer dan in het oosten (de positieve fase), soms ook andersom.

Tijdens een positieve fase – waar we nu middenin zitten – blijft de neerslag in Australië vaak weg. “Dat heeft met klimaatverandering niks te maken”, zegt Van der Werf. “Maar als je er dan ook nog een paar flinke hittegolven overheen krijgt, droogt het bos wel heel erg snel uit. En hittegolven worden wél versterkt door de opwarming van het klimaat.”

Uitgelicht door de redactie

Astronomie
‘Ik wil graag weten wat de invloed van leven op een atmosfeer is’

Biotechnologie
Navigeren op de tast en sterretjes zien: uitvindingen voor blinden

Dat blijkt. De afgelopen jaren brak de zomertemperatuur in Australië record na record, met afgelopen december als voorlopig hoogtepunt. Op dinsdag 17 december 2019 was het (gemiddeld over het hele land) 40,9 graden, de hoogste temperatuur ooit gemeten. De dag erna kwam daar nog eens een hele graad bovenop.

Bosbeheer

Maar had het bosbeheer dan niet beter gekund? Volgens Van der Werf zijn er wel maatregelen die er normaliter voor zorgen dat het vuur zich op een gegeven moment niet verder kan verspreiden: regelmatig stukken land gecontroleerd in brand steken bijvoorbeeld, en zorgen dat er onbegroeide landstroken tussen bosgebieden in liggen.

“Maar de huidige branden in Australië zijn zo hevig dat zulke brandgangen weinig nut hebben. Vonkenregens waaien er gewoon overheen.” Bovendien kan door de extreme hitte een sterke luchtstroming ontstaan die uiteindelijk tot onweer leidt, zij het zonder regen. Van der Werf: “En door de bliksem worden dan weer nieuwe bosgebieden in brand gezet.”

Nog warmer

De bosbranden worden niet alleen veroorzaakt door het opwarmende klimaat, maar versterken deze opwarming ook, door CO2 uit te stoten. Bij de branden in de regio’s New South Wales en Victoria is al evenveel koolstofdioxide vrijgekomen als door het jaarlijkse gebruik van fossiele brandstoffen in heel Australië – namelijk rond de 400 miljoen ton.

Net na de brand. Prospect Hill, Greystanes, even ten noorden van Wetherill Park in Sydney, Australië.
Meganesia, via Wikimedia Commons, CC BY-SA 4.0

http://nederland20.duckdns.org/placeholders/medium.png

Meganesia, via Wikimedia Commons, CC BY-SA 4.0

“Die vergelijking kan je zowel gebruiken om te laten zien hoe erg de branden zijn, als om te laten zien hoe groot onze eigen uitstoot eigenlijk is”, merkt Van der Werf droogjes op.

Vergeleken met de jaarlijks terugkerende branden in noordelijke delen van Australië, hebben de branden in het zuidoosten een veel grotere invloed op het klimaat. In het noorden gaat het om grasland en savannes. Daar keert de begroeiing vrij snel terug, en haalt daarbij de CO2 weer uit de lucht. De bossen in het zuidoosten kost dat veel meer tijd. Voor een bos zo ver is aangegroeid dat het alle vrijgekomen CO2 weer heeft opgenomen, zijn we enkele decennia verder.

Bovendien bestaat de kans dat het bos niet meer in zijn huidige vorm terugkeert. De branden zijn erg extreem, wellicht zijn zaden in de grond ook aangetast. Van der Werf: “Als de brandfrequentie in deze opwarmende wereld inderdaad toeneemt, is de kans groot dat de vegetatie niet meer tot het oude niveau zal herstellen.”

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/australie-staat-in-brand/