Brandweer-docu ‘Brandmeester’: hoogopgeleid dedain voor de werkvloer (ThePostOnline)

Brandweer Amsterdam.

(Door Dieuwertje Kuijpers, TPO, 21 december 2023) – De Nederlandse praktische werkvloer wordt vermorzeld door overheidsmanagers die geautomatiseerde empathie (“wat heb je van mij nodig om jou in je kracht te zetten?”) verwarren met een menselijke maat. En vervolgens verbaasd zijn dat bijna niemand voor ze wil werken. Nergens wordt dat zo duidelijk als in de documentaire van Saskia Gubbels, Brandmeester.

‘Monoculturele, hogeropgeleide kantoorklerken wiens zalvende management-retoriek en geautomatiseerde empathie de dwingelandij niet verbloemen’

Een blik Kanis & Gunnink. De mosterdkleurige gemêleerde grondtegels. Grote lichtgrijze tafelbladen zoals die in menig middelbare school in de aula staan. Bluspakken die meuren naar roet en je haren ook na drie keer wassen nog naar gerookte bacon. Met een beetje geluk hangt er in de kantine nog een zweem van oud frituurvet. Sowieso is die van matige koffie – uitgeschonken in Duralex glazen – altijd aanwezig.

De openingsbeelden van de documentaire Brandmeester zijn dermate treffend dat ze bij ondergetekende – die vijftien jaar geleden in een Velsens ‘blikkie (jargon voor opleiding) zat – levendige herinneringen oproepen.

Brandweerkazerne Dirk

Documentairemaakster Saskia Gubbels volgde twee jaar lang de Amsterdamse bevelvoerder Gerrie van brandweerkazerne Dirk, die te maken krijgt met het nieuwe speerpunt van de korpsleiding: diversiteit. Er bestaat namelijk een beeld over de Amsterdamse brandweer als een gesloten mannenbolwerk dat vrouwonvriendelijk en racistisch zou zijn. Daarnaast moet het hoge ziekteverzuim en hoge aantal PTSS-gevallen worden tegengegaan, want de brandweer kampt al jaren met een lage bezetting. Goed personeel is niet alleen moeilijk te vinden, maar nog lastiger te behouden.

Opvallend in de documentaire is dat de korpsleiding, commandant Thijs van Lieshout in het bijzonder, zichzelf vooral ziet als vernieuwend. Als een managementschakel tussen de nieuwe tijden en de oude garde. Waarbij een zeker ongeduld richting die laatsten (“Jij bent de doelgroep niet, Gerrie. We zoeken jonge mensen, niet allemaal van die ouwe lullen”) niet kan worden onderdrukt.

Meermaals werpt Van Lieshout de uitrukdienst voor de voeten dat als de nieuwe lijn ze niet bevalt, ze beter een andere baan kunnen zoeken. De Amsterdamse brandweer moet meer een afspiegeling van de stad worden, meer vrouwen en meer mensen met een biculturele achtergrond.

Van Lieshout: “Verder heb ik niet zoveel beleid. Diversiteit kan je boeken over volschrijven en dat doe ik niet, ik doe het gewoon”.

Toch zien we hier geen botsing tussen oud en nieuw, maar een botsing tussen een politiek gemodelleerde spreadsheet-realiteit en de praktische onuitvoerbaarheid hiervan op een werkvloer. Tussen politieke paradepaardjes en een beroepsgroep die de luxe niet heeft om in dat circus op te treden.

Toekomstbestendig kapotbezuinigen

Wat de nieuwe lijn precies is, wordt – los van dingen roepen over het aannamebeleid – niet helemaal duidelijk. Wel dat het met brandweerwerk weinig te maken heeft. De gesprekken tussen de uitrukdienst en de korpsleiding gaan bijvoorbeeld niet over hoe in de hens vliegende elektrische auto’s aan laadpalen het werk kunnen veranderen, en of technologische ontwikkelingen vragen om aanpassingen aan materieel of werkwijze. Het personeel wordt weinig gevraagd, wel veel meegedeeld – tot grote ergernis van de uitrukdienst.

“Er worden auto’s gemaakt die tegen het miljoen lopen, waar dingen op zitten die ik op de werkvloer nog nooit van mijn leven gebruikt heb maar die er blijkbaar wel op moeten komen”, verzucht bevelvoerder Gerrie in een gesprek.

Het ‘toekomstbestendig maken’ van de brandweer zorgt niet alleen in de Amsterdamse kazerne voor gemor, en blijft niet beperkt tot de beroeps. Vakbonden en vakverenigingen waarschuwen dat onder het mom van ‘toekomstbestendig maken’ de afgelopen jaren vooral veel is gesneden in het budget.

Steeds meer kazernes hebben slechts één tankautospuit in plaats van twee, specialistische taken zijn afgeschaft en aanvullend materieel is verdwenen. Het aantal vrijwilligers is gedaald van 22.000 naar 19.000 en per kazerne zijn er nog maar zestien tot achttien over. Dit zorgt voor personeelstekorten, met name tijdens kantoortijden en in vakantieperiodes.

De vakvereniging brandweervrijwilligers ziet hier geen “maatschappelijk verschijnsel, maar een weeffout die is ontstaan uit bezuinigingsdrift.”

In 2022 stemden 148 van de 150 Tweede Kamerleden voor een motie van SP en PvdA om de werkvloer meer zeggenschap te geven over de uitvoering van nieuw beleid, zij moeten immers het werk doen.

Benodigde middelen wegbezuinigd

De vraag is in hoeverre de brandweer überhaupt nog in staat is haar werk fatsoenlijk te doen. Onder het management-mom ‘de brandweer van morgen’ werd ingezet op preventie (rookmelders in keukens ophangen), met het idee dat je dan minder hoeft uit te rukken. Er werd vast voorgesorteerd op de ‘voorkomen is beter dan genezen’-winst door brandweervoertuigen weg te halen die toch al niet zo veel meer werden gebruikt. De brandverzekering werd opgezegd omdat de keuken de afgelopen jaren niet in de hens had gestaan.

Gevolg: toen de vlam daadwerkelijk in de pan sloeg, in de vorm van twee forse natuurbranden in de Zuid-Limburgse Hoge Venen, moest de Nederlandse brandweer de Belgische en Duitse collega’s om hulp vragen omdat de benodigde middelen waren wegbezuinigd.

Niet heel verwonderlijk dat de Amsterdamse uitrukdienst steevast om twee dingen vraagt: de juiste spulletjes en voldoende handjes om ermee te werken. Vanuit de korpsleiding krijgt het personeel vooral politieke buzzwords terug: diversiteit, transparantie, toekomstbestendigheid, verjonging, kwetsbare doelgroepen. Vanaf kantoren worden er ‘ontwikkelbehoeftes’ geformuleerd waarbij diversiteit een speerpunt is. De nieuwe brandweer moet een afspiegeling van de stad Amsterdam worden, met meer vrouwen, meer jongeren, meer mensen met een biculturele achtergrond.

“We hebben mensen nodig en degenen die voldoen aan de eisen – die kunnen morgen bij de brandweer werken”, roept bevelvoerder Gerrie verbaasd uit.

Glazen kazerne

Commandant Van Lieshout – die op werkbezoek aan komt rijden in een rode Tesla – heeft duidelijk andere prioriteiten dan de tankautospuiten. Zo had hij “zelfs het fantastische idee om een glazen kazerne te bouwen. Midden op het Museumplein, als teken van transparantie”, vertelt documentairemaakster Gubbels.

Van Lieshout is hiermee – zonder het zelf door te hebben – het perfecte product van een overheidssysteem dat selecteert op managers die politieke wensen naar beneden toe kunnen opleggen (top down) in plaats van vanuit de organisatie de vertaalslag naar de politiek maken die nodig is om de organisatie te laten voldoen aan waarvoor deze wettelijk is opgericht (bottom up).

Het gebouw van de Amsterdamse brandweer (kazerne Dirk) is aan renovatie toe en zal hierna moeten gelden als een ‘visitekaartje’. Het rijksmonument krijgt nieuwe leidingen, nieuwe bedradingen, asbestsanering en het metselwerk wordt in oude staat hersteld. Niet alles: de voormalige ontspanningsruimte wordt opnieuw ingericht tot kantoor.

“Hier stond een werkbankje, wat werkkastjes. Dus als je thuis een tafeltje had wat stuk ging, of je fietsie stuk was, kon je hier rommelen”, vertelt bevelvoerder Gerrie tijdens een rondleiding op de kazerne.

De ontspanningsruimte werd door de vorige (en omstreden) commandant Leen Schaap ontmanteld: het had niets met brandweerwerk te maken en werd gezien als het zoveelste bewijs van een in zichzelf gekeerde kazerne waar men zich allerlei buitensporige vrijheden veroorloofde.

Iedereen aan de mindfulness

Toch had de werkplaats volgens de brandweerlui wel degelijk een functie. “Thijs, als ik iets heb met heel veel bloed onder een auto, weet ik veel wat. Ik wil dan altijd wat doen daarna. Iets met mijn handen, maar dat kan nu helemaal niet meer”, vertelt een brandweerman. “Ik weet niet precies wat ‘iets doen’ is, maar we gaan geen werkplaatsen inrichten”, badineert commandant Thijs van Lieshout hem direct. “Ja maar dat bedoel ik, dat is mijn manier om mijn hoofd leeg te maken”, roept de brandweerman uit. Van Lieshout houdt zijn poot stijf: er komen geen werkplaatsen. Wel wordt de uitrukdienst – die 24 uurs-diensten draait waarin ze regelmatig ’s nachts ook moeten uitrukken – om 09:00 ’s ochtends een cursus mindfullness aangeboden.

Het is typerend voor de kloof tussen managementleiding en de praktische werkvloer. Iedereen moet aan de mindfullness, maar wel volgens het beeld dat hoogopgeleid kantoorpersoneel daarvan heeft. Ongetwijfeld iets met de Headspace-app en ademhalingsoefeningen. Rommelen met de handen om gedachten op een rij te zetten? “Daar beginnen we gewoon niet aan”, aldus de commandant.

Gebrek aan empathie en inlevingsvermogen

De korpsleiding heeft nog meer mooie plannen. Zo wordt de uitrukdienst – die nota bene kampt met personeelstekort door ziekteverzuim, onder andere door PTSS – te kennen gegeven dat als ze straks in de “mooiste en misschien ook wel duurste kazerne van Nederland” komen te zitten, zij ook nog wat extra werkzaamheden moeten verrichten.

Er is nog een zolderverdieping die perfect zou zijn voor een werkplaats deze taken, zoals het begeleiden van kwetsbare jongeren die problemen hebben, en hen op te leiden tot hulpverlener. Om iets terug te doen voor de samenleving.

“Feit blijft dat we straks op een prachtige locatie zitten. Het zou zonde zijn als we in zo’n mooi gebouw gaan zitten en niks voor de samenleving gaan doen”, aldus veiligheidsregio clustermanager Ayten Polat, die hiermee feilloos laat zien dat ook een vrouw met een biculturele achtergrond in haar denken net zo monomaan kan zijn als de hoogopgeleide managementlaag waarbinnen ze zich begeeft. Haar denken sluit naadloos aan op dat van middelbare witte man Thijs van Lieshout: beiden stellen een compleet gebrek aan empathie en inlevingsvermogen tentoon.

Iets te snelle Arie Boomsma-powerpraat

Over middelbare witte mannen gesproken, het wordt nog mooier. In een ‘Hello there fellow kids‘-poging is iemand van het Korps Mariniers aangeschoven, die zich nog het best laat omschrijven als de typische Korps Consultant: iets te fris kaalgeschoren, iets teveel knoopjes los op het overhemd, iets te omvangrijk operationeel horloge om de pols en iets te snelle Arie Boomsma-powerpraat.

De brandweer wordt niet gevraagd om te hulpverlenen, nee nee: om “basecamp instructor” te worden. Zodat ze “in hun kracht” kunnen worden gezet, de bedoeling is “niet hun kampvuur te blussen, maar juist aan te wakkeren.” Uiteraard wel in lijn “met de ambities van commandant  Thijs.” Die ambities zijn helder: “Als je denkt ‘laat maar lekker Thijs’, nou dan ga je lekker naar een andere kazerne en selecteren we een groep mensen die daar wel zin in heeft.”

Deze toondoofheid voor een praktisch opgeleide werkvloer begint bij de managementlaag, maar volgt hierin slechts de politieke opdrachtgever. Hieraan wordt immers niet teruggekoppeld dat de zoveelste bezuinigingsoperatie onverantwoord is.

Sterker nog, commandanten leveren met regelmaat argumenten voor nog meer bezuinigingen zelf op een gouden dienblaadje aan. Voormalig commandant Leen Schaap zei bijvoorbeeld dat “brandweermannen 95% van de tijd met de handen over elkaar zitten te wachten op een brand.” Een politicus denkt op zo’n moment niet ‘hoe kan ik die 95% inkleden zodat ze die 5% van hun tijd optimaal kunnen knallen’, maar die ziet 95% verspilde tijd – en dus budget.

Meer vrouwen, maar dan wel die precies zeggen wat je wilt horen

Waar iedere extra streep op de schouder soms gecorreleerd lijkt aan groeiende toondoofheid, moet je voor de echte Oost-Indische doofheid uiteraard bij de politiek zijn. Wanneer enkele brandweervrouwen aan burgemeester Femke Halsema (GroenLinks) vertellen over hun werk,  neemt ze die praktische kennis niet van hen aan, maar concludeert dat ze het “niet overal mee eens is.” Terwijl de vrouwen duidelijk aangeven dat ze zich veiliger voelen met “drie grote mannen in de auto”, dan in een volledig vrouwenteam.

Zeker, ze kunnen de klus op zichzelf ook wel klaren, maar door verschil in fysieke sterkte zullen ze er wat langer over doen. Halsema reageert alsof de vrouwen hiermee zichzelf te kort doen, alsof het een verschil van inzicht is in plaats van keiharde (biologische, fysieke) realiteit.

Dat fysieke verschil is er en dat heb ik toevallig vijftien jaar geleden zelf mogen ervaren. Op één enkel punt haalde ik mijn fysieke keuring bij de brandweer niet: te weinig kracht in de armen. Iets wat ze vaker hadden gezien bij kandidates, dus al een standaard oplossing voor hadden. Ik kreeg een trainer toegewezen die het fenomeen optrekken en opdrukken introduceerde en enkele maanden later haalde ik de test alsnog met gemak. Met wat extra inspanning (dus niet door het verlagen van de eisen) voldeed ik.

Dat betekent dus dat als vrouwen zich aanmelden, ze het echt super graag moeten willen en in zekere zin beter gemotiveerd moeten zijn dan mannen. De barrière voor vrouwen is er wel degelijk maar – in mijn bescheiden ervaring – vooral fysiek en écht niet te wijten aan een ‘vrouwonvriendelijk’ aannamebeleid bij de brandweer.

Racistisch en seksistisch

De reden om meer vrouwen bij de brandweer te willen is dan ook niet operationeel, maar politiek. Met meer vrouwen zal de “Amsterdamse bevolking het vertrouwen krijgen”, zegt burgemeester Halsema in het gesprek, maar ook de interne cultuur veranderen want “de brandweer werd racistisch en seksistisch genoemd. Die gedachte verander je niet door alles bij het oude te laten.”

Oftewel: omdat mensen dénken dat de brandweer racistisch en seksistisch is, moet die veranderen.

Terwijl er toch wel degelijk wat aan de hand was bij de Amsterdamse brandweer. Nergens verwijst Halsema naar onderzoeksrapporten, die er niet om logen: brandweermannen naakt voor de deur van vrouwelijk personeel, wc-brillen die werden ondergeplast, expres keiharde porno opzetten, een gekleurde kazerne ‘apenrots’ noemen of Marokkaanse collega’s stug Jan of Piet noemen.

Dat er het een en ander moet gebeuren, staat buiten kijf. Dat onder commandant Leen Schaap – die orde op zaken moest stellen – enkelen de laan uit zijn gestuurd en ook huidig commandant Van Lieshout vorig jaar iemand moest ontslaan wegens racistische uitingen op het intranet, is dan ook geen verrassing.

Toch zit er nog wel wat ruimte tussen ingrijpen bij grensoverschrijdend gedrag en het steevast wegzetten van ‘de oude garde’ als achterhaald, ouderwets, in de weg zittend, niet met de tijd mee willen gaan. Commandanten kunnen wel de grote broek aantrekken en melden dat als het brandweerpersoneel niet meer bevalt, ze maar een andere baan moeten zoeken – maar de realiteit is dat ze zich die luxe helemaal niet kunnen veroorloven.

De beoogde ‘cultuurverandering’ wordt hiermee een van boven opgelegd decreet, met de ideologische aanname dat wanneer je maar zoveel mogelijk diverse kleurtjes en geslachten in de organisatie pompt, deze automatisch meebeweegt richting de ‘inclusieve’ toekomst. Louter in een denkwereld waarin een glazen gebouw gelijk staat aan publieke transparantie, kan deze aanname floreren.

Gaslighten van kritisch personeel

Het is dan ook veelzeggend dat burgemeester Halsema enerzijds meer vrouwen bij de brandweer wil voor een cultuurverandering, maar vervolgens niet wil horen wat ze hebben te zeggen over diezelfde brandweer. Want zodra de brandweervrouwen beginnen over werkomstandigheden, drukt de burgemeester haar spreekwoordelijke snor.

“Er zijn belangrijkere dingen dan diversiteitscijfers. Er zijn gebouwen niet in orde, ik zit in eentje: dat is…” Abrupt wordt de brandweervrouw onderbroken door de burgemeester: “Zo vervelend, ik moet nu gaan rennen!” Het wekt irritatie op bij de achtergebleven vrouwen: “De gemiddelde bankdirecteur trekt zijn secretaresse erop, en dan zou alleen hier bij de brandweer seksisme zijn?”

Verpakt onder eufemismen als ‘gezamenlijke verkenning’ worden dienstopdrachten kil medegedeeld door monoculturele, hogeropgeleide kantoorklerken wiens zalvende management-retoriek en geautomatiseerde empathie (“wat heb je van mij nodig?”) de dwingelandij niet verbloemen. Het brandweerpersoneel heeft feilloos door dat het niet klopt, dat er eigenlijk niet naar ze wordt geluisterd. Ze voelen zich dientengevolge onrechtvaardig behandeld. “Het doet me pijn”, zegt bevelvoerder Gerrie.

Het is dan ook een pijnlijke documentaire. Los van het gebrek aan empathie en inlevingsvermogen is daar vooral het schaamteloos wegpoetsen van elke kritiek. Niet door deze inhoudelijk te weerleggen, maar door met hoogopgeleid duur managementjargon als wapen al het praktische personeel in een hoek te drukken.

Het brandweerpersoneel is deze beleidstaal niet machtig, wat overblijft is het gevoel van genaaid worden – maar niet precies kunnen uitdrukken hoe dan. Want hoe weerleg je ‘opbouwende managementtermen’ als ‘de schouders eronder’, ‘teamwork‘ en ‘gezamenlijk’, geframed in positief gepsychologiseer over vuurtjes aanwakkeren in je hart?

Het werkvolk wordt dus continu ge-gaslight door managers. “Ben jij een goede mentor?”, wordt bevelvoerder Gerrie gevraagd als hij aangeeft dat hij graag zijn collega Joyce wil bijstaan in haar ambitie om ook bevelvoerder te worden. Hij gaat hier letterlijk op in, maar wordt al vrij snel onderbroken. “Nee, nee, ik leg hem even terug bij je. De vraag is of jij aangesloten bent op de ontwikkelbehoefte van de brandweer, en of jij de juiste tools hebt”, stelt de leidinggevende. Wat hij er precies mee bedoelt, zegt hij niet. Dat zeggen ze nooit.

Streng handhaven op rotte appels

In een volgende scene wordt Gerrie op het matje geroepen. Hij heeft samen met Joyce een interview gegeven waarin zij verwijst naar de politieke ambitie van burgemeester Halsema en vorige commandant Leen Schaap om meer vrouwen bij de brandweer te krijgen: “Terwijl ik juist denk, het maakt niet uit wie je bent. Als je maar goed genoeg bent.”

In plaats van haar te corrigeren in het interview geeft Gerrie haar gelijk en dat wordt hem niet in dank afgenomen. “Je bent leidinggevende. Je geeft leiding, welk voorbeeld geef je?”, wordt Gerrie gevraagd. Immers, straks gaan mensen nog denken dat het werven van meer vrouwen een politieke doelstelling is, in plaats van iets dat volledig in “samenspraak met de werkvloer is vormgegeven als ambitie”.

Het lijkt de vloek van de overheidsmanager: slim genoeg om lagergeschoolden retorisch in een hoek te drukken, maar niet intelligent genoeg om te beseffen dat er meer facetten aan het brandweerwerk zitten die ze niet begrijpen dan wel. Dat leidt tot een totaal gebrek aan nederigheid, soms zelfs een ronduit neerbuigende houding, ten aanzien van kennis die niet voortkomt uit lekker kunnen werken met Excel of de juiste beleidsbingo kunnen reproduceren.

Dit resulteert vervolgens in de arrogantie dat er weinig valt te leren van de werkvloer, maar wel veel bij te sturen. Terwijl het draaiend houden van een uitvoeringsorganisatie (zoals de brandweer) juist vereist dat je je kunt inleven in het uitvoerende werk, de mensen, het materieel. Kennis en ervaring die voortkomen uit handwerk niet serieus nemen, is in veiligheidsberoepen (zoals bij de brandweer maar ook de politie en defensie) potentieel dodelijk.

Het is daarom juist de plicht van leidinggevenden in dit soort organisaties om het personeel in bescherming te nemen. Dat betekent inderdaad streng handhaven op rotte appels, maar tegelijkertijd wijsheid vanaf de werkvloer serieus te nemen. Deze inzichten vervolgens naast de politieke wensen leggen en die grote broek (“anders zoeken we andere mensen die het wel willen”) ook eens aantrekken tegenover een burgemeester of de korpsleiding, zodra die iets teveel gaan luchtfietsen.

Door, kortom, ook gewoon eens een “nee” naar bóven toe te verkopen.

Ronduit cynisch

Wat rest na het zien van deze documentaire is de pijnlijke realisatie dat overheidsorganisaties uitstekend in staat zijn om hun eigen toekomstige kuil te graven. Wetenschapper Joost Kampen aan de Vrije Universiteit, gespecialiseerd in verwaarloosde organisaties, zag overeenkomsten met de verziekte brandweercultuur en die van het Gemeentevervoerbedrijf eind jaren ’90, toen deze ‘out of control‘ was en het personeel door ‘arbeiderszelfbestuur’ de feitelijke macht had.

Tegen het Parool vertelde hij dat ook daar “lang geen leiding was gegeven en er sprake was van destructieve groepsprocessen, waarin groepsdruk en elkaar niet verklikken de norm waren.”

In zijn proefschrift legde hij de link tussen gedrag binnen verwaarloosde organisaties en gedrag van verwaarloosde kinderen: “Waar kinderen lijden onder gebrek aan normering en aandacht van ouders, vertonen organisaties dezelfde symptomen bij gebrekkig leiderschap.”

Het is ronduit cynisch dat de Veiligheidsregio met een directieve houding, waarbij ze de carrière-oren zó hard laat hangen naar het politiek-ideologisch wensdenken en de dito maakbaarheidswaan, vergeet te luisteren naar hun eigen personeel.

De papieren realiteit over de ‘Brandweer van Morgen’ mag dan wel ronkend klinken, in de praktijk is de brandweerleiding vooral hard bezig met het voeden van de sluimerende veenbrand die de reeds bestaande verwaarlozing is.

Brandweer-docu ‘Brandmeester’: hoogopgeleid dedain voor de werkvloer

https://tpo.nl/2023/12/21/brandweer-docu-brandmeester-hoogopgeleid-dedain-voor-de-werkvloer/

Hoe bereid ik me voor op een klimaatramp? (OneWorld)

https://www.oneworld.nl/app/uploads/2020/01/doomsday_prepping_ingekleurd3-875x712.jpg

Het klimaat is opgewarmd door de mens, zegt het nieuwste IPCC-rapport. Waarom lukt het dan toch niet om mijn gedrag te veranderen? vraagt journalist Rosa Boland zich af. Ze gaat op zoek naar inspiratie om in actie te komen.

Ik behoor tot de inmiddels grote groep mensen die weet dat klimaatproblemen in belangrijke mate door mensen worden veroorzaakt, dat er in mijn leven nog voelbare gevolgen van klimaatverandering zullen zijn en dat gedragsverandering noodzakelijk is. Toch kom ik niet in actie, maar kruip ik apathisch onder een dekentje als ik het zoveelste onheilspellende klimaatrapport lees. Ik kan me geen wereld voorstellen waarin we doen wat nodig is om de temperatuur niet verder te laten stijgen dan twee graden. Met als gevolg dat ik zelf ook weinig doe.

Dat kan liggen aan het feit dat wij mensen onze toekomstige ik als een complete vreemdeling zien; we zijn niet in staat ons in te leven in zijn of haar problemen en gevoelens. In een onderzoek waarin mensen beslissen hoeveel slokjes van een smerige cocktail zij respectievelijk zichzelf en hun toekomstige ik laten nemen, moet de toekomstige ik steevast meer slikken. Ook als het aankomt op klimaatverandering is duidelijk dat we niet veel geven om onze toekomstige ik.

Klimaatverandering is een ongeopende rekening die we lieverniet onder ogen willen zien

In een ander onderzoek worden mensen die zijn getroffen door orkaan Sandy onder de loep genomen. Het blijkt dat zelfs deze mensen niet zijn te porren voor een duurzame levensstijl. Ze willen terug naar de normaliteit van vóór de ramp, ook al weten ze dat ‘normaal’ ook een fossiele economie betekent, die de kans op een volgende natuurramp verhoogt. Klimaatverandering is een soort ongeopende rekening die we maar niet onder ogen willen zien.

De rijkste mensen op aarde lijken ondertussen wél rekening te houden met hun toekomstige zelf. Grote verdieners uit Silicon Valley laten bunkers bouwen in Nieuw-Zeeland, vele anderen laten safe rooms bouwen in hun huizen. Sommigen gaan contracten aan om hun lichaam na hun dood te laten invriezen, met het idee dat ze in betere tijden weer tot leven gewekt kunnen worden.

Ik heb geen geld voor dat soort fratsen en pak het liever wat fantasierijker aan. Maar hoe bereid ik me voor op een nieuwe wereld, of kan ik me in ieder geval wat meer inleven in de vreemdeling die mijn toekomstige ik nu nog is? Ik geef mijn verbeelding een kick-start met kunstwerken uit landen waar al (klimaat)chaos heerst.

Buitenlandse investeerders kopen grond met waterbronnen terwijl niet alle Ghanezen schoon drinkwater hebben

Zo toonde De Kerk in Arnhem een expositie over sociale rechtvaardigheid en klimaatverandering. Onder de titel Stormy Weather uitten kunstenaars over de hele wereld er hun zorgen. Dat levert geen clichébeelden op van vervallen steden en een apocalyptisch land vol zombies, maar een reële blik op de sociale problemen die ontstaan wanneer een samenleving door schaarste en chaos genoodzaakt is opnieuw te bepalen wie waar recht op heeft – wat me een goede voorbereiding op de toekomst lijkt.

Kunstenaar Serge Attukwei Clottey heeft jerrycans in stukjes gesneden en die vervolgens aan elkaar gesmolten tot een groot geel gordijn dat midden in de kerk hangt. In Ghana worden deze gele jerrycans Kufuor gallons genoemd, naar de voormalige president van Ghana, John Agyekum Kufuor, die ze massaal liet verspreiden tijdens de veelvuldige perioden van droogte in het land. Inmiddels dragen de plastic tanks zelf bij aan een milieuramp; de grote hoeveelheid verloren geraakt plastic verstopt het riool in de grote steden en brengt dieren op het strand en in de zee in gevaar.

Clottey wil met zijn werk de rol aantonen die privilege speelt bij milieurampen. Per e-mail laat hij weten: ‘Op dit moment wordt er veel grond met waterbronnen opgekocht door buitenlandse investeerders. Ondertussen hebben niet alle Ghanezen schoon drinkwater. Mijn werk symboliseert de scheidslijn tussen de stedelijke ruimte, waar nog altijd veel zwerfafval ligt, en de nieuwe, moderne woonwijken.’

Klimaatverandering zorgt ook dat mensen hun handen uit de mouwen steken en samenwerken

Het is een mooie illustratie van hoe mensen met de minste middelen het hardst getroffen (zullen) worden door klimaatchaos. Het dwingt me om na te denken over mijn rol als inwoner van een welvarend land. (Ik heb mijn plastichuishouding bepaald niet op orde.)

Een ander tentoongesteld werk laat zien hoe een ramp ook in staat is mensen te verbinden. In Deep Weather van de Zwitserse videokunstenaar Ursula Biemann zien we hoe duizenden mensen in Bangladesh samen de strijd aangaan tegen de stijgende zeespiegel door met de hand dijken te bouwen van modderzakken. Het grijpt me aan dat klimaatverandering niet alleen voor verdeeldheid zorgt, maar er ook voor zorgt dat mensen de handen uit de mouwen steken en samenwerken.

Geen historische wortels

Niet alleen beeldend kunstenaars, ook sommige schrijvers wagen zich aan de vraag waarom het zo moeilijk is om actie te ondernemen tegen klimaatverandering. Zoals Lieke Marsman, met haar boek Het tegenovergestelde van een mens. Ze weet daarin goed het verlammende effect van klimaatverandering te beschrijven: ‘Het rare aan angst is dat de wereld in angst nog precies zo is als hij daarvoor was, en toch lijkt alles voorgoed veranderd, juist omdat het voelt alsof alles voor altijd hetzelfde zal zijn. Hoe zal ik het zeggen, het is alsof de lucht voor je ogen beweegt: wat je ziet is wat er is, maar je kijkt door een waas.’

De hoofdpersoon uit de roman is een klimaatwetenschapper die worstelt met de vraag hoe ze zich moet verhouden tot de opwarming van de aarde. Het is een van de weinige fictieboeken over klimaatverandering waarin een dystopisch spektakel uitblijft. En het is fijn om te lezen over iemand die ook constant de psychologische druk voelt van dat onheilspellende probleem dat ‘klimaatverandering’ heet.

Volgens Marsman is het lastig om over klimaatverandering te schrijven. “Het is een heel abstract begrip”, zegt ze. “En het ligt ook nog eens voor een deel in de toekomst. Dat maakt het ongrijpbaar. Hoe schrijf je over een stijgende zeespiegel? Of over CO2-deeltjes? Het zijn nieuwe begrippen en ze hebben dus geen historische wortels die verhalen of mythen met zich meebrengen. Die moeten allemaal nog bedacht worden. Zodra de omvang van de gevolgen van klimaatverandering toeneemt, zal denk ik ook het aantal fictieromans volgen.”

Er is weinig Nederlandse literatuur over klimaatverandering

Literair tijdschrift Guernica besteedde al een keer een heel nummer aan ‘cli-fi’ (climate fiction). Ook hier weinig apocalyps. Er is vooral aandacht voor de druk die sociale relaties ondervinden in tijden van (aankomende) rampen en schaarste.

Een verhaal is van Lydia Millet en speelt zich af in een toekomst waarin natuur alleen nog voor de allerrijksten is. De hoofdpersoon werkt in een vakantieresort waar de elite komt kijken naar ‘zeldzame’ bosdieren als herten. Het leven wordt in haar wereld bepaald door een autoritair regime, en ze put hoop uit kijken naar die rijke bezoekers, die laten zien dat er ‘nog steeds mensen bestaan die precies doen waar ze zin in hebben’.

In deze verhalen gaat klimaatverandering over verstikkende lucht, over bosbranden en overstromingen, maar ook over hoe onze geest omgaat met de onzekere toekomst. Zoals in het mooie verhaal van Helen Phillips, waarin een moeder zich zo veel zorgen maakt over de eventuele toekomstige rampen, dat haar relatie met haar jonge dochter dreigt te verzuren. Totdat ze leert om haar gevoelens van angst er gewoon te laten ‘zijn’, zonder ze steeds te willen wegdrukken of te laten verdwijnen.

Excentriekelingen

Je kunt je natuurlijk ook veel concreter voorbereiden op toekomstige rampen. Ik bel met doomsday prepper Jeroen Klaassen. Deze nuchtere psycholoog laat zien dat preppers echt niet altijd tot op de tand bewapende excentriekelingen zijn. Hij verkoopt onder andere spullen waarmee mensen zich thuis kunnen voorbereiden op stroomuitval en overstromingen. “Mensen komen pas in actie als iets dichtbij komt”, zegt hij. “Toen bekend werd dat in het water rond Dordrecht de chemische stof GenX was aangetroffen, zag ik een hoop waterfilters die kant op gaan.”

Zo begon het ook bij hem. Toen hij nog in Rotterdam woonde, werd zijn omgeving een keer getroffen door een stroomstoring. Zijn oudste zoon was net geboren en Klaassen besefte dat hij zonder luxe en moderne middelen niet goed voor zijn kind kon zorgen. In de vriezer ontdooide de moedermelk. Het fornuis om de melk mee op te warmen, werkte niet. “Op dat moment besloot ik om me voor te bereiden op dit soort situaties. Ik dacht: Ik ben niet alleen verantwoordelijkheid voor mezelf, maar ook voor dit kleine hummeltje.”

Met het eten dat ik in huis heb, houd ik het een paar weken vol

Zijn voorbereidingen komen niet alleen van pas in geval van nood, maar dragen ook bij aan een duurzame levensstijl. Zo probeert Klaassen zo veel mogelijk groenten en kruiden uit eigen tuin te eten en heeft hij zijn eigen kippen. “Ik lig niet wakker van klimaatverandering. Ik vind het vooral leuk om na te denken over de toekomst. Stel, de supermarkt is helemaal leeggekocht omdat er een natuurramp aankomt, wat doe ik dan? Ik heb een voorraadkast vol blikken soep zodat ik daar geen last van zal hebben. Met het eten dat ik in huis heb, hou ik het een paar weken vol. Dat is genoeg, ik ben geen doemdenker en geloof dat de boel na een tijdje weer op orde komt.”

Wel probeer hij uit te zoeken of de planten in de moestuin nog goed kunnen groeien als het klimaat verandert. Want onze manier van landbouw is niet erg toekomstbestendig, ziet hij. “Door die enorme velden met steeds dezelfde gewassen raakt de bodem uitgeput en wordt het voedsel steeds slechter.”

Klaassen snapt wel dat een noodsituatie zo ver van mensen afstaat dat ze veelal het nut van voorbereiding niet zien. “Ik zeg weleens: ‘Je betaalt toch ook je brandverzekering, ook al ga je er niet van uit dat je huis afbrandt?’ Toch komen ze niet zelf in actie. Mensen kunnen nou eenmaal slecht vooruitdenken”, zegt hij laconiek.

Je kunt er ook plezier in hebben: nadenken over hoe je je kunt voorbereiden op een ramp

Klaassen houdt er rekening mee dat anderen zijn kant op komen als ze zonder levensmiddelen komen te zitten. “Ik heb een waterfilter gekocht, dat een paar jaar geleden nog een paar honderd euro kostte, en nu nog slechts drie tientjes. Door de vraag naar waterfilters in ontwikkelingslanden is er veel innovatie geweest op dit gebied. Met dit waterfilter kan ik de hele buurt van water voorzien.”

Hij heeft er vooral veel plezier in: nadenken over de toekomst en hoe hij zich kan voorbereiden op een ramp. “Ik weet dat ik op eigen houtje voor mezelf en mijn gezin kan zorgen en dat geeft me een gevoel van vrijheid.”

Dat is de juiste houding, lijkt me – mijn toekomstige ik moet iets doen wat voldoening geeft. Wat precies, dat is een zoektocht waar ik nu aan kan beginnen.

Dit artikel verscheen eerder in OneWorld-magazine in 2019.

Preppen: zo gek nog niet

‘Als ik kwaad ben, schrijf ik het best’

Rosa Boland

Het bericht Hoe bereid ik me voor op een klimaatramp? verscheen eerst op OneWorld.

https://www.oneworld.nl/lezen/klimaat/hoe-bereid-ik-me-voor-op-een-klimaatramp/

Hoe bereid ik mijn toekomstige ik voor op een klimaatramp? (OneWorld)

https://www.oneworld.nl/app/uploads/2020/01/doomsday_prepping_ingekleurd3-875x712.jpg

Journalist Rosa Boland komt maar niet in actie tegen klimaatverandering omdat ze zich geen voorstelling kan maken van de toekomst. Ze gaat haar apathie te lijf met kunst, literatuur en een gesprek met een doomsday prepper. ‘Mensen komen pas in actie als iets dichtbij komt.’

Ik behoor tot de inmiddels grote groep mensen die weet dat klimaatproblemen in belangrijke mate door mensen worden veroorzaakt, dat er in mijn leven nog voelbare gevolgen van klimaatverandering zullen zijn en dat gedragsverandering nodig is. Toch kom ik niet in actie, maar kruip apathisch onder een dekentje als ik het zoveelste onheilspellende klimaatrapport lees. Ik kan me geen wereld voorstellen waarin we doen wat nodig is om de temperatuur niet verder te laten stijgen dan twee graden. Met als gevolg dat ik zelf ook weinig doe.

Dat kan liggen aan het feit dat wij mensen onze toekomstige ik als een complete vreemdeling zien; we zijn niet in staat ons in te leven in zijn of haar problemen en gevoelens. In een onderzoek waarin mensen beslissen hoeveel slokjes van een smerige cocktail zij zichzelf en hun toekomstige ik laten nemen, moet de toekomstige ik steevast meer slikken. Ook op het gebied van klimaatverandering is het duidelijk dat we niet veel geven om onze toekomstige ik.

Klimaatverandering is een ongeopende rekening die we maar niet onder ogen willen zien

In een ander onderzoek worden mensen die zijn getroffen door orkaan Sandy onder de loep genomen. Het blijkt dat zelfs deze mensen niet zijn te porren voor een duurzame levensstijl. Ze willen terugkeren naar de normaliteit van vóór de ramp, ook al weten ze dat ‘normaal’ ook een fossiele economie betekent, die de kans op een volgende natuurramp verhoogt. Klimaatverandering is een soort ongeopende rekening die we maar niet onder ogen willen zien.

De rijkste mensen op aarde lijken ondertussen wél rekening te houden met hun toekomstige zelf; al spreekt er weinig verbeeldingskracht uit hun voorzorgsmaatregelen. Al zeven van de grootste verdieners uit Silicon Valley lieten een bunker bouwen in Nieuw-Zeeland en vele anderen kochten er huizen waar ze safe rooms lieten inbouwen. Anderen geven de hoop helemaal op en gaan contracten aan om hun lichaam na hun dood te laten invriezen, met het idee dat ze in betere tijden weer tot leven gewekt kunnen worden.

Ik heb geen geld voor dat soort fratsen en pak het liever wat fantasierijker aan. Maar hoe bereid ik me voor op een nieuwe wereld, of kan ik mij in ieder geval wat meer inleven in de vreemdeling die mijn toekomstige ik nu is? Ik geef mijn verbeelding een kick-start met kunstwerken uit landen waar al (klimaat)chaos heerst.

Buitenlandse investeerders kopen grond met waterbronnen terwijl niet alle Ghanezen schoon drinkwater hebben

In De Kerk in Arnhem ga ik de confrontatie aan met een expositie over sociale rechtvaardigheid en klimaatverandering. Onder de titel Stormy Weather tonen kunstenaars over de hele wereld hun zorgen. Hier geen clichébeelden van vervallen steden en een apocalyptisch land vol zombies, maar een blik op de reële sociale problemen die volgen wanneer een samenleving door schaarste en chaos opnieuw bepaalt wie waar recht op heeft – een goede voorbereiding op de toekomst, zo lijkt me.

Midden in de kerk hangt een groot, geel gordijn gemaakt van plastic. Kunstenaar Serge Attukwei Clottey heeft jerrycans in stukjes gesneden en de stukjes vervolgens aan elkaar gesmolten. In Ghana worden de gele jerrycans Kufuor gallons genoemd, naar de voormalige president van Ghana, John Agyekum Kufuor, die ze massaal liet verspreiden. De jerrycans werden gebruikt tijdens de veelvuldige perioden van droogte in het land. Inmiddels dragen de plastic watertanks zelf bij aan een milieuramp; de grote hoeveelheid verloren geraakt plastic verstopt het riool in de grote steden en brengt dieren op het strand en in de zee in gevaar.

Clottey wil met zijn werk laten zien welke rol privilege speelt bij milieurampen. Per e-mail laat hij weten: “Op dit moment wordt er veel grond met waterbronnen opgekocht door buitenlandse investeerders. Ondertussen hebben niet alle Ghanezen schoon drinkwater. Mijn werk symboliseert de scheidslijn tussen de stedelijke ruimte, waar nog altijd veel zwerfafval ligt, en de nieuwe, moderne woonwijken.”

Klimaatverandering zorgt ook dat mensen hun handen uit de mouwen steken en samenwerken

Het is een mooie illustratie van hoe mensen met de minste middelen het hardst getroffen (zullen) worden door klimaatchaos. Het dwingt me om na te denken over mijn rol als inwoner van een welvarend land. (Ik heb mijn plastichuishouding bepaald niet op orde.)

Een ander werk in de tentoonstelling laat zien hoe een ramp mensen ook kan verbinden. In Deep Weather van de Zwitserse videokunstenaar Ursula Biemann zien we hoe duizenden mensen in Bangladesh samen de strijd aangaan tegen de stijgende zeespiegel door met de hand dijken te bouwen van modderzakken. Het is wel mooi om te zien dat klimaatverandering niet alleen voor verdeeldheid zorgt, maar er ook voor zorgt dat mensen hun handen uit de mouwen steken en gaan samenwerken.

Geen historische wortels

Na dit museumbezoek duik ik in de literatuur. Sommige schrijvers wagen zich aan de vraag waarom het zo moeilijk is om actie te ondernemen tegen klimaatverandering. Zoals Lieke Marsman, met haar boek Het tegenovergestelde van een mens. Ze weet daarin mooi het verlammende effect van klimaatverandering te beschrijven: ‘Het rare aan angst is dat de wereld in angst nog precies zo is als hij daarvoor was, en toch lijkt alles voorgoed veranderd, juist omdat het voelt alsof alles voor altijd hetzelfde zal zijn. Hoe zal ik het zeggen, het is alsof de lucht voor je ogen beweegt: wat je ziet is wat er is, maar je kijkt door een waas.’

De hoofdpersoon uit de roman is een klimaatwetenschapper die worstelt met de vraag hoe ze zich moet verhouden tot de opwarming van de aarde. Het is een van de weinige fictieboeken over klimaatverandering waarin een dystopisch spektakel uitblijft. Het is fijn om te lezen over iemand die ook leeft met de psychologische druk van dat onheilspellende probleem ‘klimaatverandering’ op de achtergrond.

Volgens Marsman is het lastig om over klimaatverandering te schrijven. “Het is een heel abstract begrip”, zegt ze. “En het ligt ook nog eens voor een deel in de toekomst. Dat maakt het ongrijpbaar. Hoe schrijf je over een stijgende zeespiegel? Of over CO2-deeltjes? Het zijn nieuwe begrippen en ze hebben dus geen historische wortels die verhalen of mythen met zich meebrengen. Die moeten allemaal nog bedacht worden. Zodra de omvang van de gevolgen van klimaatverandering toeneemt, zal denk ik ook het aantal fictieromans volgen.”

Er is weinig Nederlandse literatuur over klimaatverandering

Afgezien van het boek van Marsman is er weinig Nederlandse literatuur over klimaatverandering. Dat is jammer, want lezen over een held die klimaatverandering de baas wordt lijkt mij wel inspirerend. In het Engelse taalgebied is er al veel meer ‘cli-fi’ (climate fiction) voorhanden. Het literaire tijdschrift Guernica besteedde er in maart dit jaar een heel nummer aan. Ook hier weinig apocalyps. Er is vooral aandacht voor de druk die komt te staan op sociale relaties in tijden van (aankomende) rampen en schaarste.

Er is een verhaal van Lydia Millet dat zich afspeelt in een toekomst waarin natuur alleen nog voor de allerrijksten is. De hoofdpersoon werkt in een vakantieresort waar de elite komt kijken naar ‘zeldzame’ bosdieren als herten. Het leven wordt in haar wereld bepaald door een autoritair regime. Daarom put ze hoop uit kijken naar die rijke bezoekers, omdat het bewijst dat er ‘nog steeds mensen bestaan die precies doen waar ze zin in hebben’.

Klimaatverandering gaat in deze verhalen over verstikkende lucht, over bosbranden en overstromingen, maar ook over hoe onze geest omgaat met de onzekere toekomst. Zoals in het mooie verhaal van Helen Phillips, waarin een moeder zich zo veel zorgen maakt over de eventuele toekomstige rampen, dat haar relatie met haar jonge dochter dreigt te verzuren. Totdat ze leert om haar gevoelens van angst er gewoon te laten ‘zijn’ zonder ze steeds te willen wegdrukken of steeds met anderen in gesprek te willen laten verdwijnen.

Excentriekelingen

Tot slot bel ik met doomsday prepper Jeroen Klaassen. De nuchtere psycholoog laat zien dat preppers echt niet altijd tot op de tand bewapende excentriekelingen zijn. Hij verkoopt spullen waarmee mensen zich thuis kunnen voorbereiden op stroomuitval en overstromingen. “Mensen komen pas in actie als iets dichtbij komt”, zegt hij. “Toen bekend werd dat in het water rond Dordrecht de chemische stof GenX was aangetroffen, zag ik een hoop waterfilters die kant op gaan.”

Zo begon het ook bij hem. Toen hij nog in Rotterdam woonde, werd zijn omgeving een keer getroffen door een stroomstoring. Zijn oudste zoon was net geboren en Klaassen besefte dat hij niet goed voor zijn kind kon zorgen zonder luxe en moderne middelen. In de vriezer ontdooide de moedermelk. Ook het fornuis om de melk mee op te warmen, deed het niet meer. “Op dat moment besloot ik om me voor te bereiden op dit soort situaties. Ik dacht: ik ben niet alleen verantwoordelijkheid voor mezelf, maar ook voor dit kleine hummeltje.”

Met het eten dat ik in huis heb, houd ik het een paar weken vol

Zijn voorbereidingen komen niet alleen van pas in geval van nood, maar dragen ook bij aan een duurzame levensstijl. Zo probeert Klaassen zo veel mogelijk groenten en kruiden uit eigen tuin te eten en heeft hij kippen. “Ik lig niet wakker van klimaatverandering. Ik vind het vooral leuk om na te denken over de toekomst. Stel, de supermarkt is helemaal leeggekocht omdat er een natuurramp aankomt, wat doe ik dan? Ik heb een voorraadkast vol blikken soep zodat ik dit probleem niet krijg. Met het eten dat ik in huis heb, hou ik het een paar weken vol. Dat is genoeg, ik ben geen doemdenker en geloof dat de boel na een tijdje weer op orde komt.”

Hij probeert wel uit te zoeken of de planten in de moestuin nog goed kunnen groeien als het klimaat verandert. Want onze manier van landbouwen is niet erg toekomstbestendig, ziet hij. “Door die enorme velden met dezelfde gewassen raakt de bodem uitgeput en wordt het voedsel steeds slechter.”

Klaassen snapt het wel, dat een noodsituatie zo ver van mensen afstaat dat ze veelal het nut van voorbereiding niet zien. “Ik zeg weleens: ‘Je betaalt toch ook je brandverzekering, ook al ga je er niet van uit dat je huis afbrandt?’ Toch komen ze niet zelf in actie. Mensen kunnen nou eenmaal slecht vooruitdenken”, zegt hij laconiek.

Je kunt er ook plezier in hebben: nadenken over hoe je je kunt voorbereiden op een ramp

Klaassen houdt er rekening mee dat anderen zijn kant op komen als ze zonder levensmiddelen komen te zitten. “Ik heb een waterfilter gekocht, dat een paar jaar geleden nog een paar honderd euro kostte, en nu nog slechts drie tientjes. Door de vraag naar waterfilters in ontwikkelingslanden is er veel innovatie geweest op dit gebied. Met dit waterfilter kan ik de hele buurt van water voorzien.”

Hij heeft er vooral veel plezier in: nadenken over de toekomst en hoe hij zich kan voorbereiden op een ramp. “Ik weet dat ik op eigen houtje voor mezelf en mijn gezin kan zorgen en dat geeft me een bevrijdend gevoel.” Dat is de goede houding, volgens mij – mijn toekomstige ik moet iets doen dat voldoening geeft. Wat precies, dat is een zoektocht waar ik nu aan kan beginnen.

Dit artikel verscheen eerder in OneWorld-magazine.

Preppen: zo gek nog niet

‘Als ik kwaad ben, schrijf ik het best’

Rosa Boland

Het bericht Hoe bereid ik mijn toekomstige ik voor op een klimaatramp? verscheen eerst op OneWorld.

https://www.oneworld.nl/duurzaamheid/hoe-bereid-ik-mijn-toekomstige-ik-voor-op-een-klimaatramp/