De negatieve impact van klimaatverandering op infectieziektes (Klimaatverandering blog)

door: Arthur Oldeman

Een paar maanden geleden verscheen hier een blog over een verhoogd risico op virusellende door klimaatverandering. Hier ging het vooral over een studie in Nature die virusoverdracht tussen wilde diersoorten en van die diersoorten naar de mens voor diverse klimaatscenario’s onderzocht. De auteurs van de studie suggereerden dat de al ingezette klimaatverandering een dominante rol kan spelen in de virusoverdracht met alle gevolgen van dien voor de menselijke gezondheid. Nu is er recent (8 augustus) een nieuwe publicatie in Nature Climate Change verschenen waar een zeer vergelijkbare vraag wordt onderzocht, breder dan alleen virussen en met focus op de mens: Hoe beïnvloedt klimaatverandering ziektekiemen van infectieziektes?

De titel van de studie geleid door Camilo Mora geeft antwoord op deze vraag: “Over half of known human pathogenic diseases can be aggravated by climate change”. Toen ik dat eerst las, klonk dat schrikbarend én niet verrassend tegelijk. Ik kan me namelijk best voorstellen dat bepaalde risico’s versterkt door klimaatverandering, zoals overstromingen, de verspreiding van ziektes kunnen beïnvloeden. Maar meer dan de helft van de “known human pathogenic diseases”..? Hoe zit dat precies?

Het bestuderen van ziektekiemen in een veranderend klimaat

Allereerst is het goed om te weten wat “pathogenic diseases” precies zijn. Een pathogeen is een ziekteverwekker van biologische oorsprong, een “pathogenic disease” is in principe een infectieziekte. De auteurs proberen de vraag te beantwoorden hoe klimaatrisico’s (“climatic hazards”, oftewel risicofactoren die gevoelig zijn voor klimaatverandering) de ziektekiemen van menselijke infectieziektes beïnvloeden. Ze identificeren daarvoor tien verschillende klimaatrisico’s, zoals overstromingen, droogte en natuurbranden, waarvan bekend is dat klimaatverandering ze kan versterken (zie Figuur 1). Om hun onderzoeksvraag te beantwoorden, verzamelen ze alle te vinden voorbeelden in de literatuur waarin menselijke infectieziektes aan klimaatrisico’s worden gekoppeld.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2022/08/fig1.png?w=1024

Figuur 1. Klimaatrisico’s die worden beïnvloed door klimaatverandering door menselijke uitstoot. Bron.

In totaal hebben de onderzoekers in 830 bronnen 3.213 voorbeelden gevonden waarin één of meer van de 10 klimaatrisico’s werden gerelateerd aan een van de 286 unieke infectieziektes. Dat zijn dus best veel casussen. Van deze 286 infectieziektes kunnen er 277 worden verergerd door ten minste één klimaatrisico. Slechts 9 worden er uitsluitend verminderd. Zie ook figuur 2 voor een overzichtelijke Venn diagram.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2022/08/fig2.png?w=1024

Figuur 2. Onderscheiding van infectieziektes die ofwel worden verergerd of verminderd door klimaatrisico’s. Bron.

Naast dit literatuuronderzoek bekeken de onderzoekers een lijst van 375 infectieziektes waarvan is gedocumenteerd dat ze op een bepaalde manier een impact hebben op de mens. Hiervan worden er 218 verergerd door klimaatrisico’s. Dat brengt de auteurs op 58% (“more than half”). Ik vond deze getallen eerst een beetje verwarrend, maar het zit dus zo dat de auteurs in hun literatuuronderzoek een aantal infectieziektes identificeren die worden verergerd door klimaatrisico’s, maar welke niet voorkomen in een database van infectieziektes met menselijke impact (de GIDEON database).

In elke onderzochte casus wordt overigens niet alleen het klimaatrisico en de ziektekiem geïdentificeerd, maar ook het transmissietype. Dat kan zijn via water, lucht of direct contact, of via een organisme dat ziekteverwekkers overdraagt, waarbij het organisme zelf niet ziek wordt, maar wel micro-organismen kan verspreiden. De wetenschap noemt dergelijke diersoorten een vector. De auteur die de studie leidt heeft een bijzonder uitgebreide interactieve github pagina gecreëerd waarin je elk klimaatrisico, transmissietype en ziektekiem kunt selecteren, om de bestaande “pathways” te zien te krijgen. Zie er een screenshot van in Figuur 3. Een mooi voorbeeld van Open Science!

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2022/08/fig3.png?w=1024

Figuur 3. Screenshot van de interactieve github pagina met geselecteerd: alle routes waarlangs hittegolven bepaalde ziektekiemen negatief kunnen beïnvloeden. Link

Een aantal voorbeelden

In de rest van de studie focussen de auteurs vooral op deze infectieziektes die een hoger menselijk risico vormen door klimaatverandering, en ze geven daar een aantal voorbeelden van. Ze categoriseren de casussen afhankelijk van het antwoord op de vraag hoe klimaatverandering de ziektekiem meer ‘succesvol’ kan maken. Volgens de studie hangt dit af van twee zaken: 1. Komt de ziektekiem door klimaatverandering vaker in contact met de mens, en 2. Wordt menselijke weerstand verzwakt, óf de ziektekiem sterker door een klimaatrisico? Ik zal een aantal voorbeelden uit de studie uitlichten.

Een klimaatrisico brengt ziektekiemen dichter bij de mens. Een logisch voorbeeld zijn verschuivende gebieden waar soorten voorkomen door bijvoorbeeld verschuivende warmte en regenval patronen. Voorbeelden daarvan zijn Lyme, Zika of het Westnijlvirus die door verschuivende leefgebieden van muggen en andere insecten dichter bij de mens komen. Maar ook habitatverstoring door bijvoorbeeld droogte, hittegolven of extreme regenval kunnen een oorzaak zijn. Ebola wordt in de studie genoemd als een virus “spillover” door habitatverstoringen van wilde dieren. Een ander zeer bijzonder en noemenswaardig voorbeeld is het opduiken van bevroren ziektekiemen door het smelten van ijs en permafrost. De studie noemt een voorbeeld van een miltvuur uitbraak in de poolcirkel waarin de verantwoordelijke bacterie mogelijk uit een zeer oud ontdooid dierlijk lijk afkomstig was! Dat is dus waar mijn nachtmerries van gemaakt zijn.

Anderzijds zijn er ook voorbeelden waarbij een klimaatrisico de mens dichter bij ziektekiemen brengt. Er worden voorbeelden genoemd van cholera, salmonella en hepatitis uitbraken die worden gerelateerd aan menselijke verplaatsing door zware stormen en overstromingen. Een ander interessant, maar tegenstrijdig voorbeeld is de menselijke reactie op COVID-19. De auteurs benoemen een studie waarin zware regenval wordt gekoppeld aan minder COVID-19 uitbraken door sociale isolatie. Maar een andere studie laat eigenlijk precies de omgekeerde afhankelijkheid zien met data alleen uit Indonesië. Menselijk gedrag in bepaalde omstandigheden is dus niet per se universeel.

De andere kant op kunnen ziektekiemen ook versterkt worden door klimaatrisico’s. Momenteel is daar eigenlijk een duidelijk voorbeeld van in Nederland. Door de aanhoudende droogte is het waterpeil en de waterkwaliteit gedaald, waardoor er in veel zoetwaterlichamen risico op blauwalg is. Blauwalgen kunnen ziekteverwekkers zijn. Droogte en watertekort komen in Nederland door menselijke klimaatverandering alleen maar vaker voor, zoals hydroloog Niko Wanders hier uitlegt.

Als laatste mogelijkheid wordt verzwakking van mensen door klimaatrisico’s benoemd. Dat kan bijvoorbeeld door een veranderde lichaamstoestand (door bijvoorbeeld hitte), door hoge stress van blootstelling aan gevaarlijke situaties, of door schade aan infrastructuur en de gevolgen daarvan. Klimaatrisico’s als overstromingen en extreme regenval zijn bijvoorbeeld gerapporteerd als oorzaken van schade aan riolering en drinkwatersystemen bij uitbraken van cholera, hepatitis en het rotavirus. Dat is óók in Nederland een risico, zo laat dit onderzoek van het RIVM zien.

Als laatste benoemen de auteurs nog de categorie waarbij ziektes worden verzwakt door klimaatrisico’s. Daar zijn een stuk minder voorbeelden van, omdat er simpelweg veel minder casussen van zijn. De studie benoemt dat de meeste ziektekiemen die door één klimaatrisico worden verzwakt vaak door een ander risico, of zelfs hetzelfde, juist worden verergerd. Een benoemd voorbeeld is schistosomiasis, dat wordt overgebracht door zoetwaterslakken. De geschiktheid van hun leefgebied wordt in principe negatief beïnvloed door overstromingen. Maar aan de kant kunnen overstromingen ook leiden tot een wijdere verspreiding van de slak, waarmee het de blootstelling van de slak aan de mens kan vergroten.

Tot slot

Toen ik dit stuk voor het eerst las, viel mij de laatste zin uit de abstract op (vrij vertaald): “De menselijke infectieziektes en transmissieroutes die door klimaatrisico’s worden versterkt zijn te talrijk voor fatsoenlijke adaptatie, wat de urgentie benadrukt om het probleem aan de bron aan te pakken: het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen.” Als klimatoloog vind ik het soms lastig om dat soort sterke uitspraken te rechtvaardigen in een wetenschappelijke publicatie. Maar na het lezen van dit artikel, kan ik het alleen maar met de auteurs eens zijn. Ik probeer dit te illustreren met de interactieve pagina van klimaatrisico’s, transmissieroutes en ziektekiemen op github. Selecteer je de situaties met positieve impact, dan past alles op één scherm. Selecteer je situaties met een negatieve impact, dan is het flink scrollen en heeft mijn computer zelfs moeite met het renderen van alle mogelijke routes.

De negatieve impact van klimaatverandering op infectieziektes is een serieuze zaak. We moeten de klimaatcrisis in mijn ogen dan ook niet langer beschouwen als een puur natuurkundig probleem, maar als een gevaar voor de menselijke gezondheid.

https://klimaatveranda.nl/2022/08/22/negatieve-impact-van-klimaatverandering-op-infectieziektes/

‘We moeten op zoek naar technologieën die de natuur omarmen’ (Kennislink)

Techniekfilosoof Vincent Blok schreef een boek waarin hij de aarde niet neerzet als passief object, maar als actief subject. Om de wereld te redden, moeten we niet langer de natuur tegenover de mens en cultuur plaatsen, maar uitgaan van één geheel, stelt hij.

In Noorwegen brak twee jaar geleden een stuk land van zo’n 600 bij 150 meter af. Het verdween in zee, inclusief de acht huizen die erop stonden. De klimaatverandering speelde daarbij een belangrijke rol. Door de stijgende temperaturen ontdooien in noordelijke gebieden bodemlagen die voorheen bevroren waren, met aardverschuivingen als gevolg.

In juni 2020 vond in het Noorse plaatsje Alta een aardverschuiving plaats waarbij acht huizen in zee verdwenen.

“Is het wel een haalbaar ideaal om de instabiele wereld weer onder controle te krijgen?” vraagt Vincent Blok zich af.

Voor Vincent Blok, universitair hoofddocent techniekfilosofie en verantwoord innoveren aan Wageningen University, is het voorval een voorbeeld van wat klimaatverandering ons laat ervaren: de wereld om ons heen is niet zo stabiel als we denken. Onlangs verscheen zijn boek Van wereld naar aarde. Filosofische ecologie van een bedreigde planeet. Daarin doet hij een aanzet tot een andere omgang met de aarde, waarin de aarde niet als passief object wordt gezien, maar als subject op zichzelf.

Dat is een heel andere omgang dan dat we nu gewoon zijn. Blok: “Als je in de auto zit, is de wereld een stabiele omgeving waar je doorheen rijdt. En zo is het eigenlijk altijd: de wereld vormt een vaststaande achtergrond voor de dingen die wij als mensen doen. Als je ervaart dat er sprake is van klimaatverandering – van je tuin die vanwege de hitte uitdroogt tot (beelden van) tsunami’s en bosbranden – merk je: die omgeving is helemaal niet stabiel, maar juist instabiel.”

Boemerang

Er is nu vaak nog sprake van een soort existentiële zekerheid: onze auto voor de deur, de bomen in de straat, de aangeharkte oprijlaan – die kunnen toch niet zomaar allemaal verdwijnen? “Nou, wel dus. Eerst hoefde je je nooit druk te maken over de wereld als achtergrond en kon je je richten op de dingen op de voorgrond. Je kon rustig de kinderen naar school brengen, zonder stil te staan bij het ecosysteem waar je deel van uitmaakt. Maar nu komt die achtergrond zelf naar voren. We merken dat elke vervuiling, elk plastic bekertje dat je op de grond gooit, als een boemerang bij ons terugkomt in de vorm van klimaatverandering. Daardoor ervaren we voor het eerst in een geheel te zitten waar we niet zomaar uit kunnen, een klimaat waarvan we van voor tot achter afhankelijk zijn.”

Wat moeten we daarmee? “De neiging die we nu hebben is om de vraag te stellen: hoe kunnen we die instabiele wereld weer stabiel maken? Dat is logisch, maar ik heb er twee kanttekeningen bij. De eerste is de vraag of het wel een haalbaar ideaal is om die instabiele wereld weer onder controle te krijgen. Moeten we misschien erkennen dat de mens niet langer een stabiele achtergrond heeft om zijn leven te leiden? Daarnaast is het de vraag of we als mens wel de manager van de planeet moeten willen zijn. Het idee is nu vaak: Moeder Aarde blijkt kreupel te zijn, de mens moet als haar kind nu het ecosysteem managen. Maar moeten we deze nieuwe rol van de mens wel willen?”

Wildheid toelaten

Blok zet er vraagtekens bij. “Toch zie je dat mensen bij klimaatverandering vaak meteen in een controlerende rol schieten. Bij de mensen die de crisis serieus nemen zie je grofweg twee houdingen. De ene groep kiest voor een eco-modernistische benadering, waarbij met technologie geprobeerd wordt om de boel op te lossen. Denk bijvoorbeeld aan zonnespiegels in de atmosfeer zetten om het licht van de zon te temperen. De andere groep neemt een ecologische houding aan en richt zich op consuminderen: minder plastic, geen dierlijke producten meer eten, niet meer vliegen. Door controle over zichzelf uit te oefenen, hoopt deze groep de wereld te beheersen.’”

Blok stelt juist voor om wat meer instabiliteit in ons leven toe te laten. “Daarmee bedoel ik geen destructieve benadering van: omarm de chaos, het is niet anders. Nee, ik denk aan manieren om natuur en wildheid – waar onvoorspelbaarheid inherent mee verbonden is – toe te laten in ons leven. Daarmee doorbreek je ook vaststaande tegenstellingen die nu voor problemen zorgen, zoals het idee dat de mens met zijn cultuur de tegenhanger is van de natuur. We kunnen onszelf ook zien als onderdeel van de natuur. Dan ga je van antropocentrisme, waarbij enkel van de mens wordt uitgegaan, naar ecocentrisme, waarbij je het ecosysteem als uitgangspunt neemt.”

Hybrides

Hoe doen we dat concreet? “Bijvoorbeeld door in te zetten op biomimetische technologie: technologie die een imitatie is van de natuur. Daarbij gaat het niet om de keurige wandelpaden die we op de Veluwe zien, maar om bijvoorbeeld een waterzuiveringsinstallatie die niet geheel technologisch is, maar waarbij je gebruikmaakt van een wild ecosysteem.”

In zijn onlangs verschenen boek Van wereld naar aarde. Filosofische ecologie van een bedreigde planeet doet Blok een aanzet tot een andere omgang met de aarde.

Deze zogenoemde living machines zuiveren ons afvalwater, maar maken daarbij gebruik van planten en vissen. “De mens zet dan techniek in, maar is niet volledig in controle: de planten en dieren die een rol spelen in de waterzuivering gaan relaties aan met elkaar en met planten en dieren in de omgeving. En in Europa zijn er weer heel andere lokale ecosystemen die een rol gaan spelen dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. De mens sluit met dit soort technologie niet de buitenwereld uit, zoals gebruikelijk is, maar betrekt die er juist actief bij. Zo komen menselijke technologie en natuurlijke onbeheersbaarheid samen en wordt het schema natuur-cultuur doorbroken.”

Een ander voorbeeld zijn 3D-geprinte koraalriffen. “Door de klimaatverandering sterven koraalriffen nu af. Artificiële koraalriffen kunnen dat deels tegengaan. Als je die in zee plaatst, kunnen natuurlijke koraalriffen op hun structuur groeien. Zo ontstaat een hybride: deel natuur, deel techniek.”

Speelruimte

Dat we techniek nodig hebben om de klimaatcrisis tegen te gaan, is voor Blok evident. “Met enkel consuminderen gaan we het niet redden, al is dat natuurlijk ook belangrijk om te doen. Maar we moeten ook kijken naar nieuwe relaties tussen wat we vroeger natuur noemden en vroeger cultuur noemden.”

Daarbij ontstaat speelruimte. “We zitten in een wereld waarin we de neiging hebben om te totaliseren. We zijn steeds meer gericht op eco-efficiency: we proberen om alles maar in te passen in het ecosysteem, alles co2-neutraal te laten zijn. Hoe belangrijk dat ook is, we moeten niet vergeten dat de mens ook een spelend wezen is. Op zoek gaan naar nieuwe technologieën die de natuur omarmen past daar perfect bij.”

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/we-moeten-op-zoek-naar-technologieen-die-de-natuur-omarmen/

5 kijktips over ecodenken (Kennislink)

Van stervende bijen tot smeltende ijskappen: dat een andere omgang met de aarde nodig is, is allang duidelijk. Maar hoe kunnen we een nieuwe relatie aangaan met de planeet en andere aardbewoners? Vijf hoopvolle kijktips die ons op weg kunnen helpen.

Naast films en documentaires zijn er ook boeken verschenen over hoe we radicaal anders moeten omgaan met de planeet en onze medebewoners. We zetten er vijf voor je op een rijtje.

Van beelden van extreme bosbranden, een uitgehongerde ijsbeer op een smeltende ijsschots of afstervend koraal kijken we bijna niet meer op. Het menselijk handelen toont zijn weerslag op onze planeet, en dat weten we al decennia. Dat kan een recept zijn voor pessimisme, moedeloosheid, het idee dat we toch niet in staat zijn om het roer werkelijk om te gooien. Maar daar schiet niemand iets mee op.

Verandering is altijd mogelijk. Maar om werkelijk verschil te maken is minder vliegen, minder vlees, minder plastic niet genoeg – alhoewel dat ook zeker essentieel is. Het gaat ook om een andere relatie tot de aarde. Een die niet gericht is op exploitatie, maar op samenwerking. Bijkomend voordeel: daarbij hoeven we niet alleen dingen te laten, we krijgen er ook juist veel voor terug – zoals een gezonde toekomst.

Hoe gaan we zo’n nieuwe relatie aan? Onder andere door onszelf toe te staan door een andere lens naar de wereld om ons heen te kijken, de kracht van kleine, lokale initiatieven niet te onderschatten en meer te leren over de natuur. Om je een handje op weg te helpen, zetten we vijf kijktips over ecodenken voor je op een rij:

1 - History of Mother Earth: Gaia Uncovered (2021)

Trailer van History of Mother Earth: Gaia Uncovered

We behandelen de aarde tegenwoordig vaak als een brok van steen en gas waarmee we mogen doen wat ons goeddunkt. Maar voor duizenden jaren hebben mensen de aarde niet als object, maar als een subject gezien, dat leeft en denkt. Wat kunnen we in deze seculiere tijd leren van het gedachtegoed van de oude Egyptenaren, de oude Grieken en de mensen in de Middeleeuwen over onze planeet? In deze BBC-documentaire wordt gekeken of het verleden antwoorden biedt om een gezonde toekomst mogelijk te maken. Op welke verschillende manieren kunnen we ons tot onze planeet verhouden? Welke vermogens heeft de aarde allemaal, en kun je in dat opzicht spreken van ‘intelligentie’? En als de aarde slim is, zijn wij dan ook slim genoeg om te luisteren naar wat ze te zeggen heeft?

Te zien op BBC Select via verschillende streamingsdiensten.

2 – Knowledge Keepers (2020)

Aflevering van Knowledge Keepers

De inheemse bevolking van Canada ging, en gaat, op een heel andere manier met de natuur om dan wij. Maar hun kennis over lokale planten, over de bestuivers die nodig zijn om onze voedselbronnen in stand te houden en over natuurlijke medicijnen dreigt verloren te gaan als gevolg van de intergenerationele effecten van de kolonisatie. Deze documentaireserie legt deze kennis, die van oudsher van generatie op generatie mondeling wordt doorgegeven, gedeeltelijk vast. De visie van deze ‘culturele kennisbewaarders’ kan ons helpen een andere omgang met de aarde te cultiveren: ze leven niet op de aarde, maar met de aarde. De eerste aflevering gaat over de traditie van schors van de cederboom oogsten en wat het belang is van een dergelijk natuurritueel, de tweede over de helende werking van planten.

Te zien via de website van het Museum of Anthropology (MOA), Vancouver (gratis).

3 – The Biggest Little Farm (2018)

Trailer van The Biggest Little Farm

In The Biggest Little Farm verruilen de Amerikaanse John en Molly Chester hun kleine appartement in Los Angeles voor een boerderij met een enorme lap vruchteloze grond eromheen. De documentaire toont hoe zij in acht jaar tijd hun droom nastreven om in harmonie met de natuur te leven, door een ecosysteem op te bouwen waarin gif en geweld uit den boze zijn. Dat brengt uitdagingen met zich mee, maar door tienduizend bomen te planten, honderden gewassen te introduceren en allerlei dieren op het terrein te laten leven, komt het land uiteindelijk tot leven. De docu laat zien dat er een andere manier van landbouw mogelijk is, een andere omgang met de natuur, en hoe de wereld eruitziet als we met de natuur meewerken in plaats van ertegen ingaan.

Te zien via verschillende streamingsdiensten, o.a. Cinetree.

4 – How trees talk to each other (2016 & 2017)

‘De bomenfluisteraar’ wordt Suzanne Simard, hoogleraar bosecologie aan de universiteit van Brits-Columbia (Canada), ook wel genoemd. Ze werd wereldberoemd met haar ontdekking dat bomen met elkaar communiceren en samenwerken via een ondergronds netwerk van schimmels. Zo sturen sparren en berken elkaar koolstof wanneer dat nodig is vanwege een te schaduwrijke plek. ‘The wood wide web’ noemt Simard dit netwerk. Haar werk nodigt uit om op een andere manier naar de wereld om ons heen te kijken. Leer luisteren naar de natuur, raadt Simard aan, ze heeft ons genoeg te leren. Bijvoorbeeld dat communicatie en samenwerking essentieel zijn voor een gezond geheel en om voort te kunnen bestaan. In haar boek Op zoek naar de moederboom (2021) nodigt ze ons uit om op een nieuwe manier naar bomen te kijken, maar voor wie liever kijkt en luistert: haar kennis doet ze ook uit de doeken in haar TED-talks.

De twee TED-talks van Simard zijn hier en hier te bekijken (gratis).

5 – Tomorrow (2015)

Trailer van Tomorrow

Tomorrow (originele titel: Demain) is een Franse documentairefilm die niet focust op de negatieve aspecten van menselijk handelen op de planeet, maar juist op hoopvolle initiatieven wereldwijd die oplossingen zoeken voor de huidige ecologische uitdagingen. De docu won meerdere prijzen, waaronder een César Award en een Gouden Salamander voor beste documentaire, en is een aanrader voor degenen die op zoek zijn naar optimisme in deze tijden van klimaatdepressie. De Franse actrice Mélanie Laurent en eco-activist Cyril Dion reizen, nadat ze in het prestigieuze wetenschappelijke tijdschrift Nature hebben gelezen dat een deel van de mensheid uit zal sterven als we op dezelfde voet voortzetten, af naar tien landen. Daar spreken ze pioniers die elk op hun eigen manier een alternatief bieden voor het huidige model, bijvoorbeeld met een organische markttuin, urban farming of een revolutionair onderwijssysteem.

Te zien via verschillende streamingsdiensten, o.a. Cinetree.

Tijdens het evenement Thinking Planet – van ego naar eco gaan we op zoek naar nieuwe manieren om ons te verhouden tot de planeet, toekomstige generaties en andere aardbewoners. Tijdens dit evenement blijven we niet hangen in abstracte gedachtes, maar gaan we op zoek naar manieren om deze ideeën om te zetten in concrete actie.

Als we met een nieuwe lens naar de wereld kijken, zien we dan andere handelingsperspectieven? Praat mee tijdens Thinking Planet, 29 april 2022 in Amsterdam.

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/5-kijktips-over-ecodenken/

Bosbranden en het effect op wild (Jagersvereniging/KNVJ)

Het klimaat verandert en met de droge hete zomers komen er in ons land ook steeds meer bosbranden voor. In de praktijk van het natuurbeheer is dit echter vaak nog een blinde vlek. Wat zijn de effecten van bosbranden op in het wild levende dieren en wat kunnen we doen om te voorkomen dat het bos in lichterlaaie gaat?

Tekst: Oswin Schneeweisz*

Het begon met een telefoontje en korte tijd later reden we over een mistig bospad. Dit was geen gewone mist. Dit was een vaalbruine deken die tussen de bomen hing en die, des te dieper we het bos in reden, transformeerde in een verstikkende rode gloed. De brandweer was inmiddels gealarmeerd en binnen een mum van tijd was het een komen en gaan van blusauto’s en waterwagens en dat ging nog de hele nacht zo door. Op onze route door het bos zagen we tientallen reeën en hazen in paniek wegvluchten. Was het niet voor het vuur, dan was het wel door de verstoring: het af- en aanrijden van brandweerlieden met zwaaiende alarmlichten, auto’s van hulpdiensten, ramptoeristen et cetera. De bluswerkzaamheden duurden tot vroeg in de ochtend, maar nog dagenlang waren we met enkele vrijwilligers bezig om alle vuurhaarden te blussen. De reeën lieten zich even niet meer zien. Op 13 augustus, vier dagen na de brand, maakte een extreme regenbui een einde aan de laatste hotspots.

Apocalyptisch

Bij ons brandje ging het om een relatief klein gebied, onvergelijkbaar met de apocalyptische branden die vorig jaar de natuurgebieden in Australië teisterden. De Australische ecoloog Christopher Dockman berekende dat daar maar liefst drie miljard dieren omkwamen in de vlammenzee of opgejaagd werden door de branden. Ze stierven in de vlammen, door inademing van rook of voedselgebrek: 2,5 miljard reptielen, 143 miljoen zoogdieren, 180 miljoen vogels en 51 miljoen kikkers. Daarmee is het volgens het WWF-rapport ‘een van de ergste rampen voor wilde dieren in de moderne geschiedenis’. De dieren die wel wisten te ontsnappen hadden niet veel kans. Er was gebrek aan voedsel, water en schuilplaatsen, of ze werden gedwongen om zich naar plekken te verplaatsen die al bezet waren.

Toenemend aantal

Dergelijke grote branden kennen we in ons land (gelukkig) niet, maar door droge en hete zomers is er ook in ons land sprake van een toenemend aantal bos- en heidebranden. ‘We zullen met vuur moeten leren leven’, zei aardwetenschapper Cathelijne Stoof enige tijd geleden in Trouw. Stoof deed onderzoek naar de brand in de Deurnese Peel van afgelopen voorjaar. ‘Eigenlijk hebben we in Nederland alleen maar verstand van stadsbranden’, zei Stoof, verbonden aan Wageningen Universiteit. ‘Maar vuur in een gebouw verschilt wezenlijk van een bos dat in de hens staat. Daarvoor zijn strategieën nodig als vuur met vuur bestrijden om de brand bij gebrek aan beschikbaar water onder controle te houden en het aanleggen van open stroken.’

Natuurbeheer

Op 20 april ontstond de brand in de Deurnese Peel. Deze smeulde onder de grond lang na. De bestrijding kon pas eind juni stoppen. Er brandde ruim 700 hectare af. In haar onderzoek deed Stoof enkele aanbevelingen. Zo wijst zij erop dat in veel beleidsplannen voor natuurbeheer te weinig rekening wordt gehouden met brandveiligheid. ‘Dankzij langere perioden van droogte krijgen we te maken met meer en intensieve branden. In de week dat de Peelbrand begon, ontstonden door de droogte en harde wind nog honderd andere natuurbranden in Nederland.’ Vaak wordt gedacht dat dergelijke branden alleen in veengebieden lang kunnen doorsmeulen, maar op zandgronden kan in de zomer, als de humus droog genoeg is, hetzelfde gebeuren. Stoof: ‘We moeten ons voorbereiden op meer grote branden.’

Lees verder in De Jager van mei 2021

Het bericht Bosbranden en het effect op wild verscheen eerst op De Jagersvereniging.

https://www.jagersvereniging.nl/nieuws/bosbranden-effect-wilde-dieren/

CO2-balans bij gebruik van biomassa als energiebron (Klimaatverandering blog)

Gastblog van Prof. Guido van der Werf

Biomassa is onze oudste bron van energie maar is geleidelijk vervangen door fossiele brandstoffen. De laatste decennia is er weer een opleving van het gebruik van biomassa, met als doel fossiele brandstoffen te vervangen door bronnen met een lagere netto CO2-uitstoot. Biomassa is een containerbegrip met veel verschillende toepassingen, maar in de maatschappelijke discussies gaat het vaak over meestook van pellets (samengeperste stukjes hout) in kolencentrales, en over biomassacentrales op pellets of houtchips voor de productie van warmte. Onlangs is vanuit het PBL een lijvig rapport verschenen onder leiding van Bart Strengers en Hans Elzenga over beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van alle vormen van biomassa. Het rapport staat uitgebreid stil bij de verschillende perspectieven die een rol spelen bij de beeldvorming. Zo maken sommige mensen zich zorgen over aantasting van natuur en biodiversiteit, of over de invloed van het verbranden van biomassa op luchtkwaliteit. Anderen betwijfelen of het wel bij kan dragen aan het behalen van klimaatdoelen. Dit blog gaat over dat laatste waarbij de nadruk op meestook ligt.

Introductie
Om een mening over meestook en over de gevolgen voor CO2-concentratie en biodiversiteit te vormen is het goed eerst een stap terug te nemen en na te denken over landgebruik en natuurlijke cycli. Laten we beginnen met natuurbranden.

Figuur 1. Oppervlakte dat jaarlijks verbrandt door bos- en graslandbranden, gemiddeld over 2001-2018. De rode kleuren geven de (bijna) jaarlijkse branden in savannegebieden aan, gele en blauwe kleuren zijn vaak in bosgebieden waar brand zorgt voor verjonging en regeneratie van het bos. Let op de logaritmische schaal. Bron: Van der Werf et al. (2017).

Ieder jaar verbrandt op mondiale schaal een oppervlakte gelijk aan de EU (ongeveer 450 miljoen hectare). Voor een groot deel is dit een natuurlijk proces. Hierbij gaat de in biomassa opgeslagen koolstof de lucht in als CO2 en zolang de vegetatie weer aangroeit na de brand wordt die koolstof ook weer opgenomen. Het is deel van een cyclus en beïnvloedt de CO2-concentratie dus niet structureel. De uitzondering daarop zijn de branden die gebruikt worden in het ontbossingproces, en de mogelijke toename van branden door o.a. klimaatverandering. Hierbij wordt de uitstoot maar voor een deel gecompenseerd door aangroei en hierdoor stijgt de CO2-concentratie in de atmosfeer.

Figuur 2. Oppervlakte van het land dat in gebruik was voor landbouw in 2001. Bron: Ramankutty et al. (2008).

Ieder jaar worden gewassen geoogst voor menselijke consumptie over een oppervlakte iets groter dan dat van het een-na-grootste land op aarde, Canada (ongeveer 1100 miljoen ha landbouw exclusief veeteelt, getallen deels afhankelijk van precieze definitie). Hiervan eet de wereldbevolking en een deel van de koolstof in de gewassen gaat dan ook via uitademing weer de lucht in en wordt in het volgende groeiseizoen weer opgenomen. Het is deel van een cyclus, net als de branden hierboven. Initieel zal er wellicht bos voor gekapt zijn dat niet meer terug is gekomen (ontbossing) en ook nu kan er nog bodemkoolstof verloren gaan.

Figuur 3. Percentage van het land dat in gebruik was voor veeteelt. Bron: Ramankutty et al. (2008).

Ieder jaar graast ons vee op een gebied ongeveer ter grootte van Noord- en Zuid-Amerika gecombineerd (ongeveer 4000 miljoen ha, ook dit getal is afhankelijk van definitie en dataset). Dit gebeurt veelal in gebieden die voorheen bos waren, ook nu nog kost expansie van de mondiale veestapel bos. Maar het overgrote deel van het oppervlak uit Figuur 3 is lang geleden ontbost of was eerder grasland; veeteelt op dat eerder ontboste deel heeft geen structurele invloed meer op de CO2-concentratie. Er zijn wel andere structurele emissies in de landbouw- en veeteeltsector. Naast de hierboven genoemde uitstoot uit bodems die van invloed is op de CO2-concentratie gaat het dan met name om methaanuitstoot door herkauwers en natte rijstbouw.

Figuur 4. Bruto afname van het percentage van het oppervlak dat bebost is over de 2001-2018 periode. Let op dat de kleurenschaal tot 50% loopt, niet tot 100% zoals in de vorige grafieken. Bron: Hansen et al. (2013) met jaarlijkse updates.

Ieder jaar gaat ongeveer 20 miljoen hectare bos verloren, een gebied vijf keer Nederland. Een deel daarvan is permanent, zoals aan de randen van de tropische bossen rond de evenaar. Dat noemen we ontbossing en heeft een scala aan oorzaken; houtkap voor hardhout, uitbreidingen van teelt van soja voor veevoer, weidegrond, en voor productie van pulp voor papier en palmolie, etc. Als je Figuur 1 en 4 met elkaar vergelijkt dan zie je ook dat er bruto bos verloren gaat door branden, met name in Canada en Siberië. Die bossen groeien normaal gesproken terug na de brand en dit zorgt voor een gezond ecosysteem. Het verlies van bos wordt in dit geval gecompenseerd door aangroei en netto is er geen afname.

Branden zie je relatief weinig in Scandinavië en de Baltische staten maar daar zie je wel bruto verlies van bos. Dit komt met name door bosbouw voor houtproducten variërend van hoogwaardige producten zoals kozijnen tot laagwaardige brandstof. Dit is net als de bosbranden deel van een cyclus zolang de bossen duurzaam beheerd worden. Dit is dus geen ontbossing. Het is inzichtelijk om zelf naar de data van Figuur 4 te kijken, dat kan met een mooie interface op deze site (aanrader!) Naast het jaar van ontbossing kan je ook naar de balans tussen verlies van bos zoals in Figuur 4 en naar hergroei kijken.

Houtige biomassa
Over houtige biomassa als (rest)product van bosbouw en voor gebruik als brandstof is de afgelopen tijd veel te doen. De verschillende bronnen van biomassa vertegenwoordigen ongeveer 60% van de Nederlandse duurzaam opgewekte energie. Die ratio zien we ook terug in omliggende landen. Meestook in kolencentrales is daar een vrij klein deel van maar zal de komende jaren wel toenemen.

Er is veel kritiek op het gebruik van houtige biomassa, met name houtpellets. In het kort de kritiekpunten:

  • Er gaat subsidie naar toe met mogelijke perverse prikkels tot gevolg, bijvoorbeeld een toename in oogstintensiteit.
  • Een beheerd bos heeft minder biodiversiteit dan een natuurlijk bos; zelfs dood hout op de grond vervult nuttige functies.
  • Het zorgt voor luchtvervuiling.
  • Op het moment van verbranden komt er meer CO2 in de atmosfeer dan door verbranding van kolen en gas. Dit is maar een half verhaal, daarover later meer.

Het is belangrijk deze punten te noemen. Maar het is net zo belangrijk die in context te plaatsen. Allereerst de subsidie. Vaak wordt het bedrag van 11,2 miljard genoemd voor meestook in kolencentrales, bijvoorbeeld door hoogleraar Moleculaire Genetica en voormalig minister Plasterk. Dat is echter het maximale bedrag voor alle vormen van biomassa, zie ook het blog van Jasper Vis. Subsidie voor meestook is met maximaal 3,6 miljard over een periode van 8 jaar nog steeds een groot bedrag.

Dat een natuurlijk bos meer natuurwaarde heeft dan een productiebos is duidelijk. Voor sommigen is bosbouw daarom een doorn in het oog. Hetzelfde geldt wellicht voor intensieve landbouw en veeteelt; we gebruiken land waar ook natuur had kunnen staan. Maar het is nu eenmaal een feit dat we een deel van de aarde gebruiken om voedsel en producten te maken, gelukkig maar zou ik zeggen. Er zit wel een interessante paradox; biodiversiteit en koolstofopslag in gebieden met bosbouw zijn hoger dan in de meeste landbouw- en veeteeltgebieden maar we hebben in het algemeen warmere gevoelens bij het zien van koeien die vredig in de wei staan te grazen dan bij een bos waar ieder jaar een stukje van geoogst wordt.

Biomassacentrales stoten ook meer fijnstof uit dan centrales die op kolen en gas draaien. Dat is met name het geval bij kleinere installaties, het verschil in uitstoot tussen een grote kolencentrale en een grote biomassacentrale is vrij klein. De klassieke vorm van biomassa verbranden – de open haard – is vanuit het perspectief van luchtvervuiling verreweg de slechtste optie, zeker ook omdat die vaak aan gaat als het koud is en er weinig menging is in de atmosfeer en vervuiling dus lang bij de grond blijft. De kleinere installaties die nu op veel plaatsen gebouwd worden zitten daar tussenin. Op het moment dat die niet strategisch geplaatst worden dan kan ik me goed voorstellen dat omwonenden daar bezwaar tegen maken.

Houtige biomassa en CO2
Als laatste, de hogere CO2-uitstoot. Hout heeft een relatief lage energiedichtheid. Met andere woorden, om 1 kWh elektriciteit te genereren levert hout meer CO2-uitstoot op dan kolen, en fors meer dan gas. Daarnaast kost het oogsten, transporteren en drogen van hout ook energie die meestal afkomstig is van fossiele brandstoffen met bijbehorende CO2-uitstoot, waar overigens wel strenge richtlijnen voor zijn. Uiteraard is dit soort bijkomende uitstoot voor winning en transport bij het gebruik van kolen en gas ook deels het geval. Maar in het algemeen ligt de indirecte uitstoot daar lager, hoewel met name de methaanuitstoot bij schaliegaswinning of transport via oudere gasleidingen (denk aan import uit Rusland) onzeker is maar fors kan zijn. Daarnaast is er bij biomassa een groter oppervlak nodig om een bepaalde hoeveelheid energie op te wekken dan bij zon en wind. Dit is gelijk ook de belangrijkste reden dat biomassa niet opgeschaald zal kunnen worden om onze hele energievoorziening te dekken; de hoeveelheid land die we hebben of hiervoor kunnen gebruiken is beperkt.

Figuur 5. Schematische weergave van het verschil in vastgelegde biomassa tussen een natuurlijk bos en bosbouw, in het laatste geval iedere 40 jaar oogst waarin alle biomassa uit het bosbouwgebied gehaald wordt.

Maar laten we even kijken naar de koolstofbalans in een bos. In Figuur 5 staat een typische grafiek van de hoeveelheid biomassa die een boom of stukje bos (plot) vast kan leggen. Bij een jong bos is dat vrij veel (de lijn loopt steil) en naarmate een bos ouder wordt zal dat minder worden. Niet omdat oude bomen geen CO2 meer vastleggen maar omdat de hoeveelheid verrotting ook langzaam toeneemt naarmate een bos ouder wordt en bomen omvallen. Bomen groeien niet tot in de hemel, er ontstaat langzaamaan een balans.

Bij bosbouw wordt de biomassa eens in de zoveel tijd uit het bos gehaald, in Figuur 5 iedere 40 jaar. Na 120 jaar en twee keer oogsten zit er minder koolstof opgeslagen in een bosbouwgebied dan in een natuurlijk bos. Zie het pijltje met ‘verschil in biomassa’ bijschrift. Uiteraard gaat dit puur over koolstof, een natuurlijk bos zal meer biodiversiteit herbergen.

Over die periode is er echter twee keer een nóg grotere hoeveelheid hout geoogst. Van dat geoogste hout kunnen producten gemaakt worden die lang meegaan en dus koolstof uit de atmosfeer houden. En het hout van mindere kwaliteit (dat dus nog steeds hele stammen kunnen zijn) zou in een centrale met Carbon Capture and Storage (CCS) verbrand kunnen worden, zogenaamde BECCS waar de BE voor bio-energy staat. Dat is een voorbeeld van het concept van negatieve emissies. Beide voorbeelden zorgen dus voor meer koolstofopslag dan een natuurlijk bos. Zeker als je beseft dat een natuurlijk bos eens in de zoveel tijd in brand zal staan en dus ook weer bij nul begint.

Een andere optie van het gebruik van hout, en terugkomend op het onderwerp van deze blog, is om alle biomassa te verstoken om energie en warmte op te wekken. In werkelijkheid zal er bijna altijd een combinatie van houtproducten en resthout uit het bos komen maar laten we even aannemen dat alle biomassa verstookt wordt. Dan is, net als in het geval van landbouw- en veeteelt, dit bos deel van een cyclus die netto geen CO2 toevoegt aan de atmosfeer. Dit is een vrij simpel concept maar het wordt vaak in twijfel getrokken, en dat zie je terug in hoe de media met dit onderwerp worstelen. Uiteraard is er wel uitstoot door het hele proces van oogst tot stook.

Figuur 6. Animatie van de leeftijd in een bos in een gebied waar iedere 40 jaar een deel van het bos geoogst wordt. De overgang van geel naar donkerblauw is het jaar van oogst.

Het is interessant om van Figuur 5 een ruimtelijk beeld te maken, dat is in Figuur 6 gedaan. De animatie laat zien hoe een landschap er uit ziet als er iedere 40 jaar houtoogst is in de verschillende vierkantjes (plot). Gemiddeld blijft het bos in het hele gebied van dezelfde leeftijd en houdt het dus ook ongeveer dezelfde hoeveelheid koolstof vast. Dit illustreert dat de leuzen ‘een boom verbranden gaat veel sneller dan een boom laten groeien’ weliswaar klopt voor een boom maar niet de dynamiek van een bos recht doet. Het bos is in balans en door alleen te kijken naar wat er op het moment van oogst of verbranden gebeurt mis je het grote plaatje. Het patroon dat ontstaat lijkt op wat de satellietdata laten zien in gebieden met bosbouw.

Media en politiek
De media heeft moeite met dit dossier. In het Parool lezen we de ene keer dat biomassa averechts werkt voor het klimaat en een paar maanden later dat het toch wat genuanceerder ligt. Idem voor het AD, de ene keer alleen de nadelen en de andere keer een gebalanceerd verhaal, met een van de experts op dit gebied, Martin Junginger. Voor degenen die tijd hebben is dit interview met hem door Remco de Boer absoluut aan te raden.

Biomassa heeft iets groens en er gaat subsidie naar toe, misschien niet geheel verrassend dat De Telegraaf vooral de nadelen benadrukt. Tegelijk is het mooi om te zien dat die krant ook zelf op onderzoek uitgaat en soms ook producenten van houtpellets aan het woord laat (11 juni 2020, gedrukte versie). In een van de uitgebreide artikelen over dit onderwerp komen ook wetenschappers uit Estland aan het woord, het land waar een fors deel van onze pellets vandaan komt. Daarin onder andere de zin: “In 2017 en 2018 verdween ruim 12 miljoen kubieke meter hout uit de Estlandse bossen. Voor duurzaam gebruik is volgens de wetenschappers 8,4 miljoen kuub het maximum.”

Dit is een opvallende zin die wegvalt in de algehele teneur van het artikel. Stel dat die wetenschappers gelijk hebben en stel dat er inderdaad 8,4 miljoen kuub gewonnen werd, zou dan de kritiek verstommen? Ik denk het niet want aan biomassa zitten nadelen en de publieke opinie is intussen anti-biomassa. Ook politieke partijen die eerst voorstander waren van biomassa worstelen hiermee, D66 kamerlid Sienot gaf de voorkeur voor gas over biomassa, bij Groen-Links zou het goed zijn als Klaver nog even in overleg gaat met Van der Lee die duidelijk op de hoogte is van de valkuilen in dit debat.

Biomassa en wetenschap
Misschien wel de belangrijkste reden dat het anti-biomassa sentiment zo groot is geworden is de suggestie dat een van de weinige voordelen van biomassa meestook, namelijk dat het tot een lagere CO2-uitstoot dan kolen of gas leidt, niet zou kloppen. In Nederland komt die boodschap vooral van Emeritus hoogleraar evolutionaire ecologie Louise Vet en Emeritus hoogleraar voedingsleer Martijn Katan. Zij weten de media goed te vinden en ook binnen de KNAW zijn zij een duidelijke anti-biomassa stem. Vaak is zo’n KNAW stempel een garantie dat het hier om de wetenschappelijke consensus gaat, maar in dit geval -en de literatuur en IPCC-rapporten over dit onderwerp kennend- durf ik dat te betwijfelen.

Ik durf zelfs de stelling wel aan dat zij ook geen consensus met zichzelf hebben. Een vaak aangehaald artikel waar Vet co-auteur van is, is een ‘Policy Commentary’ van de EASAC, de Europese overkoepelende organisatie van academies van wetenschappen. Dat artikel lijkt een beetje op het hierboven aangehaalde Telegraaf stuk in de zin van dat het overwegend negatief over biomassa schrijft maar tussen de regels door is er toch nuance. Zo staat er ook o.a.:

“The concept of carbon neutrality is both uncertain and highly time and context dependent.”

Dit is een belangrijke zin die aangeeft dat CO2-neutraliteit geen gegeven is maar voorwaarden behoeft. Die nuance komt helaas niet terug in uitspraken in de media, bijvoorbeeld:

“Biomassa is een heel slechte energiebron. Verbranding van hout levert weinig energie op, waardoor er netto meer CO2 uit de schoorsteen komt dan bij kolen en gas [ ]” zegt hoogleraar Louise Vet van de Wageningen Universiteit, die namens de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen in de milieugroep van EASAC zitting heeft.

Ik vind het zorgelijk als wetenschappers belangrijke nuances niet noemen. Een simpel voorbeeld van het gevolg daarvan is de interpretatie van het net verschenen rapport van de commissie Remkes over de stikstofproblematiek. Henri Bontenbal, werkzaam in de energiesector en iemand die nog rapporten doorleest voor hij een mening geeft, kwam daar het volgende tegen:

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2020/06/biomassa_werf_tweet_bontenbal.png?w=500

Het gaat om de zin “… gecertificeerde biomassa wordt ten onrechte als CO2-neutraal meegeteld.” met een verwijzing naar het EASAC-artikel. Dat doet geen recht aan de nuances in dat artikel en al helemaal niet aan de bredere literatuur. Hoewel dit maar een bijzinnetje is in het rapport dat over stikstof gaat is het voor mij toch moeilijk het rapport nog als neutraal te zien, iets dat enorm belangrijk is in een debat met veel belangen en gevoelens en voor het vertrouwen van de maatschappij in de wetenschap.

Samenvatting
In het voorwoord van het recente PBL-rapport over biomassa schreef PBL-directeur Hans Mommaas dat het onderwerp één van de indringende duurzaamheidsdilemma’s van dit moment behelst; “Wat heeft prioriteit: de instandhouding/stimulering van de mondiale biodiversiteit of de mondiale terugdringing van broeikasgassen?”.

Dat dilemma lijkt echter ondergesneeuwd te raken in de discussie over biomassa doordat het voordeel van biomassa vergeleken met fossiele brandstoffen (lagere netto CO2-uitstoot) in twijfel getrokken wordt. En zoals Paul Rosenmöller zo mooi zei naar aanleiding van de discussie over het sluiten van scholen afgelopen maart: “Als wetenschappers elkaar tegenspreken, verliezen bestuurders hun kompas”.

Met dit stuk heb ik proberen duidelijk te maken dat er veel haken en ogen aan biomassa meestook zitten, maar dat het ook mogelijkheden biedt die we moeten koesteren. Wie in de energietransitie alleen perfecte oplossingen wil accepteren houdt uiteindelijk geen enkele optie over. Over hoe CO2-neutraal biomassa nu werkelijk is kan je goed discussiëren, dat het bij naleving van duurzaamheidscriteria netto minder CO2 uitstoot dan kolen en waarschijnlijk gas is vrij zeker.

Terugkomend op het begin van dit stuk zijn er twee bijzondere observaties wat mij betreft. Aan de ene kant is er een sterke en doeltreffende anti-biomassa lobby vanuit een kleine groep wetenschappers geweest, waarvan sommigen ook sterk tegen kernenergie gekant zijn. Zonder beide opties is het een flinke klus om onze CO2-uitstoot naar beneden te krijgen zonder de betrouwbaarheid van ons energiesysteem te veel op de proef te stellen. Aan de andere kant zien we een sterke anti-biomassa lobby bij een aantal kranten maar waarschijnlijk het sterkst bij De Telegraaf waarbij de nadruk ligt op ecologische schade. Die verontwaardiging vind ik moeilijk te rijmen met de berichtgeving op andere ecologische onderwerpen zoals het stikstofdebat.

Epiloog
Persoonlijk ben ik voor- noch tegenstander van biomassa. Ik ben vooral voor een efficiënte energietransitie gebaseerd op feiten en een eerlijke evaluatie van onzekerheden en onbekende factoren daarin. Keuzes zullen door de politiek gemaakt moeten worden. Wind en zon worden goedkoper en de capaciteitsfactor daarvan stijgt, vooral met verdergaande uitbreiding wind op zee. Daarnaast kampen deze bronnen na installatie niet met terugkerende uitstoot voor o.a. oogsten en drogen zoals bij biobrandstoffen het geval kan zijn.

Voor zover dat niet al nu het geval is zullen deze factoren meestook van biomassa op termijn uit de markt drukken, zeker als de subsidie vervalt. Andere vormen van biomassa kunnen nodig blijven aangezien biomassa opgeslagen kan worden en daarmee hiaten in zon en wind kan opvangen, omdat het negatieve emissies mogelijk maakt, omdat het een grondstof is en omdat geavanceerde biobrandstoffen voorlopig nodig kunnen zijn voor lucht- en zeevaart.

De harde lobby tegen biomassa kan op twee manieren slecht uitpakken. Allereerst als biomassa als base-load sneller afgebouwd wordt dan zon, wind, en kernenergie sneller opgeschaald kunnen worden dan al gepland. Dat zou tot hogere CO2-concentraties leiden. Ten tweede als biomassa zo’n slechte naam krijgt dat er door de maatschappij niet meer constructief mee omgegaan kan worden, een situatie die wellicht op die van kernenergie lijkt.

Guido van der Werf is universiteitshoogleraar aan de Vrije Universiteit, zijn onderzoek richt zich op de wisselwerking tussen het klimaatsysteem en de mondiale koolstofcyclus.

https://klimaatveranda.nl/2020/06/12/co2-balans-bij-gebruik-van-biomassa-als-energiebron/