Californië’s grootste natuurbrand ooit is nu een ‘gigafire’ van een miljoen hectare groot (Stop de Bankiers)

De complexe brand van augustus in Noord-Californië heeft nu een groter gebied verbrand dan Rhode Island. Een enkele natuurbrand in Californië heeft de verbluffende omvang van meer dan 1 miljoen hectare bereikt en is daarmee de eerste “gigafire” in de staat in decennia geworden. Volgens het California Department of Forestry and Fire Protection (Cal Fire) had de August […]

Het bericht Californië’s grootste natuurbrand ooit is nu een ‘gigafire’ van een miljoen hectare groot verscheen eerst op SDB.

https://www.stopdebankiers.com/californies-grootste-natuurbrand-ooit-is-nu-een-gigafire-van-een-miljoen-hectare-groot/

Zomerserie: De brand in de Schilderswijk (Misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink)

https://www.misdaadjournalist.nl/wp-content/uploads/2020/07/Schermafbeelding-2020-07-29-om-18.58.42-375x590.png

Het volgende verhaal komt uit Hendrik Jans boek Crimescene Schilderswijk:

“Als je slaapt, kun je niet ruiken. Je wordt niet wakker van brandlucht.” In maart 1997 is Johan Caspers 25 jaar. Hij werkt sinds 1994 bij de beroepsbrandweer van Den Haag als er een melding binnen komt van een brand in de Frans Halsstraat.

“Wij kwamen van de kazerne Erasmusweg. Dat werd toen nog gewoon omgeroepen: ‘Brand in woning!’ Dus meteen uitrukken. We konden wel horen dat het ernstig was. We rukten uit van twee verschillende kazernes, met twee keer autospuit met zes man en een hoogwerker. We kwamen ongeveer tegelijk aan. Het was een dikke uitslaande brand. Bij de voordeur kwamen de vlammen er al uit. Collega’s stormden meteen naar binnen. De eerste zakte meteen naar beneden. Direct achter de voordeur was een luik. Later bleek dat er brandbare vloeistof naar binnen was gespoten, dat luik was het eerste dat was gaan branden. Hij schaafde zijn scheenbeen. Het grootste probleem was de gasmeter, dichtbij de voordeur. Die was geborgd met rubber ringen. Die branden eruit, dat blijft lekken, die gasmeter brandde. Het gevaar was: als de brand bij de gasmeter uitgaat, dat de hele woning vol gas zou komen.”

Serieus

In de speciale pakken en met de ademlucht kunnen de brandweermannen naar binnen, met een slang. Ze zijn op dat moment met z’n zessen. Er is een leidinggevende, er is een chauffeur die de pomp bedient, een waterploeg die moet zorgen dat er aanvoer is en de aanvalsploeg, die met twee man met de spuit naar boven gaat. Johan Caspers zit bij de waterploeg. “Er werden doden gevonden, er werd geschreeuwd en gedaan, je voelde aan alles dat het serieus was. Het gas was uitgegaan, ik was op zoek naar een manier om dat weer aan te steken, anders zouden collega’s boven ontploffen. Met een krant heb ik de gasbrander weer aangestoken. Daarna ben ik naar binnen gegaan, om te zoeken. Je wil weten of alles schoon is. Ik heb een kind van ongeveer één jaar oud gezien dat overleden was, en een baby van ongeveer zes weken oud. Ik wist dat er meer doden waren, maar ik ben niet wezen kijken. Als ik het niet opzoek, heb ik er geen last van. De baby leefde nog, die heb ik naar buiten gebracht. De vader was naar buiten gerend, er waren twee of drie kinderen door het raam naar buiten gekomen. De moeder en drie of vier kinderen zijn binnen omgekomen.”

De slachtoffers zijn vermoedelijk door verstikking om het leven gekomen. “Niet door verbranding. Ze lagen in bed. Ze waren niet opgesloten, ze hebben geen poging gedaan te vluchten. Als je slaapt, gaat je reukvermogen uit. Daarom heb je rookmelders nodig.”

Het speelde zich af in het holst van de nacht. “Ik ben daar ongeveer twee uur geweest, dan word je afgelost. Collega’s van een andere kazerne hebben de lichamen uit huis gehaald. Van de politie was er technische recherche. De mensen die in huis zijn gevonden waren allemaal dood, op de baby na. Een kind met brandwonden werd gekoeld door de chauffeur, een van de anderen had de benen gebroken. De baby heeft het niet overleefd. Het ademde nog, maar het hele gezichtje en de handjes waren verbrand. Bij de baby lag nog een kind, een jongen.”

Oorzaak

Er is kritiek geweest, dat de brandweer te laat was. Maar het had niet sneller gekund. Het was voor de brandweer een afstand van twee à drie kilometer. Johan Caspers: “Je wil toch de eerste zijn, maar je bent afhankelijk van de melding. Wat vooral meespeelde was het brandverloop. Bij kortsluiting is het anders. Ik kan me wel herinneren dat de sfeer gespannen was, dat de vraag was of er een racistisch motief was. Het was een allochtone wijk, een zijstraat van de Hoefkade. Er woonden toen al niet veel Nederlanders meer. Gelukkig werd al snel bekend dat het uit de eigen Turkse omgeving kwam, er waren beelden van iemand die benzine had gehaald.”

Voor de brandweer is na het blussen de kous af. “Wat de oorzaak is geweest, dat hoor je pas dagen later. Ik heb deze zaak wel zijdelings gevolgd, maar niet intensief. Je hebt ook geen contact met nabestaanden, wij kunnen niet anders dan daar professioneel mee omgaan. We doen ons ding en klaar. Brand uit, klus geklaard. Het was voor mij niet de eerste brand met dodelijke slachtoffers, maar wel die met zoveel. In ons beroep word je vaak met dodelijke slachtoffers geconfronteerd. In de loop der jaren met tientallen.”

De brand in de Frans Halsstraat was in veel opzichten afwijkend. De meeste branden hebben een verklaarbare oorzaak. Johan Caspers: “Veel branden worden veroorzaakt door tv’s. Dat zijn stofnesten, vooral als er dan ook nog een kleedje op ligt. Roken in bed, de frituurpan op gas, koolmonoxide, dat komt allemaal regelmatig langs. Maar deze was anders. Aangestoken.”

https://www.misdaadjournalist.nl/wp-content/uploads/2020/07/Schermafbeelding-2020-07-29-om-18.55.40-590x441.png

Foto: Jos van Leeuwen

Terug naar die woensdagnacht 26 maart 1997. De Schilderswijk schrikt wakker van loeiende sirenes en brandweerwagens, die uitrukken naar de Frans Halsstraat waar een woningbrand woedt. Voor het huis treft de brandweer een Turkse man aan. Helemaal in paniek, met drie kinderen bij zich. Het is de 36-jarige Zeki Kosedag. In gebrekkig Nederlands vertelt hij dat zijn vrouw Mahi en hun zeven andere kinderen nog in de woning zijn. De brandweermannen zien vlak daarna hoe Mahi drie van haar kinderen uit het raam naar buiten gooit. Ze raken zwaargewond. Mahi wil zelf niet springen omdat er nog vier kinderen in de woning zitten. Een van de kinderen wordt op straat door brandweermannen geblust. Een andere brandweerman rent met de zwaargewonde baby naar de ambulancewagen. Het vuur verspreidt zich razendsnel door de woning. Ondanks de aanwezigheid van de brandweer lukt het de zwangere Mahi Kosedag en haar vier kinderen – van anderhalf, vier, elf en twaalf – niet om uit de woning te komen. Ze komen om in de vlammenzee. In de loop van de dag overlijdt ook de zwaargewonde baby.

In dezelfde nacht worden in de Koningstraat in de Schilderswijk en in de Kaapstraat bij twee Turkse verenigingen brandbommen naar binnen gegooid. Het cultureel centrum Cagri in de Kaapstraat, waar veel Azerbeidzjaanse Turken komen, was enkele jaren geleden ook al doelwit van aanslagen. De politie pakt nog dezelfde nacht vijf Iraniërs op, maar die worden snel weer vrijgelaten als ze niet aan de branden kunnen worden gelinkt.

De volgende dag verzamelen zich honderden wijkbewoners voor de uitgebrande woning in Frans Halsstraat om bloemen te leggen. De Schilderswijk huilt. Tijdens de rouwbijeenkomst proberen agenten de menigte op afstand te houden. De bloemenstapel is immens. Iedereen is in rep en roer. Een klasgenoot van Resat, een van de kinderen van het gezin Kosedag staart op zijn mountainbike naar de afgebrande woning. Aan een journalist van het Algemeen Dagblad vertelt hij: “Iedereen huilde, ook de juf. Ik heb een tekening voor Resat gemaakt. Want hij was mijn allerbeste vriend.”

Stoet

Er wordt druk gespeculeerd over de aanslagen. Heeft het te maken met de strijd tussen Koerden en Turken, is het een familievete, racisme of een criminele afrekening? Ook de politie staat voor een raadsel. Zeki Kosedag heeft helemaal geen politieke of criminele achtergrond. Op vrijdagmiddag, drie dagen na de brand, wordt er in de open lucht op het Jacob van Campenplein een gebedsdienst gehouden waarbij duizenden mensen aanwezig zijn. Klasgenootjes van de omgekomen kinderen huilen als de lijkwagens rond twee uur in een stoet op het plein arriveren. De met Turkse vlaggen en koranteksten bedekte lijkkisten worden uit de auto’s gehaald, over de hoofden van de aanwezigen getild en op tafels gelegd. Aanwezigen scanderen met een gestrekte arm en de wijsvinger in de lucht: Allahoe Akbar (Allah is groot). Zeki Kosedag en zijn broers storten zich in tranen over de kisten. Zeki heeft de lichamen van zijn vrouw en vijf kinderen niet meer kunnen zien, omdat ze door de brand te erg zijn verminkt. Als iedereen afscheid heeft genomen, rijden tweehonderd auto’s in een indrukwekkende stoet richting Schiphol. Tientallen familieleden van de Kosedags vliegen mee naar Oost-Turkije, waar de zes worden begraven.

Dennis Mulkens, destijds politieverslaggever van de Haagsche Courant was een van de aanwezigen. Over de gebedsdienst vertelt hij dat de kisten die uit de auto kwamen steeds kleiner werden: “Dat beeld zal ik nooit meer vergeten.”

Als de stoet met auto’s richting Schiphol rijdt, wordt in de Schilderswijk de ‘tocht van wanhoop en verdriet’ gehouden. Die is georganiseerd door een groep autochtonen van de bewonersorganisatie De Hoefeiser, aan de Hoefkade. Zevenduizend man lopen mee. Voornamelijk Turken en Marokkanen. Ook burgemeester Deetman en minister Pronk zijn aanwezig. De tocht gaat langs het uitgebrande huis van de familie Kosedag. Daar houdt de burgemeester een speech. Het verkeer in de Schilderswijk loopt helemaal vast.

Dreigbrieven

Er lopen opvallend weinig autochtone Nederlanders mee in de stoet. Ze zijn bang voor negatieve reacties, omdat veel Turken een racistisch motief vermoeden en er ook geruchten gaan over een aanslag door PKK-strijders. De verhoudingen tussen Turken onderling en de autochtone bewoners dalen tot een dieptepunt. De spanning loopt verder op als er dreigbrieven blijken te zijn gestuurd naar de organisatoren van de tocht, met uit kranten geknipte letters de tekst: ‘Dood aan vrienden van buitenlanders’. Een dag later wordt op een paar honderd meter afstand van de uitgebrande woning van de familie Kosedag brandgesticht in het huis van een van de organisatoren van de tocht, de 56-jarige Martin, een Schilderswijker die zich inzet voor de buurt. Hij staat bekend als een sociaal en gelovig man, lid van de pinkstergemeente. De schade in zijn woning blijft beperkt. Hij wordt opgenomen in het ziekenhuis vanwege ademhalingsproblemen en duikt daarna onder. De politie neemt de zaak hoog op en zoekt de daders in extreemrechtse hoek.

De zaak krijgt een onverwachte wending als Martin bekent dat hij zelf verantwoordelijk is voor de dreigbrieven en de brand. Hij heeft een verleden als dakloze en heeft een megalomane behoefte aan aandacht. Zijn aanhouding is een klap in het gezicht van de Schilderswijkers. Niemand vertrouwt elkaar meer. Na de voetbalwedstrijd Turkije-Nederland op 2 april 1997 komen op de kruising Hoefkade/Vaillantlaan tweeduizend Turken bijeen om de 1-0 overwinning van Turkije op Nederland te vieren. Als een Turkse man na de wedstrijd een man voor ‘kanker-Koerd’ uitmaakt, probeert een groep Koerden zijn Turkse vlag af te pakken. De vlam is in de pan, tientallen Koerden en Turken gaan met elkaar op de vuist. Er wordt met stenen en stokken gegooid. Het kost de politie veel moeite om de kemphanen uiteen te drijven.

Spanningen

De spanningen tussen Turkije en Nederland lopen op. In Turkije wordt de Nederlandse ambassadeur door de Turkse minister van Buitenlandse zaken ontboden. Turken in Nederland zouden beter beschermd moeten worden. Op 3 april 1997 brengt de Turkse minister van mensenrechten, Esengun, samen met vier Turkse parlementariërs een bezoek aan Nederland. Eerder verweet ook hij de Nederlandse autoriteiten niets te doen om Turkse burgers tegen racistische aanslagen te beschermen. Hij wijt de aanslag op de familie Kosedag en meerdere aanslagen in Duitsland, zoals die op een Turks gezin in de Duitse plaats Krefeld, aan de toenemende vreemdelingenhaat in Europa. Esengun spreekt onder meer met premier Kok en de Haagse hoofdofficier van justitie.

Bij het huis van de familie Kosedag in de Frans Halsstraat legt hij een bloemstuk met witte anjers en rode rozen, het symboliseert de Turkse vlag. Hij omhelst oudere vertegenwoordigers van de Turkse gemeenschap en spreekt enkele koranverzen uit. Hij staat de vele Turkse televisieploegen die zich voor de woning hebben verzameld te woord en tenslotte brengt hij een kort bezoek aan de moskee aan de Hoefkade. Hij probeert een aantal prominente Turken uit de wijk gerust te stellen. Die uiten hun ongenoegen omdat het politieonderzoek volgens hen nog niets opgeleverd heeft.

Toch is niet iedereen even blij met het bezoek van de Turkse minister. De Koerden zien het als een provocatie. Het bezoek zorgt eerder voor meer spanning dan dat het de gemoederen tot bedaren brengt. Burgemeester Deetman gelast de voor 6 april geplande demonstratie in het Zuiderpark, naast de Schilderswijk, af uit angst voor ongeregeldheden. Voor de tweede keer willen bewoners een tocht houden ter nagedachtenis van de leden van de familie Kosedag. Deetman vaardigt voor de hele stad een noodverordening uit. Alle demonstraties en vergelijkbare activiteiten in Den Haag worden verboden. Politieagenten uit het hele land zijn bij de actie betrok- ken. Tientallen agenten surveilleren door de wijk. Belangrijke invalswegen worden door de politie geblokkeerd, alle auto’s die Den Haag in willen worden gecontroleerd. De Schilderswijk lijkt een oorlogsgebied.

PKK

Twee dagen later. Bij verschillende media waaronder De Telegraaf wordt een verklaring bezorgd, waarin de Koerdische afscheidingsbeweging PKK verklaart de aanslag op de woning van de familie Kosedag en de twee andere aanslagen op twee Turkse instellingen te hebben gesticht. De opstellers van de brief schrijven verder dat de aanslagen een waarschuwing zijn voor de hele Koerdische gemeenschap buiten Koerdistan. Het onderzoeksteam dat de branden onderzoekt neemt de brief uiterst serieus. Er zijn al sinds de aanslag geruchten dat de PKK een motief had voor de aanslag omdat Zeki Kosedag geweigerd zou hebben een deel van zijn inkomen af te staan. De PKK zou zich geregeld schuldig maken aan afpersingspraktijken. Koerden dienen een financiële bijdrage te leveren aan de strijd tegen de Turkse regering. Maar als de PKK met klem ontkent iets met de aanslag te maken te hebben, loopt ook deze onderzoekslijn op niets uit. Een woordvoerder van de PKK geeft bovendien de schuld aan de Turkse geheime dienst. Die zou verantwoordelijk zijn voor het opstellen en verspreiden van de brief.

https://www.misdaadjournalist.nl/wp-content/uploads/2020/07/Schermafbeelding-2020-07-29-om-18.55.50-590x461.png

Foto: Jos van Leeuwen

Het dertigkoppige rechercheteam is inmiddels druk bezig met het onderzoek naar de drie verschillende aanslagen. De rechercheurs stuiten op een doolhof van interne Turkse tegenstellingen waarin zij hun weg moeten zien te vinden. Toch zijn er aanknopingspunten. Als ze de videobeelden van het Esso tankstation aan het Kaapseplein bekijken, zien ze dat enkele mannen op de avond van de aanslagen een jerrycan met benzine vullen. Aan de hand van het kentekennummer wordt Burhan U. achterhaald. Hij is een Koerd die in de Schilderswijk bekend staat als PKK-activist. Volgens politie-informatie leidt hij een PKK-cel van ongeveer twintig jongeren. De groep komt vaak bijeen in het eethuisje Dort Yol en koffiehuis Zozan aan de Van der Vennestraat in de Schilderswijk, vlak naast het politiebureau in de De Heemstraat. Het rechercheteam besluit de openbare telefoons van het koffiehuis en eethuis af te luisteren.

Een cafébezoeker vertelt de politie dat Burhan en vier andere mannen de avond van de aanslagen koffiehuis Zozan hebben verlaten en uren later opgewonden waren teruggekeerd.

Er is meer. Een buurtbewoner beweert in de ochtend na de aanslagen in de Frans Halsstraat – niet ver van de woning van de familie Kosedag – op het trottoir een mapje te hebben gevonden, met daarin een ‘ponskaartje’ van een ziekenhuis, dat op naam staat van Burhan. Ook wordt bij het huis van Kosedag na de aanslag eenzelfde soort jerrycan gevonden als waarmee Burhan en twee kompanen benzine hebben getankt bij het Esso tankstation.

Op 17 mei 1997 worden Burhan en vier andere Koerden aangehouden. Burhan bekent al snel dat hij die avond van 25 maart een jerrycan heeft gevuld bij het Esso tankstation. Er volgen meerdere aanhoudingen. Allen blijken lid te zijn van dezelfde Koerdische groepering. De politie weet de zaken van de aanslagen op de twee koffiehuizen rond te krijgen. Die blijken politiek gemotiveerd. Toch ontkennen de Koerden met klem elke betrokkenheid bij de aanslag op de familie Kosedag. Ondanks alle vermoedens lukt het de politie niet ze daaraan te linken.

Neef

Bij een tankstation aan de Waldorpstraat, grenzend aan de Schilderswijk blijkt de avond voor de aanslagen eveneens getankt te zijn met een jerrycan door een onbekende man. Hij kan in eerste instantie niet worden geïdentificeerd en ook niet worden gelinkt aan de vijf opgepakte Koerden. Bij de politie zijn dan al wel vele tips binnengekomen. Eén naam wordt daarbij opvallend vaak genoemd: Necmettin K., een neef van Zeki Kosedag. Ook enkele van de vijf Koerdische verdachten die midden mei waren aangehouden in verband met de aanslagen op twee Turkse instellingen wijzen in de richting van deze neef.

Omdat de man niet voorkomt in de politiesystemen, besluit de politie de beelden te laten zien aan Zeki Kosedag. Die herkent zijn bloedeigen neef meteen. Op 6 juni 1997 confronteert Zeki zijn neef met het feit dat er beeldopnamen van hem zijn bij het tankstation, maar hij ontkent met stelligheid elke betrokkenheid bij de aanslag. Dezelfde dag wordt hij door de politie aangehouden. In het eerste verhoor bekent hij verantwoordelijk te zijn voor de brand in de woning van het gezin Kosedag.

Necmettin K. is het zwarte schaap van de familie. Hij heeft gokproblemen. Hij speelt het onder Turken populaire spel baccarat en op fruitautomaten. In de illegale gokhuizen in de Schilderswijk is hij een bekende verschijning. Op de avond van de brand verlaat Necmettin rond tien uur zijn huis aan de Schalk Burgerstraat in Den Haag. Uit zijn keuken neemt hij een lege plastic Fanta-fles mee. Daar wil hij een molotovcocktail van maken. Hij neemt een taxi naar het tankstation aan de Waldorpstraat, op een kleine tien minuten rijden, waar het krioelt van hoerenlopers, dankzij de tippelzone met veel travestieten.

Als Necmettin de Fanta-fles met benzine wil vullen, steekt de pompbediende er een stokje voor: alleen tanken met een jerrycan is toegestaan. Necmettin zegt dat hij autopech heeft. Hij koopt een jerrycan en vult die dan. Kort na middernacht gaat hij naar de Frans Halsstraat. Bij huisnummer 103, de woning van de familie Kosedag, giet hij liters benzine door de brievenbus. Dan steekt hij een krant in brand en duwt die naar binnen. Dat er diezelfde avond twee andere aanslagen worden gepleegd is toeval.

Motief

Necmettin rouwde mee met Zeki Kosedag en zijn familie, gaf een interview voor de televisie en reisde met de familie naar Turkije om Mahi en haar kinderen te begraven. Tijdens het tweede politieverhoor, rond middernacht gaat hij dieper in op het motief. Hij voelde zich gekwetst en vernederd omdat hij van anderen hoorde dat Zeki hem een mislukkeling vond. Op de avond van de brand had zijn zoontje van negen jaar hem huilend verteld dat hij van zijn neefje – een zoontje van Zeki – had gehoord dat zijn vader ’s avonds niet thuiskomt, niet van zijn kinderen houdt en veel gokt. Dat had-ie van zijn vader gehoord. Dat was voor hem de druppel geweest. Hij zou nog hebben geprobeerd Zeki te bellen, maar dat was niet gelukt. Hij had een tijdje heen en weer gelopen voor de woning aan de Frans Halsstraat en toen besloten om de brand te stichten. Dat het zo’n vlammenzee zou worden waarbij zes gezinsleden om zouden komen, was nooit zijn bedoeling geweest.

In de Schilderswijk wordt opgelucht ademgehaald als blijkt dat het om een familiezaak gaat en er geen racistisch of politiek motief is. In de wijk keert de rust terug. Zo niet in de familie. Daar heerst onbegrip, woede en nog veel verdriet. In een interview in de Volkskrant zegt Zeki dat hij geestelijk dood is. “Elke dag sterf ik nog een beetje. Soms denk ik dat het beter was geweest als ik met mijn kinderen was begraven. Mijn geluk is van mij afgenomen. Mijn verleden is mijn toekomst geworden.” De Turkse kranten besteden minimale aandacht aan de onthulling dat een neef van de familie Kosedag de brand heeft aangestoken.

Rechtszaak

Op vrijdag 16 januari 1998 is de rechtszaak tegen Necmettin. De publieke tribune puilt uit met familieleden van de Kosedags. Ook Zeki is aanwezig. Als Necmettin de rechtszaal binnenkomt, beginnen de familieleden op de tribune tegen het kogelvrije glas te slaan. Vrouwelijke familieleden barsten in tranen uit, Zeki krijgt een woedeaanval. De beveiliging probeert de familieleden tevergeefs tot bedaren te brengen. De rust keert pas terug als Necmettin uit de rechtszaal wordt verwijderd. De rechtbankpresident vraagt de familieleden om rustig te blijven. Maar als Necmettin terugkomt en opnieuw plaats neemt in het strafbankje gaat het weer mis. Er wordt geschreeuwd en Necmettin wordt met de dood bedreigd. De rechter laat daarop de publieke tribune ontruimen.

Als de zitting wordt hervat, legt Necmettin een korte verklaring af. Hij vertelt pijn en schuldgevoelens te hebben, maar wat de familieleden op de publieke tribune deden is in zijn ogen onterecht: “Ik ben geen terrorist, maar een mens.” Volgens het psychiatrisch rapport van het Pieter Baan Centrum is hij verminderd toerekeningsvatbaar. Hij is zwakbegaafd en heeft een gering gevoel voor eigenwaarde. Hij zag hoe zijn status in zijn familie afbrokkelde. Van de man die veel geld en aanzien verdiende met zijn werk in het Westland was niets meer over, nadat hij was afgekeurd vanwege rugproblemen en hij was gaan gokken. Hij wordt veroordeeld tot achttien jaar celstraf en tbs. Zeki Kosedag en de andere familieleden hadden hem het liefst in Turkije veroordeeld zien worden, waar hij de doodstraf had kunnen krijgen.

Trauma

Inmiddels zijn we twintig jaar verder. Je zou willen weten hoe het de nabestaanden is vergaan. Zeki en de kinderen, maar ook hoe het nu met Necmettin gaat – en met zijn zoontje. Zeki is in 2014 overleden, slechts 53 jaar oud. Van verdriet? Hoe het de anderen is vergaan is niet eenvoudig te achterhalen. Bij brandweerman Johan Caspers, die dacht dat hij er zo professioneel mee om was gegaan, smeult deze brand nog steeds na. Als een veenbrand. Johan: “Ik had het altijd beschouwd als ‘een van de klussen’ maar de laatste tijd heb ik zelf last van stress en ik vraag me af of dat niet met deze brand te maken heeft, een niet verwerkt trauma. Branden, ook met dodelijke slachtoffers, hebben me nooit veel gedaan, ik heb er nooit wakker van gelegen, maar toevallig was ik hier de laatste tijd net mee bezig en had ik wat foto’s opgevraagd.”

Dat was inderdaad toevallig. De brandweerman en de journalist kwamen elkaar tegen op een plaats delict in Zoetermeer, een paar dagen na een dubbele liquidatie waarbij ook een auto in brand was gestoken. We hadden allebei juist op deze dag contact gehad met fotograaf Jos van Leeuwen, die destijds foto’s van de brand in de Frans Halsstraat had gemaakt. “Ik wilde kijken wat er beschikbaar was, ik wist dat er foto’s van waren. Deze brand hoorde wel bij de top drie van heftige uitrukken. Wat ook meespeelt: je bent ouder. Toen was ik 25.”

Psychologische nazorg stond toen nog in de kinderschoenen. “Wij hielden wel altijd een technische nabespreking. Iedereen beschrijft de gebeurtenis vanuit zijn positie. Je komt ergens, je loopt naar achteren, iemand dreigt naar beneden te springen. Je roept: ‘Ik heb een ladder nodig!’ Je kunt niet weg om die zelf te gaan halen, maar die ladder komt niet. Daar kun je gefrustreerd van raken: waarom kwam die ladder niet? Als je in een nabespreking allemaal vertelt wat je gedaan hebt, kom je erachter dat degene die de ladder moest bezorgen, dat niet kon omdat hij een probleem had met iets anders. Dan vallen de puzzelstukjes in elkaar. Als blijkt dat je psychisch last hebt, kun je begeleiding krijgen. Naar mijn idee slaat het tegenwoordig een beetje door. De één heeft er wel behoefte aan, de ander niet. Waar we op letten, is: zie je gedragsverandering?”

De meeste impact heeft het als collega-brandweerlieden tijdens de uitoefening van hun beroep om het leven komen. Johan had fotograaf Jos van Leeuwen gevraagd of er foto’s waren van dat hij de baby naar buiten had gebracht. “Ik herinner me dat ik bij de ambulance stond en het kind afgaf en zei: ‘Hij leeft, maar vertel me alsjeblieft dat hij dood is.’ Hij was zó zwaar verbrand, verschrikkelijk. Jos zei: ‘De boeken liggen hier op tafel.’ Voor mij is het de brand met de meeste impact.”

https://www.misdaadjournalist.nl/2020/08/zomerserie-de-brand-in-de-schilderswijk/

Vuurzee legt ‘verborgen’ wereld bloot in Algarve (Misdaadjournalist Hendrik Jan Korterink)

https://www.misdaadjournalist.nl/wp-content/uploads/2020/06/Barao-bosbrand-01-590x443.jpg

Afgelopen week was ik in het zuiden van Portugal. Een week nadat de hevigste branden in 20 jaar tijd hadden huisgehouden in het gebied rondom Vila do Bispo en Barão de São Miguel, niet ver van Praia da Luz. De oplettende lezer kan zich een voorstelling maken van de bezigheden die ik had in dat gebied, daarover later meer.

Het is een akelig gezicht om daar door de bergen heen te rijden en bergflanken te zien waarvan de hele begroeiing compleet verschroeid is. Het vuur is ten tijde van dit schrijven inmiddels zo goed als gedoofd, maar de brandweer blijft paraat. Veel bewoners van de valleien rondom Barão de São Miguel moesten hun huizen ontvluchten, om aan het vuur te ontkomen. Niet wetend of ze hun huis nog terug zouden zien. Het vuur was ontstaan door vonkjes die oversprongen van iemand die in de weer was met een kettingzaag. Binnen no time nam de wind het vuur mee en verspreidde het vuur zich met snelheden boven de 40 kilometer per uur.

Tijdens een van mijn stops onderweg sprak ik met een Duits echtpaar dat al ruim 10 jaar in Portugal woont. Zij vertelden dat zij met angst en beven thuis waren gebleven, omdat zij hun huis niet achter wilden laten. De vlammenzee kwam zeker 10 meter hoog. Met een tuinslang had de man des huizes zo goed en zo kwaad als het ging zijn tuin nat gehouden. Net zo lang tot de brandweer arriveerde, die net op het nippertje aanwezig was. Op nog geen meter afstand van zijn tuin was alles totaal verschroeid. Dat ziet er ongeveer zo uit, als je achtertuin bijna in brand staat: zie hier.

https://www.misdaadjournalist.nl/wp-content/uploads/2020/06/Barão-de-São-Miguel-smoke.jpg

Barão de São Miguel – 20 juni 2020

Deze vlammenzee zorgde voor een ‘interessant’ bijkomend effect. Een wereld die anders zoveel mogelijk verborgen lijkt te blijven werd ineens zichtbaar. Veel van de bewoners van de valleien rondom Barão de São Miguel hebben deze plek gekozen om zich te onttrekken aan een regulier bestaan. Het zijn veelal ‘expats’ zoals officiële bronnen het omschrijven, waar in de contreien eerder het woord hippies wordt gebruikt. Toen ik een kleine week na de heftigste branden op pad was in deze regio zag ik her en der campers, caravans en houten huisjes op stukjes grond, daar waar het vuur aan voorbij was gegaan. Op andere stukken langs de weg stonden hele verzamelingen busjes en campers soms zelfs met verschroeide lak. Allemaal mensen die gevlucht waren voor de vlammenzee en op zoek moesten naar een nieuwe plek om te verblijven. Ineens werden zij allemaal weer de openbare wereld in gedwongen.   

Deze mensen zijn veelal afkomstig uit Engeland, Duitsland, Frankrijk en Nederland. Ze hebben geen vaste woon- of verblijfplaats en verspreiden (soms lijkt het meer op verstoppen) zich in de bergen. De politie lijkt het te gedogen dat de bergen bewoond worden door deze mensen die daar veelal illegaal verblijven.

Lang leve de vrijheid
Het verblijf in deze omgeving levert in ieder geval een dubbel gevoel op. Het beeld dat ik heb van ‘hippies’ is toch vooral een beeld van mensen die ervoor kiezen om te leven volgens het principe ‘lang leve de vrijheid.’ “Er is altijd wel een feestje gaande”, zei één van de weinige hippies die mij wel te woord wilde staan. Alleen zijn de lokale mensen in de omgeving daar op het moment niet echt over te spreken, omdat op één van de meest recente feestjes een grote uitbraak van Covid-19 is geweest. Het kan zijn dat dit één van de redenen is dat de meeste hippies erg schuw overkwamen en niet erg enthousiast werden van een buitenstaander. Volgens één van de Nederlanders die ik daar sprak en die zijn geld op een legale manier verdient komt dat doordat bijna al die ‘extranjeros’ wel iets te verbergen hebben. Of ze verblijven illegaal in het land, of ze hebben ergens marihuana-plantjes staan, of ze gebruiken andere verdovende middelen die verboden zijn. Die mensen staan niet te springen om nieuwsgierige buitenstaanders en blijven het liefst in de vallei. Hoeveel vrijheid heb je dan?

https://www.misdaadjournalist.nl/wp-content/uploads/2020/06/Barao-de-Sao-Miguel-590x443.jpg

Barão de São Miguel 24 juni 2020
https://www.misdaadjournalist.nl/2020/06/vuurzee-legt-verborgen-wereld-bloot-in-algarve/

CO2-balans bij gebruik van biomassa als energiebron (Klimaatverandering blog)

Gastblog van Prof. Guido van der Werf

Biomassa is onze oudste bron van energie maar is geleidelijk vervangen door fossiele brandstoffen. De laatste decennia is er weer een opleving van het gebruik van biomassa, met als doel fossiele brandstoffen te vervangen door bronnen met een lagere netto CO2-uitstoot. Biomassa is een containerbegrip met veel verschillende toepassingen, maar in de maatschappelijke discussies gaat het vaak over meestook van pellets (samengeperste stukjes hout) in kolencentrales, en over biomassacentrales op pellets of houtchips voor de productie van warmte. Onlangs is vanuit het PBL een lijvig rapport verschenen onder leiding van Bart Strengers en Hans Elzenga over beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van alle vormen van biomassa. Het rapport staat uitgebreid stil bij de verschillende perspectieven die een rol spelen bij de beeldvorming. Zo maken sommige mensen zich zorgen over aantasting van natuur en biodiversiteit, of over de invloed van het verbranden van biomassa op luchtkwaliteit. Anderen betwijfelen of het wel bij kan dragen aan het behalen van klimaatdoelen. Dit blog gaat over dat laatste waarbij de nadruk op meestook ligt.

Introductie
Om een mening over meestook en over de gevolgen voor CO2-concentratie en biodiversiteit te vormen is het goed eerst een stap terug te nemen en na te denken over landgebruik en natuurlijke cycli. Laten we beginnen met natuurbranden.

Figuur 1. Oppervlakte dat jaarlijks verbrandt door bos- en graslandbranden, gemiddeld over 2001-2018. De rode kleuren geven de (bijna) jaarlijkse branden in savannegebieden aan, gele en blauwe kleuren zijn vaak in bosgebieden waar brand zorgt voor verjonging en regeneratie van het bos. Let op de logaritmische schaal. Bron: Van der Werf et al. (2017).

Ieder jaar verbrandt op mondiale schaal een oppervlakte gelijk aan de EU (ongeveer 450 miljoen hectare). Voor een groot deel is dit een natuurlijk proces. Hierbij gaat de in biomassa opgeslagen koolstof de lucht in als CO2 en zolang de vegetatie weer aangroeit na de brand wordt die koolstof ook weer opgenomen. Het is deel van een cyclus en beïnvloedt de CO2-concentratie dus niet structureel. De uitzondering daarop zijn de branden die gebruikt worden in het ontbossingproces, en de mogelijke toename van branden door o.a. klimaatverandering. Hierbij wordt de uitstoot maar voor een deel gecompenseerd door aangroei en hierdoor stijgt de CO2-concentratie in de atmosfeer.

Figuur 2. Oppervlakte van het land dat in gebruik was voor landbouw in 2001. Bron: Ramankutty et al. (2008).

Ieder jaar worden gewassen geoogst voor menselijke consumptie over een oppervlakte iets groter dan dat van het een-na-grootste land op aarde, Canada (ongeveer 1100 miljoen ha landbouw exclusief veeteelt, getallen deels afhankelijk van precieze definitie). Hiervan eet de wereldbevolking en een deel van de koolstof in de gewassen gaat dan ook via uitademing weer de lucht in en wordt in het volgende groeiseizoen weer opgenomen. Het is deel van een cyclus, net als de branden hierboven. Initieel zal er wellicht bos voor gekapt zijn dat niet meer terug is gekomen (ontbossing) en ook nu kan er nog bodemkoolstof verloren gaan.

Figuur 3. Percentage van het land dat in gebruik was voor veeteelt. Bron: Ramankutty et al. (2008).

Ieder jaar graast ons vee op een gebied ongeveer ter grootte van Noord- en Zuid-Amerika gecombineerd (ongeveer 4000 miljoen ha, ook dit getal is afhankelijk van definitie en dataset). Dit gebeurt veelal in gebieden die voorheen bos waren, ook nu nog kost expansie van de mondiale veestapel bos. Maar het overgrote deel van het oppervlak uit Figuur 3 is lang geleden ontbost of was eerder grasland; veeteelt op dat eerder ontboste deel heeft geen structurele invloed meer op de CO2-concentratie. Er zijn wel andere structurele emissies in de landbouw- en veeteeltsector. Naast de hierboven genoemde uitstoot uit bodems die van invloed is op de CO2-concentratie gaat het dan met name om methaanuitstoot door herkauwers en natte rijstbouw.

Figuur 4. Bruto afname van het percentage van het oppervlak dat bebost is over de 2001-2018 periode. Let op dat de kleurenschaal tot 50% loopt, niet tot 100% zoals in de vorige grafieken. Bron: Hansen et al. (2013) met jaarlijkse updates.

Ieder jaar gaat ongeveer 20 miljoen hectare bos verloren, een gebied vijf keer Nederland. Een deel daarvan is permanent, zoals aan de randen van de tropische bossen rond de evenaar. Dat noemen we ontbossing en heeft een scala aan oorzaken; houtkap voor hardhout, uitbreidingen van teelt van soja voor veevoer, weidegrond, en voor productie van pulp voor papier en palmolie, etc. Als je Figuur 1 en 4 met elkaar vergelijkt dan zie je ook dat er bruto bos verloren gaat door branden, met name in Canada en Siberië. Die bossen groeien normaal gesproken terug na de brand en dit zorgt voor een gezond ecosysteem. Het verlies van bos wordt in dit geval gecompenseerd door aangroei en netto is er geen afname.

Branden zie je relatief weinig in Scandinavië en de Baltische staten maar daar zie je wel bruto verlies van bos. Dit komt met name door bosbouw voor houtproducten variërend van hoogwaardige producten zoals kozijnen tot laagwaardige brandstof. Dit is net als de bosbranden deel van een cyclus zolang de bossen duurzaam beheerd worden. Dit is dus geen ontbossing. Het is inzichtelijk om zelf naar de data van Figuur 4 te kijken, dat kan met een mooie interface op deze site (aanrader!) Naast het jaar van ontbossing kan je ook naar de balans tussen verlies van bos zoals in Figuur 4 en naar hergroei kijken.

Houtige biomassa
Over houtige biomassa als (rest)product van bosbouw en voor gebruik als brandstof is de afgelopen tijd veel te doen. De verschillende bronnen van biomassa vertegenwoordigen ongeveer 60% van de Nederlandse duurzaam opgewekte energie. Die ratio zien we ook terug in omliggende landen. Meestook in kolencentrales is daar een vrij klein deel van maar zal de komende jaren wel toenemen.

Er is veel kritiek op het gebruik van houtige biomassa, met name houtpellets. In het kort de kritiekpunten:

  • Er gaat subsidie naar toe met mogelijke perverse prikkels tot gevolg, bijvoorbeeld een toename in oogstintensiteit.
  • Een beheerd bos heeft minder biodiversiteit dan een natuurlijk bos; zelfs dood hout op de grond vervult nuttige functies.
  • Het zorgt voor luchtvervuiling.
  • Op het moment van verbranden komt er meer CO2 in de atmosfeer dan door verbranding van kolen en gas. Dit is maar een half verhaal, daarover later meer.

Het is belangrijk deze punten te noemen. Maar het is net zo belangrijk die in context te plaatsen. Allereerst de subsidie. Vaak wordt het bedrag van 11,2 miljard genoemd voor meestook in kolencentrales, bijvoorbeeld door hoogleraar Moleculaire Genetica en voormalig minister Plasterk. Dat is echter het maximale bedrag voor alle vormen van biomassa, zie ook het blog van Jasper Vis. Subsidie voor meestook is met maximaal 3,6 miljard over een periode van 8 jaar nog steeds een groot bedrag.

Dat een natuurlijk bos meer natuurwaarde heeft dan een productiebos is duidelijk. Voor sommigen is bosbouw daarom een doorn in het oog. Hetzelfde geldt wellicht voor intensieve landbouw en veeteelt; we gebruiken land waar ook natuur had kunnen staan. Maar het is nu eenmaal een feit dat we een deel van de aarde gebruiken om voedsel en producten te maken, gelukkig maar zou ik zeggen. Er zit wel een interessante paradox; biodiversiteit en koolstofopslag in gebieden met bosbouw zijn hoger dan in de meeste landbouw- en veeteeltgebieden maar we hebben in het algemeen warmere gevoelens bij het zien van koeien die vredig in de wei staan te grazen dan bij een bos waar ieder jaar een stukje van geoogst wordt.

Biomassacentrales stoten ook meer fijnstof uit dan centrales die op kolen en gas draaien. Dat is met name het geval bij kleinere installaties, het verschil in uitstoot tussen een grote kolencentrale en een grote biomassacentrale is vrij klein. De klassieke vorm van biomassa verbranden – de open haard – is vanuit het perspectief van luchtvervuiling verreweg de slechtste optie, zeker ook omdat die vaak aan gaat als het koud is en er weinig menging is in de atmosfeer en vervuiling dus lang bij de grond blijft. De kleinere installaties die nu op veel plaatsen gebouwd worden zitten daar tussenin. Op het moment dat die niet strategisch geplaatst worden dan kan ik me goed voorstellen dat omwonenden daar bezwaar tegen maken.

Houtige biomassa en CO2
Als laatste, de hogere CO2-uitstoot. Hout heeft een relatief lage energiedichtheid. Met andere woorden, om 1 kWh elektriciteit te genereren levert hout meer CO2-uitstoot op dan kolen, en fors meer dan gas. Daarnaast kost het oogsten, transporteren en drogen van hout ook energie die meestal afkomstig is van fossiele brandstoffen met bijbehorende CO2-uitstoot, waar overigens wel strenge richtlijnen voor zijn. Uiteraard is dit soort bijkomende uitstoot voor winning en transport bij het gebruik van kolen en gas ook deels het geval. Maar in het algemeen ligt de indirecte uitstoot daar lager, hoewel met name de methaanuitstoot bij schaliegaswinning of transport via oudere gasleidingen (denk aan import uit Rusland) onzeker is maar fors kan zijn. Daarnaast is er bij biomassa een groter oppervlak nodig om een bepaalde hoeveelheid energie op te wekken dan bij zon en wind. Dit is gelijk ook de belangrijkste reden dat biomassa niet opgeschaald zal kunnen worden om onze hele energievoorziening te dekken; de hoeveelheid land die we hebben of hiervoor kunnen gebruiken is beperkt.

Figuur 5. Schematische weergave van het verschil in vastgelegde biomassa tussen een natuurlijk bos en bosbouw, in het laatste geval iedere 40 jaar oogst waarin alle biomassa uit het bosbouwgebied gehaald wordt.

Maar laten we even kijken naar de koolstofbalans in een bos. In Figuur 5 staat een typische grafiek van de hoeveelheid biomassa die een boom of stukje bos (plot) vast kan leggen. Bij een jong bos is dat vrij veel (de lijn loopt steil) en naarmate een bos ouder wordt zal dat minder worden. Niet omdat oude bomen geen CO2 meer vastleggen maar omdat de hoeveelheid verrotting ook langzaam toeneemt naarmate een bos ouder wordt en bomen omvallen. Bomen groeien niet tot in de hemel, er ontstaat langzaamaan een balans.

Bij bosbouw wordt de biomassa eens in de zoveel tijd uit het bos gehaald, in Figuur 5 iedere 40 jaar. Na 120 jaar en twee keer oogsten zit er minder koolstof opgeslagen in een bosbouwgebied dan in een natuurlijk bos. Zie het pijltje met ‘verschil in biomassa’ bijschrift. Uiteraard gaat dit puur over koolstof, een natuurlijk bos zal meer biodiversiteit herbergen.

Over die periode is er echter twee keer een nóg grotere hoeveelheid hout geoogst. Van dat geoogste hout kunnen producten gemaakt worden die lang meegaan en dus koolstof uit de atmosfeer houden. En het hout van mindere kwaliteit (dat dus nog steeds hele stammen kunnen zijn) zou in een centrale met Carbon Capture and Storage (CCS) verbrand kunnen worden, zogenaamde BECCS waar de BE voor bio-energy staat. Dat is een voorbeeld van het concept van negatieve emissies. Beide voorbeelden zorgen dus voor meer koolstofopslag dan een natuurlijk bos. Zeker als je beseft dat een natuurlijk bos eens in de zoveel tijd in brand zal staan en dus ook weer bij nul begint.

Een andere optie van het gebruik van hout, en terugkomend op het onderwerp van deze blog, is om alle biomassa te verstoken om energie en warmte op te wekken. In werkelijkheid zal er bijna altijd een combinatie van houtproducten en resthout uit het bos komen maar laten we even aannemen dat alle biomassa verstookt wordt. Dan is, net als in het geval van landbouw- en veeteelt, dit bos deel van een cyclus die netto geen CO2 toevoegt aan de atmosfeer. Dit is een vrij simpel concept maar het wordt vaak in twijfel getrokken, en dat zie je terug in hoe de media met dit onderwerp worstelen. Uiteraard is er wel uitstoot door het hele proces van oogst tot stook.

Figuur 6. Animatie van de leeftijd in een bos in een gebied waar iedere 40 jaar een deel van het bos geoogst wordt. De overgang van geel naar donkerblauw is het jaar van oogst.

Het is interessant om van Figuur 5 een ruimtelijk beeld te maken, dat is in Figuur 6 gedaan. De animatie laat zien hoe een landschap er uit ziet als er iedere 40 jaar houtoogst is in de verschillende vierkantjes (plot). Gemiddeld blijft het bos in het hele gebied van dezelfde leeftijd en houdt het dus ook ongeveer dezelfde hoeveelheid koolstof vast. Dit illustreert dat de leuzen ‘een boom verbranden gaat veel sneller dan een boom laten groeien’ weliswaar klopt voor een boom maar niet de dynamiek van een bos recht doet. Het bos is in balans en door alleen te kijken naar wat er op het moment van oogst of verbranden gebeurt mis je het grote plaatje. Het patroon dat ontstaat lijkt op wat de satellietdata laten zien in gebieden met bosbouw.

Media en politiek
De media heeft moeite met dit dossier. In het Parool lezen we de ene keer dat biomassa averechts werkt voor het klimaat en een paar maanden later dat het toch wat genuanceerder ligt. Idem voor het AD, de ene keer alleen de nadelen en de andere keer een gebalanceerd verhaal, met een van de experts op dit gebied, Martin Junginger. Voor degenen die tijd hebben is dit interview met hem door Remco de Boer absoluut aan te raden.

Biomassa heeft iets groens en er gaat subsidie naar toe, misschien niet geheel verrassend dat De Telegraaf vooral de nadelen benadrukt. Tegelijk is het mooi om te zien dat die krant ook zelf op onderzoek uitgaat en soms ook producenten van houtpellets aan het woord laat (11 juni 2020, gedrukte versie). In een van de uitgebreide artikelen over dit onderwerp komen ook wetenschappers uit Estland aan het woord, het land waar een fors deel van onze pellets vandaan komt. Daarin onder andere de zin: “In 2017 en 2018 verdween ruim 12 miljoen kubieke meter hout uit de Estlandse bossen. Voor duurzaam gebruik is volgens de wetenschappers 8,4 miljoen kuub het maximum.”

Dit is een opvallende zin die wegvalt in de algehele teneur van het artikel. Stel dat die wetenschappers gelijk hebben en stel dat er inderdaad 8,4 miljoen kuub gewonnen werd, zou dan de kritiek verstommen? Ik denk het niet want aan biomassa zitten nadelen en de publieke opinie is intussen anti-biomassa. Ook politieke partijen die eerst voorstander waren van biomassa worstelen hiermee, D66 kamerlid Sienot gaf de voorkeur voor gas over biomassa, bij Groen-Links zou het goed zijn als Klaver nog even in overleg gaat met Van der Lee die duidelijk op de hoogte is van de valkuilen in dit debat.

Biomassa en wetenschap
Misschien wel de belangrijkste reden dat het anti-biomassa sentiment zo groot is geworden is de suggestie dat een van de weinige voordelen van biomassa meestook, namelijk dat het tot een lagere CO2-uitstoot dan kolen of gas leidt, niet zou kloppen. In Nederland komt die boodschap vooral van Emeritus hoogleraar evolutionaire ecologie Louise Vet en Emeritus hoogleraar voedingsleer Martijn Katan. Zij weten de media goed te vinden en ook binnen de KNAW zijn zij een duidelijke anti-biomassa stem. Vaak is zo’n KNAW stempel een garantie dat het hier om de wetenschappelijke consensus gaat, maar in dit geval -en de literatuur en IPCC-rapporten over dit onderwerp kennend- durf ik dat te betwijfelen.

Ik durf zelfs de stelling wel aan dat zij ook geen consensus met zichzelf hebben. Een vaak aangehaald artikel waar Vet co-auteur van is, is een ‘Policy Commentary’ van de EASAC, de Europese overkoepelende organisatie van academies van wetenschappen. Dat artikel lijkt een beetje op het hierboven aangehaalde Telegraaf stuk in de zin van dat het overwegend negatief over biomassa schrijft maar tussen de regels door is er toch nuance. Zo staat er ook o.a.:

“The concept of carbon neutrality is both uncertain and highly time and context dependent.”

Dit is een belangrijke zin die aangeeft dat CO2-neutraliteit geen gegeven is maar voorwaarden behoeft. Die nuance komt helaas niet terug in uitspraken in de media, bijvoorbeeld:

“Biomassa is een heel slechte energiebron. Verbranding van hout levert weinig energie op, waardoor er netto meer CO2 uit de schoorsteen komt dan bij kolen en gas [ ]” zegt hoogleraar Louise Vet van de Wageningen Universiteit, die namens de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen in de milieugroep van EASAC zitting heeft.

Ik vind het zorgelijk als wetenschappers belangrijke nuances niet noemen. Een simpel voorbeeld van het gevolg daarvan is de interpretatie van het net verschenen rapport van de commissie Remkes over de stikstofproblematiek. Henri Bontenbal, werkzaam in de energiesector en iemand die nog rapporten doorleest voor hij een mening geeft, kwam daar het volgende tegen:

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2020/06/biomassa_werf_tweet_bontenbal.png?w=500

Het gaat om de zin “… gecertificeerde biomassa wordt ten onrechte als CO2-neutraal meegeteld.” met een verwijzing naar het EASAC-artikel. Dat doet geen recht aan de nuances in dat artikel en al helemaal niet aan de bredere literatuur. Hoewel dit maar een bijzinnetje is in het rapport dat over stikstof gaat is het voor mij toch moeilijk het rapport nog als neutraal te zien, iets dat enorm belangrijk is in een debat met veel belangen en gevoelens en voor het vertrouwen van de maatschappij in de wetenschap.

Samenvatting
In het voorwoord van het recente PBL-rapport over biomassa schreef PBL-directeur Hans Mommaas dat het onderwerp één van de indringende duurzaamheidsdilemma’s van dit moment behelst; “Wat heeft prioriteit: de instandhouding/stimulering van de mondiale biodiversiteit of de mondiale terugdringing van broeikasgassen?”.

Dat dilemma lijkt echter ondergesneeuwd te raken in de discussie over biomassa doordat het voordeel van biomassa vergeleken met fossiele brandstoffen (lagere netto CO2-uitstoot) in twijfel getrokken wordt. En zoals Paul Rosenmöller zo mooi zei naar aanleiding van de discussie over het sluiten van scholen afgelopen maart: “Als wetenschappers elkaar tegenspreken, verliezen bestuurders hun kompas”.

Met dit stuk heb ik proberen duidelijk te maken dat er veel haken en ogen aan biomassa meestook zitten, maar dat het ook mogelijkheden biedt die we moeten koesteren. Wie in de energietransitie alleen perfecte oplossingen wil accepteren houdt uiteindelijk geen enkele optie over. Over hoe CO2-neutraal biomassa nu werkelijk is kan je goed discussiëren, dat het bij naleving van duurzaamheidscriteria netto minder CO2 uitstoot dan kolen en waarschijnlijk gas is vrij zeker.

Terugkomend op het begin van dit stuk zijn er twee bijzondere observaties wat mij betreft. Aan de ene kant is er een sterke en doeltreffende anti-biomassa lobby vanuit een kleine groep wetenschappers geweest, waarvan sommigen ook sterk tegen kernenergie gekant zijn. Zonder beide opties is het een flinke klus om onze CO2-uitstoot naar beneden te krijgen zonder de betrouwbaarheid van ons energiesysteem te veel op de proef te stellen. Aan de andere kant zien we een sterke anti-biomassa lobby bij een aantal kranten maar waarschijnlijk het sterkst bij De Telegraaf waarbij de nadruk ligt op ecologische schade. Die verontwaardiging vind ik moeilijk te rijmen met de berichtgeving op andere ecologische onderwerpen zoals het stikstofdebat.

Epiloog
Persoonlijk ben ik voor- noch tegenstander van biomassa. Ik ben vooral voor een efficiënte energietransitie gebaseerd op feiten en een eerlijke evaluatie van onzekerheden en onbekende factoren daarin. Keuzes zullen door de politiek gemaakt moeten worden. Wind en zon worden goedkoper en de capaciteitsfactor daarvan stijgt, vooral met verdergaande uitbreiding wind op zee. Daarnaast kampen deze bronnen na installatie niet met terugkerende uitstoot voor o.a. oogsten en drogen zoals bij biobrandstoffen het geval kan zijn.

Voor zover dat niet al nu het geval is zullen deze factoren meestook van biomassa op termijn uit de markt drukken, zeker als de subsidie vervalt. Andere vormen van biomassa kunnen nodig blijven aangezien biomassa opgeslagen kan worden en daarmee hiaten in zon en wind kan opvangen, omdat het negatieve emissies mogelijk maakt, omdat het een grondstof is en omdat geavanceerde biobrandstoffen voorlopig nodig kunnen zijn voor lucht- en zeevaart.

De harde lobby tegen biomassa kan op twee manieren slecht uitpakken. Allereerst als biomassa als base-load sneller afgebouwd wordt dan zon, wind, en kernenergie sneller opgeschaald kunnen worden dan al gepland. Dat zou tot hogere CO2-concentraties leiden. Ten tweede als biomassa zo’n slechte naam krijgt dat er door de maatschappij niet meer constructief mee omgegaan kan worden, een situatie die wellicht op die van kernenergie lijkt.

Guido van der Werf is universiteitshoogleraar aan de Vrije Universiteit, zijn onderzoek richt zich op de wisselwerking tussen het klimaatsysteem en de mondiale koolstofcyclus.

https://klimaatveranda.nl/2020/06/12/co2-balans-bij-gebruik-van-biomassa-als-energiebron/

Risicowijzer en risicokaart (Acanthe 2.0)

Veiligheidsregio's
Op 1 oktober 2010 is de Wet Veiligheidsregio's in werking getreden. Volgens deze wet zijn de veiligheidsregio's (VR's) verantwoordelijk voor de risicocommunicatie. Vanwege deze wet is de overheid verplicht om burgers te informeren over de risico's in hun leefomgeving. Meer informatie over de taken en bevoegdheden is te vinden op deze startpagina over de Veiligheidsregio's. 

Risicowijzer
Een van de manieren waarop de Veiligheidsregio's de burgers informeren is de risicowijzer.

De Veiligheidsregio Groningen heeft een eigen Risicowijzer, waarin ook informatie te vinden is over het noodpakket. Ik heb als leeshulp een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van deze risicowijzer. Het is voor iedereen aan te bevelen om zo'n risicowijzer bij de eigen gemeente aan te vragen of uit te printen. Daar staat toch heel veel bruikbare informatie in, die je nooit hoopt nodig te hebben, maar wel van groot belang kan zijn in noodsituaties. Er is bijvoorbeeld ook regionale informatie te vinden over radiofrequenties van regionale zenders.

Op de site van de Veiligheidsregio Amsterdam Amstelland is een lijst te vinden met de risicowijzers van andere Veiligheidsregio's.

Risicokaart
Een andere mogelijkheid om de burgers te informeren is de Risicokaart. "Via risicokaart kunt u eenvoudig de risico's bij u in de buurt traceren door uw postcode of woonplaats in te voeren. U kunt zien of er in uw omgeving een verhoogd risico is op bijvoorbeeld een luchtvaartongeval, natuurbrand of overstroming en krijgt advies over wat u in zo'n geval moet doen" 
Op deze kaart staan de risico's in Nederland aangegeven. Daarmee kan men een onderzoek doen naar de risico's in de eigen buurt. Men kan zelf kijken op Overstroom ik  
welke gebieden bij een overstroming een verhoogd risico lopen. Bij een overstroming is er een kans dat men zijn/haar huis tijdelijk moet verlaten. Een evacuatie kan ook nodig zijn bijvoorbeeld bij explosiegevaar.

Informatie vinden via andere kaarten
De hulpverleners hebben geografische informatie nodig en voor de burgers is er de risicokaart, maar in noodsituaties is het belang van geografische kaarten groot. 
https://acanthe20.blogspot.com/2014/02/risicowijzer-en-risicokaart.html