Klimaat-koolstof terugkoppelingen: eindelijk eens geen slecht nieuws over klimaatverandering? (Klimaatverandering blog)

Gastblog van Prof. Guido van der Werf

Samenvatting
Onderzoekers van de Vrije Universiteit Amsterdam hebben samen met collega’s in Nederland en de VS een nieuwe tijdreeks gemaakt van de CO2-uitstoot door ontbossing in de tropen. Deze uitstoot blijkt met name in de jaren ’60-’80 lager te zijn dan eerdere studies aangaven, en de tijdreeks vormt een ontbrekende schakel om beter inzicht te krijgen in de mondiale koolstofcyclus. Met name het inschatten in hoeverre de natuurlijke opname van CO2 door vegetatie en oceanen gelijke tred houdt met de uitstoot door fossiele brandstoffen en ontbossing is nu beter mogelijk geworden. Uit de nieuwe tijdreeks blijkt dat dit inderdaad het geval is en zelfs dat, relatief gesproken, de opname sneller is gegroeid dan onze uitstoot. Daaruit blijkt dat, op mondiale schaal althans, de gevreesde klimaat-koolstof terugkoppelingen die klimaatverandering kunnen versnellen nog niet in werking getreden zijn. Helaas kunnen de inzichten geen uitsluitsel geven over de mate waarin dit in de toekomst wel zal gebeuren.

Introductie
Van onze CO2-uitstoot door verbranding van fossiele brandstoffen en door ontbossing blijft ongeveer de helft in de atmosfeer, wat leidt tot opwarming. Ongeveer een kwart wordt opgenomen door vegetatie; dit omdat de plantengroei in het algemeen is toegenomen door o.a. hogere CO2-concentraties, meer stikstof, en langere groeiseizoenen in koude streken. Het resterende kwart wordt opgenomen door de oceanen waar het leidt tot oceaanverzuring.

Er is veel onderzoek gedaan naar deze koolstofcyclus en dan met name om de vraag te beantwoorden of die opname door blijft gaan. Binnen de afdeling Aardwetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam wordt o.a. gekeken in hoeverre het ontdooien van de permafrost zorgt voor meer CO2-uitstoot, en wat de gevolgen zijn van meer bosbranden wereldwijd. En ook bij andere universiteiten is dit een belangrijk thema. Want, als de natuur minder CO2 gaat opnemen dan zou klimaatverandering sneller gaan.

Eigenlijk wijst alles erop dat die natuurlijke opname langzaam zal afnemen. De oceanen warmen op en kunnen daardoor minder CO2 absorberen. De processen die voor meer plantengroei zorgen zijn aan verzadiging onderhevig. Het aantal bosbranden neemt toe. De permafrost ontdooit. En zo kunnen we nog even doorgaan. We noemen deze processen klimaat-koolstof terugkoppelingen en als die gaan werken dan is dat slecht nieuws, en op regionale schaal is hier ook bewijs voor zoals blijft uit de geciteerde artikelen.

Airborne fraction
Maar het blijft altijd de vraag in hoeverre die lokale of regionale studies ook representatief zijn voor de hele wereld. En juist om dat mondiale inzicht te krijgen is er een vrij simpele methode om iets te zeggen over de koolstofcyclus, en dan met name in hoeverre de natuurlijke opname veranderd is. Deze methode is gebaseerd op de zogenaamde airborne fraction en of die verandert in de tijd. De airborne fraction is het deel van onze totale uitstoot die in de atmosfeer blijft zoals eerder besproken in een gastblog van mij. Voor het bepalen daarvan heb je de CO2-uitstoot van fossiele brandstoffen en ontbossing nodig, en de CO2-accumulatie in de atmosfeer:

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2022/03/blog-nature-van-marle-formule.png?w=500

Figuur 1. Schematisch overzicht van onze uitstoot door de verbranding van fossiele brandstoffen en ontbossing alsmede de accumulatie van CO2 in de atmosfeer (links) en de ratio tussen die twee oftewel de airborne fraction (rechts).


We weten hoe groot de factoren die de airborne fraction bepalen ongeveer zijn en die staan hierboven geschematiseerd weergegeven (Figuur 1, links). In het voorbeeld op basis van deze data verandert de airborne fraction niet in de tijd (Figuur 2, rechts), een teken dat de opname gelijke tred zou houden met de stijgende uitstoot. Maar er zit een groot probleem in deze aanpak, namelijk dat de uitstoot door ontbossing onzeker is. Hoewel het de kleinste factor is voor het berekenen van de airborne fraction is de onzekerheid veel groter dan die van de uitstoot van fossiele brandstoffen. De toename in de atmosfeer is zeer goed bekend dankzij nauwkeurige metingen.

Maar stel nu dat de uitstoot door ontbossing is toegenomen zoals in onderstaand voorbeeld. De uitstoot door fossiele brandstoffen en de CO2-accumulatie in de atmosfeer kennen we goed, die veranderen niet. Maar doordat de uitstoot van ontbossing nu anders is verandert de airborne fraction, en in onderstaand voorbeeld met name in het begin van de meetperiode. Omdat je in die periode door een kleiner getal deelt neemt de airborne fraction in het begin van de meetperiode toe en de trend daarmee af.

Figuur 2. Schematisch overzicht van onze uitstoot door de verbranding van fossiele brandstoffen en ontbossing alsmede de accumulatie van CO2 in de atmosfeer (links) en de ratio tussen die twee oftewel de airborne fraction (rechts). Ten opzichte van figuur 1 is de uitstoot door ontbossing lager in de beginperiode van de metingen. Dat heeft tot gevolg dat de airborne fraction hoger wordt in het begin van die meetperiode en de trend daarin is nu naar beneden.

De moraal van dit verhaal: als we de uitstoot door ontbossing beter in beeld kunnen brengen kunnen we de airborne fraction ook beter bepalen. En daarmee iets over de vraag in hoeverre klimaat-koolstofterugkoppelingen al een feit zijn (in bovenstaand voorbeeld duidelijk niet) of iets van de toekomst zullen zijn.

Trends in ontbossing
Met Margreet van Marle (nu werkzaam bij Deltares) en Dave van Wees hebben we op de VU aan deze vraag gewerkt, samen met een aantal collega’s in de VS en bij Wageningen University and Research (Jan Verbesselt). We maakten gebruik van het feit dat ontbossing vaak gepaard gaat met branden. Die branden leiden tot veel uitstoot van fijnstof en daarmee slecht zicht, zie hieronder voor een satellietopname van de Amazone in een periode dat er veel branden zijn. En zichtgegevens worden op ieder vliegveld en veel meteorologische stations verzameld en gaan veel verder terug in de tijd gaan dan satellietdata of andere technieken die we gebruiken om nu de dynamiek in ontbossingsgebieden te begrijpen en kwantificeren. Deze methode is verre van perfect en veranderingen in de uitstoot van fijnstof door de verbranding van fossiele brandstoffen hebben ook invloed op deze gegevens, maar het is de eerste consistente meetreeks.

Figuur 3. Satellietbeeld van een deel van de Amazone in een periode met veel bosbranden (rode stippen), die hier meestal gepaard gaan met ontbossing. Met name door de ligging van de Andes (links) en de overheersende noordoostelijke windrichting wordt de rook geconcentreerd, waarmee die het zicht beïnvloedt. Bron: MODIS.

Op basis van die zichtbaarheidsdata blijkt dat er een duidelijke toename is in ontbossing in de tropen over de studieperiode. Gezien de toename in vraag naar producten zoals hout, soja, palmolie en vlees misschien niet verwonderlijk maar alle bestaande datasets geven aan dat die ontbossing redelijk constant is. Dit onderzoek zal niet het laatste woord zijn in deze discussie en wellicht dat we er over een aantal jaar weer anders tegenaan kijken. Het is in ieder geval cruciaal om een beter begrip te krijgen van de uitstoot en dynamiek van ontbossing in de periode voor we satellietdata hebben en daar zijn innovatieve methodes voor nodig.

Trend in de airborne fraction
Net als in het bovenstaande voorbeeld zien we op basis van de herziene trend in ontbossing in werkelijkheid dat de airborne fraction afneemt over de hele studieperiode (Figuur 4). Alleen is die trend veel moeilijker te onderscheiden omdat hij minder steil is en er veel ruis is. Dit laatste met name door jaarlijkse variaties in de CO2-groeisnelheid die niks met onze uitstoot te maken hebben maar komen omdat de veel grotere natuurlijke CO2-stromen niet altijd precies in evenwicht zijn. In het algemeen stijgt de hoeveelheid CO2 sneller tijdens El Niño jaren en minder snel tijdens La Niña jaren of na vulkaanuitbarstingen. Hoewel de trend minder duidelijk is dan in het voorbeeld in Figuur 2, is hij wel significant en de neerwaartse trend is vooral te vinden als de hele periode meegenomen wordt; als je alleen naar de laatste decennia kijkt is er geen duidelijke trend meer.

Figuur 4 (Figuur 3e van het verschenen artikel). Trend in de airborne fraction op basis van de nieuwe inzichten in de uitstoot door ontbossing.

Goed of slecht nieuws?
Het goede nieuws is eigenlijk dat het geen slecht nieuws is. De implicatie van dit onderzoek is vrij duidelijk; op mondiale schaal werken klimaat-koolstof terugkoppelingen nog niet. Dat betekent niet dat ze op lokale schaal niet zouden werken, maar als dat het geval is dan is er ergens anders compensatie. Hoewel het statistisch niet hard te maken is, lijkt het er wel op dat de daling in de airborne fraction de laatste decennia tot stand gekomen is en wellicht dat we in de toekomst terugkijken op deze periode als de tijd waarin de daling veranderde in de stijging die in het algemeen verwacht wordt.

Deze studie zal ook geen direct verschil maken voor het resterende koolstofbudget om onder de Parijs-doelstellingen te blijven, daarvoor zijn de veranderingen te klein. Wel is het interessant om te kijken hoe de CO2-opname door land en oceanen het gedaan hebben ten opzichte van de zogenaamde Representative Concentration Pathway (RCP) scenario’s die binnen het IPCC gebruikt werden als verschillende scenario’s voor de toekomst en dan met name het hoogste RCP8.5 scenario omdat die als enige de klimaat-koolstof terugkoppelingen ingebouwd heeft.

Figuur 5 (Extended data Figure 1 van het verschenen artikel). Ontwikkeling van de CO2-concentratie tussen 2010 en 2020 volgens RCP8.5 projecties (achtergrond) en gemeten veranderingen (voorgrond). De cijfers geven het verschil tussen werkelijke en RCP8.5 waardes. In blauw de atmosferische concentraties in 2010 en 2020 die hoger worden door verbranding van fossiele brandstoffen en door ontbossing, en zogenaamde ‘sinks’ nemen een deel daarvan op waardoor de CO2-concentratie minder snel stijgt dan je op basis van de antropogene uitstoot zou verwachten.

Aangezien tot ongeveer 2014 de CO2-uitstoot van fossiele brandstoffen ongeveer gelijk op ging met dit hoogste RCP scenario -dat rond de vier graden opwarming in het jaar 2100 zou geven- is het vaak (onterecht) het ‘business as usual’ scenario gaan heten. Gelukkig is na 2014 de stijging in uitstoot van fossiele brandstoffen minder hard gegaan en over de 2010-2020 periode is de uitstoot minder dan dit hoogste scenario. Het verschil is gelijk aan 2,4 ppm CO2. Maar omdat ontbossing hoger was dan in dit scenario (het verschil gelijk aan 1,1 ppm) ligt de gerealiseerde totale antropogene uitstoot toch nog vrij dicht bij het RCP8.5 scenario (1,3 ppm lager). Het verschil in de CO2-concentratie is echter groter (-2,1 ppm) en dat komt met name doordat volgens onze nieuwe analyse de natuurlijke opname groter is dan in dit hoogste scenario (met 0,8 ppm).

Conclusie
De temperatuurstijging over de laatste 100 tot 150 jaar komt grotendeels op conto van de mens. Deze temperatuurstijging kan ook de natuurlijke koolstofcyclus beïnvloeden en in het algemeen is de verwachting dat dit de temperatuurstijging verder kan versterken. Dit artikel laat zien dat dat proces nog niet gaande is. Het laat ook het belang van goede metingen zien, die van groot belang zijn om te monitoren of de zogenaamde klimaat-koolstof terugkoppelingen de komende decennia op mondiale schaal gaan werken.

Meer lezen

Guido van der Werf is universiteitshoogleraar aan de Vrije Universiteit, zijn onderzoek richt zich op de wisselwerking tussen het klimaatsysteem en de mondiale koolstofcyclus.

https://klimaatveranda.nl/2022/03/16/klimaat-koolstof-terugkoppelingen-eindelijk-eens-geen-slecht-nieuws-over-klimaatverandering/

Bij De Telegraaf ligt de rode loper voor Clintel altijd klaar (Klimaatverandering blog)

De Telegraaf en Clintel zijn dikke maatjes. Clintel-duo Berkhout en Crok kreeg in twee weken tijd drie keer de ruimte om uit te pakken met klimaatfabeltjes, in twee opiniestukken en een redactioneel verhaal. Marcel Crok kwam aan het woord in het redactionele verhaal dat over het nieuwe IPCC-rapport gaat. De strekking van het verhaal is dat ‘rampscenario’s leidend’ zouden zijn in dat rapport.

Marcel Crok snijdt zichzelf daarin pijnlijk in de vingers met een typisch gevalletje de pot verwijt de ketel. Het IPCC schijft: “Human influence very likely contributed to the decrease in Northern Hemisphere spring snow cover since 1950”. Crok noemt dat een cherry-pick, want volgens ‘veelgebruikte data van de Amerikaanse Rutgers University’ zou er in de wintermaanden juist een kleine toename van de sneeuwbedekking zijn. En dat is de echte cherry-pick. Het IPCC kijkt namelijk niet alleen naar die ene dataset, maar naar alle gegevens die er zijn. En in dat totaal zijn de ‘veelgebruikte data’ van Rutgers de uitzondering. Het IPCC houdt wel rekening met die gegevens en schrijft dan ook (2.3.2.2 p. 2-62) dat er een aanzienlijke onzekerheid is over de trends vanaf 1978 voor de maanden oktober tot en met februari. Maar dat doet niet af aan de constatering dat er, op basis van alle informatie, een afname is als je het over het hele jaar bekijkt. In hoofdstuk 9 van het rapport is te lezen en te zien (zie figuur 9.23 hieronder) dat de trend voor alle maanden van het jaar negatief is.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2021/08/ipcc_ar6_fig_9_23.png?w=500



In het artikel komen ook anderen aan het woord, opvallend genoeg net de mensen die Crok zelf ook heel vaak citeert. Roger Pielke Jr klaagt dat het IPCC de nadruk zou leggen op het meest extreme emissiescenario. Dat hoogste scenario is ‘niet realistisch’ is de klacht. Wie de werkelijke broeikasgasuitstoot vergelijkt met IPCC-scenario’s uit het verleden kan alleen maar concluderen dat het zeker niet het minst realistische scenario is. De realiteit ligt namelijk, zoals dat in de geschiedenis bijna altijd het geval is geweest, veel dichter bij het hoogste dan bij het laagste scenario uit het rapport. En toch heeft dat het IPCC er niet van weerhouden om in het nieuwe rapport een nog optimistischer scenario, met nog minder emissies, toe te voegen. De crux blijft natuurlijk dat de scenario’s geen voorspellingen zijn, maar alleen bedoeld om de volledige bandbreedte in kaart te brengen van mogelijke toekomstige emissies. Het IPCC doet helemaal geen uitspraken over welk scenario meer of minder waarschijnlijk is.

Wel is het zo dat het nieuwe rapport apart aandacht besteedt aan worst-case scenario’s. Terecht, omdat die relevant zijn voor de besluitvorming. Scenario’s met een kleine kans en grote gevolgen kunnen nu eenmaal zwaar meewegen in een risico-analyse, omdat de definitie van risico nou eenmaal kans maal gevolg is. En het IPCC maakt voldoende duidelijk dat dergelijke worst-case scenario’s onwaarschijnlijk zijn, maar niet helemaal uitgesloten.

Een ander punt van kritiek is dan nog dat het IPCC geen rekening zou houden met een schatting van Bjorn Lomborg, dat het aantal extra doden door hitte kleiner zou zijn dan het aantal doden dat minder valt door kou. Waarom dat niet wordt genoemd in het rapport is goed te verklaren: dit soort gevolgen van klimaatverandering valt buiten het aandachtsveld van IPCC Werkgroep I. Anders dan hij beweert neemt het gezondheidsrisico sterker toe bij meer hitte (in de zomer) dan dat het afneemt bij minder kou (in de winter).

De verslaggevers van De Telegraaf doen zelf ook nog een misleidende duit in het zakje. Dit geven ze als verklaring waarom het IPCC-rapport nu uitkomt: “Om wereldleiders, diplomaten en lobbyisten te overtuigen van de noodzaak van klimaatbeleid, legt het IPCC nu alvast de belangrijkste conclusies op tafel.”. De realiteit is heel anders: het IPCC voorziet de wereldpolitiek van objectieve, wetenschappelijke informatie, omdat die daarom heeft gevraagd. Veel subtieler is het antwoord dat ze geven op de vraag of klimaatverandering al invloed heeft op bijvoorbeeld bosbranden en overstromingen. Eerst melden ze dat het IPCC aangeeft dat daarover nog veel onzeker is, om dan af te sluiten met: “De voorspelling is wel dat als de huidige opwarming doorzet, dergelijke weersextremen vaker zullen voorkomen.” Hoewel het er niet letterlijk staat, is de suggestie dat de onzekerheid impliceert dat de menselijk invloed nu nog beperkt is. Maar afwezigheid van bewijs is geen bewijs van afwezigheid. Er zitten twee kanten aan die onzekerheid: de menselijk invloed in het huidige klimaat op dit soort gebeurtenissen kan kleiner, maar ook groter zijn dan wordt gedacht. Maar goed, misschien mag je de Telegraaf-journalisten dit laatste puntje niet echt aanrekenen, omdat het vooral illustreert hoe lastig het is om hier goed over te communiceren.

De twee opiniestukken van Clintel komen van Guus Berkhout. Op 17 juli pleit die, naar aanleiding van de overstromingen in Duitsland, België en Limburg, voor dweilen met de kraan open. Berkhout doet net alsof het nieuws is dat we ons aan moeten passen aan klimaatverandering. Natuurlijk moet dat. Nederland is daar ook al enkele decennia mee bezig. We moeten vooral hopen dat beleidsmakers daarbij niet teveel luisteren naar lieden als Berkhout, die immers al jaren roepen dat het allemaal wel los zal lopen met de gevolgen van klimaatverandering. Het is behoorlijk schaamteloos dat uitgerekend Berkhout nu anderen verwijt dat de aanpassing aan klimaatverandering niet snel genoeg gaat.

Gelukkig is er in Nederland wel geanticipeerd op de voorspelbare gevolgen van het warmer wordende klimaat. Adaptatie maatregelen zoals Ruimte voor de Rivier hebben in Nederland tijdens de hevige buien vorige maand nog veel ergere schade voorkomen. Maar als we even proberen door te spoelen naar de toekomst, met een steeds sneller stijgende zeespiegel waar de rivieren hun water op moeten proberen te lozen, dan zullen we het met alleen adaptatie niet redden. Of slechts tegen exorbitant hoge kosten.

Om ook op de langere termijn droge voeten te houden zullen we naast adaptatie tegelijkertijd de oorzaak van het toenemen van weersextremen moeten aanpakken door de uitstoot van broeikasgassen fors naar beneden te brengen. Doen we dat niet, dan zadelen we onszelf en onze nazaten op met een steeds groter en duurder wordend probleem, waardoor uiteindelijk zelfs de leefbaarheid van onze delta op het spel komt te staan.

Het tweede stuk gaat over de ‘warm lopende’ klimaatmodellen van CMIP6, waar wij in februari 2020 al over schreven. Berkhout beweert dat die het gelijk van pseudosceptici zouden bewijzen. Niets is minder waar. In tegenstelling tot wat pseudosceptici graag suggereren geloven klimaatwetenschappers niet blindelings hun modellen. Volgens Berkhout zouden klimaatwetenschappers nu ‘toegeven’ dat modellen een te hoge klimaatgevoeligheid berekenen. De realiteit is dat klimaatwetenschappers vanaf het allereerste moment dat er nieuwe modelresultaten naar buiten kwamen hebben gezegd dat een aantal modellen wel op een erg hoge klimaatgevoeligheid uitkwam. En dat daar kritisch naar gekeken moest worden. Die klimaatwetenschappers beschuldigt Berkhout er nu, zonder enige reden, van dat ze klimaatmodellen de afgelopen decennia ‘stap voor stap alarmistischer’ gemaakt zouden hebben. Je zou er bijna om lachen als het niet zo diep triest en onzinnig was. Een van die wetenschappers is NASA’s Gavin Schmidt, die Berkhout in zijn stuk erg selectief citeert. Wie echt wil weten hoe integer en genuanceerd Schmidt is kan zijn blog hierover lezen op RealClimate. Het artikel in Science waar hij aan het woord komt en waar Berkhout selectief uit citeert is ook de moeite waard.

Het heeft allemaal geen enkele invloed op de betrouwbaarheid van het nieuwe IPCC-rapport. In de schatting van de klimaatgevoeligheid is rekening gehouden met het feit dat een aantal modellen vermoedelijk te hoog zit. Ook voor toekomstprojecties is hier rekening mee gehouden, door modellen met een te hoge klimaatgevoeligheid minder of zelfs helemaal niet mee te wegen (zg ‘constrained projections’). De realiteit is natuurlijk dat Berkhout zijn misleidende verhaal alleen maar heeft kunnen schrijven dankzij de openheid en integriteit van klimaatwetenschappers. Wetenschappers die de problemen met een aantal modellen – lang niet allemaal, trouwens – naar buiten brachten zodra ze die zagen. En die er natuurlijk in hun projecties rekening mee houden.

https://klimaatveranda.nl/2021/08/12/bij-de-telegraaf-ligt-de-rode-loper-voor-clintel-altijd-klaar/

Open Discussie Zomer 2021 (Klimaatverandering blog)

Klimaatverandering stond voor het eerst sinds lange tijd weer hoog op de agenda. Zo was er de verzengende hittegolf in het oosten van Noord Amerika, met maximum temperaturen die ver uitstaken boven wat voor mogelijk werd gehouden. Bosbranden volgden. Dichter bij huis traden rivieren buiten hun oevers door extreme regenval.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2021/07/image-4.png?w=624

Ander klimaatnieuws kwam van de EU, waar de Green Deal steeds meer vorm begint te krijgen. De aangescherpte doelstelling – 55% minder uitstoot van broeikasgassen in 2030 vergeleken met 1990 – wordt vergezeld van een uitgebreid pakket aan maatregelen. Dit behelst zowel financiële prikkels als geboden en verboden. Het weglekken van emissiereductie naar het buitenland wordt vermeden door een importheffing. Het emissiehandelssysteem (ETS) wordt uitgebreid naar de verschillende transportsectoren (te land, ter zee en in de lucht) en aangescherpt door een sneller dalend plafond aan emissierechten.

De Telegraaf trekt al vrij voorspelbaar ten strijde tegen deze klimaatplannen, maar de ironie van onderstaande combinatie van berichten is hun wellicht ontgaan. Vooralsnog geldt volgens de meeste analyses dat voorkomen beter – en goedkoper – is dan genezen.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2021/07/image-5.png?w=624

In deze Open Discussie kunnen klimaatzaken die geen betrekking hebben op recente blogs aan de orde worden gebracht.

https://klimaatveranda.nl/2021/07/22/open-discussie-zomer-2021/

Open Discussie Lente 2021 (Klimaatverandering blog)

Metingen verricht via satellieten zijn niet meer weg te denken in de klimaatwetenschap. Zo brengt men bijvoorbeeld de
temperatuur van hogere luchtlagen, de zeespiegel of bosbranden in kaart. Er zijn ook satellieten waarmee zeer gedetailleerd veranderingen in het zwaartekrachtveld van de aarde bepaald kunnen worden. Hiermee kunnen vervolgens weer de veranderingen in de ijsmassa van de grote ijskappen van Antarctica en Groenland vastgesteld worden. De satellietmissie waarmee dat nu gebeurt is GRACE-FO (vanaf 2018), de opvolger van GRACE (2002-2017). NASA heeft onlangs hun video’s geüpdatet waarmee het massaverlies van de ijskappen op fraaie wijze in beeld wordt gebracht.

(bron: NASA: Greenland Ice Mass Loss 2002-2020)

(bron: NASA: Antarctic Ice Mass Loss 2002-2020)

In de Open Discussie kunnen zaken die geen betrekking hebben op specifieke blogstukken aan de orde worden gebracht.

https://klimaatveranda.nl/2021/03/29/open-discussie-lente-2021/

Risicowijzer en risicokaart (Acanthe 2.0)

Veiligheidsregio's
Op 1 oktober 2010 is de Wet Veiligheidsregio's in werking getreden. Volgens deze wet zijn de veiligheidsregio's (VR's) verantwoordelijk voor de risicocommunicatie. Vanwege deze wet is de overheid verplicht om burgers te informeren over de risico's in hun leefomgeving. Meer informatie over de taken en bevoegdheden is te vinden op deze startpagina over de Veiligheidsregio's. 

Risicowijzer
Een van de manieren waarop de Veiligheidsregio's de burgers informeren is de risicowijzer.

De Veiligheidsregio Drenthe heeft een eigen RisicowijzerIk heb in 2013 als leeshulp een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de risicowijzer van de Veiligheidsregio Groningen. Maar de gemeente Groningen heeft sinds 26 februari een nieuwe website 'Eerste Hulp dat ben jij'.  Het is voor iedereen aan te bevelen om zo'n risicowijzer bij de eigen gemeente aan te vragen of de te downloaden bestanden van de website uit te printen. Daar staat toch heel veel bruikbare informatie in, die je nooit hoopt nodig te hebben, maar wel van groot belang kan zijn in noodsituaties. Er is bijvoorbeeld ook regionale informatie te vinden over radiofrequenties van regionale zenders.

Risicokaart
Een andere mogelijkheid om de burgers te informeren is de Risicokaart. "Via risicokaart kunt u eenvoudig de risico's bij u in de buurt traceren door uw postcode of woonplaats in te voeren. U kunt zien of er in uw omgeving een verhoogd risico is op bijvoorbeeld een luchtvaartongeval, natuurbrand of overstroming en krijgt advies over wat u in zo'n geval moet doen" 
Op deze kaart staan de risico's in Nederland aangegeven. Daarmee kan men een onderzoek doen naar de risico's in de eigen buurt. Men kan zelf kijken op Overstroom ik  
welke gebieden bij een overstroming een verhoogd risico lopen. Bij een overstroming is er een kans dat men zijn/haar huis tijdelijk moet verlaten. Een evacuatie kan ook nodig zijn bijvoorbeeld bij explosiegevaar.

Informatie vinden via andere kaarten
De hulpverleners hebben geografische informatie nodig en voor de burgers is er de risicokaart, maar in noodsituaties is het belang van geografische kaarten groot. 
https://acanthe20.blogspot.com/2014/02/risicowijzer-en-risicokaart.html