Je baard laten staan is meer dan een trend (het is een crisis) (Vrij Nederland)

Moest er een mantype worden aangewezen dat de huidige cultuur het best verzinnebeeldt, dan is de lumbersexual waarschijnlijk de juiste keuze. De term is in Nederland niet erg bekend, terwijl hij toch al een paar jaar in omloop is. Hij verdient de aandacht, want de lumbersexual (of vernederlandst: lumberseksueel) is diep doorgedrongen in de mainstream. Met zijn baard en zijn tatoeages, zijn geruite flanellen overhemd en zijn bootcut jeans bemant hij straten, cafés en parken. Hij is een bonafide standaard geworden – in elk geval voor mannen boven de vijfentwintig (daaronder overheerst de joggingbroek met sportschoenen als kostuum).

Gaat er geen belletje rinkelen, dan voldoet een blik op het Instagramaccount @lumbersexual, alwaar bebaarde, getatoeëerde, vaak gespierde en soms geheel ontblote mannen poseren. Het liefst in de natuur (bos, beek) en in de nabijheid van een dier (hond, maar gans mag ook). En van cabins, houtvuurtjes, kano’s en vishengels. Dit is een uiterste, natuurlijk, een ideaalplaatje ter inspiratie. Met baard en bierbuik in een werkmansjasje is de vibe ook al goed. Met een barbecue of een boswandeling in boots. Het gaat om het uitdrukken van je identiteit met een aantal lumberseksuele kenmerken, waarvan gezichtshaar het belangrijkste is.

De lumberseksueel moet dan ook worden bezien in het verlengde van de metroseksueel.

De baard kenden we al van de hipster, maar de lumberseksueel is net wat anders. Hij verlegt de hipsterstijl naar een ruigere, stoerdere versie. Zonder echt ruig en stoer te hoeven zijn, het is hoofdzakelijk een verbeelding ervan. De lumberseksueel moet dan ook worden bezien in het verlengde van de metroseksueel, zoals we rond de eeuwwisseling mannen noemden die veel deden aan uiterlijke verzorging. Gladde, haarloze en welriekende mannen die niet bang waren een beetje vrouwelijk over te komen.

De lumberseksueel is een houthakkersversie hiervan (het woord komt van lumberjack, wat houthakker betekent). Hij doet zich mannelijker voor, maar mag op eenzelfde manier met zijn uiterlijk bezig zijn: ‘grooming’ is een van de trefwoorden op @lumbersexual. Er hoort olie in de baard en gel in het haar, uit een alfamannelijk vormgegeven potje. En net als zijn voorganger speelt de lumberseksueel (al dan niet bewust) met genderstereotypen.

Queer look

Dat leverde hem een beschuldiging van culturele toe-eigening op. Journalist Tim Teeman schreef in 2014 dat heteromannen hem zo wel erg deden denken aan de bears en cubs van de homoscene. ‘Eerst kwamen de hetero’s voor de gladde, mooie gay look,’ – de metroman – ‘en nu komen jullie voor onze harige broeders.’ In een interview met de Huffington Post vertelt Teeman dat het ruitenshirt-met-spijkerbroek-tenue al decennia een manier is voor mannen om te seinen dat ze homo zijn. Daardoor wist Teeman andere homo’s te herkennen toen hij in de jaren tachtig net uit de kast was gekomen.

Maar de queer look die Teeman beschrijft was zelf natuurlijk ook een speelse toe-eigening van een hypermannelijk uniform. Dat uniform is terug te leiden tot Paul Bunyan, een geliefde houthakkende reus uit de Amerikaanse folklore. Google het maar eens: op afbeeldingen draagt Bunyan standaard een ruitenhemd, een spijkerbroek en een dikke baard. (En in veel gevallen zelfs een beaniemuts. Hoe 21ste-eeuws kun je het hebben?)

Ook dat is typisch iets van deze tijd: het romantiseren en toe-eigenen van primitief leven.

Bunyan representeert voor Amerikanen het ouderwetse houthakkersleven. Het is makkelijk je daarbij allerlei romantische voorstellingen te maken, maar de vroegere houthakkers waren geenszins te benijden. Ze bevonden zich ‘op de bodem van de kapitalistische economie,’ schrijft historicus Willa Brown in The Atlantic. Het was hard werken voor weinig geld en zonder perspectief. De houthakkers hadden, in tegenstelling tot de lumberseksueel, weinig op met de natuur: die was voor hen levensgevaarlijk, met omvallende bomen en bosbranden. Ze waren er doodsbang voor.

Ook dat is typisch iets van deze tijd: het romantiseren en toe-eigenen van primitief leven. We dromen van rondtrekken in een busje (#VanLife), het bewonen van hutjes en yurts en tiny houses. Een paar jaar terug was het onder rijkelui in Silicon Valley een trend om ongefilterd water drinken.

Mannelijkheidscrisis

Het opmerkelijke aan de lumberseksueel is zijn volharding, vooral wat de baarden betreft. Gewoonlijk nemen de early adopters een nieuwe afslag zodra hun trend mainstream wordt. Voor de baard zou dat rond 2013 moeten zijn geweest. Toen constateerde het voorwaartse magazine Fantastic Man dat de baard de ‘one-size-fits-all mask of choice voor alle mannen boven de achttien’ was geworden. Tijd om te scheren, dus. ‘It is time for the new!’

Sindsdien is de baard nog veel verder genormaliseerd − zelfs Willem-Alexander heeft er een laten staan, en nóg is niemand geneigd hem af te scheren. De lumberseksuele behoefte zit blijkbaar diep.

Het is ook geen trend meer te noemen, eerder een toestand van de moderne man. Waarom die nu heerst? Historicus Willa Brown ziet het antwoord in ‘de mannelijkheidscrisis’. Toen de houthakkersmythe werd uitgevonden, een dikke eeuw geleden, heerste net als nu de gedachte dat de man in crisis was. Destijds had men het over neurasthenie, een soort mannelijke vorm van hysterie.

Metro werd ons teveel, we keren terug tot lumber – van gehaaste stad naar troostrijke natuur.

Waar vrouwen werd geadviseerd uit te rusten, moesten mannen hun vitale krachten terugvinden in de wijde natuur. Nu zit de crisis in de afschaffing van de traditionele mannenrol, als kostwinner en gezinshoofd. ‘Het is erg toepasselijk dat overwegend witte, jonge, stedelijke middenklasse mannen een symbool oppikken dat ooit is uitgevonden door mannen zoals zijzelf,’ schrijft Brown.

Buitenbehoefte

Maar volgens mij zitten er nog andere, sterkere gevoelens achter, die juist dit coronajaar zijn uitvergroot. Zoals ons snakken naar natuur. De plaatjes op @lumbersexual van hutjes in de sneeuw en blote billen in koud natuurwater drukken een verlangen uit dat al vóór de pandemie wijdverspreid was. Vorig jaar is eens te meer duidelijk geworden hoe onwenselijk dicht we op elkaar zitten, en na maanden opsluiting willen we weg van de schermen die alomtegenwoordig zijn. Naar buiten.

Vanzelfsprekend is dat verlangen niet aan mannen voorbehouden. Vrouwen geven uitdrukking aan lumbergevoelens met kabeltruien en hippe outdoorwear, of gewoon met het Bunyan-uniform in een kleinere maat. De buitenbehoefte is ook merkbaar aan de interieurs die we vullen met planten, dierenvellen en ruwe houten meubels. De lumberseksueel lijkt me eerder een reactie op het stedelijke dan op het feminiene aspect van de metroseksueel. Metro werd ons teveel, we keren terug tot lumber – van gehaaste stad naar troostrijke natuur. Op een gecontroleerde en verzorgde manier, dat wel.

Altijd op de hoogte blijven van de beste verhalen? Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Meld je aan en ontvang de beste verhalen van Vrij Nederland in je mailbox.

Oeps! Voer een geldig e-mailadres in.
Op onze nieuwsbrieven is ons cookiestatement van toepassing.
Timmerhout

Het thuiswerken maakt deze voorkeur des te logischer. De opkomst van de lumberseksueel wordt wel gelinkt aan de kredietcrisis van 2008, waarna veel jonge mensen zonder werk kwamen te zitten, of met een ‘nieuwgevonden professionele vrijheid’ (ze werden zzp’er). Met meer thuiswerkende mensen werd het dragen van informele, outdoorsy kleding gangbaarder. Het wakkerde ook de hedendaagse zoektocht naar authenticiteit aan. Naar iets wat echt voelt in deze onbegrijpelijke geglobaliseerde wereld vol bullshit jobs. Iets als timmerhout, dat je kan aanraken, bewerken, in bouwsel of brandstof kan omzetten.

De authenticiteit van de lumberseksueel zelf is natuurlijk twijfelachtig. (‘Je wilt toch niet dat een man speelt dat hij ruig is, wanneer hij dat niet echt is,’ zegt Tim Teeman. ‘Dat is wel het minst sexy dat een gozer kan doen.’) Maar het verlangen lijkt me onvervalst, en vast niet slecht voor de wereld.

Het bericht Je baard laten staan is meer dan een trend (het is een crisis) verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/baard-lumbersexual/

Hoe wordt tegenspraak weer samenspraak? (GBV)

Het wordt er niet gezelliger op om politiek actief te zijn, merkte ik afgelopen week weer. Wat is er toch aan de hand in Veldhoven dat sommigen menen dat àlle middelen geoorloofd zijn om anderen hun eigen gelijk op te dringen? Het is niet de eerste keer dat ik het merk en het zal ook niet de laatste keer zijn, maar daar waar in de raad het dienen van het algemeen belang centraal zou moeten staan, raakt dat nu soms ondergesneeuwd door de actievoerders die de agenda van de raad aan het bepalen zijn. Terwijl raadsleden eigenlijk zonder last of ruggenspraak hun mening moeten kunnen geven.

De kloof tussen politiek en de inwoners wordt het genoemd. ‘Ze’ luisteren toch niet en ‘ze’ doen alleen wat ze zelf willen. En wat ze willen? Dat is op het pluche zitten. Als mensen over ‘ze’ praten, praten ze over mij. Als wethouder voor GBV, onderdeel van het college en de coalitie, ben ik in de ogen van deze mensen ‘ze’. En ‘ze’ roept tegenwoordig de nodige (verbale) agressie op. Een inspreker eerder deze week gaf een analyse ten beste van hoe de relaties binnen de coalitie zijn volgens hem, niet gehinderd door enige kennis ervan. Een ander stuurde een mail -per ongeluk aan het verkeerde adres- waarin hij met vier oppositiepartijen besprak hoe de coalitie “gebroken” kan worden. Misschien toch even: we hebben het dan over het ‘breken’ van een democratisch gekozen raadsmeerderheid…

Ik heb vaker voor een kokende zaal gestaan met boze mensen. Boos omdat ze statushouders in hun buurt gehuisvest kregen; iemand dreigde de zaak in de fik te steken. Boos omdat er een beschermd wonen initiatief voor kwetsbare jongeren in hun straat kwam; dat waren allemaal drugdealers en criminelen. Er vallen me in die situatie altijd twee dingen op: de enorme agressie die op je af komt, ook van mensen die in het dagelijks leven een keurige baan hebben, én het feit dat een redelijk gesprek zelden nog te voeren is op zo’n moment. Het is dan eigenlijk al te laat. De stellingen zijn betrokken en er is alleen nog maar ‘zij’ en geen wij meer. Het valt niet mee om in dat verbale geweld je eigen afweging te blijven maken als raadslid of bestuurder en je standpunten met achterliggende gedachte voor het voetlicht te brengen. Er luistert namelijk niemand meer. En waarschijnlijk voelt het aan de ‘andere’ kant precies zo. Geen gesprek mee te voeren met die mensen, ze horen alleen maar zichzelf en hun eigen argumenten.

De kunst is dus eerder met elkaar te komen tot een verkenning van standpunten, voordat de stellingen betrokken zijn. Daarvoor is wederzijdse kennis en respect voor de rollen die je hebt van belang. Als college hebben we bijvoorbeeld nauwelijks een rol in de momenteel ontwikkelde bouwprojecten waartegen ‘verzet’ wordt georganiseerd. De projectontwikkelaars zijn in de lead en organiseren zelf de samenspraak. Zo is dat in Veldhoven door de Raad besloten vooruitlopend op de Omgevingswet, waarin dit wettelijk wordt verankerd. Als College mogen we slechts toetsen aan geldende regels die door de raad eerder zijn vastgesteld, via het zogenaamde principeverzoek. De verantwoordelijkheid voor goedkeuring van dergelijke plannen ligt bij de raad. De raad mag, nee moet, de afweging maken tussen de individuele belangen van inwoners en het algemeen belang voor Veldhoven. Zover is het voor veel van de plannen nog lang niet, maar toch lopen de gemoederen al hoog op en probeert men een ander proces af te dwingen door coalitie en college als ‘de vijand’ af te schilderen.

Inwoners krijgen -ten onrechte- het beeld dat de plannen in kannen en kruiken zijn en voelen zich erdoor overvallen. Soms omdat ze de hele aanloop gemist hebben en er pas laat achter komen wat een plan inhoudt, soms omdat in Coronatijd samen overleggen gewoon moeilijk is.

Ik constateer dat er inderdaad een kloof is: een kenniskloof. Het is onduidelijk wie waarover besluit en daardoor worden allerlei aannames gedaan die niet stroken met de werkelijkheid. Op die momenten lijkt politiek soms ver van de mensen af te staan. We zijn vanuit de politiek onvoldoende in staat gebleken mensen mee te nemen in de ontwikkelingen die plaats hebben. Zeven jaar wethouderschap heeft me echter geleerd begrip te krijgen voor de positie waarin lokale overheden zich bevinden, sommige dingen moeten gewoon wettelijk, soms is er een overstijgend belang dat zwaarder weegt. Dat zouden we als lokale overheid veel meer mogen en moeten delen met elkaar. Maar soms staan mensen zelf ook te ver van de politiek af en weegt het eigen belang zo zwaar, dat welk inspraakproces dan ook aan de ingenomen standpunten niks veranderd zou hebben.

Dat moeten we in Veldhoven toch beter kunnen? Ik ben ervan overtuigd dat het merendeel van de raadsleden met een ideële doelstelling de raad in is gegaan. We willen als politici allemaal iets betekenen waar Veldhoven beter van wordt. En dat geldt ook voor de ambtenaren die echt gedreven zijn als het gaat om het maatschappelijk belang. Laten we eens beginnen dat samen te doen. Geen gescheld via social media, maar in gesprek gaan met elkaar. Geen stellingen betrekken maar eerst eens luisteren, niet direct insprekers naar de mond praten, maar eerlijk vertellen welke afweging er óók gemaakt moet worden vanuit de raad en vooral mensen goede informatie geven. Het vuurtje opstoken is niet zo moeilijk. Maar zoals iedereen weet: een heidebrand, laat zich niet gemakkelijk blussen. Ik roep alle raadleden op én de grote zwijgende meerderheid van Veldhovenaren om hier sámen de schouders onder te zetten. Bemoei u met de politiek, want het gaat er om úw leefomgeving, úw zorg en úw ontspanningsmogelijkheden. Laten we een gemeente zijn waar niet het recht van de hardste schreeuwer geldt.

Deze week stuurde een inwoner mij een mail met daarin de tekst van een kersttoespraak die hij recent hield. De woorden zijn te mooi om bij me te houden:

“Het woord saamhorigheid betekent het samen zijn van mensen, het zich met elkaar verbonden voelen en de behoefte hebben om gezamenlijk een doel te bereiken. Niet altijd gaat dat vanzelfsprekend. Af en toe wordt de saamhorigheid doorbroken vanuit de veronderstelling dat een individuele weg beter zou kunnen zijn. Dit zou echter gaan leiden tot afbrokkeling van het geheel en kan dus nooit getolereerd worden.”

Daar ben ik het hardgrondig mee eens: het is van belang dat we het in Veldhoven sámen blijven doen. En als u dit leest en u heeft een mening over mij, mijn standpunten of de manier waarop ik mijn werk doe: prima, laten we dan in gesprek gaan en kijken of we naar elkaar kunnen luisteren. Daar maak ik graag een afspraak voor, óók -of misschien wel juist- als u het niet met me eens bent.

Mariënne van Dongen
Wethouder GBV

https://www.gbveldhoven.nl/hoe-wordt-tegenspraak-weer-samenspraak/

EU-coronahulpfonds is niet illegaal, zoals Europarlementslid Eppink (JA21) claimt (NieuwsCheckers)

Op 16 december doet Derk Jan Eppink in het Europees Parlement meerdere beweringen over het herstelfonds dat door de EU is opgesteld om noodlijdende landen in de coronacrisis een financiële injectie van honderden miljarden euro’s te geven. Volgens de Europarlementariër van JA21 is dat herstelfonds illegaal, omdat het in strijd zou zijn met meerdere artikelen van het Verdrag van Rome (EEG). Volgens de artikelen die Eppink zelf als bron noemt, zijn zijn beweringen onwaar, en heeft het fonds wel degelijk juridische poten om op te staan.

De beweringen
1. Het hulpfonds is gebaseerd op artikel 122 van het Verdrag van Rome, en dat is bedoeld voor natuurrampen.

2. De Europese Commissie mag volgens artikel 311 van het Verdrag geen geld lenen op de kapitaalmarkt, maar doet dat voor het hulpfonds toch.

3. Het herstelfonds heeft geen voorwaarden

Oordeel: onwaar

Bron van de beweringen

Eppink sprak op 16 december in het Europees Parlement en twitterde daar een dag later over.

Mijn bijdrage in EP: Stijgende kostenpost NL. Herstelfonds: € 750 mrd. NL garant voor: € 43 mrd. Totale NL garanties en leningen (Corona + Euro) opgelopen tot € 245 mrd: € 32.000 per gezin! Rutte en Hoekstra zwijgen bewust. U heeft recht te weten wat er boven uw hoofd hangt. pic.twitter.com/awTvZDMnp8

— Derk Jan Eppink (@djeppink) December 17, 2020

Bewering 1: Het hulpfonds is gebaseerd op artikel 122, en dat is bedoeld voor natuurrampen.

In zijn bijdrage in het Europees Parlement zegt Derk Jan Eppink dat het corona-hulpfonds is gebaseerd op artikel 122 van het Verdrag van Rome. Dat artikel is volgens Eppink puur bedoeld voor rampen als bosbranden of overstromingen, en ‘niet voor de mega overdracht van gelden zonder voorwaarden.’ Artikel 122 heeft inderdaad betrekking op natuurrampen, maar daarmee is nog niet alles gezegd.

In artikel 122 staat:

“In geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden in een lidstaat, die worden veroorzaakt door natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen, kan de Raad op voorstel van de Commissie, onder bepaalde voorwaarden financiële bijstand van de Unie aan de betrokken lidstaat verlenen.”

Omdat de Europese Commissie heeft besloten dat de coronapandemie een dergelijke buitengewone gebeurtenis is die lidstaten niet alleen kunnen bevechten, is het fonds niet in strijd met artikel 122.

Eppink, om een reactie gevraagd:

“U gaat wel heel kort door de bocht bij de aanvaarding dat u het terecht vindt dat een bepaling die normaal gezien voor bosbranden of overstromingen gebruikt wordt in de begroting, nu gebruikt wordt om een bedrag van 750 miljard op de kapitaalmarkt op te halen. Een bedrag dat ongeveer 70% bedraagt van de meerjarenbegroting (2021-2027). Dat staat in geen enkele verhouding tot de omvang van de bedoeling van artikel 122.”

“Artikel 122 is juist bedoeld voor deze uiterst ongewone omstandigheden”, legt hoogleraar Europees recht Gareth Davies (Vrije Universiteit) uit. “Zo kunnen samenhangende maatregelen worden genomen om lidstaten te ondersteunen, mits de omstandigheden dat toelaten. Natuurrampen zijn daar een voorbeeld van, maar ook een epidemie valt binnen de categorie van onverwachte, economisch desastreuze en niet zelf veroorzaakte rampen waarvoor artikel 122 in leven is geroepen.”

Bewering 2:  De Europese Commissie mag volgens artikel 311 geen geld lenen op de kapitaalmarkt, maar doet dat voor het hulpfonds toch.

Volgens hoogleraar EU-wetgevingsvraagstukken Ton van den Brink  van de Universiteit Utrecht trekt Eppink de verkeerde conclusie uit artikel 311. In dat artikel staat namelijk niet expliciet vermeld dat de Europese Unie geen geld mag lenen op de kapitaalmarkt, maar dat de begroting altijd volledig uit eigen middelen moet bestaan.

Van den Brink legt uit dat de Raad van Ministers sinds het Verdrag van Lissabon in 2009 in staat is om nieuwe categorieën eigen middelen beschikbaar te stellen. Daaronder kunnen ook leningen vallen. De bewering van Eppink over artikel 311 is daarom onjuist.

Eppink reageert dat artikel 311 wel degelijk is geschonden in de naam van het hulpfonds.

“Ik heb beide juridische documenten ook gelezen, alsook juridisch advies ingewonnen. Daaruit kwam de conclusie dat het EU-verdrag wel degelijk geschonden wordt. Want volgens het artikel mag de Europese Commissie lenen, maar niet op deze schaal. De lidstaten staan namelijk garant voor de leningen die de Europese Commissie afsluit op de kapitaalmarkt. Overigens kunnen de lidstaten zelf ook tegen gunstige voorwaarden terecht op de kapitaalmarkt, en is er dus geen enkele reden om een fonds van deze opvang in het leven te roepen. Tot slot kunnen de lidstaten ook nog beroep doen op het ESM.”

Ook hier is professor Davies het oneens met Eppink:

“‘Eigen middelen’ betekent  in artikel 311 dat de Unie geen geld kan uitgeven op de basis dat een andere partij, in dit geval de lidstaten, dat zullen bekostigen. De Unie moet zelfvoorzienend zijn in haar budget. Dat betekent echter niet dat de Unie niet mag lenen als ze (i) toestemming hebben van de Europese Raad (dat hebben ze), (ii) ze het geld zelf lenen en (iii) de capaciteit hebben om die schuld zelf terug te betalen.”

Bewering 3: Het herstelfonds heeft geen voorwaarden

Volgens Eppink zitten aan het herstelfonds geen voorwaarden voor de lidstaten die van het fonds gebruik willen maken. Dit is incorrect. Lidstaten kunnen alleen aanspraak maken op geld uit het herstelfonds als ze een plan van besteding inleveren bij de Europese Commissie. De Commissie beoordeelt de plannen en legt de bevindingen voor aan de overige lidstaten. Die lidstaten stemmen of het geld wordt toegekend.

Eppink beargumenteert tevens dat de gestelde ‘boterzachte voorwaarden’ onderworpen zijn aan het oordeel van de Commissie, ‘waaruit volgt dat praktisch gesproken maximaal drie maanden tijdwinst wordt geboekt kan worden en het hele verhaal uiteindelijk doorgaat.’

Volgens Davies is dat niet het geval, maar zijn lidstaten waarschijnlijk sneller geneigd om te klagen over de hoeveelheid regels en voorwaarden waaraan ze moeten voldoen om het geld te krijgen:  

“Artikel 12 tot en met 18 zijn duidelijk in het feit dat lidstaten die een lening willen aanvragen, eerst aan een aanzienlijk aantal voorwaarden en regels moeten voldoen. Ze moeten met gedetailleerde plannen komen waarin staat hoe ze het geld willen uitgeven, en wat op lange termijn de voordelen zijn voor de efficiëntie, welvaart etc. De Commissie kan om wijzigingen in de plannen vragen. In de praktijk zal dit een vrij intensief proces zijn waarbij de Commissie de leningen gebruikt om economische hervormingen te forceren binnen de lidstaten. Het is het tegenovergestelde van boterzachte voorwaarden. Sterker nog, het is niet onwaarschijnlijk dat de lidstaten zullen klagen over de eisen van de Commissie.”

Conclusie

Het corona-hulpfonds van de EU bestaat om noodlijdende lidstaten financiëel te ondersteunen. Het fonds is samengesteld uit leningen die door de Raad van Ministers zijn goedgekeurd. De EU stelt daarnaast hoge eisen aan lidstaten die gebruik willen maken van het beschikbare geld. Het fonds is niet in strijd met artikel 122 of artikel 311 van het Verdrag van Rome, en is dus anders dan europarlementariër Eppink beweerde, niet illegaal.

https://nieuwscheckers.nl/nieuwscheckers/eu-coronahulpfonds-is-niet-illegaal-zoals-europarlementslid-eppink-ja21-claimt/

In 20 jaar tijd bijna een half miljoen doden als gevolg van klimaatverandering (Welingelichte Kringen)

In de afgelopen twintig jaar zijn bijna een half miljoen mensen overleden door extreme weersomstandigheden, die vermoedelijk het gevolg zijn van klimaatverandering. De arme landen worden verreweg het zwaarst getroffen door de opwarming van de aarde.

Dat stelt Germanwatch, die alle orkanen, overstromingen, bosbranden en hittegolven tussen 2000 en 2019 op een rij zette. De NGO concludeert dat er bij 11.000 kleinere of grotere natuurrampen bijna 480.000 mensen om het leven kwamen. De zwaarst getroffen landen zijn Puerto Rico, Myanmar en Haïti. De kosten van al deze extreme weerssituaties bedroegen 2105 miljard euro.

“De armste landen worden het zwaarst getroffen, omdat ze kwetsbaarder zijn voor de verwoestende gevolgen van de rampen en over minder middelen beschikken om ze te boven te komen”, aldus auteur van het rapport, Vera Keunzel.

https://www.welingelichtekringen.nl/geen-categorie/2466558/in-20-jaar-tijd-bijna-een-half-miljoen-doden-als-gevolg-van-klimaatverandering.html

Hoe lang duurt het nog voordat fossiele beleggingen waardeloos worden? (Vrij Nederland)

Even leek het erop, deze lente. Door de coronacrisis stond alles stil. Schepen voeren niet, vliegtuigen bleven aan de grond, auto’s langs de kant.

De olieprijs stortte in en Shell en BP draaiden flinke verliezen. Vooral Shell zat omhoog. Directeur Ben van Beurden wist niet of oude olietijden ooit weer zouden herleven, zei hij in april tegen persbureau Bloomberg.

Natuurlijk, dit was een systeemshock veroorzaakt door een pandemie. Maar wie de ‘carbonbubbel’ kent, zag ook een dreigende barst.

Noodklok

Klimaatactivisten waarschuwen sinds 2011 voor zo’n ‘carbonbubbel’. Carbon Tracker Initiative, een financiële denktank uit Londen, berekende in dat jaar dat alle fossiele bedrijven en oliestaten ter wereld samen zo’n 2.795 gigaton aan olie, gas en steenkoolvoorraden in handen hebben. Er zat op dat moment nog 565 gigaton in het wereldwijde ‘CO2-budget’: de hoeveelheid CO2 die mag worden uitgestoten om binnen twee graden opwarming te blijven en de aarde leefbaar te houden.

Er was dus vijf keer te veel voorraad. In zijn artikel ‘Global Warming’s Terrifying New Math’ luidde klimaatjournalist Bill McKibben de noodklok. We moeten kiezen, schreef hij: we gaan door met business as usual, richting vier graden opwarming en helpen de aarde om zeep óf overheden maken klimaatbeleid dat de opwarming tot 1,5 tot 2 graden beperkt en de fossiele reuzen zitten met een probleem, want zij moeten viervijfde van hun voorraden afschrijven. Er gaat dan 20 biljoen dollar in rook op, investeerders kunnen fluiten naar hun geld en de financiële markt stort in. De crisis van 2008 zal er niets bij zijn, schreef McKibben.

De 35 grootste banken ter wereld investeerden sinds het akkoord van Parijs niet minder maar méér in fossiele projecten.

Die waarschuwing bleef niet onopgemerkt. Financiële toezichthouders, de Britse centrale bank voorop, waarschuwden de afgelopen vijf jaar herhaaldelijk voor de risico’s van stranded assets − investeringen die door de energietransitie waardeloos blijken, zoals voorraden steenkool of boorplatformen rond de Noordpool.

Ook het IMF zegt inmiddels dat beleggers de klimaatcrisis serieuzer moeten nemen. Toch investeerden de 35 grootste banken ter wereld sinds het akkoord van Parijs (2015) niet minder, maar juist meer in fossiele projecten.

Koolstofzeepbel

Het afgelopen jaar kwamen er toezeggingen van enkele grote instituten. De Europese Investeringsbank beloofde in 2022 te zullen stoppen met het financieren van fossiele brandstofprojecten, Goldman Sachs stopte met geld verstrekken aan boringen rond de Noordpool, en ABN AMRO hief zijn internationale zakentak op. Die draaide verlies, en vooral de olie-, gas- en grondstoffensector was ‘zeer volatiel gebleken in tijden van verandering’, verklaarde de bank.

Carbon Tracker Initiative stelt dat de vraag naar fossiele brandstoffen inmiddels over zijn hoogste punt heen is. Oliereus BP zegt dat dat punt nadert. Betekent dat dat de koolstofzeepbel op knappen staat? Ik vraag het drie Nederlandse duurzaamheidseconomen: Maarten Biermans, Marleen Janssen Groesbeek en Pieter van Stijn en vergelijk hun antwoorden met die van twee jaar geleden, toen ik ze dezelfde vragen stelde voor mijn masterscriptie. Is er een verschuiving gaande in hun sector?

Duimschroeven aangedraaid

Voor econoom Maarten Biermans is het duidelijk. Beleggers kijken anders naar hun fossiele investeringen dan twee jaar geleden. Toch betekent dat niet dat de carbonbubbel op barsten staat. Biermans is directeur Sustainable Capital Markets bij de Rabobank. ‘Het is tegenwoordig een keuze om nog te investeren in fossiel. Twee jaar geleden kon je zeggen: “Ik investeer gewoon in alles, dus ook in fossiel.” Nu moet je uitleggen waarom.’

Biermans wijst op de Europese wetgeving die eraan komt. Het wordt voor assetmanagers verplicht om te rapporteren over de milieu-impact van hun investeringen. Nu doen alleen duurzame beleggers dat. Wat ‘duurzaam’ mag worden genoemd, is bepaald in de Groene Taxonomie, een door de EU opgestelde lijst. Eigenlijk zou de wetgeving vanaf januari gelden, maar dat is uitgesteld na protest van assetmanagers.

‘Beleggingen worden pas waardeloos als de overheid ingrijpt.’

Op die manier worden de duimschroeven geleidelijk aan aangedraaid. Biermans verwacht geen financiële klap. Hij heeft het liever over de ‘carbonballon’, die langzaam leegloopt. Overheid en centrale banken waarschuwen voor de risico’s van fossiele beleggingen. Hun reputatie als world class investment – zo profileert Shell zich – brokkelt af. Sommige beleggers stoppen helemaal met fossiel. Anderen bouwen het langzaam af, stoppen eerst met steenkolen, dan met olie, dan met gas.

Als er al een strategie is, is het deze, zegt Biermans.

‘Hoe geloofwaardiger het overheidsingrijpen, hoe directer de gevolgen voor de posities die men inneemt in de financiële sector,’ zei Biemans in 2018. Twee jaar later zegt hij: ‘Dat klinkt als een verstandig iemand. Beleggingen worden pas waardeloos als de overheid ingrijpt.’

Bar weinig veranderd

Langzaam de duimschroeven aandraaien, langzaam de bubbel leeg laten lopen. Maar is er nog wel tijd voor een geleidelijke overgang? Als we op tijd beginnen met de transitie zijn de kosten ‘waarschijnlijk beheersbaar’, schreef De Nederlandsche Bank in 2016. Maar als we het uitstellen en er in korte tijd veel moet veranderen, lopen de kosten op.

En precies dat laatste gebeurt, stelt Marleen Janssen Groesbeek, lector Sustainable Finance aan de Avans Hogeschool. Het motto van haar lectoraat is ‘changing finance, financing change’. Maar tot nu toe is er bar weinig veranderd, zegt ze. Toen ik haar in 2018 sprak, in haar kantoor in Den Bosch, zei ze: ‘Er is ontzettend veel cognitieve dissonantie. Ik ben bij veel sessies geweest, waarbij de wetenschapper uitlegde dat een transitie altijd sneller gaat dan je denkt en dan had je tien Donald Trumpjes in de zaal, die riepen “fake news, fake news.”’

Rond 2030 zal de carbonbubbel barsten. Dan is het klimaatbeleid zo lang uitgesteld dat de overheid ineens grote stappen moet nemen.

Klimaatontkenners komt ze nog zelden tegen, zegt Janssen Groesbeek. Maar er wordt nog evenveel en even makkelijk geïnvesteerd in fossiele brandstoffen. ‘Het is allemaal pappen en nathouden. Beleggers vragen fossiele bedrijven wel om verduurzaming, maar er worden geen consequenties aan verbonden.’

Rond 2030 zal de carbonbubbel barsten, verwacht ze. Dan is het klimaatbeleid zo lang uitgesteld dat de overheid ineens grote stappen moet nemen. Er gaan financiële klappen vallen en de burger draait voor de kosten op. Hetzij omdat er een nieuwe financiële crisis komt en banken opnieuw worden gered, hetzij omdat pensioenen niets meer waard zijn omdat pensioenfondsen blijven zitten met waardeloze fossiele beleggingen. ‘Over elf jaar ben ik klaar met werken. Ik houd mijn hart vast voor mijn eigen pensioen, bij ABP.’

‘Een heleboel niet-financiële informatie wordt niet gezien of genegeerd. Ik zie elke dag bosbranden of mislukte oogsten op het nieuws, maar dat komt niet terug in hun model, ze kunnen het niet omzetten in een cijfertje,’ zei Janssen Groesbeek in 2018.

Inmiddels zijn die tools er wel, zegt ze, maar ze worden nog lang niet door iedereen gebruikt. ‘Je hebt nog steeds aan de ene kant klimaatmodellen en aan de andere kant financiële modellen. Iedereen ziet die eerste en vindt het heel erg, maar het vertaalt zich niet naar de dagelijkse methodiek waarop beleggerskeuzes worden gebaseerd.’

Van banken, verzekeraars en pensioenfondsen – de drie pilaren in de financiële sector – worden pensioenfondsen straks het hardst geraakt, zegt ze. Nederlandse pensioenfondsen zijn relatief groot. Het ABP belegt € 450,- miljard euro wereldwijd. Daarvan gaat 17,4 miljard naar fossiele projecten. Ondanks de druk van activistische groepen als FossielvrijNL en BothEnds wil ABP nog geen afscheid nemen van die investeringen. Wel verlagen ze ieder jaar de CO2-afdruk van hun beleggingen. In 2025 moet die 40 procent lager zijn dan in 2015.

Verkopen is een allerlaatste stap

Pieter van Stijn snapt wel dat de pensioenfondsen hun aandelen in Shell nog niet verkopen. Als Director Responsible Investment bij de BMO Global Asset Management, dat vermogens van een aantal Nederlandse pensioenfondsen beheert, voert hij gesprekken met bedrijven over hun duurzaamheidsbeleid. ‘Engagement’ heet dat in jargon.

‘Fossiele reuzen zoals Shell en BP zijn groot, ze bepalen mee hoe de wereld omgaat met energie.’

Toen ik hem in 2018 interviewde, zei hij: ‘Pensioenfondsen zijn geen ASN of Triodos. Ze zijn er niet om de wereld te redden, maar om pensioenen te leveren. De zwijgende meerderheid wil vooral een hoog, stabiel pensioen en zit niet te wachten op extreme posities op het gebied van duurzaamheid.’

Die wensen lijken in de tussentijd niet echt veranderd, zegt hij. Destijds was hij net vertrokken bij PGGM, de uitvoerder van pensioenfonds Zorg en Welzijn (€ 238 miljard aan beleggingen). ‘Maar verkopen is een allerlaatste stap. Daarvoor kun je nog met ze praten, aandeelhoudersresoluties indienen. Fossiele reuzen zoals Shell en BP zijn groot, ze bepalen mee hoe de wereld omgaat met energie. Als je je aandelen verkoopt, ben je ook je invloed kwijt.’

Tot nu toe hebben de oliebedrijven geen al te beste reputatie wat betreft klimaatverandering, geeft ook Van Stijn toe. ‘Als je kijkt wat ze tot nu toe hebben geïnvesteerd in groene energie, dan is dat een fractie van het totaal. Maar je ziet nu een omslag ontstaan, er is momentum. De doelen voor 2050 zijn er, nu moeten ze laten zien wat dat betekent voor de komende jaren. BP wil over tien jaar 40 procent minder olie en gas produceren.’

Van Stijn zegt dat de druk op fossiele bedrijven toeneemt. ‘De alternatieven voor fossiel worden goedkoper. Bij vervoer wordt de shift naar elektrisch gemaakt. Oliebedrijven, althans de Europese, voelen dat ze echt een andere kant op moeten gaan.’

Van de regen in de drup

Janssen Groesbeek zucht. BP is de enige oliemaatschappij die inziet dat de vraag naar olie afvlakt. Ze hebben een deel van hun olie- en gasvelden ‘afgeschreven’. Dat betekent dat ze de velden hebben ontdekt, maar ze niet verder zullen ontwikkelen, omdat ze verwachten dat er geen vraag naar is. ‘Het is de uitzondering die de regel bevestigt,’ zegt Groesbeek. ‘Andere oliebedrijven, zoals Shell en Saudi Aramco, verwachten dat de verminderde vraag naar hun benzine wordt opgevangen door een hogere vraag naar plastic. Dan raak je echt van de regen in de drup.’

De duurzaamheidseconomen zijn het over weinig eens, wat vast ook komt doordat Van Stijn en Biermans voor een financiële instelling werken en Janssen Groesbeek voor een kritisch lectoraat.

Altijd op de hoogte blijven van de beste verhalen? Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Meld je aan en ontvang de beste verhalen van Vrij Nederland in je mailbox.

Oeps! Voer een geldig e-mailadres in.
Op onze nieuwsbrieven is ons cookiestatement van toepassing.

Volgens Van Stijn kregen we deze lente ‘een inkijkje’ in wat er kan gebeuren als de carbonbubbel barst. De vraag viel weg, en Shell kon maar een derde van hun normale winstbeloning uitkeren aan aandeelhouders. Normaal is Shell juist zo geliefd bij beleggers omdat de winstuitkering altijd hoog en stabiel is. ‘Het zijn blijvende grote gevolgen voor zo’n bedrijf,’ zegt van Stijn.

Janssen Groesbeek is terughoudender. ‘Door de coronacrisis is de bubbel een beetje leeggelopen. Niet door fundamentele veranderingen of een groter bewustzijn over klimaatverandering, maar omdat de economie werd stilgelegd door een virus. BP en Shell hebben zo’n 15 à 20 miljard van hun voorraden afgeschreven. De andere bedrijven moeten dat nog doen, die zitten nog met opgeblazen aandeelkoersen.’

Het bericht Hoe lang duurt het nog voordat fossiele beleggingen waardeloos worden? verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/fossiele-beleggingen-waardeloos/