BREEKT | ‘De strijd tegen drugscriminaliteit vraagt om veel meer dan 200 extra specialisten’ (BNR Ask me Anything podcast)

De top van de Amsterdamse politie wil meer slagkracht hebben om criminaliteit rond drugshandel de kop in te drukken, dat meldt Het Parool. Hoofdcommissaris Frank Paauw, hoofdofficier van justitie René de Beukelaer en burgemeester Femke Halsema vragen om 200 extra specialisten. Dan moet je denken aan digitale onderzoekers, infiltranten, crypto-analisten, financiële experts. Ook willen ze graag meer apparatuur, zoals drones, slimme camera’s, forensische technologie en afluisterapparatuur. Alles bij elkaar zou dat zo’n €27 miljoen gaan kosten. Ons Breekijzer: 'De strijd tegen drugscriminaliteit vraagt om veel meer dan 200 extra specialisten.'

Verder hebben we het over extreem weer. Op Hawaii woedt een heftige bosbrand die tientallen doden veroorzaakt, en in Noorwegen raast storm Hans door het land. De World Meteorological Organization verwacht dat het de komende maanden nog ongekend warm zal blijven.

En we bespreken ook de muziekwereld. Universal Music Group en Google willen samen een tool ontwikkelen die het voor artiesten mogelijk maakt om hun stem te verkopen. Daarmee kan er ook zomaar een einde komen aan de creatieveling die zelf met AI aan de slag gaat.

In ons panel:

Ook te gast:

Over BREEKT

In BNR Breekt breken we de sleur van jouw ochtend met een goede discussie over het nieuws. Dat doen we met opkomende opiniemakers en deskundigen. BNR Breekt is het meest verfrissende opinieprogramma van de Nederlandse radio. 

Maandag tot en met donderdag van 11:00 tot 12:00

Presentatie: Iwan Verrips, maar vandaag Michiel Jurrjens

Vrijdag is er Breekt Politiek van 11.00 tot 12.00

Presentatie: Nina van den Dungen

See omnystudio.com/listener for privacy information.

https://omny.fm/shows/bnr-breekt/breekt-de-strijd-tegen-drugscriminaliteit-vraagt-o

Bij De Telegraaf ligt de rode loper voor Clintel altijd klaar (Sargasso)

De Telegraaf en Clintel zijn dikke maatjes. Clintel-duo Berkhout en Crok kreeg in twee weken tijd drie keer de ruimte om uit te pakken met klimaatfabeltjes, in twee opiniestukken en een redactioneel verhaal. Marcel Crok kwam aan het woord in het redactionele verhaal dat over het nieuwe IPCC-rapport gaat. De strekking van het verhaal is dat ‘rampscenario’s leidend’ zouden zijn in dat rapport.

Marcel Crok snijdt zichzelf daarin pijnlijk in de vingers met een typisch gevalletje de pot verwijt de ketel. Het IPCC schijft: “Human influence very likely contributed to the decrease in Northern Hemisphere spring snow cover since 1950”. Crok noemt dat een cherry-pick, want volgens ‘veelgebruikte data van de Amerikaanse Rutgers University’ zou er in de wintermaanden juist een kleine toename van de sneeuwbedekking zijn. En dat is de echte cherry-pick. Het IPCC kijkt namelijk niet alleen naar die ene dataset, maar naar alle gegevens die er zijn. En in dat totaal zijn de ‘veelgebruikte data’ van Rutgers de uitzondering. Het IPCC houdt wel rekening met die gegevens en schrijft dan ook (2.3.2.2 p. 2-62) dat er een aanzienlijke onzekerheid is over de trends vanaf 1978 voor de maanden oktober tot en met februari. Maar dat doet niet af aan de constatering dat er, op basis van alle informatie, een afname is als je het over het hele jaar bekijkt. In hoofdstuk 9 van het rapport is te lezen en te zien (zie figuur 9.23 hieronder) dat de trend voor alle maanden van het jaar negatief is.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2021/08/ipcc_ar6_fig_9_23.png?w=500



In het artikel komen ook anderen aan het woord, opvallend genoeg net de mensen die Crok zelf ook heel vaak citeert. Roger Pielke Jr klaagt dat het IPCC de nadruk zou leggen op het meest extreme emissiescenario. Dat hoogste scenario is ‘niet realistisch’ is de klacht. Wie de werkelijke broeikasgasuitstoot vergelijkt met IPCC-scenario’s uit het verleden kan alleen maar concluderen dat het zeker niet het minst realistische scenario is. De realiteit ligt namelijk, zoals dat in de geschiedenis bijna altijd het geval is geweest, veel dichter bij het hoogste dan bij het laagste scenario uit het rapport. En toch heeft dat het IPCC er niet van weerhouden om in het nieuwe rapport een nog optimistischer scenario, met nog minder emissies, toe te voegen. De crux blijft natuurlijk dat de scenario’s geen voorspellingen zijn, maar alleen bedoeld om de volledige bandbreedte in kaart te brengen van mogelijke toekomstige emissies. Het IPCC doet helemaal geen uitspraken over welk scenario meer of minder waarschijnlijk is.

Wel is het zo dat het nieuwe rapport apart aandacht besteedt aan worst-case scenario’s. Terecht, omdat die relevant zijn voor de besluitvorming. Scenario’s met een kleine kans en grote gevolgen kunnen nu eenmaal zwaar meewegen in een risico-analyse, omdat de definitie van risico nou eenmaal kans maal gevolg is. En het IPCC maakt voldoende duidelijk dat dergelijke worst-case scenario’s onwaarschijnlijk zijn, maar niet helemaal uitgesloten.

Een ander punt van kritiek is dan nog dat het IPCC geen rekening zou houden met een schatting van Bjorn Lomborg, dat het aantal extra doden door hitte kleiner zou zijn dan het aantal doden dat minder valt door kou. Waarom dat niet wordt genoemd in het rapport is goed te verklaren: dit soort gevolgen van klimaatverandering valt buiten het aandachtsveld van IPCC Werkgroep I. Anders dan hij beweert neemt het gezondheidsrisico sterker toe bij meer hitte (in de zomer) dan dat het afneemt bij minder kou (in de winter).

De verslaggevers van De Telegraaf doen zelf ook nog een misleidende duit in het zakje. Dit geven ze als verklaring waarom het IPCC-rapport nu uitkomt: “Om wereldleiders, diplomaten en lobbyisten te overtuigen van de noodzaak van klimaatbeleid, legt het IPCC nu alvast de belangrijkste conclusies op tafel.”. De realiteit is heel anders: het IPCC voorziet de wereldpolitiek van objectieve, wetenschappelijke informatie, omdat die daarom heeft gevraagd. Veel subtieler is het antwoord dat ze geven op de vraag of klimaatverandering al invloed heeft op bijvoorbeeld bosbranden en overstromingen. Eerst melden ze dat het IPCC aangeeft dat daarover nog veel onzeker is, om dan af te sluiten met: “De voorspelling is wel dat als de huidige opwarming doorzet, dergelijke weersextremen vaker zullen voorkomen.” Hoewel het er niet letterlijk staat, is de suggestie dat de onzekerheid impliceert dat de menselijk invloed nu nog beperkt is. Maar afwezigheid van bewijs is geen bewijs van afwezigheid. Er zitten twee kanten aan die onzekerheid: de menselijk invloed in het huidige klimaat op dit soort gebeurtenissen kan kleiner, maar ook groter zijn dan wordt gedacht. Maar goed, misschien mag je de Telegraaf-journalisten dit laatste puntje niet echt aanrekenen, omdat het vooral illustreert hoe lastig het is om hier goed over te communiceren.

De twee opiniestukken van Clintel komen van Guus Berkhout. Op 17 juli pleit die, naar aanleiding van de overstromingen in Duitsland, België en Limburg, voor dweilen met de kraan open. Berkhout doet net alsof het nieuws is dat we ons aan moeten passen aan klimaatverandering. Natuurlijk moet dat. Nederland is daar ook al enkele decennia mee bezig. We moeten vooral hopen dat beleidsmakers daarbij niet teveel luisteren naar lieden als Berkhout, die immers al jaren roepen dat het allemaal wel los zal lopen met de gevolgen van klimaatverandering. Het is behoorlijk schaamteloos dat uitgerekend Berkhout nu anderen verwijt dat de aanpassing aan klimaatverandering niet snel genoeg gaat.

Gelukkig is er in Nederland wel geanticipeerd op de voorspelbare gevolgen van het warmer wordende klimaat. Adaptatie maatregelen zoals Ruimte voor de Rivier hebben in Nederland tijdens de hevige buien vorige maand nog veel ergere schade voorkomen. Maar als we even proberen door te spoelen naar de toekomst, met een steeds sneller stijgende zeespiegel waar de rivieren hun water op moeten proberen te lozen, dan zullen we het met alleen adaptatie niet redden. Of slechts tegen exorbitant hoge kosten.

Om ook op de langere termijn droge voeten te houden zullen we naast adaptatie tegelijkertijd de oorzaak van het toenemen van weersextremen moeten aanpakken door de uitstoot van broeikasgassen fors naar beneden te brengen. Doen we dat niet, dan zadelen we onszelf en onze nazaten op met een steeds groter en duurder wordend probleem, waardoor uiteindelijk zelfs de leefbaarheid van onze delta op het spel komt te staan.

Het tweede stuk gaat over de ‘warm lopende’ klimaatmodellen van CMIP6, waar wij in februari 2020 al over schreven. Berkhout beweert dat die het gelijk van pseudosceptici zouden bewijzen. Niets is minder waar. In tegenstelling tot wat pseudosceptici graag suggereren geloven klimaatwetenschappers niet blindelings hun modellen. Volgens Berkhout zouden klimaatwetenschappers nu ‘toegeven’ dat modellen een te hoge klimaatgevoeligheid berekenen. De realiteit is dat klimaatwetenschappers vanaf het allereerste moment dat er nieuwe modelresultaten naar buiten kwamen hebben gezegd dat een aantal modellen wel op een erg hoge klimaatgevoeligheid uitkwam. En dat daar kritisch naar gekeken moest worden. Die klimaatwetenschappers beschuldigt Berkhout er nu, zonder enige reden, van dat ze klimaatmodellen de afgelopen decennia ‘stap voor stap alarmistischer’ gemaakt zouden hebben. Je zou er bijna om lachen als het niet zo diep triest en onzinnig was. Een van die wetenschappers is NASA’s Gavin Schmidt, die Berkhout in zijn stuk erg selectief citeert. Wie echt wil weten hoe integer en genuanceerd Schmidt is kan zijn blog hierover lezen op RealClimate. Het artikel in Science waar hij aan het woord komt en waar Berkhout selectief uit citeert is ook de moeite waard.

Het heeft allemaal geen enkele invloed op de betrouwbaarheid van het nieuwe IPCC-rapport. In de schatting van de klimaatgevoeligheid is rekening gehouden met het feit dat een aantal modellen vermoedelijk te hoog zit. Ook voor toekomstprojecties is hier rekening mee gehouden, door modellen met een te hoge klimaatgevoeligheid minder of zelfs helemaal niet mee te wegen (zg ‘constrained projections’). De realiteit is natuurlijk dat Berkhout zijn misleidende verhaal alleen maar heeft kunnen schrijven dankzij de openheid en integriteit van klimaatwetenschappers. Wetenschappers die de problemen met een aantal modellen – lang niet allemaal, trouwens – naar buiten brachten zodra ze die zagen. En die er natuurlijk in hun projecties rekening mee houden.

Lees meer berichten op Sargasso
https://sargasso.nl/bij-de-telegraaf-ligt-de-rode-loper-voor-clintel-altijd-klaar/

Bij De Telegraaf ligt de rode loper voor Clintel altijd klaar (Klimaatverandering blog)

De Telegraaf en Clintel zijn dikke maatjes. Clintel-duo Berkhout en Crok kreeg in twee weken tijd drie keer de ruimte om uit te pakken met klimaatfabeltjes, in twee opiniestukken en een redactioneel verhaal. Marcel Crok kwam aan het woord in het redactionele verhaal dat over het nieuwe IPCC-rapport gaat. De strekking van het verhaal is dat ‘rampscenario’s leidend’ zouden zijn in dat rapport.

Marcel Crok snijdt zichzelf daarin pijnlijk in de vingers met een typisch gevalletje de pot verwijt de ketel. Het IPCC schijft: “Human influence very likely contributed to the decrease in Northern Hemisphere spring snow cover since 1950”. Crok noemt dat een cherry-pick, want volgens ‘veelgebruikte data van de Amerikaanse Rutgers University’ zou er in de wintermaanden juist een kleine toename van de sneeuwbedekking zijn. En dat is de echte cherry-pick. Het IPCC kijkt namelijk niet alleen naar die ene dataset, maar naar alle gegevens die er zijn. En in dat totaal zijn de ‘veelgebruikte data’ van Rutgers de uitzondering. Het IPCC houdt wel rekening met die gegevens en schrijft dan ook (2.3.2.2 p. 2-62) dat er een aanzienlijke onzekerheid is over de trends vanaf 1978 voor de maanden oktober tot en met februari. Maar dat doet niet af aan de constatering dat er, op basis van alle informatie, een afname is als je het over het hele jaar bekijkt. In hoofdstuk 9 van het rapport is te lezen en te zien (zie figuur 9.23 hieronder) dat de trend voor alle maanden van het jaar negatief is.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2021/08/ipcc_ar6_fig_9_23.png?w=500



In het artikel komen ook anderen aan het woord, opvallend genoeg net de mensen die Crok zelf ook heel vaak citeert. Roger Pielke Jr klaagt dat het IPCC de nadruk zou leggen op het meest extreme emissiescenario. Dat hoogste scenario is ‘niet realistisch’ is de klacht. Wie de werkelijke broeikasgasuitstoot vergelijkt met IPCC-scenario’s uit het verleden kan alleen maar concluderen dat het zeker niet het minst realistische scenario is. De realiteit ligt namelijk, zoals dat in de geschiedenis bijna altijd het geval is geweest, veel dichter bij het hoogste dan bij het laagste scenario uit het rapport. En toch heeft dat het IPCC er niet van weerhouden om in het nieuwe rapport een nog optimistischer scenario, met nog minder emissies, toe te voegen. De crux blijft natuurlijk dat de scenario’s geen voorspellingen zijn, maar alleen bedoeld om de volledige bandbreedte in kaart te brengen van mogelijke toekomstige emissies. Het IPCC doet helemaal geen uitspraken over welk scenario meer of minder waarschijnlijk is.

Wel is het zo dat het nieuwe rapport apart aandacht besteedt aan worst-case scenario’s. Terecht, omdat die relevant zijn voor de besluitvorming. Scenario’s met een kleine kans en grote gevolgen kunnen nu eenmaal zwaar meewegen in een risico-analyse, omdat de definitie van risico nou eenmaal kans maal gevolg is. En het IPCC maakt voldoende duidelijk dat dergelijke worst-case scenario’s onwaarschijnlijk zijn, maar niet helemaal uitgesloten.

Een ander punt van kritiek is dan nog dat het IPCC geen rekening zou houden met een schatting van Bjorn Lomborg, dat het aantal extra doden door hitte kleiner zou zijn dan het aantal doden dat minder valt door kou. Waarom dat niet wordt genoemd in het rapport is goed te verklaren: dit soort gevolgen van klimaatverandering valt buiten het aandachtsveld van IPCC Werkgroep I. Anders dan hij beweert neemt het gezondheidsrisico sterker toe bij meer hitte (in de zomer) dan dat het afneemt bij minder kou (in de winter).

De verslaggevers van De Telegraaf doen zelf ook nog een misleidende duit in het zakje. Dit geven ze als verklaring waarom het IPCC-rapport nu uitkomt: “Om wereldleiders, diplomaten en lobbyisten te overtuigen van de noodzaak van klimaatbeleid, legt het IPCC nu alvast de belangrijkste conclusies op tafel.”. De realiteit is heel anders: het IPCC voorziet de wereldpolitiek van objectieve, wetenschappelijke informatie, omdat die daarom heeft gevraagd. Veel subtieler is het antwoord dat ze geven op de vraag of klimaatverandering al invloed heeft op bijvoorbeeld bosbranden en overstromingen. Eerst melden ze dat het IPCC aangeeft dat daarover nog veel onzeker is, om dan af te sluiten met: “De voorspelling is wel dat als de huidige opwarming doorzet, dergelijke weersextremen vaker zullen voorkomen.” Hoewel het er niet letterlijk staat, is de suggestie dat de onzekerheid impliceert dat de menselijk invloed nu nog beperkt is. Maar afwezigheid van bewijs is geen bewijs van afwezigheid. Er zitten twee kanten aan die onzekerheid: de menselijk invloed in het huidige klimaat op dit soort gebeurtenissen kan kleiner, maar ook groter zijn dan wordt gedacht. Maar goed, misschien mag je de Telegraaf-journalisten dit laatste puntje niet echt aanrekenen, omdat het vooral illustreert hoe lastig het is om hier goed over te communiceren.

De twee opiniestukken van Clintel komen van Guus Berkhout. Op 17 juli pleit die, naar aanleiding van de overstromingen in Duitsland, België en Limburg, voor dweilen met de kraan open. Berkhout doet net alsof het nieuws is dat we ons aan moeten passen aan klimaatverandering. Natuurlijk moet dat. Nederland is daar ook al enkele decennia mee bezig. We moeten vooral hopen dat beleidsmakers daarbij niet teveel luisteren naar lieden als Berkhout, die immers al jaren roepen dat het allemaal wel los zal lopen met de gevolgen van klimaatverandering. Het is behoorlijk schaamteloos dat uitgerekend Berkhout nu anderen verwijt dat de aanpassing aan klimaatverandering niet snel genoeg gaat.

Gelukkig is er in Nederland wel geanticipeerd op de voorspelbare gevolgen van het warmer wordende klimaat. Adaptatie maatregelen zoals Ruimte voor de Rivier hebben in Nederland tijdens de hevige buien vorige maand nog veel ergere schade voorkomen. Maar als we even proberen door te spoelen naar de toekomst, met een steeds sneller stijgende zeespiegel waar de rivieren hun water op moeten proberen te lozen, dan zullen we het met alleen adaptatie niet redden. Of slechts tegen exorbitant hoge kosten.

Om ook op de langere termijn droge voeten te houden zullen we naast adaptatie tegelijkertijd de oorzaak van het toenemen van weersextremen moeten aanpakken door de uitstoot van broeikasgassen fors naar beneden te brengen. Doen we dat niet, dan zadelen we onszelf en onze nazaten op met een steeds groter en duurder wordend probleem, waardoor uiteindelijk zelfs de leefbaarheid van onze delta op het spel komt te staan.

Het tweede stuk gaat over de ‘warm lopende’ klimaatmodellen van CMIP6, waar wij in februari 2020 al over schreven. Berkhout beweert dat die het gelijk van pseudosceptici zouden bewijzen. Niets is minder waar. In tegenstelling tot wat pseudosceptici graag suggereren geloven klimaatwetenschappers niet blindelings hun modellen. Volgens Berkhout zouden klimaatwetenschappers nu ‘toegeven’ dat modellen een te hoge klimaatgevoeligheid berekenen. De realiteit is dat klimaatwetenschappers vanaf het allereerste moment dat er nieuwe modelresultaten naar buiten kwamen hebben gezegd dat een aantal modellen wel op een erg hoge klimaatgevoeligheid uitkwam. En dat daar kritisch naar gekeken moest worden. Die klimaatwetenschappers beschuldigt Berkhout er nu, zonder enige reden, van dat ze klimaatmodellen de afgelopen decennia ‘stap voor stap alarmistischer’ gemaakt zouden hebben. Je zou er bijna om lachen als het niet zo diep triest en onzinnig was. Een van die wetenschappers is NASA’s Gavin Schmidt, die Berkhout in zijn stuk erg selectief citeert. Wie echt wil weten hoe integer en genuanceerd Schmidt is kan zijn blog hierover lezen op RealClimate. Het artikel in Science waar hij aan het woord komt en waar Berkhout selectief uit citeert is ook de moeite waard.

Het heeft allemaal geen enkele invloed op de betrouwbaarheid van het nieuwe IPCC-rapport. In de schatting van de klimaatgevoeligheid is rekening gehouden met het feit dat een aantal modellen vermoedelijk te hoog zit. Ook voor toekomstprojecties is hier rekening mee gehouden, door modellen met een te hoge klimaatgevoeligheid minder of zelfs helemaal niet mee te wegen (zg ‘constrained projections’). De realiteit is natuurlijk dat Berkhout zijn misleidende verhaal alleen maar heeft kunnen schrijven dankzij de openheid en integriteit van klimaatwetenschappers. Wetenschappers die de problemen met een aantal modellen – lang niet allemaal, trouwens – naar buiten brachten zodra ze die zagen. En die er natuurlijk in hun projecties rekening mee houden.

https://klimaatveranda.nl/2021/08/12/bij-de-telegraaf-ligt-de-rode-loper-voor-clintel-altijd-klaar/

De wetenschappelijke basis van CLINTEL (part II) (Klimaatverandering blog)

Gastblog van Prof. Guido van der Werf

Professor Guus Berkhout van CLINTEL heeft eerdere kritiek op een oudere versie van de wetenschappelijk onderbouwing van het CLINTEL verhaal ter harte genomen. Niet alleen zijn sommige stukken aangepast -overigens alleen in de onderbouwing, de conclusies blijven min of meer hetzelfde-, ook heeft CLINTEL een reactie online gezet en gaan we eind maart weer in gesprek. Dat was althans de uitgangspositie toen ik deze brief op 5 maart mailde naar Berkhout. En hoewel er geen bevestiging meer gekomen is het aannemelijk dat het gesprek pas later plaats zal vinden vanwege COVID-19.

Vooruitlopend op dat gesprek staan hier alvast wat gedachtes, met name om een aantal misverstanden uit de weg te ruimen. Het eerste misverstand is het geloof van sceptici dat de attributie van de temperatuurstijging aan CO2 en andere menselijke factoren alleen op modellen zou berusten (“die veronderstelde zekerheid is tot nu toe uitsluitend gebaseerd op de uitkomst van computermodellen”). Dit is simpelweg niet waar. Met een computermodel probeer je met name de interacties tussen de verschillende componenten van het aardsysteem te begrijpen. Het is een belangrijk stuk gereedschap waarmee inderdaad ook veel projecties gemaakt worden. Maar ook zonder die klimaatmodellen kan je veel zeggen over het verleden en de toekomst. Een mooi voorbeeld is het grotendeels op waarnemingen gebaseerde rapport van Nic Lewis en Marcel Crok waar in Tabel 3 op pagina 49 ook gewoon staat dat we richting de 2 à 3 graden opwarming gaan zonder mitigatie. Er zijn overigens genoeg redenen om aan te nemen dat dat rapport wat te rooskleurig is maar feit is dat we niet precies weten of we nu op 2 of op 5 graden afstevenen, of uiteraard daar tussenin.

Groeisnelheid van CO2
Het tweede misverstand gaat over een nieuwe grafiek. CLINTEL kopieert een grafiek van Ole Humlum over de mate waarin CO2 in de atmosfeer toeneemt. Deze komt uit het niets en er staat verder geen context bij behalve de opmerking dat variaties in de toename van CO2 volgen op variaties in temperatuur. Daar is op deze site eerder aandacht aan geschonken. Volgens CLINTEL geeft dit “mede aan dat het helemaal niet zeker is of de mainstream klimaatwetenschap wel de juiste richting is ingeslagen.”

Humlum en CLINTEL zijn niet de eerste die zagen dat variaties in CO2stijging volgen op variaties in temperatuur. Let op, dit is een andere vertraging dan die we zien bij het veranderen van de CO2-concentratie bij het komen en gaan van ijstijden. We weten sinds de jaren ’70 dat CO2 sneller toeneemt in de atmosfeer na een warm jaar (meestal samenhangend met El Niño), zie bijvoorbeeld Bacastow (1976). Ikzelf heb eerder over een van de oorzaken gepubliceerd (van der Werf et al., 2004). En iedereen die een keer rustig naar de data kijkt ziet ook in dat dit niet alleen oud nieuws is maar ook dat het conceptueel goed begrepen is.

CLINTEL claimt een “onafhankelijke stichting die objectief bericht over klimaatverandering en klimaatbeleid” te zijn maar dit is een mooi staaltje van twijfelzaaierij over iets dat goed begrepen is. Wellicht dat de wetenschap niet genoeg haar best doet om bevindingen naar het publiek duidelijk te maken (of, en dat zou ook zomaar kunnen, dat sommige critici niet de moeite nemen om zich in te lezen). Dus bij deze een verduidelijking aan de hand van onderstaande figuren. Ze geven de bekende metingen van de CO2-concentratie op Hawaii aan. Links de hele tijdserie en rechts ingezoomd op de jaren 2014-2018.

Figuur 1. Maandelijkse CO2 concentratie zoals gemeten op Mauna Loa in Hawaii. Links de complete tijdserie met zwart omlijnd de jaren 2014 tot en met 2018 die in de rechtergrafiek in meer detail weergegeven is. Daarin staat ook de jaarlijkse toename van de pieken, weergegeven met grijze pijlen. Data van NOAA CMDL.

Er is een cyclus te zien die te maken heeft met de grote hoeveelheid land op het Noordelijk halfrond; in de zomer is daar meer opname van CO2 door fotosynthese dan CO2-afgifte aan de atmosfeer door verrotting. De CO2-concentratie daalt van het hoogste punt in mei tot het laagste punt in september of oktober. Daarna is de balans omgekeerd en ieder jaar is er dus een duidelijke seizoensgang.

Daarnaast is er een geleidelijke toename van CO2 in de atmosfeer door de verbranding van fossiele brandstoffen en ontbossing. Samen geven die het patroon dat je ziet in Figuur 1. Maar, en hier komt de crux, we zien dat de toename in de atmosfeer niet ieder jaar hetzelfde is. Het rechterpaneel van Figuur 1 laat zien dat van de piek in 2015 tot de piek in 2016 er 3,8 parts per million (ppm) CO2 bij kwam terwijl dat twee jaar later nog maar 1,6 ppm was. De variaties in uitstoot van fossiele brandstoffen zijn vrij klein dus die kunnen die variaties in groeisnelheid van CO2 niet verklaren. Als we die veranderingen in de tijd weergeven (CO2 concentratie in een maand minus die van 12 maanden geleden) en hetzelfde doen voor temperatuur dan krijgen we Figuur 2, gelijk aan de figuur van Humlum die CLINTEL in haar reactie plaatste.

Figuur 2. Replicatie van de figuur van Humlum zoals gebruikt door CLINTEL. Onder de verandering in temperatuur (HadCRUT4), boven de verandering in CO2 concentratie (NOAA CMDL).

Er zit enorm veel informatie in deze grafiek, de belangrijkste observaties zijn:

  • Op jaarlijkse schaal stijgt de CO2-concentratie continu (alle waardes boven 0), de mate van stijging neemt toe met de jaren (de lijn loopt op).
  • De stijging in CO2 is niet constant, er zit forse variabiliteit in de mate van stijging.
  • Op jaarlijkse schaal is er veel variabiliteit in temperatuur en in tegenstelling tot de CO2-groeisnelheid is die van temperatuur soms negatief; soms koelt het even af. Over de hele periode echter stijgt de temperatuur en die stijging neemt toe met de jaren.
  • De variaties in temperatuur hangen nauw samen met ENSO (de afwisseling tussen El Niño en La Niña) en vulkaanuitbarstingen. Iedereen die met deze datasets werkt ziet de overeenkomst.
  • Er zit een verband tussen de variabiliteit in temperatuur en de groeisnelheid in CO2
  • De variabiliteit in CO2-groeisnelheid volgt die van de temperatuur.

Dat laatste punt was blijkbaar een reden van CLINTEL om zich af te vragen of de “mainstream wetenschap” wel de juiste weg is ingeslagen. De “mainstream wetenschap” heeft de laatste 50 jaar ontrafeld hoe dit verklaard kan worden. In het kort komt het erop neer dat tijdens een El Niño de omstandigheden voor CO2-opname (fotosynthese) minder gunstig zijn en de omstandigheden voor CO2-afgifte (verrotting of bosbranden) gunstiger zijn. Daardoor ontstaat er een tijdelijke onbalans tussen de natuurlijke fluxen van CO2.

Een mooi voorbeeld is het jaar 1997 en meer recent 2015. Jaren met een sterk El Niño karakter en met enige vertraging droge omstandigheden in grote delen van de tropen. Met een paar maanden vertraging drogen ook veengebieden in met name Indonesië uit. Die dikke pakketten koolstof gaan vaak in de fik en met wederom een paar maanden vertraging is dat signaal wereldwijd waardoor we het in de CO2-data zien zoals op Mauna Loa. Bijzonder genoeg is dat ik voor meer details kan verwijzen naar het blog van Marcel Crok die me eerder de ruimte gaf om hier kennis over te delen (net als klimaatveranda).

Waarom probeert CLINTEL verwarring te zaaien op basis van iets dat al bijna 50 jaar bekend is en intussen goed begrepen is?

Inhoudelijke reactie op kritiek
Dan komen we bij de inhoudelijke reactie. Ik had kritiek geuit op een aantal grafieken en beweringen en het is lovenswaardig dat e.e.a. aangepast is. Overigens stond de versie van wetenschappelijke onderbouwing van CLINTEL waar ik kritiek op had nog prominent op de website op het moment van plaatsen van mijn kritiek (30 januari). Dit terwijl mijn kritiek op 26 januari ter inzage naar CLINTEL is gestuurd. Dat CLINTEL zegt dat ik kritiek gaf op een verouderd stuk is niet terecht.

Maar het gaat om de inhoud en het doet me deugd dat de misleidende Figuur 2c niet meer in de huidige versie voorkomt. Het doet me ook deugd dat CLINTEL nu niet meer ontkent dat er een statistisch verband tussen CO2 en temperatuur zit. Helaas blijft de tekst op dat deel wat misleidend (“even if the correlation would have been strong”). Waarom niet kwantificeren? Blijkbaar is een R2 van meer dan 0,8 geen goed verband? Dat correlatie nog geen causaal verband impliceert is duidelijk. Het punt is dat het eerder geclaimde gebrek aan correlatie in de vorige versie een causaal verband min of meer uitsluit.

Een twistpunt blijft het verschil tussen de huidige temperatuur en die van de laatste millennia. CLINTEL zegt terecht dat je moet oppassen met het koppelen van huidige datasets gebaseerd op thermometers en dus continue metingen aan de ene kant met die van proxy’s zoals boomringen of isotopen met lagere temporele en ruimtelijke resolutie aan de andere kant. Maar dat betekent niet dat je ze niet kan koppelen. Neem bijvoorbeeld de figuren 1c (proxy’s) en 1d (thermometers) uit de huidige onderbouwing. Als je de resolutie van 1d verlaagt tot die van 1c dan zie je nog steeds duidelijk dat er iets bijzonders aan de hand is tegenwoordig. Ik had gehoopt dat CLINTEL dit kritiekpunt verder zou oppakken. Zelf figuren maken of zaken kwantificeren kan enorm verhelderend werken en dit was een mooie gelegenheid geweest.

Dat gebrek aan eigen werk zie je ook terug in de figuur die CLINTEL gebruikt om aan te tonen dat de schattingen van klimaatgevoeligheid steeds lager zijn. Als je zelf naar de data kijkt ontstaat toch een ander beeld (Figuur 3), een mooi voorbeeld van het gevaar van het overnemen van grafieken van internet.

Figuur 3: Schattingen van overgangs-klimaatgevoeligheid (TCR) in de literatuur tussen 2004 en 2017 op basis van Knutti et al. (2017). Alles wijst erop dat TCR tussen de 1,0 en 2,5 graden per CO2-verdubbeling of equivalente forcering ligt. Die waardes impliceren dat de 1 graad opwarming sinds 1900 met name door de mens komt, wellicht met een steuntje in de rug van de sterker wordende zon in de eerste helft van de 20e eeuw en tegenwerking door de afnemende zon meer recentelijk.

Op het einde neemt CLINTEL een voorschot op ons volgend gesprek met een aantal hoofdzaken. Sommigen zijn hierboven reeds besproken. Ik zou aan het vijftal punten van CLINTEL nog drie andere zaken / vragen willen toevoegen:

  • Het is belangrijk om de literatuur te kennen en niet blind te varen op wat er op het internet rondzingt. CLINTEL heeft als motto om verbindend te werken maar uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat ze niet op de hoogte is van het werk van diegene met wie ze willen verbinden.
  • Wetenschappers horen zaken te kwantificeren. Termen als “veel” kunnen verwarrend werken. Zo claimt CLINTEL dat veel klimaatwetenschappers hun manifest hebben ondertekend (m.i. is dat 1 of 2% van het totaal, waarbij ik een klimaatwetenschapper definieer als iemand die een deel van het klimaatsysteem bestudeert en bevindingen in de wetenschappelijk literatuur publiceert) en ze claimt ook dat de modellen te veel opwarming geven. In dat geval is veel 30%. Dus zowel 1-2% als 30% is veel volgens CLINTEL? Waar een wetenschappelijke onderbouwing normaal gesproken wemelt van de getallen, bij CLINTEL zien we die getallen bijna alleen terug in de paginanummers.
  • Er wordt veel gebruik gemaakt van de redenatie “het klimaat verandert altijd, dus waar maken we ons zorgen om?”. Het klimaat verandert inderdaad altijd maar daar zijn redenen voor. Mijn vraag aan CLINTEL is wat de redenen zijn voor eerdere schommelingen in het klimaat en wat zou er waarschijnlijk zonder de mens gebeurd zijn met de mondiale temperatuur sinds het jaar 1950?

Als laatste sluit CLINTEL af met de persoonlijke boodschap “Een serieuze wetenschappelijke discussie voer je niet via Twitter”. Daar hebben ze natuurlijk groot gelijk in. Wetenschappelijke discussies voer je met conversaties en in de wetenschappelijke literatuur. Ik kijk uit naar de volgende conversatie.

Guido van der Werf is universiteitshoogleraar aan de Vrije Universiteit, zijn onderzoek richt zich op de wisselwerking tussen het klimaatsysteem en de mondiale koolstofcyclus.

https://klimaatveranda.nl/2020/03/17/de-wetenschappelijke-basis-van-clintel-part-ii/

Visie van de Climate Intelligence Foundation (CLINTEL) (Persberichten perssupport)

Klimaatverandering is een van de belangrijkste maatschappelijke thema’s. Helaas is het debat over klimaatverandering zeer ideologisch en gepolariseerd geworden. Als je denkt dat de mens de hoofdschuldige is van de huidige opwarming én dat de gevolgen rampzalig zijn, dan wil je koste wat kost overstappen op duurzame energie (zon en wind). Je vindt jezelf een ‘goed’ mens en wil ook dat Nederland in haar klimaatbeleid het goede voorbeeld geeft aan de wereld, ook als andere landen niet meedoen.

Als je vindt dat er aanwijzingen zijn dat de mens níet de hoofdschuldige is en dat er geen sterke indicaties zijn dat ons rampspoed staat te wachten, dan sta je open voor een andere aanpak, zoals meer nadruk op adaptatie en toepassing van kernenergie. De eerstgenoemde groep ziet je dan als een ‘slecht’ mens. Deze framing in ‘goed’ en ‘slecht’ verhindert dat we tot een constructief gesprek komen over dit complexe vraagstuk. En dat gesprek is volgens CLINTEL hard nodig. 

Ongeacht welk verhaal je gelooft, vanuit je geloof vind je bevestiging voor je visie. Dat is menselijk, zo werkt ons brein. CLINTEL wil de verschillende waardeoordelen terugbrengen naar feiten, onderliggende aannames, opties en de kosten van deze opties.

Nog geen 5 voor 12
De oprichters van CLINTEL – Guus Berkhout en Marcel Crok – behoren duidelijk tot de tweede categorie. Zij accepteren dat het klimaat verandert en erkennen ook dat de mens daarin een rol speelt. Maar het is volgens hen, in tegenstelling tot de zekerheid die het IPCC claimt, onzeker hoe groot de rol van de mens is.

In hun ogen is het zeker geen 5 voor 12. Jazeker, het is nu iets warmer op aarde dan voorheen en de zeespiegel is licht gestegen. Maar wat is daarbij eigenlijk het probleem? Daar komt nog bij dat belangrijke weersextremen – zoals orkanen, overstromingen, droogte, tornado’s en bosbranden – in termen van schade en slachtoffers niet vaker voorkomen dan een eeuw geleden. Het aantal slachtoffers door extreem weer is zelfs spectaculair gedaald, vanwege de middelen om ons daar beter tegen te beschermen.

De doemverhalen over klimaatverandering liggen steevast in de toekomst. Als we niet snel iets doen, dan zal….vul de ramp maar in. Tegen dit doemdenken ageert CLINTEL krachtig. Want waarom zou morgen alles ineens slechter worden? En zijn de klimaatmodellen, waarmee zulke voorspellingen worden gedaan, wel goed genoeg?

Waar is de nuchtere Hollander gebleven die zegt: ‘eerst zien, dan geloven’. CLINTEL gaat die nuchtere Hollander weer een stem geven. CLINTEL pleit voor een rationele, pragmatische houding, zowel ten aanzien van de klimaatwetenschap als ten aanzien van het klimaatbeleid. 

CLINTEL zal veel verschillende dingen ondernemen: rapporten, wetenschappelijke artikelen en opiniestukken publiceren, lezingen geven, (buitenlandse) sprekers uitnodigen en bijeenkomsten organiseren. Daarbij is de belangrijkste rol van CLINTEL die van waakhond.

Wie anders?
In het eerste rapport dat onder de vlag van CLINTEL is uitgekomen – Het Raadsel van de Verdwenen Hittegolven – werd onderzocht of de temperatuurcorrecties die het KNMI in De Bilt doorvoerde, en die tot gevolg hadden dat 16 van 23 historische hittegolven uit de boeken verdwenen, wel terecht waren. Het rapport concludeert van niet en pleit er voor dat de correcties worden teruggedraaid. Het KNMI heeft tot op heden nog niet inhoudelijk gereageerd op het rapport. CLINTEL zal doorgaan met publiceren over deze kwestie en er op blijven aandringen dat de correcties wetenschappelijk gezien onverdedigbaar zijn en dus teruggedraaid dienen te worden.

Dit rapport is een typisch voorbeeld van de waakhondfunctie. Een belangrijke vraag hierbij is: wie anders in de Nederlandse samenleving (overheid, instituten, universiteiten) zou deze rol op zich kunnen en/of willen nemen? CLINTEL denkt: niemand. Er is volgens CLINTEL een belangrijke taak weggelegd voor een niet aan de overheid gelieerde waakhond.

Ook op het terrein van het klimaatbeleid zijn waakhonden hard nodig. De overheid heeft volgends CLINTEL helaas de neiging om weinig transparant te zijn over de kosten van het klimaatbeleid. Momenteel is vooral het Klimaatakkoord actueel en de kosten die daarmee gemoeid zijn. CLINTEL zal er alles aan doen om de totale kosten van dat akkoord goed in beeld te krijgen.

Wetenschappelijk onderzoek
CLINTEL wil heel graag ook zelf wetenschappelijk onderzoek doen en scenario’s opstellen. Maar enig realisme is hier op zijn plaats; daarvoor is structureel behoorlijk wat financiering nodig. CLINTEL hoopt via filantropen aan deze funding te komen om zo veel mogelijk onafhankelijk te zijn van overheid en bedrijfsleven. Of we hierin slagen, zal de toekomst leren. Wellicht is CLINTEL de aanstichter van een nieuwe wetenschappelijke organisatie – onafhankelijk van overheid en bedrijfsleven –  die geheel door filantropen wordt gefinancierd.

Samenvattend: CLINTEL is realistisch over de staat van het klimaat en ziet nog geen reden tot (grote) zorg. Dat is positief nieuws ten opzichte van de mainstream boodschap dat de aarde bijna niet meer te redden is. CLINTEL gaat er op toezien dat de gevaren van klimaatverandering niet worden overdreven en in het juiste perspectief worden geplaatst, bijvoorbeeld als het gaat om voorspellingen van nog onvolwassen klimaatmodellen. Op het gebied van beleid wil CLINTEL dat er volledige transparantie komt over de kosten en baten en dat alle mogelijke beleidsopties op tafel komen.

http://www.perssupport.nl/persbericht/de1d77ed-cfc1-46c9-a304-579bace434a3/visie-van-de-climate-intelligence-foundation-clintel