Municipalisme: hoe de wil van de mensen wet wordt (Vrij Nederland)

In 2019 stonden de pleinen van Chili in vuur en vlam. De ‘Estallido Social’ – letterlijk: de sociale uitbarsting – bracht miljoenen mensen uit alle geledingen van de samenleving samen op de pleinen van Santiago, Valdivia, Concepción en Valparaíso, verbonden in hun afkeer van decennia aan neoliberaal beleid.

De uiteindelijke druppel was de zoveelste verhoging van de prijzen voor metrokaartjes, maar de onvrede sluimerde al veel langer: over de grote ongelijkheid, over het peperdure onderwijs, het geweld tegen de inheemse Mapuche-bevolking, de natuurvervuiling, het machismo. No son 30 pesos, son 30 años! (Het zijn geen 30 pesos, het zijn 30 jaar!), was de slogan. Wat begon als spontane uitbarsting van volkswoede kreeg vorm tijdens de vele cabildos – zelf-georganiseerde assemblees – waar de mensen een open dialoog voerden over de benodigde veranderingen.

Het eerste dat er moest komen, zo werd duidelijk, was een nieuwe grondwet. De huidige stamt nog uit het dictatoriale Pinochet-tijdperk (1973-1990), waarin ook de neoliberale, gecentraliseerde staat vorm kreeg.

De nationale overheid, onder leiding van de conservatieve president Sebastian Piñera, gaf geen gehoor aan de volkswens, maar de municipios, de gemeenten, wel. Samen organiseerden ze een burgerraadpleging die zijn weerga nog altijd niet kent: 2,4 miljoen mensen van 14 jaar en ouder, verdeeld over 214 gemeentes, deden mee. 93 procent stemde voor het opstellen van een nieuwe grondwet en 72 procent voor een volledig door burgers gekozen ‘constitutionele conventie’: een groep Chilenen die samen de grondwet zou gaan schrijven.

En zo geschiedde. Hoewel de eerste versie van de ultraprogressieve tekst afgelopen september werd weggestemd in een nationaal referendum, laat het voorbeeld zien dat lokale bewegingen van onderop en in samenwerking met gemeenten, zelfs in een van oudsher extreem neoliberale context, veel kunnen bereiken.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/2023/02/municipalisme-3-640x853.jpg

Radicaal maar pragmatisch

Estallido Social kun je toevoegen aan een rijtje van massale pleinprotesten tegen neoliberalisering en vóór democratisering, zoals in Spanje (Los Indignados, 2011), in de Verenigde Staten (Occupy, 2011), in Athene (Syntagma Square, 2010-2012), in Parijs (Nuit Debout, 2015), in Bógota (2018) en La Paz (2019). Wat al deze protesten met elkaar gemeen hebben, is dat ze onafhankelijk waren van politieke kleur of ideologie. En dat ze, in assemblies en assembléés, confluencias en cabildos experimenteerden met ‘radicale’ democratie. Minder hiërarchisch, meer horizontaal. Minder machismo, meer feministisch. Niet elitair en formeel, maar open en participatief.

Het municipalisme is een politieke stroming rond deze principes.

Xavi Ferrer was lang betrokken bij burgerplatform Barcelona en Comú (Barcelona Gemeenschappelijk) en de municipalistische Fearless Cities-conferenties. Hij noemt het municipalisme een ‘zachte’ ideologie, in tegenstelling tot ‘harde’ ideologieën als het socialisme of het communisme, grote en dogmatische narratieven met een duidelijk beeld van hoe de samenleving eruit moet komen te zien, inclusief de stappen om daar te komen.

Van Marx en zijn navolgers moesten bijvoorbeeld alle productiemiddelen – kapitaal, grond, arbeid – worden gecollectiviseerd. Bij het municipalisme ligt dat anders. Het heeft een duidelijk links profiel maar zonder de route helemaal uit te stippelen.

‘Het goede van het municipalisme,’ zegt Ferrer, ‘is dat het een opening is van politiek voor een brede groep mensen, en dat het een bescheiden opstelling heeft. We hebben niet alle antwoorden. We zijn niet gebonden aan een bepaalde ideologie, we hebben geen blauwdruk of stappenplan. Het municipalisme is radicaal maar pragmatisch. We hoeven niet te beweren dat we antikapitalistisch zijn. Soms werkt het beter om te zeggen: laten we onze samenleving, de plek waar we leven, de straten en onze werkplekken, radicaal democratiseren. Dat ziet er op elke plek anders uit.’

Barcelona en Comú is een municipalistisch burgerplatform dat werd opgericht in 2014 en direct voortkwam uit de Indignados-protesten in 2011, als samenwerking tussen verschillende activistische groepen en burgerorganisaties. Na een periode van acties buiten de instituties besloot Barcelona en Comú in 2015 mee te doen met de gemeenteraadsverkiezingen. Ze wonnen, en deden dat in 2019 opnieuw, al werd het ditmaal een gedeelde eerste plek. Met activiste Ada Colau als eerste vrouwelijke burgemeester van de stad kwam de transformatie van Barcelona op gang. Zo werden er ‘Super City Blocks’ aangelegd: groene hubs die zijn ontworpen om ruimte terug te claimen van auto’s en vrij te maken voor het sociale leven en de lokale economie. De stad kreeg een gemeentelijk team voor feminisme en LGBTI-zaken, een Special Tourist Accommodation Plan om het toerisme te reguleren en de effecten daarvan op de huisvesting, en een gemeentelijk energiebedrijf, Barcelona Energia.

Niet alleen in Spaanse steden namen municipalistische burgerplatforms lokale instituties over, ook Italiaanse steden ‘municipaliseren’ de laatste jaren.

Het stadsbestuur van Barcelona werd participatiever. Sinds 2015 wordt 75 miljoen euro, vijf procent van het jaarlijkse budget, ‘participatief begroot’ op het digitale participatieplatform decidim.barcelona. Barcelona en Comú loodste ook een drastisch participatieplan door de gemeenteraad dat de verhoudingen tussen de bestuurlijke elite en de burgers ingrijpend zou veranderen. Zodanig zelfs dat een aantal grote water- en energiebedrijven tot aan het Hooggerechtshof procedeerden tegen het plan – met succes.

Democratie van onderop

Niet alleen in Spaanse steden als Barcelona, Madrid, Zaragoza en A Coruña namen municipalistische burgerplatforms lokale instituties over, ook Italiaanse steden ‘municipaliseren’ de laatste jaren. In Bologna bijvoorbeeld werd in 2016 de Coalizione Civica opgericht door een diverse groep activisten en burgers. Momenteel zit de coalitie met vier zetels in de gemeenteraad en levert ze de locoburgemeester, de 31-jarige Emily Clancy. Een belangrijke overwinning vorig jaar, in samenwerking met een groep burgercomités, was het stoppen van de transformatie van het stadsbos Prati di Caprara tot een winkelcentrum en parkeerplaats.

In Pisa en Napels zijn vergelijkbare ontwikkelingen. En in Grenoble en Nantes, in Zagreb en Belgrado, in Malmö en in Warschau.

In Berlijn ontluikt het Munizipalismus Berlin-platform. De groep komt voort uit onder meer de woonbeweging, die vorig jaar de gemeente het mandaat gaf om grote vastgoedbedrijven te onteigenen met een legendarische campagne en een referendum: 59 procent van de bijna 2,5 miljoen opgekomen Berlijners stemden ‘ja’.

Ook in Latijns-Amerika werden municipalistische groepen en platforms verkozen, zoals Ciudad Futura in Rosario, Argentinië, en de Movimiento Valparaíso Cuidadanos in Valparaíso.

Wat delen al deze groepen? Is er zoiets als ‘de municipalist’? Op het eerste gezicht zijn er vooral verschillen, zowel qua structuur als qua aanleiding – onbetaalbare woningen (Berlijn, Barcelona, Rosario), extremisme en fascisme (Bologna, Belgrado), afvalproblemen en dakloosheid (Valparaíso, Zagreb), om er een paar te noemen. Maar daaronder schuilt een sterke gedeelde overtuiging dat democratie van onderop moet komen.

De verschillende groepen hebben het allemaal over ‘radicale democratie’. ‘Radicaal’ gebruiken ze daarbij niet als handige krachtterm, maar in zijn letterlijke betekenis, afgeleid van het Latijnse woord radix, dat wortel betekent. Met burgerassemblées, cabildos, comités of lokale raden proberen municipalisten terug te keren naar de wortel, naar een idee van wat democratie ooit betekende.

Ook over de strategie zijn de meesten het eens: om verandering op gang te brengen, moeten de instituties ingenomen worden. Eén voet in de instituties en honderd in de straat, is het adagium.

In de praktijk geeft dit een constante spanning. Bijna overal waar municipalistische platforms de lokale macht grijpen, is er wel kritiek op hoe ze losraken van hun ‘wortels’.

Municipalisten stellen de vraag: hoe kun je horizontaliteit en participatie realiseren in een verticaal, representatief systeem. Hoe schrijf je een politiek programma met mensen uit verschillende lagen van de samenleving? Hoe geef je leiderschap vorm in een leiderloze beweging?

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/2023/02/municipalisme-4-640x853.jpg

Drie pijlers

Het antwoord op die laatste vraag illustreert de ‘radicaal’ democratische insteek van het municipalisme. In onder andere Barcelona en Bologna werden in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen primarias cuidadanas gehouden: politieke bijeenkomsten zonder link met een partij of ideologie. Ze vonden plaats in buurten en straten, waren vaak van onderaf georganiseerd en stonden open voor iedereen.

Zo ook in Valparaíso, een kust- en havenstad in Chili met ongeveer driehonderdduizend inwoners. In 2015 besloten zeven burger- en activistengroepen daar samen te werken. Ze waren al lang ontevreden over de neoliberale status-quo. Een afvalprobleem en een grote bosbrand zorgden voor het laatste zetje, en samen vormden ze het burgerplatform Movimiento Valparaíso Cuidadanos (MVC). Een jaar later besloten ze mee te doen met de verkiezingen. In elk deel van de stad werden primarias ciudadanos georganiseerd, waarbij zo’n zesduizend mensen actief meededen en meeschreven aan een politiek programma. Het resultaat: het Open Programma van de Gemeenschappelijke Overheid. De MVC won de verkiezingen en Jorge Sharp, toen 30 jaar oud, werd burgemeester. Het leidde een nieuw tijdperk in.

Het grote geld heeft lang bepaald wat er in Valparaíso gebeurt, en zou daar graag mee doorgaan.

Is de stad nu, zes jaar en anderhalve termijn later, veranderd? Rodrigo Ruiz (55) is de rechterhand en een belangrijke adviseur van Sharp. Hij heeft het allemaal mede georganiseerd. Tegenwoordig heeft hij een kantoortje in het gemeentehuis. Vanachter zijn bureau legt hij uit dat de beweging drie pijlers heeft: transformatie, democratie en comunes (vergelijkbaar met buurten). Transformatie omdat volgens de MVC de grote problemen van deze tijd het gevolg zijn van de neoliberale staat en een ‘extractivistische’ economie. Democratie omdat de transformatie democratisch en participatief moet zijn. Comunes omdat democratie daar moet beginnen waar het leven zelf zich afspeelt, én omdat daar de neoliberale verwoesting tastbaar en concreet wordt.

Ruiz vertelt dat het grote geld lang heeft bepaald wat er in Valparaíso gebeurt, en daar graag mee doorgaat. De haven wil bijvoorbeeld uitbreiden, ten koste van de stad, schone lucht en een schone zee. Vastgoedontwikkelaars willen lucratieve hoogbouw. En aan de kust staan bedrijven op het punt een leegstaand negentiende-eeuws depot van vijftienduizend vierkante meter om te bouwen tot winkelcentrum en parkeergarage.

Dat moest anders kunnen, vond team-Sharp. ‘Wij zeiden: dit gebouw is van de mensen, dus die moeten er ook bij betrokken worden,' vertelt Ruiz. 'We hebben in de comunes een grootschalige enquête georganiseerd, on- en offline, en zo werd besloten dat er een park moet komen. Dat wordt nu aangelegd.’

Ook de hoogbouwplannen werden in een participatief proces omgebogen. In elke buurt werden assembleas georganiseerd samen met bestaande buurtgroepen en comités. Niet alleen de huidige bewoners waren erbij, ook de toekomstige bewoners van de geplande appartementen praatten mee. De uitkomst werd opgenomen in de plaatselijke verordening, het Plan Regulador Comunal. Maximaal zeven meter hoge flats, en bij uitzondering tien of twaalf, in plaats van de zestig à tachtig die de ontwikkelaars in gedachten hadden. De wil van de mensen werd wet.

Dichter bij de mensen

Op nog geen 120 kilometer naar het westen van Valparaíso ligt de Chileense hoofdstad Santiago. De stad is onderverdeeld in 34 comunes. Een daarvan is Recoleta, een andere proeftuin van progressieve denkers en politici. Daniel Jadue (55), lid en aanvoerder van de communistische partij in Chili, is er burgemeester.

In het kader van de progressieve conferentie Our Future Is Public in Santiago, die afgelopen december plaatsvond, kreeg ik een rondleiding door Recoleta. Een internationale groep van geïnteresseerden – vakbondsmensen, ngo-medewerkers, activisten en journalisten – kon een kijkje nemen in de buurt en Jadue en later zijn woordvoerders vragen stellen. Jadues flitsende analyse van de ‘neoliberale commercialisering van het leven’ maakte indruk. Die kreeg vorm, vertelde hij, toen dictator Pinochet en zijn in Chicago geschoolde economen in de jaren zeventig van Chili een laboratorium maakten voor het toen nog nieuwe neoliberalisme.

‘Hoeveel overheidslagen zijn er in jouw land?’ vroeg Jadue de groep. Een vakbondslid uit India stak vijf vingers op. ‘En wat is de belangrijkste?’ ‘The national government,’ was het antwoord. ‘Fout,’ reageerde Jadue, ‘de belangrijkste laag is altijd de comune.’

En dat is niet slechts semantiek, legde hij uit, want een decentrale overheid staat dichter bij de mensen en is daarom per definitie democratischer dan een centrale. ‘De autoriteiten wonen niet op de plekken waarover ze regeren. Ze komen er alleen om stemmen te winnen.’

Er is de afgelopen jaren veel gebeurd in Santiago. Zo werd de eerste farmacia popular opgericht, waar mensen goedkope medicijnen kunnen ophalen. En een optica popular, een opticien volgens vergelijkbaar concept. Ook loopt er een proef met publiek-coöperatieve huisvesting. Als onderdeel van de rondleiding kregen we een pand te zien waar honderdvijftig mensen, vooral families, zijn gehuisvest. De huur is inkomensafhankelijk: maximaal 25 procent van de maandelijkse inkomsten. Het zijn de eerste sociale huurwoningen in de hele stad.

De aanpak van Jadue heeft trekken van ‘oud’ en ‘nieuw’ links. In het van bovenaf opgelegde sociale beleid zien we het ‘oude’ communisme terug van Jadués politieke partij. Er is weinig te zien van de radicale democratie, zoals de buren van Valparaíso die voorstaan. Tegelijk schuilen in het lokaal-specifieke karakter van de projecten, de voorkeur voor een coöperatieve aanpak en de eigenwijze houding ten opzichte van de nationale overheid wel degelijk elementen van het municipalisme.

Urbanisatie versus Steden

Het municipalisme kent een aantal theoretische grondleggers. David Harvey bijvoorbeeld, die schreef over rebel cities die het voortouw nemen in de mondiale strijd tegen het kapitalisme. Een andere grondlegger is historicus en politiek filosoof Murray Bookchin. De meeste municipalisten hebben zijn boek Urbanization without Cities (1992) wel gelezen. Steden, schrijft Bookchin, hebben niet alleen een hoge bevolkingsdichtheid, ze zijn ook gelaagd en sociaal divers, en er is van oudsher veel toewijding en zorg voor de publieke zaak.

Dat de eerste steden ontstonden als gevolg van toegenomen productiecapaciteit na de uitvinding van de landbouw, zoals algemeen wordt aangenomen, is volgens Bookchin een neoliberaal frame. Hij stelt dat ze eerder ontstonden uit een uitbreiding van de familiebanden uit de tribale samenleving. Die lijn zette zich door in steeds ‘modernere’ steden, in steeds nieuwe vormen, in het burgerschap van het oude Athene, in de ‘broederschap’ van Middeleeuwse Italiaanse steden, in de autonomie en referenda van vroegmoderne Zwitserse regio’s. Zelfs tijdens de opkomst van het industrieel kapitalisme in het begin van de negentiende eeuw, schrijft Bookchin, imiteerden arbeiders een ‘dorpscultuur’ in de buurten, barrios en quartiers, met een rijk gemeenschapsleven en mutual aid networks.

Dat decentralisering een grote rol speelt, wil niet zeggen dat municipalisten pleiten voor zelfvoorzienendheid of isolatie.

Volgens Bookchin verslindt het kapitalistisch grow-or-die-ethos onze steden en verandert ze in anonieme megastructuren waar massale consumptie en productie doelen op zich zijn geworden. Steeds verder uitdijende industriële, commerciële, zaken- en winkelcentra zijn hiervan het symbool. ‘Steden,’ schrijft hij, ‘verloren hun vorm als onderscheidende en rijke culturele entiteiten op menselijke schaal, met beheersbare politiek. Ze zijn veranderd van ethische arena's met een uniek menselijke, beschaafde vorm van saamhorigheid, in immense, overheersende en anonieme markten.’

In die overheersende markt, maar ook in de bijbehorende overheidsstructuren, worden mensen weinig aangemoedigd om mee te doen aan het publieke en politieke leven, en daarmee om zich te ontwikkelen tot burgers. Het municipalisme wil die machtsstructuren doorbreken – democratisering van onderop – en bovendien de stad zelf terugwinnen, en het leven erin.

Decentraal én internationaal

Het radicaal democratische municipalistische ideaal gaat vaak gepaard met de roep om meer decentralisering en lokale autonomie. Hoe dichter bij de mensen, is het idee, hoe radicaler – gewortelder – de democratie, en hoe meer instituties meebewegen met regionale verschillen. Zonder autonomie en budget, zeggen de municipalisten, is elke vorm van (lokale) democratie een hol begrip.

Europese steden anno nu hebben over het algemeen meer macht ten opzichte van nationale overheden dan steden in Latijns-Amerika.

Valparaíso en Recoleta opereren bijvoorbeeld in een sterk gecentraliseerde nationale context, waarin de stad maar weinig autonomie heeft, een erfenis uit het dictatoriale verleden. Barcelona, aan de andere kant, is onderdeel van Catalonië, een van de zeventien autonome regio's van Spanje en heeft relatief juist veel voor het zeggen. Dat verklaart deels de pionierende rol van deze stad. Hetzelfde geldt voor stadsregio Berlijn, dat de grondwettelijke status heeft van federale staat.

Dat decentralisering een grote rol speelt, wil niet zeggen dat municipalisten pleiten voor zelfvoorzienendheid of isolatie. Integendeel, een mondiaal, internationaal perspectief is essentieel. Fearless Cities, de internationale reeks municipalistische conferenties, is gestoeld op dit idee. Namens Barcelona en Comú hielp Xavi Ferrer in 2017 de eerste editie van Fearless Cities organiseren in Barcelona, waar onder andere de municipalistische burgemeesters Jorge Sharp en Ada Colau elkaar ontmoetten.

Toen Barcelona en Comú de verkiezingen won, werden ze benaderd door organisaties en platforms uit steden en regio’s van overal op de wereld. Ze maakten een lijstje met ‘inspirerende’ organisaties. Die deelden een aantal eigenschappen, zegt Ferrer. ‘Ze hadden een pragmatische blik op de instituties, sterke lokale wortels en tegelijk een mondiaal perspectief zodat het “lokalisme” niet blind zou zijn voor internationale problemen en geen elementen van nationalisme of een “wij” versus “zij” kon bevatten.'

De acht conferenties die volgden, in Belgrado, Brussel, Warschau, Napels, Rosario, New York en Valparaíso, dienden als verbindingsmomenten voor de wereldwijde municipalistische beweging, maar waren vooral regionale conferenties, allereerst bedoeld om regionale betrokkenen in Zuid-Europa, Noord- en Centraal-Europa of Latijns-Amerika samen te brengen.

Uit netwerken rond Barcelona en Comú en Fearless Cities ontstonden weer andere, internationale groepen, zoals het European Municipalist Network (EMN), dat werd opgericht in 2021. Het netwerk bestaat uit mensen van lokale bewegingen, burgerorganisaties, denktanks, universiteiten en lokale politieke partijen uit zo'n twaalf Europese landen met een municipalistische inslag. Sophie Bloemen van Commons Network uit Amsterdam, een ‘werkplaats voor de sociaal-ecologische transitie’ (en voormalig werkgever van de auteur van dit stuk), is een van hen.

De paradox van Amsterdam is dat de gemeente een van de initiatiefnemers is van het municipalisme in de stad, terwijl municipalisme hoort te beginnen in de straten.

‘EMN,’ vertelt Bloemen, ‘is een netwerk voor kennisuitwisseling, een school bijna, voor municipalisten in Europa om van elkaar te leren. Wat gebeurt er in Nantes, hoe doen ze het in Napels, wat zijn de lessen uit Zagreb?’ In elke stad en regio ziet het politieke landschap er anders uit. ‘In Zuid-Europa heeft het municipalisme een feministische inslag. In Berlijn en Amsterdam gaat het over wonen, en over de transformatie van de economie als geheel. De veranderingen moeten gedragen worden door lokale bewegingen, daarom hebben we ook verschillende municipalismes nodig.’

Stap voor stap

Maar ondanks het pragmatisme gaat het altijd over het lokale, en over radicale democratie. Het gaat over politiek mét mensen, over de stad, over democratische processen. En over een lokale regering die het heft in handen neemt. Amsterdam heeft zo’n regering, zou je kunnen zeggen. De recente verkiezingsoverwinningen van GroenLinks in 2018, gevolgd door de Partij van de Arbeid in 2022, zorgden voor een heropleving van links met progressief beleid tot gevolg. Is Amsterdam een Nederlands voorbeeld van een fearless city, een voorbeeld van een municipalistische stad?

De gemeente probeerde het wel. GroenLinks, op dit thema aangevoerd door wethouder Rutger Groot-Wassink, wierp het municipalisme expliciet op als mogelijk alternatief voor de neoliberale orde. Groot-Wassink omschreef Amsterdam in 2019 als een ‘klein Gallisch dorpje dat dapper weerstand biedt aan het groeiende rechts-populisme en zich opwerpt als uitdager van het mondiale neoliberalisme’. De partij riep Amsterdam al snel uit tot fearless city en ondersteunde de oprichting van De 99 van Amsterdam, een ‘forum’ van burgerorganisaties en lokale bewegingen dat in 2019 en in 2021 municipalistische conferenties organiseerde.

De paradox van Amsterdam is dat de gemeente een van de initiatiefnemers is van het municipalisme in de stad, terwijl municipalisme hoort te beginnen in de straten en ‘eindigt’ in de instituties, niet andersom. En de beweging in de straten van Amsterdam is tot op heden zeer gefragmenteerd.

Er zijn wel elementen in het stadsbestuur die je municipalistisch zou kunnen noemen. De gemeente maakt bijvoorbeeld werk van een autovrije stad, met meer ruimte voor het sociale leven. En begon jaren geleden al – weliswaar op veel kleinere schaal dan Barcelona of Parijs – met participatief begroten op stadsdeelniveau. Ook is er van oudsher een tendens in de stad die gericht is op het coöperatieve beheer van energie en woningen. Een groep (burger)organisaties, waaronder Commons Network, werkt nu samen met de gemeente aan een zogenaamde incubator om de coöperatieve ‘sector’ verder te stimuleren.

Het zijn voorzichtige stappen richting een meer municipalistisch idee van de ‘stad’. Die voorzichtigheid is inherent aan municipalistische verandering: stap voor stap, steeds weer lerend van de vorige stap, evalueren, meer mensen betrekken, aanpassen, het is een proces zonder einde. Het municipalisme is een stroming zonder magisch einddoel of routekaart. Zonder hoop zelfs om ooit een perfecte stad te bereiken, omdat municipalisten zich realiseren dat een utopie een utopie is en er geen systeem bestaat dat zo’n utopie in de praktijk mogelijk maakt.

Die pragmatiek onderscheidt het municipalisme van de grote linkse vertogen van weleer. Van Belgrado tot Barcelona en van Warschau tot Valparaíso wordt zo niet alleen gewerkt aan alternatieven voor het neoliberalisme, maar ook aan andere vormen van politiek; bescheiden, feministisch, en radicaal democratisch. En aan een stad die burgers bijeen brengt in het publieke leven in plaats van hen uit elkaar drijft als consumenten. Hoe die stad eruitziet, is afhankelijk van de context, maar één ding is zeker: ze zal door mensen zijn gemaakt.

Het bericht Municipalisme: hoe de wil van de mensen wet wordt verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/municipalisme/

INGEZONDEN BRIEF: Koers 2030: weinig groei maar veel bloei (Sliedrecht24)

Pamflet

(Foto LinkedIn Johan Lavooi)

De inleiding
Pats …..burgemeester en wethouders van Sliedrecht gooien olie op de veenbrand , die al vanaf 1975 smeult, toen burgemeester Van Hofwegen voorstelde om Sliedrecht te laten groeien naar 40.000 inwoners. Het college heeft namelijk de Kadernota 2021 uitgebracht. Dit belangrijke stuk gaat voornamelijk over woningbouwopgaven en de verdeling van maar liefst 23 miljoen van de Enecogelden. Het belangrijkste voorstel is: bouw 2500 nieuwe woningen in Sliedrecht; de helft binnen de huidige grenzen en de andere helft ten noorden van de spoorlijn. Voor alleen al het maken van de ruimtelijke ordeningsplannen door ambtenaren en bureaus wil men 2,3 miljoen + 1,7 miljoen = 4 miljoen euro uittrekken. Zo’n voorstel met zulke gevolgen heb ik in Sliedrecht nog nooit gelezen.

Bedoeling van het college is om deze nota in één keer ( a.s. dinsdag ) door de gemeenteraad te laten vaststellen. Nog niet zo lang geleden werd over dit soort zaken eerst gediscussieerd in de gemeenteraad, maar nu wordt duidelijk een andere weg gekozen. Er ligt een concreet voorstel en als de gemeenteraad daarmee instemt is er geen weg meer terug. Voor zover ik weet is er ook niet of nauwelijks met maatschappelijk betrokken organisaties, zoals de woningcorporatie Tablis Wonen, over gesproken. Het is eenrichtingverkeer. Lef kan dit college – van vooral van buitenaf ingevlogen bestuurders – niet ontzegd worden. Over de onwenselijkheid en de onmogelijkheid van hun voorstellen gaat dit pamflet.

De aanleiding
De aanleidingen zijn helder. Pro Sliedrecht is uit het college verdwenen en met name het CDA ziet kans om een aloude wens te realiseren. Het CDA wil al sinds jaar en dag richting Wijngaarden bouwen en wethouder Ton Spek heeft zijn zinnen gezet op de bouw van één of meer tunnels. De SGP is wat voorzichtiger, maar wil ook eigenlijk wel. En de PvdA is aan het twijfelen gebracht door zijn nieuwe wethouder. Maar de SGP en de PvdA willen wél de voetbalvelden verplaatsen naar het gebied ten noorden van de spoorlijn. Nog steeds een goede gedachte trouwens. Tenminste als onderdeel van een recreatief gebied, zoals ooit de bedoeling was. Echter, de grond die de gemeente nu nodig heeft is in handen van een enkele boer en projectontwikkelaar. Die laatste wil wel meewerken, mits hij dan rondom die voetbalvelden zo’n 1000 woningen mag bouwen. En zo vond dit college elkaar .

Onmogelijke aantallen
1. Allereerst over bouwen ten noorden van de spoorlijn en dat gekke aantal. Het is of het één of het ander . Of niet bouwen, of juist heel veel bouwen. Het is een volstrekte illusie om te veronderstellen dat als we gaan bouwen ten noorden van de spoorlijn, we ons kunnen beperken tot 1250 woningen. Alleen al vanwege de ontsluitingsproblemen (A-15, spoorlijn én Betuwespoorlijn ) zijn er miljoenen nodig om dit gebied bereikbaar te maken. Spek wil dat geld proberen los te peuteren van hogere overheden en zelfs uit Brussel ! Leuk voor de bühne, maar dit soort projecten kan alleen maar worden gerealiseerd als er veel woningen worden gebouwd om die kosten te dragen.

Geen illusie : als we gaan bouwen, dan betekent dat bouwen tot aan Wijngaarden en dus in 2050 een gemeente van 40.000 inwoners. 

2.Dan binnen de grenzen. Na Baanhoek-west is Sliedrecht zo goed als vol. Sliedrecht is nu al dichtbebouwd . Hoe het college denkt nog 1250 woningen te kunnen realiseren en tegelijk b.v. in Sliedrecht -Oost ( ? ) een “leefbare en toegankelijke, groen-dooraderde wijk met een mix van allerlei woningtypes en prijsniveaus“ (letterlijk citaat ) is mij een compleet raadsel. Zo’n aantal is volstrekt onmogelijk. Op wat er nog wél zou kunnen kom ik later terug.

Kortom: ten noorden van de spoorlijn kunnen we ons nooit beperken tot 1250 woningen. We gaan óf massaal bouwen of we gaan niet bouwen. En binnen de grenzen van Sliedrecht kunnen we nooit 1250 woningen proppen.

Onwenselijke aantallen.
De plannen zijn ook onwenselijk en om veel meer redenen.
1.Het college zet in op de bouw van het midden- en het hogere segment, “waardoor ook doorstroming uit het lagere segment mogelijk wordt “ . Dat schrijft men tegen beter weten in. Zo werkt het de laatste jaren in Nederland niet. Er worden nog steeds veel te veel grote eengezinswoningen gebouwd. En er is nauwelijks doorstroming. Maar er komt juist steeds meer behoefte aan betaalbare woningen voor ouderen, starters en gebroken gezinnen. En huurwoningen worden nog maar nauwelijks gebouwd, terwijl de inkomensongelijkheid enorm toeneemt. Een voorbeeld van verkeerd beleid : op de plaats van het oude ziekenhuis bouwt men straks dure appartementen. Men moet zelfs in landelijke kranten als de NRC adverteren om de huizen kwijt te raken. Hoezo bouwen voor Sliedrechters? Hoezo
doorstroming?
2.De bescherming van het Groene Hart , maar ook van de kleine dorpen in de Alblasserwaard die niet leeggezogen moeten worden.
3.Tablis- de huurdersvereniging- vraagt al jaren grond voor meer sociale woningen maar krijgt nul op het rekest.
4.Sliedrecht wordt nergens toe verplicht. Anders dan men doet vermoeden ligt er geen opdracht van de kant van de hoge overheden. Binnen de Drechtsteden is ook een aantal van 25.000 woningen een eigen leven gaan leiden. buurgemeenten zoals Papendrecht trekken zich daar niks van aan. Die hebben het ook niet over kreten als stilstand is achteruitgang.
5.Sliedrecht heeft nu al weinig “lucht”. Het is nu al arm aan bomen en ander groen, speelplekken, recreatiemogelijkheden , terrassen, ruimte voor fietsers, kortom : leefbaarheid. En dat terwijl de milieudruk ( A 15, spoorlijnen, de Merwede, de overkant ) groot is.

Moet er dan niks gebeuren ?
Zeker niet. De bevolkingsgroei in Nederland blijft nog wel even doorgaan , hoewel vooral in de Randstad door de trek naar de steden. Maar Sliedrecht kan daar maar een klein beetje aan meewerken. Mogelijkheden zijn er echter heus wel. Zelfs met behoud van de kleinschaligheid van de dijk ( met de lintbebouwing verdraagt dat authentiek stukje Sliedrecht zich niet met hoogbouw – dus ook niet op het Watertorenterrein).

Om te beginnen Het Oog van Hardinxveld-Giessendam. Ooit door de Provincie aangewezen als buffer voor het geval er grootschalige woningbouw nodig zou zijn. Nu door Hardinxveld-Giessendam – op een stukje bedrijfsterrein na- feitelijk in de koelkast gezet. Een gigantisch gebied tussen de spoorlijn en de Betuwelijn. Maakt geen onderdeel meer uit van het Groene Hart! Een perfecte woonlocatie met nu al een station. Er is bij mijn weten na 2014 nog nooit serieus met Hardinxveld-Giessendam over dit gebied gesproken. En dat terwijl Hardinxveld-Giessendam tegenwoordig deel is van de Drechtsteden. Waarom wordt er niet wat groter, wat regionaler, gedacht ?

Omdat we willen dat onze kinderen in Sliedrecht kunnen blijven wonen ? Wat vinden onze kinderen van die wens ? Gaat het hen om kwaliteit of om gemeentegrenzen ? Als je in Hardinxveld woont en je moeder in Sliedrecht zit je binnen een kwartier op de fiets op de koffie.

Dan het centrum. Het Burgemeester Winklerplein leent zich bij uitstek om hoogbouw. Eén of twee architectonisch mooie hoge gebouwen (waarom bouwen we dat soort dingen in Sliedrecht nooit?) met onder het plein een parkeergarage. Waardoor op het plein ook weer meer mogelijkheden zijn, zoals de herleving van een grote weekmarkt tot een regionale trekker zoals die vroeger was; de kermis, terrassen. En natuurlijk het dorpshuis waar zo’n behoefte aan is in het centrum van ons dorp. Wist u dat men in 1957 al met die gedachte speelde?

En natuurlijk De Kerkbuurt. Een winkelpromenade die nooit meer op het oude niveau zal terugkomen. Het winkelbestand is tot de helft ingekrompen en staat deels leeg . Durf daar nog meer af te breken, zolas aan het oostelijk eind naast Kramer. En bouw op de vrijgekomen plekken middelhoge appartementen voor ouderen, starters en eenoudergezinnen.

Bruisen, bloeien
Dit pamflet heet “weinig groei, maar veel bloei “ . Het bestaande Sliedrecht kan nog maar een beetje groeien , maar dat hoeft de bloei niet in de weg te staan. Daarvoor is natuurlijk meer nodig dan bouwen. Het college vraagt daar terecht aandacht voor. Sliedrecht mag wat meer bruisen, schrijft men. Maar het wordt in tegenstelling tot de ruimtelijke ordening wat mager uitgewerkt. Het zou mooi zijn als het college en de raad daar apart bij stil staan. De behandeling van de Kadernota zou wel eens teveel in beslag genomen kunnen worden door de ambitie van het college om te groeien en het uitgeven van de 23 miljoen van de Enecogelden. Over de keuzes die daarin worden gemaakt zou trouwens ook een apart pamflet geschreven kunnen worden. Nieuwe voetbalvelden en een dorpshuis kunnen er makkelijk uit betaald worden.

Meer maatschappelijke discussie over alle elementen van de Kadernota is zeer wenselijk. Want het is op zichzelf een mooie steen in de vijver. Als de bevolking wél gevraagd wordt naar de gewenste eigenschappen van de nieuwe burgemeester ( wat zinloos is omdat de benoeming daarvan één groot politiek spel in de duisternis is ) , waarom dan geen brede maatschappelijke discussie over deze Kadernota?

Toeristisch havenfront, afbreken brandweerkazerne, gemeentehuis met horeca ,Elektra verbouwen, 23 miljoen verdelen; noem maar op… de nota is prikkelend genoeg.

Zit de bevolking en de raad er voor Spek en bonen bij?

Sliedrecht, 24 september 2020
Johan Lavooi

Brieven worden 1 op 1 overgenomen. De redactie is niet verantwoordelijk voor de inhoudelijke juistheid van een ingezonden brief. Plaatsing houdt niet in dat de redactie achter de inhoud van het bericht staat. Een brief wordt uitsluitend geplaatst als de bron bij ons bekend is. De naam van de afzender wordt onder het artikel geplaatst. NAW- en e-mailgegevens worden niet openbaar gemaakt. Een ingezonden brief plaatsen we onverkort, soms ook omdat er geen artikel over het onderwerp op online krant Sliedrecht24 is verschenen.

Redactie Sliedrecht24

Het bericht INGEZONDEN BRIEF: Koers 2030: weinig groei maar veel bloei verscheen eerst op Sliedrecht24.

https://sliedrecht24.nl/ingezonden-brief-koers-2030-weinig-groei-maar-veel-bloei/

Hoe een uitstapje uitmondde in een emigratie naar Australië (Barneveldse Krant)

  • Gerco en Anne-Wil: ,,Onze ouders vonden ons vertrek naar Australië niet per se leuk.''

    Landman
  • Gerco Landman
  • ,,Het grote verschil met Nederland is vooral dat de lucht hier meestal blauw is.'´

    Gerco Landman
  • Gerco Landman
  • De kinderen van Gerco en Anne-Wil Landman: Bas, Tim en Noor.

    Gerco Landman
Hoe een uitstapje uitmondde in een emigratie naar Australië
22-02-2020, 06:36

BARNEVELD/JERRABOMBERRA Een paar maanden aan de slag gaan bij de Australische vestiging van Accenture, het leek de in Barneveld geboren Gerco Landman (44) een mooi avontuur. Zijn tijdelijke uitstapje liep uit op een emigratie met het hele gezin en inmiddels genieten zij volop van het Australische leven. ,,Het is een enorme luxe dat er twee plekken op de wereld zijn waar je je zo thuis voelt, maar de keerzijde is dat je altijd een beetje heimwee hebt.’’

Jessica Kapelle

Gerco vertrok in 2014 voor drie maanden naar het zuidelijk halfrond om Accenture Australië een handje te helpen op het gebied van grensbewaking en grensmanagement, maar geniet ruim vijf jaar later nog steeds in het zonnige Australië. ,,Je zou wel kunnen zeggen dat het goed bevalt, ja’’, vertelt hij enthousiast vanuit zijn woning in Jerrabomberra, een suburb van de hoofdstad Canberra. ,,Het klimaat hier is zo fijn. Het is altijd mooi weer, daar kun je wel aan wennen. Échte kou heb je niet. Het grote verschil met Nederland is vooral dat de lucht hier meestal blauw is. Toen we een paar jaar geleden met kerst in Nederland waren, hebben we de zon een week niet gezien. Dat komt hier bijna niet voor. Het is eigenlijk nooit grijs en grauw.’’

De in Barneveld geboren Gerco, die met zijn vrouw Anne-Wil en drie kinderen Bas, Tim en Noor in Hoofddorp woonde, greep vijf jaar geleden met beide handen een project bij zijn werkgever Accenture aan waarvoor hij voor drie maanden naar Canberra zou verkassen. Een avontuur in het buitenland was iets waar hij al een tijdje naar op zoek was en dit leek de ideale mogelijkheid. ,,Ik was benieuwd naar het onbekende. Ik werkte al vijftien jaar voor Accenture in Nederland en dat ging goed. Ik was nieuwsgierig of ik dat ergens anders ook zou kunnen. Je begint weer op nul en moet je reputatie helemaal opnieuw opbouwen.’’

Ook zijn gezin zag een avontuur in het buitenland wel zitten. ,,Mijn vrouw reageerde direct ‘supportive’. Ze wist dat dit iets was wat ik graag wilde, maar het is niet niks natuurlijk. Je leeft een tijdje gescheiden van elkaar.’’ Bij de familie Landman was het al vaker ter sprake gekomen om voor langere tijd naar het buitenland te vertrekken. Gerco ging als een soort verkenner namens het gezin een kijkje nemen. ,,Het was niet dat Nederland niet beviel. Het was vooral vanuit avontuurlijk oogpunt dat het ons aansprak.’’

Enkele maanden later vertrok ook de rest van de familie naar Canberra. ,,Mijn gezin kwam tijdens de vakantie een paar weken op bezoek en het is zo goed bevallen dat we hebben besloten om er twee jaar aan vast te plakken.’’ Vanaf dat moment werd de grote verhuizing in gang gezet. Ze verhuurden hun huis in Nederland en gingen op zoek naar een woning in de omgeving van de hoofdstad. Ook de kinderen, die op dat moment 9, 7 en 5 jaar oud waren, hadden zin in het avontuur. ,,Ik denk dat ze op dat moment ook zo jong waren dat ze niet precies beseften wat er ging gebeuren. De oudste had het er nog het moeilijkst mee, omdat hij wat beter begreep wat er aan de hand was.’’

De rest van de omgeving had het moeilijker met het vertrek. ,,Onze ouders vonden het niet per se leuk. Ze zeiden eerlijk dat ze er niet om stonden te springen dat de kleinkinderen naar de andere kant van de wereld zouden verhuizen, maar dat ze het ons wel van harte gunden en ons volledig steunden.’’

TAALCURSUS Accenture Australia hielp de Nederlandse familie een handje bij de grote oversteek. Zo werden er taalcursussen voor de kinderen georganiseerd en hielpen ze mee met het vinden van een huis. Het regelen van alle praktische dingen ging vrij gemakkelijk, vindt Gerco. ,,We hadden het grote voordeel dat ik al een tijdje in het land woonde. Hierdoor heb ik vanuit Australië al veel dingen kunnen regelen voordat de rest van de familie arriveerde. Dat maakt de overgang ook een stukje makkelijker.’’

Vooral voor de kinderen was het leven in Canberra in het begin wennen. ,,Ze spraken op het moment dat ze aankwamen nagenoeg geen Engels. Nog geen twee weken nadat we verhuisden stond de eerste schooldag al voor de deur. Dat is wel pittig als je de taal nauwelijks spreekt. Maar in het diepe leer je zwemmen, je moet ook wel. Na een aantal weken zie je dat ze dingen oppakken, een aantal maanden later kunnen ze prima meedraaien. Tim won zelfs een jaar nadat we verhuisden de spellingscompetitie in de klas’’, vertelt hij trots. Ook de verdere aanpassingen gingen goed. ,,Het is natuurlijk een westers land en de cultuur is redelijk vergelijkbaar. De kinderen gaan hier ook gewoon na school naar voetbaltraining.’’ De familie Landman voelt zich in Canberra dan ook helemaal op haar plek. ,,De stad is groot genoeg dat je alles hebt zoals winkels, een bioscoop en een Ikea, maar zonder de ‘big city problems’. Er is geen verkeersdrukte en er zijn niet echt slechte wijken zoals Sydney die bijvoorbeeld wel heeft. Canberra is eigenlijk een soort groot Barneveld, het voelt aan als een groot dorp ook al is het zo groot als de provincie Utrecht. Er is weinig hoogbouw en voelt vriendelijk aan.’’

WAARSCHUWEN ,,Wel had ik me van tevoren een beetje vergist in de grootte van het land. Je hebt hier echt alle ruimte. De meeste huizen hebben maar één verdieping. Waarom zou je de lucht in bouwen als je alle ruimte hebt? De keerzijde is dat dat ook betekent dat eigenlijk alles verder weg is. Je loopt niet zo even naar de supermarkt en hebt eigenlijk overal een auto voor nodig. Ook andere steden zijn veel verder weg dan we in Nederland gewend zijn. Met de bosbranden die er nu gaande zijn word ik wel eens gebeld door vrienden in Nederland om te waarschuwen dat we weg moeten uit Canberra, want ze hebben gezien dat er een brand is in de buurt van Sydney. Dat is net zoiets als dat je in Nederland je huis uit moet als de Notre Dame in de fik staat.’’

BALANS De grootte van het land is volgens Gerco niet het enige dat verschilt van Nederland. ,,Er wordt vaak over Australiërs gezegd dat ze heel relaxed zijn en dat is ook echt zo. In Nederland had ik nog wel eens ‘s avonds een vergadering. Hier kennen ze dat een stuk minder. De balans tussen werk en privé is beter. Ze hebben oog voor meer dan alleen carrière maken. Ook maken Australiërs zich niet zo snel druk. Australië wordt wel ‘the lucky country’ genoemd. Het land heeft al ruim 25 jaar elk kwartaal te maken met economische groei en is daarmee het land dat het langst aaneengesloten een economische groei kent. Ze hebben bijvoorbeeld de economische crisis die een aantal jaar geleden heerste helemaal niet meegemaakt. En dat terwijl het vanuit mijn Nederlandse perspectief soms wat gemakzuchtig lijkt, die instelling van: ‘Je doet je ding en dan groeit de economie vanzelf wel’. Dat zit in de cultuur. Die relaxedheid is ook wel één van de redenen geweest dat we langer in dit land wilden blijven. Het gaat hier allemaal wat rustiger. Files heb je bijvoorbeeld nauwelijks. In plaats van dat ik in Nederland mijn kinderen ‘s ochtends nooit zag omdat ik om zeven uur al in de auto zat om de files te vermijden, ontbijten we hier elke ochtend samen met het hele gezin.’’

Ook ervaart Gerco Australië als een vriendelijker land. ,,Dingen zoals overlast van vuurwerk of geweld tegen hulpverleners tijdens oud & nieuw, daar hebben ze hier nog nooit van gehoord. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor hooligans. Ze hebben in stadions geen hekken tussen de uit- en thuissupporters, er zijn niet eens verschillende vakken. We gingen een keer naar een rugbywedstrijd waarbij Frankrijk tegen Australië speelde. We waren wat later en de vlaggetjes van Australië waren al op dus we namen die van Frankrijk mee het stadion in. We zaten tussen de Australiërs de Franse ploeg aan te moedigen en dat vindt iedereen prima. Je hoeft bij wijze van spreken geen moment te vrezen voor je leven. Hetzelfde geldt voor de voetbalwedstrijden van onze kinderen. Na de wedstrijd geef je de scheidsrechter een hand en is het drie keer hoera voor de tegenstander. Dat wordt er al van jongs af aan ingedrild. Daar kan Nederland nog wel wat van leren.’’

Volgens de geboren Barnevelder heeft de emigratie naar Australië hem en zijn gezin vooral op een positieve manier veranderd. ,,Ik heb een bredere blik op dingen gekregen. Iets milder ook. Je leert zoveel mensen en culturen kennen en ziet dat er meer wegen naar Rome leiden dan alleen de Nederlandse manier. Ook als gezin zijn we dichter naar elkaar toegegroeid. We waren als vijf Nederlands sprekende mensen toch wel op elkaar aangewezen in het begin en dat heeft heel positief uitgepakt. We doen veel dingen als gezin samen, in Nederland was dat misschien wel anders geweest. Onze twee zoons deelden bijvoorbeeld een aantal jaar een slaapkamer. Niet omdat er geen andere ruimte was, maar gewoon omdat ze het gezellig vonden.’’

Toch hebben Gerco en Anne-Wil ook af en toe heimwee naar Nederland. ,,Er zijn natuurlijk wel momenten waarop je Nederland mist of overweegt om terug te gaan. Familie staat bovenaan het lijstje, zeker rondom bepaalde momenten zoals verjaardagen en feestdagen. Ik denk wel dat Anne-Wil daar meer last van heeft dan ik. Bijvoorbeeld toen haar jongste broertje anderhalf jaar geleden een kindje kreeg. Dat zijn momenten waar je graag bij zou willen zijn, maar dat kan niet zomaar even. Iemand vertelde me eens de spreuk: Als je in twee delen van de wereld hebt gewoond, ben je nooit meer helemaal heel. En dat herken ik wel. Het is een enorme luxe dat er twee plekken op de wereld zijn waar je je zo thuis voelt, maar de keerzijde is dat je altijd wel een beetje heimwee zal hebben.’’

CONTROLE Het is dan ook nog de vraag of en wanneer de familie Landman terugkeert. ,,We hebben altijd gezegd dat we onszelf zien terugkeren naar Nederland, maar wanneer weten we niet. Je moet ook wel realistisch zijn. De kinderen wonen hier inmiddels al een hele tijd. De oudste is 15. Het kan maar zo dat hij op een gegeven moment een leuk meisje tegenkomt en zegt: ik blijf hier. Of dat er een moment komt waarop wij besluiten terug gaan, maar dat de kinderen dat helemaal niet willen. Je moet je ook wel bedenken dat we van onze kinderen echte wereldburgers hebben gemaakt. Het zou ook kunnen dat zij later alledrie in een ander land of zelfs in een ander werelddeel wonen.’’

,,Mijn vrouw en ik hebben afgesproken om van jaar tot jaar te bekijken wat we willen. We hebben gemerkt dat je gek wordt als je je elke week gaat afvragen wat je zou willen. We zien onszelf hier in elk geval de komende jaren blijven. Over drie jaar is de oudste klaar met de middelbare school, dan kijken we wel weer verder. Aan de andere kant hebben we ook bij mensen om ons heen gezien dat je wel heel leuk plannen kan maken, maar je weet uiteindelijk nooit hoe de dingen lopen. Bijvoorbeeld als iemand uit de familie langdurig ziek wordt. Je hebt nou eenmaal niet overal de controle over. Voorlopig bevalt het in ieder geval nog erg goed. In juni komen we weer naar Nederland om de Australische winter voor een paar weken in te ruilen voor de Nederlandse zomer en om de kangoeroes in te wisselen voor kippen.’’

Pubble status:

https://barneveldsekrant.nl/lokaal/mensen/hoe-een-uitstapje-uitmondde-een-emigratie-naar-australi%C3%AB-683202