Eerste Hulp Bij Onzekerheid: een spoedcursus (MT.nl)

De Amerikaan Nathan Furr, professor Strategie bij Insead en specialist in innovatie, lanceert in juli een nieuw boek ‘The Upside of Uncertainty’. Zijn missie: mensen leren om wat minder bang te zijn voor het onbekende. Als je niet zo angstig meer bent, ga je meer mogelijkheden zien.

‘Onzekerheid is niet nieuw, maar de laatste twee jaar is die alleen maar groter geworden. Wie van lineaire vooruitgang houdt, krijgt het overal steeds moeilijker mee. En dat lineair denken, is wat we meekrijgen van onze ouders en van school’, vertelt hij tijdens de Deense Presidents Summit.

Kan je beter worden in omgaan met onzekerheid? Jazeker, alleen miste Furr in alle onderzoeken en literatuur een handleiding voor hoe je dat dan doet. Die heeft hij nu zelf geschreven. Hij is de mosterd gaan halen bij innovatieve ondernemers, maar ook bij investeerders, startuppers, spoedverplegers, gokkers, surfers, etc.

Leren omgaan met onzekerheid

Hun lessen heeft hij verwerkt in de vier armen van een rood kruis, een soort van EHBO-gids, Eerste Hulp Bij Onzekerheid. Voor MT/Sprout halen we er een spoedcursus uit.

#1 Van verliezen naar winnen

Verandering en onzekerheid zijn twee handen op één buik. Ze horen bij elkaar. Als je zelf kiest voor een verandering, dan voel je je daarbij altijd wat ongemakkelijk. Als je je daarop focust, dan verlies je het zicht op de mogelijkheden die verandering met zich meebrengt.

Ons brein registreert onzekerheid als een potentieel verlies

‘Hoe we onzekerheid omschrijven, beïnvloedt de manier waarop we reageren: hoe we over onzekerheid denken, hoe we beslissen en welke actie we gaan ondernemen. Ons brein registreert onzekerheid als een potentieel verlies. Daarom vermijden we het’, legt Furr uit.

Als je onzekerheid anders formuleert, kan je er beter mee omgaan. Herformuleer onzekerheid van de angst om te verliezen naar de kans om te winnen. ‘Mensen kunnen kiezen voor een eerste medicijn met 5 procent kans dat het niet werkt. Of ze kunnen kiezen voor een tweede medicijn met 95 procent kans op succes. Reken maar dat iedereen het tweede, succesvolle medicijn kiest. Zelfs als ze volledig identiek zijn.’

Dat herformuleren helpt je ook een andere mindset te creëren, zegt Furr. ‘Zeg niet tegen jezelf: ik ben een verliezer, ik ben bang, ik ben er niet goed in… Zeg tegen jezelf dat je wacht op nieuwe dingen en dat je er klaar voor bent. Je kan alleen het beste uit jezelf halen als je de grenzen opzoekt, of dit nu emotionele, sociale, financiële of andere grenzen zijn. De grens is waar de nieuwe, spannende dingen gebeuren.’

#2 Wat is jouw risicoprofiel?

Onzekerheid overkomt je, je kan niet altijd zelf kiezen waar je mee te maken krijgt en je kan er ook niet voor plannen. Maar je kan je er wel op voorbereiden en dat geeft vanzelf minder stress. Hoe? Door een risicoprofiel van jezelf op te maken.

Dat profiel gaat over veel meer dan alleen financiële risico’s. Je hebt ook emotionele, intellectuele, sociale en fysieke risico’s. ‘Als je in verschillende soorten risico’s gaat denken, dan kan je identificeren waar je een afkeer van hebt. Eventuele zwaktes kan je versterken, de sterkere kan je omarmen.’

Laat je voor belangrijke zaken niet tegenhouden door je afkeer van risico’s

‘Als ik in mijn jongere jaren ondernemer was geworden, dan was ik uit mijn dak gegaan van hoe de onzekerheid over hoe ik de huur moest betalen’, geeft Furr een persoonlijk voorbeeld. Het (h)erkennen van die risico-aversies en ze aanpakken, daardoor kun je beter omgaan met onzekerheid.

Hij waarschuwt er tegelijkertijd voor dat inspelen op je sterktes altijd goed is, maar dat je voor belangrijke zaken je niet mag laten tegenhouden door je afkeer van een bepaald risico.

‘Een van mijn mentoren had een afkeer van financiële risico’s. Hij liet ons zelf onze boterhammen meenemen om enkele dollars te besparen op de lunchkosten.’

‘Maar zelf leende hij ondertussen wel 30.000 dollar om zijn onderzoek te verbeteren. Waarom? Omdat hij wist dat hij een betere baan zou krijgen dankzij goed kwalitatief onderzoek. Als iets zo belangrijk voor je is, dan mag je er wel in investeren, vond hij.’

‘We kunnen onze tolerantie voor risico verhogen door ze te erkennen en aan te pakken. Als je bang bent voor een pak slaag, dan kan je bijvoorbeeld leren kickboksen om dat risico te verminderen.’

#3 Weten versus twijfelen

Actie ondernemen is het meest cruciale onderdeel van omgaan met onzekerheid. Achter die kansen aangaan, geeft moed. Met doen, creëer je je eigen toekomst. Maar je moet dan wel bereid zijn om te leren, om ongelijk te hebben en om te veranderen.

Furr gelooft onder meer in de waarde van cognitieve flexibiliteit. Wat betekent dat? ‘Dat je voldoende moet vertrouwen op wat je weet om actie te ondernemen, maar tegelijkertijd ook net genoeg twijfels hebt om naar andere stemmen te luisteren.’

Besef dat er dingen zijn die je nog niet weet en ook niet kan weten

Hij vertelt het verhaal over een ervaren brandweerman die zijn collega’s vroeg om hun materiaal te laten vallen en te gaan schuilen voor een felle bosbrand. Dat sloeg nergens op, vonden ze, en dus bleven ze hun materiaal meesjouwen. Daardoor werden ze ingehaald door het vuur. De enige overlevende? De brandweerman die zijn materiaal wel dropte.

Navigeren door onzekerheid is gebaat bij het besef dat er dingen zijn die je nog niet weet en ook niet kan weten. Trek geen overhaaste conclusies, blijf niet doen wat je al eerder hebt gedaan, kijk naar je blinde vlekken.

‘Je moet je eigen vertrouwen in je kennis aanpassen, zodat je naar anderen kan luisteren, en dan pas de juiste weg kiezen. Laat je materiaal vallen wanneer dat nodig is, ook al heeft dat materiaal daarvoor altijd gewerkt.’

#4 Blijven varen op die woeste golven

Onzekerheid betekent ook obstakels op je pad krijgen. Zelfs als je geoefend hebt in herformuleren, als je goed voorbereid bent en bereid bent om het anders te doen, dan zal het niet altijd gaan zoals je wil. Hoe blijf je dan toch doorgaan?

Je wordt door elkaar geschud, maar zorg dat je niet zinkt

Nathan Furr vergelijkt dat volhouden met het rollen van een boot op de golven: je wordt door elkaar geschud, maar je zinkt niet. Als je faalt en je gefrustreerd raakt, sta jezelf dan toe om die frustraties te voelen. Vervolgens vraag je je af wat je ervan hebt geleerd. Wat is de volgende stap waar je aan kan werken?

Emotionele hygiëne, een reality check of gewoon het avontuur opzoeken zijn andere tools die je kan gebruiken. Hij vertelt hoe hij zelf het ‘dankbaarheidsframe’ gebruikte tijdens de pandemie.

‘Al mijn conferenties werden afgezegd en ik raakte in paniek. Ik heb me dan afgevraagd wat ik nog wel had. Ik rook de verse koffie, zag het zonlicht in de keuken. Als ik alles kwijt zou raken, dan zou ik nog altijd de koffiebonen ruiken, het zonlicht zien en met mijn gezin samenzijn. Daar ben ik dankbaar voor, en dat werkte.’

Lees meer over zelfontwikkeling:

https://mtsprout.nl/work-life/omgaan-met-onzekerheid-nathan-furr

RCP8.5: worst case, business as usual of foute voorspelling? (Klimaatverandering blog)

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2020/02/rcpemissions.png?w=500&h=180

Er woedt al een tijd een pittige discussie onder energie- en klimaatdeskundigen en hun volgers over de RCP-emissiescenario’s, die onder meer zijn gebruikt in het vijfde Assessment Report van het IPCC. Het gaat dan met name over het hoogste scenario, RCP8.5. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we hier te maken hebben met wat Stephan Lewandowsky ooit “seepage” noemde: een pseudosceptisch frame dat binnensijpelt in de wereld van de wetenschap. Dat pseudoscpetische frame komt er op neer dat RCP8.5 een foute voorspelling is. Dat is nonsens.

Scenario’s zijn geen voorspellingen. Er wordt juist met verschillende scenario’s gerekend omdat de menselijke keuzes grotendeels bepalend zullen zijn voor de toekomstige emissies en concentraties van broeikasgassen onvoorspelbaar zijn. Het simpele feit dat er uiteenlopende scenario’s zijn die onmogelijk allemaal uit kunnen komen zou voldoende moeten zijn om te beseffen dat ze niet bedoeld zijn als voorspelling. Maar toch blijft de suggestie van de foute voorspelling, van de overdreven pessimistische klimaatwetenschap, maar terugkomen. Het spiegelbeeld van die suggestie, dat klimaatwetenschappers veel te optimistisch zouden zijn omdat in onderzoeken ook vaak het laagste scenario RCP2.6 wordt meegenomen, zie je zelden of nooit. En dat terwijl de werkelijke emissies nog altijd een stuk dichter bij het hoogste dan bij het laagste scenario liggen, zeker als ook emissies van ontbossing worden meegenomen.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2020/02/epe0okcuyaaqgki.jpg?w=500&h=196

Het tekent de moeite die de maatschappij en de wetenschap blijken te hebben met het benoemen van risico’s. En de gevoeligheid die er nog steeds is voor het verwijt van bangmakerij. Het is natuurlijk ook een lastige kwestie, omdat mensen zo verschillend reageren op informatie over risico’s. De communicatie hierover blijft dan ook een mijnenveld, tussen wetenschappers onderling én tussen wetenschap en maatschappij.

Zeke Hausfather en Glen Peters begaven zich deze week in dat mijnenveld, met een commentaar in Nature. Het leverde nogal tendentieuze koppen op, onder meer bij de BBC en in De Volkskrant. En hoewel Hausfather en Peters zeker een aantal zinnige punten maken, is de angst om weggezet te worden als paniekzaaier tussen de regels door wel te zien in hun stuk. Ik betwijfel of die angst een goede raadgever is.

Een belangrijk punt van Hausfather en Peters is het zorgvuldig benoemen en omschrijven van een scenario als RCP8.5. De omschrijving “business as usual” die nogal eens wordt gebruikt vinden ze niet correct. En daar hebben ze zeker een punt. Overigens hebben de ontwikkelaars van de RCP-scenario’s en het IPCC die omschrijving ook nooit gebruikt. Maar in wetenschappelijke artikelen en berichten in de media komt hij wel regelmatig voor. Vooral uit gewoonte, zo vermoed ik. “Business as usual” was in het verleden namelijk wel een voor de hand liggende benaming voor het hoogste scenario, dat uitging van de groei van emissies zonder enig klimaatbeleid. In het eerste IPCC-rapport, uit 1990, werd die benaming bijvoorbeeld gebruikt. Maar de wereld zag er destijds anders uit. Er waren nog geen internationale klimaatafspraken, laat staan dat er ook maar iets was dat op het begin van een energietransitie leek. Er was ook maar bar weinig reden om aan te nemen dat zo’n transitie zonder internationaal klimaatbeleid op gang zou komen. Een beleidsarm scenario (in het Nederlands ook wel aangeduid als “autonome ontwikkeling”) zou destijds dus naar alle waarschijnlijkheid neerkomen op de verdere ontwikkeling van een volledig op fossiele brandstof gebaseerde wereldeconomie.

Maar sindsdien is er wel het nodige gebeurd. Het klimaatverdrag van Kyoto uit 1997 was voor sommige landen al een aanzet om voorzichtig met de energietransitie te beginnen, en met het afsluiten van het klimaatakkoord van Parijs sprak de hele wereld een stevige ambitie uit. Natuurlijk valt het nog te bezien of die ook wordt waargemaakt, maar het ligt inmiddels zeker niet meer voor de hand dat “business as usual” neerkomt op een volledig fossiele economie. Er zijn zelfs mensen die menen dat de ontwikkeling naar duurzame technologie en energie inmiddels niet meer te stoppen is, dat het een autonome ontwikkeling zal zijn die ook zonder enig overheidsbeleid door zal gaan. Het “usual” in “business as usual” heeft geen eenduidige betekenis meer en dus is het geen goed idee om zo’n verwarrende term te blijven gebruiken.

Meer moeite heb ik met de suggestie van Hausfather en Peters dat RCP8.5 vaak als het meest waarschijnlijke scenario gepresenteerd zou worden. Naar mijn beste weten wordt in de wetenschappelijke literatuur, en zeker in IPCC-rapporten, geen uitspraak gedaan over welk scenario meer of minder waarschijnlijk is. Het komt wel nogal eens voor dat onderzoeken alleen het hoogste en laagste emissiescenario laten zien, maar dat is best logisch: op die manier krijgt men een beeld van de hele bandbreedte aan mogelijk uitkomsten. Om in te zien dat andere scenario’s tussen die uitersten liggen hoef je ze niet noodzakelijk expliciet mee te nemen.

En als een onderzoek alleen het hoogste scenario bekijkt betekent dat nog niet dat men dat scenario ook tot het meest waarschijnlijke uitroept. Er kunnen andere legitieme redenen voor zijn. Wetenschappelijk gezien kan het simpelweg interessant zijn om het effect van een ingrijpende verandering door te rekenen. Neem, ter vergelijking, het voorbeeld van een productontwikkelaar die een nieuw additief voor, pak ‘m beet, een wasmiddel onderzoekt. Bij de eerste experimenten zal zo iemand een flinke dosis toevoegen, om daarmee direct een duidelijk beeld te krijgen van het effect. Bij een lage dosis beginnen is niet handig, want dan weet je nog niks als er geen effect te zien is. Dat klimaatonderzoekers regelmatig eenzelfde benadering kiezen voor modelexperimenten is alleen maar logisch: zo kunnen ze in één keer zien of een verwacht effect zich voor zou kunnen doen. Aanvullend onderzoek kan vervolgens eventueel meer de nuances opzoeken. Dat heeft niets met overdrijving of pessimisme te maken. Zo’n onderzoek een beetje handig presenteren is dan natuurlijk wel belangrijk.

De onderliggende boodschap van Hausfather en Peters lijkt te zijn dat scenario’s realistischer moeten zijn. Ik heb daar mijn twijfels over. Omdat daarmee in mijn ogen de grens tussen voorspelling en scenario vervaagt. Dat zou de verwarring juist in de hand kunnen werken. Het is ook maar de vraag of toekomstige emissies en concentraties wel zo voorspelbaar zijn als Hausfather en Peters lijken te denken. Dat is een kanttekening die ook Michael Mann maakt. Daarbij wijst hij op nog een belangrijk punt: de C in RCP staat voor “concentration”. Hoeveel de CO2-concentratie nog zal stijgen hangt niet alleen af van onze emissies, maar ook van mogelijke terugkoppelingen in de koolstofcyclus. Denk aan CO2 die vrijkomt bij bosbranden, of bij het ontdooien van permafrost.

Vanuit de risico-benadering is het belangrijk om de volledige bandbreedte aan mogelijke uitkomsten te onderzoeken en niet alleen wat, al dan niet terecht, als meest waarschijnlijke uitkomst wordt gezien. En in een risico-analyse wegen juist de worst-case scenario’s zwaar.

Het enige onontkoombare feit in deze discussie blijft dat niemand met zekerheid kan zeggen hoe emissies en concentraties in de toekomst zullen verlopen. De mens is op dit moment de meest onvoorspelbare factor in het klimaat, en dat zullen we nog wel een tijdje blijven.

https://klimaatveranda.nl/2020/02/02/rcp8-5-worst-case-business-as-usual-of-foute-voorspelling/