De negatieve impact van klimaatverandering op infectieziektes (Klimaatverandering blog)

door: Arthur Oldeman

Een paar maanden geleden verscheen hier een blog over een verhoogd risico op virusellende door klimaatverandering. Hier ging het vooral over een studie in Nature die virusoverdracht tussen wilde diersoorten en van die diersoorten naar de mens voor diverse klimaatscenario’s onderzocht. De auteurs van de studie suggereerden dat de al ingezette klimaatverandering een dominante rol kan spelen in de virusoverdracht met alle gevolgen van dien voor de menselijke gezondheid. Nu is er recent (8 augustus) een nieuwe publicatie in Nature Climate Change verschenen waar een zeer vergelijkbare vraag wordt onderzocht, breder dan alleen virussen en met focus op de mens: Hoe beïnvloedt klimaatverandering ziektekiemen van infectieziektes?

De titel van de studie geleid door Camilo Mora geeft antwoord op deze vraag: “Over half of known human pathogenic diseases can be aggravated by climate change”. Toen ik dat eerst las, klonk dat schrikbarend én niet verrassend tegelijk. Ik kan me namelijk best voorstellen dat bepaalde risico’s versterkt door klimaatverandering, zoals overstromingen, de verspreiding van ziektes kunnen beïnvloeden. Maar meer dan de helft van de “known human pathogenic diseases”..? Hoe zit dat precies?

Het bestuderen van ziektekiemen in een veranderend klimaat

Allereerst is het goed om te weten wat “pathogenic diseases” precies zijn. Een pathogeen is een ziekteverwekker van biologische oorsprong, een “pathogenic disease” is in principe een infectieziekte. De auteurs proberen de vraag te beantwoorden hoe klimaatrisico’s (“climatic hazards”, oftewel risicofactoren die gevoelig zijn voor klimaatverandering) de ziektekiemen van menselijke infectieziektes beïnvloeden. Ze identificeren daarvoor tien verschillende klimaatrisico’s, zoals overstromingen, droogte en natuurbranden, waarvan bekend is dat klimaatverandering ze kan versterken (zie Figuur 1). Om hun onderzoeksvraag te beantwoorden, verzamelen ze alle te vinden voorbeelden in de literatuur waarin menselijke infectieziektes aan klimaatrisico’s worden gekoppeld.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2022/08/fig1.png?w=1024

Figuur 1. Klimaatrisico’s die worden beïnvloed door klimaatverandering door menselijke uitstoot. Bron.

In totaal hebben de onderzoekers in 830 bronnen 3.213 voorbeelden gevonden waarin één of meer van de 10 klimaatrisico’s werden gerelateerd aan een van de 286 unieke infectieziektes. Dat zijn dus best veel casussen. Van deze 286 infectieziektes kunnen er 277 worden verergerd door ten minste één klimaatrisico. Slechts 9 worden er uitsluitend verminderd. Zie ook figuur 2 voor een overzichtelijke Venn diagram.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2022/08/fig2.png?w=1024

Figuur 2. Onderscheiding van infectieziektes die ofwel worden verergerd of verminderd door klimaatrisico’s. Bron.

Naast dit literatuuronderzoek bekeken de onderzoekers een lijst van 375 infectieziektes waarvan is gedocumenteerd dat ze op een bepaalde manier een impact hebben op de mens. Hiervan worden er 218 verergerd door klimaatrisico’s. Dat brengt de auteurs op 58% (“more than half”). Ik vond deze getallen eerst een beetje verwarrend, maar het zit dus zo dat de auteurs in hun literatuuronderzoek een aantal infectieziektes identificeren die worden verergerd door klimaatrisico’s, maar welke niet voorkomen in een database van infectieziektes met menselijke impact (de GIDEON database).

In elke onderzochte casus wordt overigens niet alleen het klimaatrisico en de ziektekiem geïdentificeerd, maar ook het transmissietype. Dat kan zijn via water, lucht of direct contact, of via een organisme dat ziekteverwekkers overdraagt, waarbij het organisme zelf niet ziek wordt, maar wel micro-organismen kan verspreiden. De wetenschap noemt dergelijke diersoorten een vector. De auteur die de studie leidt heeft een bijzonder uitgebreide interactieve github pagina gecreëerd waarin je elk klimaatrisico, transmissietype en ziektekiem kunt selecteren, om de bestaande “pathways” te zien te krijgen. Zie er een screenshot van in Figuur 3. Een mooi voorbeeld van Open Science!

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2022/08/fig3.png?w=1024

Figuur 3. Screenshot van de interactieve github pagina met geselecteerd: alle routes waarlangs hittegolven bepaalde ziektekiemen negatief kunnen beïnvloeden. Link

Een aantal voorbeelden

In de rest van de studie focussen de auteurs vooral op deze infectieziektes die een hoger menselijk risico vormen door klimaatverandering, en ze geven daar een aantal voorbeelden van. Ze categoriseren de casussen afhankelijk van het antwoord op de vraag hoe klimaatverandering de ziektekiem meer ‘succesvol’ kan maken. Volgens de studie hangt dit af van twee zaken: 1. Komt de ziektekiem door klimaatverandering vaker in contact met de mens, en 2. Wordt menselijke weerstand verzwakt, óf de ziektekiem sterker door een klimaatrisico? Ik zal een aantal voorbeelden uit de studie uitlichten.

Een klimaatrisico brengt ziektekiemen dichter bij de mens. Een logisch voorbeeld zijn verschuivende gebieden waar soorten voorkomen door bijvoorbeeld verschuivende warmte en regenval patronen. Voorbeelden daarvan zijn Lyme, Zika of het Westnijlvirus die door verschuivende leefgebieden van muggen en andere insecten dichter bij de mens komen. Maar ook habitatverstoring door bijvoorbeeld droogte, hittegolven of extreme regenval kunnen een oorzaak zijn. Ebola wordt in de studie genoemd als een virus “spillover” door habitatverstoringen van wilde dieren. Een ander zeer bijzonder en noemenswaardig voorbeeld is het opduiken van bevroren ziektekiemen door het smelten van ijs en permafrost. De studie noemt een voorbeeld van een miltvuur uitbraak in de poolcirkel waarin de verantwoordelijke bacterie mogelijk uit een zeer oud ontdooid dierlijk lijk afkomstig was! Dat is dus waar mijn nachtmerries van gemaakt zijn.

Anderzijds zijn er ook voorbeelden waarbij een klimaatrisico de mens dichter bij ziektekiemen brengt. Er worden voorbeelden genoemd van cholera, salmonella en hepatitis uitbraken die worden gerelateerd aan menselijke verplaatsing door zware stormen en overstromingen. Een ander interessant, maar tegenstrijdig voorbeeld is de menselijke reactie op COVID-19. De auteurs benoemen een studie waarin zware regenval wordt gekoppeld aan minder COVID-19 uitbraken door sociale isolatie. Maar een andere studie laat eigenlijk precies de omgekeerde afhankelijkheid zien met data alleen uit Indonesië. Menselijk gedrag in bepaalde omstandigheden is dus niet per se universeel.

De andere kant op kunnen ziektekiemen ook versterkt worden door klimaatrisico’s. Momenteel is daar eigenlijk een duidelijk voorbeeld van in Nederland. Door de aanhoudende droogte is het waterpeil en de waterkwaliteit gedaald, waardoor er in veel zoetwaterlichamen risico op blauwalg is. Blauwalgen kunnen ziekteverwekkers zijn. Droogte en watertekort komen in Nederland door menselijke klimaatverandering alleen maar vaker voor, zoals hydroloog Niko Wanders hier uitlegt.

Als laatste mogelijkheid wordt verzwakking van mensen door klimaatrisico’s benoemd. Dat kan bijvoorbeeld door een veranderde lichaamstoestand (door bijvoorbeeld hitte), door hoge stress van blootstelling aan gevaarlijke situaties, of door schade aan infrastructuur en de gevolgen daarvan. Klimaatrisico’s als overstromingen en extreme regenval zijn bijvoorbeeld gerapporteerd als oorzaken van schade aan riolering en drinkwatersystemen bij uitbraken van cholera, hepatitis en het rotavirus. Dat is óók in Nederland een risico, zo laat dit onderzoek van het RIVM zien.

Als laatste benoemen de auteurs nog de categorie waarbij ziektes worden verzwakt door klimaatrisico’s. Daar zijn een stuk minder voorbeelden van, omdat er simpelweg veel minder casussen van zijn. De studie benoemt dat de meeste ziektekiemen die door één klimaatrisico worden verzwakt vaak door een ander risico, of zelfs hetzelfde, juist worden verergerd. Een benoemd voorbeeld is schistosomiasis, dat wordt overgebracht door zoetwaterslakken. De geschiktheid van hun leefgebied wordt in principe negatief beïnvloed door overstromingen. Maar aan de kant kunnen overstromingen ook leiden tot een wijdere verspreiding van de slak, waarmee het de blootstelling van de slak aan de mens kan vergroten.

Tot slot

Toen ik dit stuk voor het eerst las, viel mij de laatste zin uit de abstract op (vrij vertaald): “De menselijke infectieziektes en transmissieroutes die door klimaatrisico’s worden versterkt zijn te talrijk voor fatsoenlijke adaptatie, wat de urgentie benadrukt om het probleem aan de bron aan te pakken: het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen.” Als klimatoloog vind ik het soms lastig om dat soort sterke uitspraken te rechtvaardigen in een wetenschappelijke publicatie. Maar na het lezen van dit artikel, kan ik het alleen maar met de auteurs eens zijn. Ik probeer dit te illustreren met de interactieve pagina van klimaatrisico’s, transmissieroutes en ziektekiemen op github. Selecteer je de situaties met positieve impact, dan past alles op één scherm. Selecteer je situaties met een negatieve impact, dan is het flink scrollen en heeft mijn computer zelfs moeite met het renderen van alle mogelijke routes.

De negatieve impact van klimaatverandering op infectieziektes is een serieuze zaak. We moeten de klimaatcrisis in mijn ogen dan ook niet langer beschouwen als een puur natuurkundig probleem, maar als een gevaar voor de menselijke gezondheid.

https://klimaatveranda.nl/2022/08/22/negatieve-impact-van-klimaatverandering-op-infectieziektes/

Beperk de kans op een natuurbrand (Rijnmond Veilig)

Met een tropisch warm weekend voor de boeg en de aanhoudende droogte is de kans op een natuurbrand nu extra groot. In de afgelopen week woedden er al forse branden in de duinen van Ouddorp, een park aan het Fortunapad in Vlaardingen en op de Brunssummerheide in Limburg. Daarom is het belangrijk goed op te letten en de kansen op brand te beperken. Bijna alle natuurbranden ontstaan namelijk door menselijk gedrag. Behalve dat er veel mooie natuur verloren gaat en de brand wilde dieren in gevaar brengt, zijn natuurbranden ook voor mensen gevaarlijk. We kunnen bijvoorbeeld ingesloten raken en niet meer op tijd wegkomen.

Wat jij kan doen om de kans op een natuurbrand zo klein mogelijk te houden:

  • Wees voorzichtig met open vuur in of vlakbij de duinen. Volg de regels die gelden voor het gebruik van barbecues, kampvuren en vuurkorven.
  • Rook liever niet in de natuur, zeker niet wanneer het zo droog is.
  • Gooi afval in de daarvoor bestemde bakken. Afval kan de oorzaak zijn van brand. Een glazen fles waar de zon op schijnt kan als vergrootglas werken en droge planten of gras in brand krijgen.
  • Parkeer je auto niet op droog gras. Een uitlaat en katalysator kan enorm heet worden, met brand als gevolg.

Lees meer tips op rijnmondveilig.nl/wat-te-doen-bij/natuurbrand/

#natuurbrand #duinbrand #brand #tips #droogte #vuur

https://www.rijnmondveilig.nl/algemeen/beperk-de-kans-op-een-natuurbrand/

RCP8.5: worst case, business as usual of foute voorspelling? (Klimaatverandering blog)

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2020/02/rcpemissions.png?w=500&h=180

Er woedt al een tijd een pittige discussie onder energie- en klimaatdeskundigen en hun volgers over de RCP-emissiescenario’s, die onder meer zijn gebruikt in het vijfde Assessment Report van het IPCC. Het gaat dan met name over het hoogste scenario, RCP8.5. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we hier te maken hebben met wat Stephan Lewandowsky ooit “seepage” noemde: een pseudosceptisch frame dat binnensijpelt in de wereld van de wetenschap. Dat pseudoscpetische frame komt er op neer dat RCP8.5 een foute voorspelling is. Dat is nonsens.

Scenario’s zijn geen voorspellingen. Er wordt juist met verschillende scenario’s gerekend omdat de menselijke keuzes grotendeels bepalend zullen zijn voor de toekomstige emissies en concentraties van broeikasgassen onvoorspelbaar zijn. Het simpele feit dat er uiteenlopende scenario’s zijn die onmogelijk allemaal uit kunnen komen zou voldoende moeten zijn om te beseffen dat ze niet bedoeld zijn als voorspelling. Maar toch blijft de suggestie van de foute voorspelling, van de overdreven pessimistische klimaatwetenschap, maar terugkomen. Het spiegelbeeld van die suggestie, dat klimaatwetenschappers veel te optimistisch zouden zijn omdat in onderzoeken ook vaak het laagste scenario RCP2.6 wordt meegenomen, zie je zelden of nooit. En dat terwijl de werkelijke emissies nog altijd een stuk dichter bij het hoogste dan bij het laagste scenario liggen, zeker als ook emissies van ontbossing worden meegenomen.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2020/02/epe0okcuyaaqgki.jpg?w=500&h=196

Het tekent de moeite die de maatschappij en de wetenschap blijken te hebben met het benoemen van risico’s. En de gevoeligheid die er nog steeds is voor het verwijt van bangmakerij. Het is natuurlijk ook een lastige kwestie, omdat mensen zo verschillend reageren op informatie over risico’s. De communicatie hierover blijft dan ook een mijnenveld, tussen wetenschappers onderling én tussen wetenschap en maatschappij.

Zeke Hausfather en Glen Peters begaven zich deze week in dat mijnenveld, met een commentaar in Nature. Het leverde nogal tendentieuze koppen op, onder meer bij de BBC en in De Volkskrant. En hoewel Hausfather en Peters zeker een aantal zinnige punten maken, is de angst om weggezet te worden als paniekzaaier tussen de regels door wel te zien in hun stuk. Ik betwijfel of die angst een goede raadgever is.

Een belangrijk punt van Hausfather en Peters is het zorgvuldig benoemen en omschrijven van een scenario als RCP8.5. De omschrijving “business as usual” die nogal eens wordt gebruikt vinden ze niet correct. En daar hebben ze zeker een punt. Overigens hebben de ontwikkelaars van de RCP-scenario’s en het IPCC die omschrijving ook nooit gebruikt. Maar in wetenschappelijke artikelen en berichten in de media komt hij wel regelmatig voor. Vooral uit gewoonte, zo vermoed ik. “Business as usual” was in het verleden namelijk wel een voor de hand liggende benaming voor het hoogste scenario, dat uitging van de groei van emissies zonder enig klimaatbeleid. In het eerste IPCC-rapport, uit 1990, werd die benaming bijvoorbeeld gebruikt. Maar de wereld zag er destijds anders uit. Er waren nog geen internationale klimaatafspraken, laat staan dat er ook maar iets was dat op het begin van een energietransitie leek. Er was ook maar bar weinig reden om aan te nemen dat zo’n transitie zonder internationaal klimaatbeleid op gang zou komen. Een beleidsarm scenario (in het Nederlands ook wel aangeduid als “autonome ontwikkeling”) zou destijds dus naar alle waarschijnlijkheid neerkomen op de verdere ontwikkeling van een volledig op fossiele brandstof gebaseerde wereldeconomie.

Maar sindsdien is er wel het nodige gebeurd. Het klimaatverdrag van Kyoto uit 1997 was voor sommige landen al een aanzet om voorzichtig met de energietransitie te beginnen, en met het afsluiten van het klimaatakkoord van Parijs sprak de hele wereld een stevige ambitie uit. Natuurlijk valt het nog te bezien of die ook wordt waargemaakt, maar het ligt inmiddels zeker niet meer voor de hand dat “business as usual” neerkomt op een volledig fossiele economie. Er zijn zelfs mensen die menen dat de ontwikkeling naar duurzame technologie en energie inmiddels niet meer te stoppen is, dat het een autonome ontwikkeling zal zijn die ook zonder enig overheidsbeleid door zal gaan. Het “usual” in “business as usual” heeft geen eenduidige betekenis meer en dus is het geen goed idee om zo’n verwarrende term te blijven gebruiken.

Meer moeite heb ik met de suggestie van Hausfather en Peters dat RCP8.5 vaak als het meest waarschijnlijke scenario gepresenteerd zou worden. Naar mijn beste weten wordt in de wetenschappelijke literatuur, en zeker in IPCC-rapporten, geen uitspraak gedaan over welk scenario meer of minder waarschijnlijk is. Het komt wel nogal eens voor dat onderzoeken alleen het hoogste en laagste emissiescenario laten zien, maar dat is best logisch: op die manier krijgt men een beeld van de hele bandbreedte aan mogelijk uitkomsten. Om in te zien dat andere scenario’s tussen die uitersten liggen hoef je ze niet noodzakelijk expliciet mee te nemen.

En als een onderzoek alleen het hoogste scenario bekijkt betekent dat nog niet dat men dat scenario ook tot het meest waarschijnlijke uitroept. Er kunnen andere legitieme redenen voor zijn. Wetenschappelijk gezien kan het simpelweg interessant zijn om het effect van een ingrijpende verandering door te rekenen. Neem, ter vergelijking, het voorbeeld van een productontwikkelaar die een nieuw additief voor, pak ‘m beet, een wasmiddel onderzoekt. Bij de eerste experimenten zal zo iemand een flinke dosis toevoegen, om daarmee direct een duidelijk beeld te krijgen van het effect. Bij een lage dosis beginnen is niet handig, want dan weet je nog niks als er geen effect te zien is. Dat klimaatonderzoekers regelmatig eenzelfde benadering kiezen voor modelexperimenten is alleen maar logisch: zo kunnen ze in één keer zien of een verwacht effect zich voor zou kunnen doen. Aanvullend onderzoek kan vervolgens eventueel meer de nuances opzoeken. Dat heeft niets met overdrijving of pessimisme te maken. Zo’n onderzoek een beetje handig presenteren is dan natuurlijk wel belangrijk.

De onderliggende boodschap van Hausfather en Peters lijkt te zijn dat scenario’s realistischer moeten zijn. Ik heb daar mijn twijfels over. Omdat daarmee in mijn ogen de grens tussen voorspelling en scenario vervaagt. Dat zou de verwarring juist in de hand kunnen werken. Het is ook maar de vraag of toekomstige emissies en concentraties wel zo voorspelbaar zijn als Hausfather en Peters lijken te denken. Dat is een kanttekening die ook Michael Mann maakt. Daarbij wijst hij op nog een belangrijk punt: de C in RCP staat voor “concentration”. Hoeveel de CO2-concentratie nog zal stijgen hangt niet alleen af van onze emissies, maar ook van mogelijke terugkoppelingen in de koolstofcyclus. Denk aan CO2 die vrijkomt bij bosbranden, of bij het ontdooien van permafrost.

Vanuit de risico-benadering is het belangrijk om de volledige bandbreedte aan mogelijke uitkomsten te onderzoeken en niet alleen wat, al dan niet terecht, als meest waarschijnlijke uitkomst wordt gezien. En in een risico-analyse wegen juist de worst-case scenario’s zwaar.

Het enige onontkoombare feit in deze discussie blijft dat niemand met zekerheid kan zeggen hoe emissies en concentraties in de toekomst zullen verlopen. De mens is op dit moment de meest onvoorspelbare factor in het klimaat, en dat zullen we nog wel een tijdje blijven.

https://klimaatveranda.nl/2020/02/02/rcp8-5-worst-case-business-as-usual-of-foute-voorspelling/

De onheilsprofeet, het andere uiterste in het klimaatdebat (Klimaatverandering blog)

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2019/05/41v3t0y30l.jpg?w=200&h=300

Als we hier kritiek hebben op iemand die het niet zo nauw neemt met de feiten of de wetenschap rond het klimaat en klimaatverandering, dan gaat het vrijwel altijd om iemand die de menselijke invloed op het klimaat ontkent of minimaliseert, of die de gevolgen ervan bagatelliseert. Goed, incidenteel is er wel eens een politicus die de verwachte zeespiegelstijging veel te hoog inschat, en er komt wel eens iemand voorbij die zich heel nadrukkelijk op worst-case scenario’s richt, maar dat zijn uitzonderingen. Toch is het niet zo dat we dat ene uiterste bewust opzoeken om op te reageren. We komen het gewoon regelmatig tegen, in de media bijvoorbeeld, of in de politiek. Het andere uiterste veel minder.

Een kanttekening: worst-case scenario’s of staartrisico’s zijn wetenschappelijk interessant en relevant vanuit het oogpunt van risicomanagement. En dus kunnen ze ook nieuwswaardig zijn. Waarbij het wel de vraag is tot hoever dat het geval is – hoe onwaarschijnlijk moet iets zijn om het niet meer als scenario te beschouwen dat serieus te nemen is – en wat de goede toon is om erover te berichten. Mijn antwoord daarop is: ik weet het niet. Het enige dat ik daarover weet is dat het onmogelijk is om het voor iedereen goed te doen. Zolang er bij zulke scenario’s duidelijk wordt aangegeven dat het geen harde voorspelling is, maar dat de kans dat het werkelijk gebeurt juist klein is, is een bericht erover in principe niet in strijd met de wetenschap.

Als een worst-case scenario wordt gepresenteerd als een onontkoombare ontwikkeling wordt de wetenschap wel geweld aangedaan. En wanneer er nog een flinke schep bovenop zo’n scenario wordt gedaan is dat ook het geval. Er zijn mensen die zulke verhalen ophangen, maar ze trekken daarmee, zoals gezegd, niet veel aandacht. Ze komen op dit blog daarom ook maar weinig aan de orde. Maar het is best interessant om ook eens te kijken hoe er aan die uiterste zijde gedacht en geredeneerd wordt. Het is immers ook een stem in het klimaatdebat.

Toen enkele weken geleden een bezoeker van dit blog ons een mailtje stuurde met niet alleen de vraag of we wel eens van Guy McPherson hadden gehoord, maar ook met het aanbod om een boek van hem op te sturen, ben ik op dat aanbod ingegaan. De afgelopen weken heb ik me door dat niet al te dikke boek heen geworsteld. McPherson is de naam die in de Engelstalige klimaatblogosfeer meestal wordt genoemd als voorbeeld van het andere uiterste. Michael Tobis heeft enkele jaren geleden eens een lang stuk geschreven met weerleggingen van McPherons claims. En Michael Mann noemde hem als iemand wiens doemverhalen net zo schadelijk kunnen zijn als ontkenning.

Ik was dus voorbereid op een hele hoop onwetenschappelijke nonsens toen ik aan het boek, met de titel “Only Love Remains: Dancing at the Edge of Extinction”, begon. Dat is uiteindelijk best meegevallen. Niet omdat McPherson meer wetenschappelijke inzichten heeft geaccepteerd. Maar omdat het klimaat niet het belangrijkste onderwerp van het boek is. Het hoofdonderwerp van Guy McPherson is: Guy McPherson. En hij is diep onder de indruk van zijn hoofdonderwerp. In zijn jonge jaren was de McPherson uit het boek natuurlijk de quarterback van het lokale football-team. Hij redde een vriendinnetje van zijn zus van de verdrinkingsdood en hielp bij het bestrijden van bosbranden. Vervolgens werd hij een briljante student, die zich ontwikkelde tot topwetenschapper in misschien wel het meest complexe en belangrijkste wetenschapsgebied: natuurbescherming. En hij was ook nog eens een geweldige docent die een diepe en blijvende indruk maakte op zijn studenten. Na zijn vrijwillige vertrek van de universiteit (waar overigens wel een complot achter zat van de “deep state”; details geeft het boek niet) begon hij een boerderij en was hij binnen twee jaar een expert in het maken van mozzarella. En feta. En parmezaan. En ondertussen bleef hij levens veranderen van de mensen die naar hem wilden luisteren.

McPherson vindt zichzelf ook volkomen integer en laat niet na om dat keer op keer te melden. Hij presenteert zichzelf daarbij als iemand die alles opoffert voor die integriteit: zijn huwelijk, zijn vrienden, zijn wetenschappelijke carrière en reputatie, zijn comfortabele leven; en hij krijgt bakken met kritiek over zich heen, die in zijn ogen altijd oneerlijk en onredelijk is. Maar hij laat zich niet afremmen door al die tegenspoed en tegenstand! McPherson profileert zich op het karikaturale af als strijder, held, en zelfs martelaar voor zijn waarheid. Die, te oordelen naar dit boek, vooral bestaat uit zijn eigen heldendom en martelaarschap. Het wordt op die manier wel erg moeilijk om de persoon en de boodschap van elkaar te scheiden. Iets waar hij in zijn boek juist voor pleit en waar wij op dit blog meestal ook best voor te vinden zijn.

Dat de egomanie er zo vanaf druipt is ook niet zo handig omdat McPherson de rest van de wereld meermaals hoogmoed verwijt. Ik zie vooral een bevestiging van een patroon dat ook aan dat andere uiterste in het klimaatdebat waarneembaar is: de omvang van het ego is omgekeerd evenredig met de kwaliteit van de argumenten. De manier waarop critici worden afgeschilderd is ook bekend: ze zijn dom of naïef, of anders deugen ze niet. En ze zouden nooit op de inhoud ingaan, een verwijt dat volkomen onterecht is, zie bijvoorbeeld de lange lijst van inhoudelijke kritiekpunten van Michael Tobis waar ik eerder al naar verwees, of blogs van Scott Johnson of James Renwick. Dat er zo hier en daar een complottheorie voorbijkomt had ik al gesignaleerd, dus ook op dat punt lijkt McPherson op dat andere uiterste.

En er is nog een overeenkomst met veel pseudosceptici. McPherson lijkt niet uit de voeten te kunnen met wetenschappelijke onzekerheid. En daarom ook niet met de onzekerheid in toekomstprojecties die daar direct mee samenhangt. Hoop voor de toekomst is irrationeel, vindt hij. Het is een lang verhaal, waarin sterk de indruk wordt gewekt dat rationaliteit altijd zekerheid biedt. Het tegendeel is het geval: echte rationaliteit begint natuurlijk juist met het besef dat absolute zekerheid niet bestaat, zeker niet over de toekomst.

McPherson doet dat niet. McPherson vindt zichzelf dé autoriteit op het gebied van abrupte klimaatverandering die volgens hem op korte termijn tot het uitsterven van de mens leidt. Hij meent dat we als mensheid hooguit nog een jaar of 10 hebben en dat het dan helemaal over is. Een interessante vraag: kan iemand een autoriteit zijn op een onzin-onderwerp? Is Jomanda een autoriteit op het gebied van spirituele genezing?

Zoals gezegd heeft McPherson het in zijn boek nauwelijks over het klimaat. Maar in het eerste hoofdstuk licht hij wel een tipje van de sluier op over zijn argumentatie. Daarbij zoekt hij steeds de uiterste grens op van wat volgens de wetenschap in het ergste geval mogelijk zou kunnen zijn, of hij gaat daar zelfs overheen. Enkele voorbeelden:

  • Hij beweert dat het al 1,7°C warmer is dan aan het begin van de industriële revolutie. De klimaatwetenschap houdt het op ongeveer 1°C.
  • Het verschil tussen de pre-industriële en huidige temperatuur zou al groter zijn dan het verschil tussen ijstijden en interglacialen, dat volgens McPherson maar 1,5°C zou zijn. Klimaatreconstructies komen uit op een verschil in de orde van grootte van 5°C.
  • Aerosolen zouden nog 1°C opwarming door het versterkte broeikaseffect maskeren. Hoe groot de invloed van aerosolen is is een van de meest onzekere factoren in de klimaatwetenschap, maar dat het zo groot is is onwaarschijnlijk. Bovendien suggereert McPherson dat die extra graad opwarming ergens in de komende jaren binnen een periode van 6 weken zal plaatsvinden. Een absurd scenario: het is gebaseerd op de onzinnig aanname dat alle emissies van aerosolen op de hele wereld van het ene op het andere moment stoppen.
  • Versterkende terugkoppelingen in het klimaatsysteem die al meegenomen zijn in projecties van de wetenschap telt hij nog een keer op bij de verwachte opwarming. Hij telt ze dus dubbel.
  • Een worst-case scenario over enorme methaan-emissies uit de poolgebieden die in de verre toekomst (eind deze eeuw of later) zouden kunnen optreden wordt bij McPherson iets waarvan vaststaat dat het in de komende 5 tot 10 jaar zal gebeuren.

Dat alles verwerkt hij tot een doemscenario waarin de menselijk beschaving ten onder gaat, met als gevolg dat uiteindelijk onze technologie zich tegen ons keert. Bijvoorbeeld via meltdowns van alle kerncentrales ter wereld.

Wat opvalt is dat het meest voor de hand liggende scenario waarmee de mensheid zichzelf van de aardbodem zou kunnen vagen niet wordt genoemd: een wereldomvattende kernoorlog. Mij lijkt dat nog het minst onwaarschijnlijke scenario voor ons uitsterven. Maar het lijkt niet te passen in het wereldbeeld van McPherson. Voor hem zijn technologische en economische ontwikkeling Het Kwaad. Blijkbaar kan het niet anders, of moet ook dat kwaad de oorzaak van ons einde zijn.

De beste zin uit het boek is waarschijnlijk deze: “I started with nothing, and I still have most of it left.” Die is gepikt. Zonder bronvermelding. Best slordig, voor iemand die zo hoog opgeeft over zijn eigen integriteit.

https://klimaatverandering.wordpress.com/2019/05/09/de-onheilsprofeet-het-andere-uiterste-in-het-klimaatdebat/