Strandt Schiphol in zee opnieuw? (Kennislink)

Van minister Cora van Nieuwenhuizen mag Schiphol in de toekomst groeien, maar de luchthaven barst nu al uit zijn voegen. Op de Noordzee is er in theorie meer ruimte voor groei, maar ook in praktijk? Is Schiphol in zee een hardnekkige toekomstdroom, of echt een haalbaar en verstandig plan?

Deze week steggelde de politiek weer over Schiphol. Mag de luchthaven groeien of niet, was de vraag. Kort daarvoor presenteerde de minister een rapport waarin experts de kosten en baten van de verplaatsing van de luchthaven naar een eiland in zee berekenen. In theorie kan de luchthaven in zee verder groeien dan op land.

Of dat een reëel plan is, staat al sinds de jaren 90 ter discussie. Weinig ideeën zijn zo vaak onderzocht als de verplaatsing van Schiphol naar de Noordzee. Een plan van welhaast megalomane proporties, dat wellicht past in een toekomstscenario met een groeiende luchthaven. Maar kunnen we zo’n eiland überhaupt bouwen, en welke impact heeft dat op de natuur?

Bouwen op zee heeft de afgelopen decennia een vlucht genomen, zoals hier in Dubai. Heeft Schiphol in zee daarom meer kans van slagen?

Verkennend onderzoek

Een luchthaven in zee klinkt als muziek in de oren van de directe omwonenden van Schiphol. Maar ook van de Nederlandse bedrijven die het mogen bouwen. Het debat over de vraag of Schiphol op zee een goed idee is laaide het afgelopen jaar op door Tweede Kamerleden Jan Paternotte (D66) en Corrie van Brenk (50PLUS). Zij kregen in mei steun voor een motie waarin ze minister van Infrastructuur en Waterstaat Cora van Nieuwenhuizen (VVD) vragen om een verkennend onderzoek.

Experts op het gebied van bouwen op zee, transport en ruimtelijke ordening staken de afgelopen maanden de hoofden bijeen. Ze schatten dat het ‘opspuiten’ van een luchthaven in zee gerealiseerd kan worden voor 33 tot 46 miljard euro. Je hebt dan een kunstmatig eiland met daarop vijf start- en landingsbanen, dat via een brug en/of tunnel verbonden is met het land. Passagiers checken nog wel in op de huidige locatie van Schiphol.

Sowieso zijn de groeimogelijkheden voor de luchtvaart op zee groter. Wil de minister – die deze week nog zei dat ze Schiphol wil laten groeien – daarom misschien naar zee? Als de luchthaven niet kan groeien dan ‘mis je de boot’ ten opzichte van andere grote Europese vliegvelden, zegt Van Nieuwenhuizen. Schiphol groeit, of het nu op het land is of op zee.

Hoewel ze het onderzoek naar de verplaatsing van de luchthaven bestelde, verbindt Van Nieuwenhuizen er op dit moment geen conclusies aan. Áls we het willen dan is het er sowieso niet voor 2050, aldus het rapport, en daarmee lijkt de luchthaven in zee momenteel meer op een verre toekomstdroom dan op een concreet plan.

Groeien of stilstaan

In de analyse van het vliegveldeiland zitten verschillende scenario’s wat betreft de ontwikkeling van de luchtvaart. Er is een scenario waarin het aantal vluchten wordt gehandhaafd op 500.000. Schiphol haalt dat maximaal aantal vluchten nu al, wat neerkomt op ruim 80 miljoen passagiers en twee miljoen ton vracht per jaar. De minister liet weten niet te willen vasthouden aan deze limiet. Een scenario met ‘lage groei’ voor de luchtvaart gaat tegen 2050 uit van ruim 700.000 vluchten per jaar. Een vliegveld op de Noordzee kan in het geval van ‘hoge groei’ in theorie zelfs doorgroeien naar meer dan een miljoen vluchten per jaar. Iets wat op de huidige locatie niet kan.

Technisch haalbaar

Afgezien van óf het een goed plan is of niet, waar hebben we het over? Schiphol in zee zou volgens het rapport passen op een vierkant van pakweg vijf bij zes kilometer, dat zo’n tien à vijftien kilometer voor de kust ter hoogte van Zandvoort ligt. Daar heeft de Noordzee een diepte van nog geen twintig meter. Vanaf die bodem kan een eiland worden opgespoten dat zo’n 7,5 meter boven de zeespiegel uitsteekt, waarmee het voorlopig bestand is tegen een eventuele zeespiegelstijging. Andere bouwmethodes bestaan (denk aan bouwen op palen of een drijvend eiland) maar zijn duurder dan het opspuiten van land, een beproefde methode voor het creëren van bijvoorbeeld de Tweede Maasvlakte.

Chubu International Airport bij de Japanse stad Nagoya. Het werd op een kunstmatig eiland van ruwweg vier bij twee kilometer gebouwd.

Goed, een eiland met vijf start- en landingsbanen kun je bouwen. Als je die – in tegenstelling tot het huidige banenstelsel van Schiphol – parallel naast elkaar legt dan is de geluidsoverlast op het vaste land het laagst, zegt Bert van Wee, professor Transportbeleid van de Technische Universiteit Delft die ook bij het onderzoek betrokken was. “Het risico dat je dan neemt is dat er helemaal niet meer gevlogen kan worden bij een sterke zijwind. Een noordwester storm legt zo’n vliegveld volledig plat.” Dat lijkt een behoorlijk nadeel. In de begeleidende brief aan de Tweede Kamer zegt Van Nieuwenhuizen echter met parallelle banen de impact op de leefomgeving makkelijker te kunnen inperken, wat haar voorkeur heeft.

Belangrijk is in ieder geval dat de luchthaven in zijn geheel naar de Noordzee gaat, of helemaal niet. Schiphol in zee is dus in geen geval een uitbreiding van de huidige locatie. “Wanneer je dat doet dan vallen de kosten en baten erg negatief uit”, zegt Van Wee. “Geluidsoverlast van vliegtuigen is ‘niet lineair’, wat betekent dat je nog steeds veel geluidsoverlast hebt, zelfs wanneer je het aantal vliegtuigen halveert. Benader je dat economisch dan moet je concluderen dat de huizen rondom het huidige Schiphol nauwelijks in waarde stijgen en er bovendien geen potentiële bouwgrond vrijkomt.”

Druk op zee

Schiphol in zee heeft ruimte nodig. Of we er nu jaarlijks tachtig miljoen passagiers heen sturen of niet, het ís al druk op de Noordzee. Er wordt vaart gemaakt met de aanleg van grote windmolenparken op zee die onmisbaar zijn voor de klimaatdoelstellingen van Nederland. Met die aanleg worden grote stukken zee ongeschikt voor bevissing en scheepvaart, die naar andere plekken uitwijken. Tussen al die bedrijvigheid moet Schiphol nog een plek veroveren. Zelfs de voorkeursplek uit het rapport heeft al een negatieve invloed op het functioneren van Windpark Hollandse Kust Zuid. Dat zou mogelijk zelfs verplaatst moeten worden.

Het vervoer van passagiers en bagage naar het eiland gaat per spoor. Het rapport beschrijft een tunnelverbinding voor passagiers en goederen. Vanaf de huidige luchthaven is de verbinding ruim dertig kilometer lang. Passagiers leggen dat in maximaal vijftien minuten af. Een tunnel is duurder dan een brug, maar spaart het kwetsbare duingebied. Wel zou het boren van een tunnel een risico kunnen vormen voor de waterkwaliteit in de duinen of voor de kustveiligheid.

Een kaart waarop de mogelijke locatie van Schiphol op een eiland in de Noordzee is weergegeven. De luchthaven maakt gebruik van vijf parallelle start- en landingsbanen en is via een 33 kilometer lang treintraject verbonden met de huidige locatie van Schiphol. De luchthaven in zee ligt praktisch tegen een kavel aan waar momenteel een windpark wordt ontwikkeld.

Grip op de kosten

Tweede Maasvlakte in april 2013.
Havenbedrijf Rotterdam N.V., Projectorganisatie Maasvlakte 2

http://nederland20.duckdns.org/placeholders/medium.png

Havenbedrijf Rotterdam N.V., Projectorganisatie Maasvlakte 2

Als je zak met geld groot genoeg is, dan is het technisch gezien mogelijk om Schiphol in zee te bouwen. Maar is het prijskaartje vooraf ook gelijk aan het bedrag dat naderhand onder de streep staat? Grote en complexe infrastructurele projecten hebben er een handje van om wat betreft kosten uit de hand te lopen. Kijk naar de Noord/Zuidlijn in Amsterdam (van ruim een miljard naar 3,1 miljard euro) en de Betuwelijn (van ruim een miljard naar 4,7 miljard euro).

Toch is er geen garantie op kostenoverschrijdingen zegt Van Wee. “Uit onderzoek blijkt dat van de grote infrastructurele projecten in Nederland tussen 1980 en 2010 ongeveer 55 procent over het budget ging. Gemiddeld over alle projecten gingen de projecten daar 16 procent overheen.” Natuurlijk is dat fors, maar Van Wee wijst erop dat de grote flops veel meer media-aandacht krijgen, terwijl bijvoorbeeld de aanleg van de Tweede Maasvlakte onder het oorspronkelijke budget van ruwweg drie miljard euro bleef.

Ecologische impact

Een vliegveldeiland in zee is technisch haalbaar, maar wat is de impact op de natuur in dat gebied? Binnen onderzoeksprogramma Flyland, uitgevoerd tussen 2000 en 2003, is een begin gemaakt met het in kaart brengen van de effecten voor soorten die in of bij zee leven. De nadruk lag daarbij op diersoorten die redelijk hoog in de voedselketen staan, zoals zeezoogdieren en vogels.

“Destijds was het idee om een eiland aan te leggen in de zuidelijke Noordzee”, vertelt ecoloog Godfried van Moorsel. “Dat is een redelijk homogeen gebied, waarvan in grote lijnen ook veel bekend is over de ecologie.” Van Moorsel deed binnen Flyland onderzoek naar de effecten van een vliegveldeiland op het leven in zee.

Een eerste effect waar dieren, planten en andere organismen mee te maken krijgen, is een verkleining van hun leefgebied. Door de aanleg van een vliegveldeiland verdwijnt een deel van de Noordzee. Het eiland kan letterlijk een blokkade vormen, bijvoorbeeld voor de bruinvis. “Bruinvissen zouden om het eiland heen kunnen zwemmen. Maar afhankelijk van hoe het water stroomt, zal dat niet altijd lukken. Bovendien kost omzwemmen extra energie”, legt Van Moorsel uit.

Een tweede punt van zorg is geluidshinder en dan vooral geluidshinder boven water. “Met onderwatergeluid zal het wel meevallen”, stelt Van Moorsel. “Het vliegveldeiland loopt waarschijnlijk schuin af. Geluid komt dan eerst terecht in relatief ondiep water en wordt daardoor snel uitgedoofd.” Hoe groot het effect van geluidshinder boven water zal zijn, is nog lastig te voorspellen. Er is nu ook al vliegverkeer dat vlak over de Noordzee gaat. Het gaat dan bijvoorbeeld om helikopters die onderweg zijn naar windparken of kleine vliegtuigjes die vogeltellingen verrichten. “Dat heeft nauwelijks effect, maar passagiersvliegtuigen zijn natuurlijk wel wat anders. Het is nog niet duidelijk bij welke grens van geluid dieren vluchten en of dit verschilt tussen soorten. We weten bijvoorbeeld niet of de zeehond gevoeliger is voor geluid dan de bruinvis”, aldus Van Moorsel.

Zijn zeehonden gevoeliger voor geluid boven water dan bijvoorbeeld bruinvissen? Daarover is nog weinig bekend.

Positieve effecten

Een derde effect, wat met name van belang is voor zeezoogdieren, is de beschikbaarheid van voedsel. Het leefgebied wordt kleiner en dus neemt de beschikbaarheid van voedsel navenant af. Alles wat op het vliegveldoppervlak leefde, zoals plankton en ongewervelde dieren, verdwijnt. Van Moorsel: “Daarmee verdwijnt een stuk van de primaire productie (voedingsstoffen gemaakt door producenten die aan het begin van de voedselketen staan, red.). Dat heeft gevolgen voor soorten die hoger in de voedselketen staan.” Het verlies van dat deel van de Noordzee valt niet elders te compenseren.

Toch benadrukt de ecoloog dat een vliegveldeiland op zee ook positieve effecten kan hebben. “Als rond het eiland dijken worden gebouwd van een harde ondergrond kunnen daar weer nieuwe soorten op groeien. Bijvoorbeeld zacht koraal. En met het verplaatsen van Schiphol naar zee krijgt de natuur op het land mogelijk wat respijt.”

Trekvogels

Vogels vormen een groep om extra rekening mee te houden tijdens het ontwerp van een vliegveldeiland. Niet alleen leven er veel vogels bij zee, die vogels maken ook nog eens gebruik van hetzelfde luchtruim als waar de vliegtuigen moeten vliegen. Dat kan leiden tot botsingen, met desastreuze gevolgen voor het vliegverkeer.

Gerard van Es, onderzoeker bij het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR), maakte binnen Flyland een risicovergelijking tussen Schiphol op de huidige plek en Schiphol op zee. “Een vliegveldeiland op zee is aantrekkelijk voor zeevogels zoals meeuwen”, vertelt hij. “Die heb je op de huidige locatie ook en dat is redelijk onder controle te houden met beheersmaatregelen. Je kunt bijvoorbeeld de locatie onaantrekkelijk maken voor meeuwen om te broeden en zorgen dat er geen afval blijft slingeren. Wat de locatie op zee uniek maakt, is de komst van trekvogels die het eiland kunnen zien als mooie rustplaats. Op land heb je veel minder last van trekvogels.”

Zeemeeuwen vind je op de huidige locatie van Schiphol ook al. Daar zijn ze met beheersmaatregelen aardig onder controle te houden.

Eindeloos rondjes vliegen

Jaarlijks trekken er, naar schatting, vijftig miljoen vogels (honderdtwintig verschillende soorten) over de Noordzee. Aangezien een hoge vogeldichtheid een groot risico vormt voor botsingen tussen vogels en vliegtuigen, zou je verwachten dat Schiphol op zee ongunstiger is dan Schiphol op de huidige locatie. Volgens Van Es is die conclusie niet te trekken omdat er binnen Flyland nooit verdieping is geweest op dit punt. “We weten niet hoe trekvogels op een vliegveldeiland zouden reageren”, stelt hij.

Uit onderzoek is gebleken dat trekvogels soms eindeloos rondjes blijven vliegen om een boorplatform. Of een vliegveldeiland ook zorgt voor verstoring van trekvogels is nog niet duidelijk.

In 2009 en 2010 is wel onderzoek gedaan naar hoe trekvogels reageren op booreilanden. Iets meer dan de helft van de trekvogelsoorten wordt aangetrokken door de verlichting van een boorplatform. Sommige vogels raken daardoor de weg kwijt. Er zijn waarnemingen gedaan waarbij vogels eindeloos rondjes bleven vliegen om een booreiland. Dat kost veel energie, waardoor de vogels vertraging oplopen of sterven door uitputting of doordat ze ten prooi vallen aan roofdieren. In het worstcasescenario lopen soorten als pijlstaart, veldleeuwerik en vink een extra sterfte van twintig procent op door verstoring van booreilanden.

Doorslaggevende factor

Groene verlichting maakt een booreiland minder aantrekkelijk voor trekvogels. Op vliegvelden wordt groen licht gebruikt om start- en landingsbanen te markeren. Wellicht is een vliegveldeiland daardoor niet zo aantrekkelijk voor vogels. Maar, zo stelt Van Es, het blijft een punt van zorg, dat ook moeilijk te beheersen is.

Zowel Van Es als Van Moorsel noemen de locatie van het vliegveldeiland als doorslaggevende factor. Je wilt een vliegveld niet op een hotspot hebben, waar veel vogels vliegen of veel soorten naar voedsel zoeken. Van Moorsel merkt daarbij op dat de beschikbare ruimte steeds beperkter wordt. Zijn adviesbureau Ecosub heeft regelmatig te maken met onderzoek voor bouwplannen op de Noordzee. Bijvoorbeeld voor windmolenparken, zandwinning, booreilanden, scheepvaartroutes of nieuwe natuurgebieden. “Voordat je het weet, zit je in Engeland.”

Klimaat

Schiphol in zee zou een oplossing zijn voor de overlast voor de omwonenden van het huidige vliegveld, en de luchthaven kan sterker groeien op zee. Maar de impact op de natuur is groot en investeringen zijn astronomisch, met een reële kans op overschrijdingen. Het debat is daarmee nog niet beslecht.

Een ding is er nu anders dan tijdens de eerdere onderzoeken naar een zeeluchthaven, in de jaren 90. “Het klimaatdebat is veel urgenter dan toen”, zegt de transportprofessor Van Wee. “Als we de luchtvaart maar laten doorgroeien dan gaat dat uiteindelijk botsen met de doelstellingen om de uitstoot van CO2 te reduceren. De Europese luchtvaart gaat in dit groeitempo tegen 2050 in zijn eentje de totale voorgenomen maximale uitstoot van het continent produceren, inclusief transport, industrie, huishoudens en landbouw.”

Wat de politiek nu wil is onduidelijk. De minister lijkt de eventuele verplaatsing van de luchthaven niet heel hoog op haar agenda te hebben staan. Sommigen beschuldigen de minister zelfs van ‘vertragingstactieken’, door het plan een beetje te onderzoeken maar niet grondig. Een uitgebreider onderzoek vindt Van Wee ook een goed idee: “Met dit onderzoek kan de minister voor zowel meer vervolgonderzoek pleiten als zeggen dat we het eigenlijk niet moeten willen. Het debat blijft doorgaan. Ik zou zeggen, onderzoek Schiphol in zee echt een keer goed, en zet er dan een punt achter.”

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/strandt-schiphol-in-zee-opnieuw/

De zeespiegelstijging is een groter probleem dan we denken. En Nederland heeft geen plan B (Vrij Nederland)

Natuurlijk, dijken worden opgehoogd en rivieren krijgen hier en daar wat extra ruimte. Maar is dat voldoende? En vooral: voor hoe lang? De zeespiegelstijging is nog lang niet voorbij en gaat mogelijk een stuk sneller dan we eerder dachten. De grote vraag is of het Nederland zoals we dat nu kennen wel te handhaven is.

In dit verhaal komen diverse Nederlandse zeespiegelspecialisten aan het woord, die tot nog toe hun zorgen vooral uitten binnen de eigen kring. Zo hebben klimaatonderzoekers en glaciologen groeiende twijfels over de stabiliteit van de Antarctische ijskap. De zeespiegelstijging kan hierdoor fors versnellen. En dat heeft grote consequenties voor Nederland, aldus deskundigen die kijken naar de gevolgen van de zeespiegelstijging. Om het zeewater tegen te houden, moeten de dijken hoger. De polders daarachter komen dan relatief dieper te liggen, waardoor ze kwetsbaarder worden, en ook duurder in onderhoud. En die hogere dijken vormen ook zelf een probleem: ze voorkomen natuurlijke opslibbing, waardoor onze delta niet kan meegroeien met de oprukkende zee.

In wat voor land willen we leven?

De experts hebben één gedeelde zorg: Nederland heeft geen Plan B, voor als de zeespiegel sneller gaat stijgen dan waar we rekening mee houden in het Deltaprogramma. We hebben er ook geen volwaardig maatschappelijk gesprek over. Terwijl dat gesprek noodzakelijk is. Niet in de toekomst, maar nu – omdat er nu belangrijke keuzes te maken zijn. Meewegend dat het véél tijd kost om plannen te maken en uit te voeren.

Reductie van de CO2-uitstoot en dijkverhogingen zijn maar het halve verhaal. De andere waarheid is dat ze ook tezamen op termijn mogelijk ontoereikend zijn om de laaggelegen delen van ons land te behouden.

Reductie van de CO2-uitstoot en dijkverhogingen zijn maar het halve verhaal. De andere waarheid is dat ze ook tezamen op termijn mogelijk ontoereikend zijn om de laaggelegen delen van ons land te behouden. Het poldermodel (in dit geval letterlijk te nemen) heeft grenzen: fysieke én meer subjectieve. Fysieke grenzen volgen uit de harde wetenschap: hoe snel gaat de zeespiegel stijgen – en hoeveel kunnen we eigenlijk aan? De subjectieve zijn een kwestie van smaak: in wat voor land willen we leven (zolang het mogelijk is)?

Het onderliggende verhaal

Maar voor we het hebben over toekomstprojecties moeten we eerst naar het onderliggende verhaal. Wie het zeespiegelonderzoek de afgelopen jaren heeft gevolgd, ziet een toename in het ijsverlies op zowel Groenland als Antarctica. Ook uit satellietwaarnemingen blijkt dat de zeespiegelstijging mondiaal aan het versnellen is. In de twintigste eeuw lag de wereldwijd gemiddelde snelheid onder de 2 millimeter per jaar, na de eeuwwisseling was het al rond de 3 millimeter en in de afgelopen tien jaar is dat opgelopen naar 4,3 millimeter per jaar. Die versnelling zal doorzetten, maar het is natuurlijk onzeker hoe hard. De vooruitzichten voor het vervolg van deze eeuw lijken steeds somberder te worden. Rekende het laatste IPCC-rapport (2013) nog in decimeters, nu komen steeds vaker studies voorbij – ook van ons eigen KNMI – die rekenen in meters, als alles tegenzit. Daarbij wordt uitgegaan van blijvend hoge CO2-emissies en mogelijke processen die het smelten en afbreken van ijs aan de randen van de grote ijskappen versnellen. Als je daar bovenop ook nog een statistische pechmarge meeweegt, kom je op het meest ongunstige scenario: een zeespiegelstijging van 292 centimeter in 2100.

Blijf vrij van geest. Sluit je aan bij VN
Als je minder onzin leest, heb je meer tijd om zelf na te denken.
Als je minder onzin leest, heb je meer tijd om zelf na te denken.
Word nu abonnee voor maar 4,99

Die bovengrens is bijna het drievoudige van wat wetenschappers een jaar of tien geleden voor mogelijk hielden. Nou is het meest ongunstige scenario bepaald niet het meest waarschijnlijke. Maar ook 1 meter is veel water. En nog veel belangrijker: het houdt niet op na 2100. Integendeel: de mens zet op dit moment een zeespiegelstijging in gang die het uiterlijk van onze planeet voor millennia zal beïnvloeden. Het is vrij zeker dat de ijskappen op Groenland en West-Antarctica op die lange termijn al niet meer te redden zijn, net als vrijwel alle gebergte­gletsjers. Tel daar de expansie van opwarmend oceaanwater bij op, en een minimum is een meter of tien aan uiteindelijke zeespiegelstijging – en daarbij moeten we dan alles op alles zetten om zoals in Parijs is afgesproken (‘ruim’) onder de 2 graden te blijven en liever nog onder de anderhalve graad.

Als we onverminderd doorgaan met het gebruik van fossiele brandstoffen, kan de opwarming zelfs voorbij de 4 of 5 graden schieten. We hebben het dan over een zeespiegelstijging van zo’n 55 meter.

Dat doen we bepaald niet, getuige het laatste UNEP Emissions Gap Report, dat laat zien dat er een grote kloof bestaat tussen beloften en werkelijk beleid. Wereldwijd zitten we nog steeds dicht bij business as usual-emissies – en dan zijn de risico’s groot dat we voorbij diverse kantelpunten gaan. Wat dat inhoudt? Als de mens deze eeuw onverminderd doorgaat met het gebruik van fossiele brandstoffen, waar veel landen momenteel op inzetten, kan de opwarming zelfs voorbij de 4 of 5 graden schieten en komen ook grote delen van Oost-Antarctica op de wip. We hebben het dan over een zeespiegelstijging van zo’n 55 meter. Die volledige stijging duurt een paar duizend jaar, maar in dit scenario gaat het al veel eerder ernstig knellen: 2 meter in de huidige eeuw, nog eens 5 meter in de eeuw erna – om maar wat illustratieve cijfers in te vullen.

Niet langer zelf in de hand

Eén ding staat vast: we hebben onze toekomst niet langer zelf in de hand. Nederland is voor z’n voortbestaan direct afhankelijk van het succes of het falen van het huidige internationale klimaatbeleid. En omdat het heel onzeker is of daar echt resultaten zullen worden geboekt, moeten we – vinden de experts – als land een volwaardig plan hebben dat óók de mogelijkheid dat we het niet gaan redden meeweegt. En onze alternatieven in beeld brengen.

‘We moeten een gecontroleerde terugtrekking op termijn gaan overwegen,’ zegt polair meteoroloog Michiel van den Broeke van het Instituut voor Marien en Atmosferisch onderzoek (IMAU) van de Universiteit Utrecht. Hij beklemtoont dat er grote onzekerheden zijn als het gaat om bijvoorbeeld het ijsverlies op Antarctica. Nu is dat nog kleiner dan op Groenland, maar het ijsverlies is in de afgelopen tien jaar wél verdrievoudigd. Zet die versnelling door?

‘We moeten een gecontroleerde terugtrekking op termijn gaan overwegen,’ zegt polair meteoroloog Michiel van den Broeke.

Van den Broeke krijgt bijval van zijn Utrechtse collega Roderik van de Wal: ‘De enorme effecten op lange termijn worden doorgaans veronachtzaamd. In Nederland bestaat erg de houding dat we met adaptatie de problemen wel zullen oplossen. Dat is een misvatting.’

Ook glacioloog en docent klimaatverandering Michiel Helsen roept op tot een maatschappelijke discussie: ‘Is wonen onder zeeniveau nog wel verantwoord? Op termijn is het mogelijk dat we West-Nederland niet kunnen behouden. Het lijkt me zinvol voor de maatschappij om de discussie te voeren welke delen van Nederland we tot welke prijs willen verdedigen.’

Van de Wal: ‘Als we zo doorgaan, zal een groot deel van Nederland opgegeven moeten worden. Verhuizen naar Duitsland zou een onderwerp van gesprek moeten zijn. Op een gegeven moment is er namelijk geen weg meer terug. En al binnen tien of twintig jaar zullen we de vaststelling kunnen maken dat dat punt gepasseerd is.’

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2019/02/DomTower_WEB_preview-2-640x905.jpg

Omgaan met onzekerheden

Is er bij beleidsmakers en politici wel voldoende belangstelling voor en kennis over de langetermijngevolgen van de zeespiegelstijging? ‘Voor zover ik weet, wordt er door de overheid voor de lange termijn weinig nagedacht over alternatieven voor het kustbeleid, anders dan het opspuiten van zand en het ophogen van dijken,’ zegt Caroline Katsman, hoofddocent fysische oceanografie aan de TU Delft. Katsman was eerder werkzaam als een van de zeespiegelonderzoekers van het KNMI en is in Nederland een autoriteit die de onderliggende wetenschap onderzoekt – dat wil zeggen de aaneengeschakelde keten van processen als gevolg van een opwarmend klimaat. Smelt van ijskappen, thermische expansie van oceaanwater, mogelijke veranderingen in oceaanstromingen en windpatronen: het heeft allemaal invloed op de zeespiegel­ontwikkeling – en het vereist allemaal gespecialiseerd onderzoek.

Dat geldt ook voor de specifieke gevolgen van de zeespiegelstijging voor onze delta. Hoe zullen rivieren en sedimentkusten gaan reageren? En hoe lang kan de mens de situatie nog naar zijn hand zetten?

‘Als het gaat om zeespiegelbeleid moet je kunnen omgaan met onzekerheden. Je kunt niet wachten tot je precies weet wat er gaat gebeuren. Als je het zeker weet, dan gebeurt het al – en zou het bovendien veel te snel kunnen gaan.’

Tijd om aan te kloppen bij Marjolijn Haasnoot. Zij is werkzaam als senior-onderzoeker klimaat & water bij kennisinstituut Deltares en een expert als het gaat om zeespiegeladaptatie. Haasnoot is hoofdauteur van bijlage B van het rapport Deltaprogramma 2019 dat in september verscheen. Hierin werd voor het eerst gekeken naar effecten voor Nederland van nieuwe, mondiale zeespiegelscenario’s die door het KNMI vertaald waren naar de Nederlandse kust. Deze nieuwe projecties geven aan dat de zeespiegelstijging deze eeuw fors sneller kan verlopen dan eerder gedacht. Hoevéél sneller blijft onzeker, onder meer omdat we niet weten hoe de complexe smeltprocessen langs de randen van grote ijskappen uitpakken. Maar zeker is, zo stelt Haasnoot, dat afwachten niet de beste strategie is. ‘Voor alle maatregelen is tijd nodig. Nu is de tijd er nog om daarover na te denken en een goed plan te maken – zodat we ook nog tijdig kunnen implementeren. Als het gaat om zeespiegelbeleid moet je kunnen omgaan met onzekerheden. Je kunt niet wachten tot je precies weet wat er gaat gebeuren. Als je het zeker weet, dan gebeurt het al – en zou het bovendien veel te snel kunnen gaan.’

Lees ook Dit is 'Henk the water guy', de Nederlander die de wereld leert niet te verzuipen 1 september 2017
We moeten kiezen

Hoe ziet zo’n plan voor Nederland over honderd of tweehonderd jaar er dan uit? Twee jaar geleden organiseerde Deltares een speciale ‘zeespiegel-hackathon’. Centrale vraag: wat betekent een veel hogere zeespiegel en hoe kunnen we Nederland inrichten als de zeespiegelstijging inderdaad sterker gaat stijgen dan we voorheen dachten? De door Deltares gestelde uitdaging was fors: 3 meter in deze eeuw, nog eens 5 meter in de eeuw erna. Uit de creatieve brainstorm kwamen vier hoofdrichtingen: twee waarin we op onze plek blijven, één waarin we richting de Noordzee gaan (!) en een vierde waarin we doen wat elk weldenkend landzoogdier zou prefereren: onze biezen pakken en vertrekken naar hoger gelegen gebied.

Marjolijn Haasnoot kan als begeleider van die hackathon natuurlijk geen persoonlijke voorkeur uitspreken. Wel zegt ze dat het huidige plan is ontworpen op een stijging tot pakweg 1 meter, en dat ze verwacht dat er ergens tussen de 1 en 2 meter een kantelpunt ligt voor onze huidige strategie en dat daarna grote transformatieve ingrepen nodig zijn, waarvoor ze alternatieven gaan uitwerken. En ze maakt een heel belangrijk punt: we moeten kiezen.

Haasnoot noemt de vier uitgedachte scenario’s de ‘adaptatiepaden’. Als we van Nederland een fort maken, bouwen we gigantische dijken, maar vooral ook gigantische gemalen. Dat moet ook, omdat we op een gegeven moment al het water van de tegen die tijd lager dan de zee gelegen Rijn, Maas, Schelde en Eems over die enorme dijken heen moeten pompen. De energiekosten zullen hoog zijn – maar dat is niet het enige probleem, want door de enorme gemalen pomp je het zeewater via de bodem je polders in. Dat water krijg je wel weer weg, het zout niet, en dat is funest voor de landbouw in de huidige vorm. Je zou in plaats van een fort dan ook beter van een half poreuze badkuip kunnen spreken.

Een derde optie is de ‘aanvalsstrategie’: eilanden in zee bouwen.

De tweede optie erkent dat er grote veranderingen nodig zijn. Met zout grondwater kan de huidige Hollandse landbouw sowieso niet overleven, dus we kunnen net zo goed het water zelf binnenlaten – en dan heel veel ruimte geven aan de rivieren, die in brede estuaria nog net op eigen kracht kunnen afwateren naar zee. In die moerassige gebieden kun je dan steden op palen bouwen, gefundenes Fressen voor futurologen.

Een derde optie is de ‘aanvalsstrategie’. Deze is tijdens de hackathon niet besproken, maar een idee dat regelmatig naar voren komt: eilanden in zee bouwen. De aanval is de beste verdediging, zullen sommige mensen reflexmatig denken. Haasnoot: ‘Dit is niet vanzelfsprekend het beste idee. Eilanden kunnen golven breken, maar zullen hoger gebouwd moeten worden en ook verbonden moeten worden met het vasteland om het land ook op de langere termijn tegen een hoge zeespiegelstijging te verdedigen. Ook dan moeten we op termijn de rivieren uit de lage delta pompen en zal er zout water via de ondergrond naar binnen dringen.’

Ruïnes van verlaten Vinex-wijken

Dan rest ons nog een vierde optie, en daar wil eigenlijk niemand het over hebben: de huidige kustlijn opgeven en het hogerop zoeken. Omdat steeds dieper onder de zeespiegel zakken niet alleen onveilig is, maar mogelijk ook te duur wordt. Het taboe om ook dit scenario volwaardig te kunnen bespreken, moet worden doorbroken, vinden de geïnterviewden, vanuit de gedachte dat je bij mogelijk verslechterende ontwikkelingen maar beter een plan kunt hebben om de schade zo veel mogelijk te beperken – mocht het zover komen. En om te kunnen becijferen vanaf welke zeespiegelstijging het beter wordt te gaan.

‘Midden-Nederland en Drenthe worden kapen in een nieuwe kustlijn,’ zegt hij. ‘Het is logisch als mensen zich daar gaan vestigen. Maar wat aan Nederlands grondgebied overblijft, is aan de krappe kant, dus velen zullen moeten uitwijken.’

Inderdaad, het wordt ook een kosten-baten-verhaal. Fysisch geograaf Kim Cohen van de Universiteit Utrecht, hoofddocent in ‘coastal dynamics, fluvial systems and global change’, schetst een terugtrekkingsscenario dat in de 22ste eeuw kan beginnen: ‘Midden-Nederland en Drenthe worden kapen in een nieuwe kustlijn,’ zegt hij. ‘Het is logisch als mensen zich daar gaan vestigen. Maar wat aan Nederlands grondgebied overblijft, is aan de krappe kant, dus velen zullen moeten uitwijken over de grens.’ En wat gebeurt er dan in de gebieden waaruit de mens zich terugtrekt? Cohen: ‘Daar ontstaan nieuwe biotopen en er zal daar plaatselijk veel modder uit de Rijn worden ingevangen in de verdronken ruïnes van verlaten Vinex-wijken. Gebieden met Randstedelijke hoogbouw blijven als eilanden over – mogelijk bewoond door een beperkt aantal mensen.’

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2019/02/Windmills_WEB_preview-2-640x905.jpg

Houdbaarheidsdatum

Grote vraag is hoe je van zulke verre toekomstbeelden kan vaststellen wat de consequenties zijn voor het heden. Welke beslissingen moet je nemen? Marjolijn Haasnoot vindt dat bij de bouw van grote infrastructurele projecten anno 2019 de houdbaarheidsdatum veel beter moet worden meegewogen. Hoe kunnen we zo investeren dat we er later geen spijt van krijgen en dat we flexibel kunnen inspelen op de veranderingen die komen? ‘In het verleden namen we beslissingen over heel grote infrastructurele projecten voor een termijn van honderd of tweehonderd jaar. Als je dat nu zou doen, moet je rekening houden met een potentieel heel grote zeespiegelstijging. Een alternatief is om adaptief te bouwen, zodat je het makkelijk kunt aanpassen of uitbreiden, mocht dat nodig zijn.’

‘De snelheid van de stijging zou wel eens de game changer kunnen zijn. Als het heel langzaam gaat, kunnen we ons aanpassen, maar als het allemaal heel snel gaat, dan hebben we misschien wel te weinig tijd.’

Wat is eigenlijk de grotere zorg: de snelheid van de zeespiegelstijging of de uiteindelijke hoogte van het water? Haasnoot: ‘De snelheid van de stijging zou wel eens de game changer kunnen zijn. Als het heel langzaam gaat, kunnen we ons aanpassen, maar als het allemaal heel snel gaat, dan hebben we misschien wel te weinig tijd. Niet alleen natuurlijke systemen zoals de Waddenzee en de bekkens in de zuidwestelijke delta kunnen het dan niet meer bijhouden, ook voor onze eigen adaptatiemaatregelen wordt het dan moeilijk.’

Wat is de toekomst van de Zeeuwse delta? Wat zijn daar de risico’s? Haasnoot: ‘Als we op dezelfde weg doorgaan, is de stormvloedkering op een gegeven moment vrijwel permanent dicht om overstroming van het Zeeuwse achterland te voorkomen. De Oosterschelde wordt dan ook steeds dieper, want daar gaat geen sediment meer in. Er zijn eigenlijk twee opties: óf je maakt het helemaal dicht en gaat er op die manier wonen, óf je zegt: misschien moeten we dat wel gewoon teruggeven aan de natuur  en moeten we ons richten op andere gebieden om te gaan wonen.’

Tot nu toe is het én-én: we maken het veilig én we behouden, bijvoorbeeld in de Oosterschelde, de ecologische waarden van getij en zoet-zout-overgangen – maar, zegt Haasnoot, ‘het is de vraag of dat in de toekomst nog bij elkaar past.’

De zee vrij spel

Alle experts die we spreken, zijn het erover eens dat de Waddenzee als eerste de gevolgen zal gaan merken van de zeespiegelstijging. Daar begint verdrinking van wadplaten al vanaf een relatieve zeespiegelstijging van circa 6 millimeter per jaar. Volgens het recente rapport van de Deltacommissaris kan die kritische verdrinkingsgrens over een jaar of tien à vijftien al overschreden worden – als eerste in de westelijke Waddenzee. Die verdrinking is ironisch genoeg mede het gevolg van onze dijken. Daardoor kan de Waddenzee zich immers niet landinwaarts bewegen, de natuurlijke reactie van kust­ecosystemen op zeespiegelstijging.

Bij een stijgende zeespiegel is het sowieso eigenlijk beter als de zee vrij spel heeft. Natuurlijk begroeide kleigebieden – denk aan de kwelders rondom de Waddenzee of de schorren van het Verdronken Land van Saeftinghe in Zeeuws-Vlaanderen – kunnen, zolang ze beschermd worden voor erosie door golfslag, sneller meegroeien dan wadplaten en slikken.

Als je boven op de dijken staat en goed kijkt, kun je al zien waar het land hoger is: de kwelders en de schorren liggen boven zeeniveau. De ingedijkte landbouwgronden niet meer.

Het zijn dit soort gebieden die Maarten Kleinhans, hoogleraar fysische geografie aan de Universiteit Utrecht, op het oog heeft als nieuw in te richten wisselpolders. Anno 2019 zijn deze eens uitgestrekte kust-ecotopen gemarginaliseerd tot piepkleine stukjes land, die tijdens de agrarische expansie bijna per ongeluk buitendijks zijn gebleven. Maar als je boven op die dijken staat en goed kijkt, kun je al zien waar het land hoger is: de kwelders en de schorren liggen boven zeeniveau. De ingedijkte landbouwgronden niet meer. ‘Men kan nogal furieus reageren op wisselpolders (zie het heftige verzet tegen het opgeven van de Hedwigepolder – red.), maar ze hebben tijd nodig om op te slibben en zijn juist te combineren met innovaties in de landbouw.’

Maar ‘bouwen met de natuur’ is slechts één puzzelstuk. Langs de rivieren zijn wisselpolders bijvoorbeeld al kansloos door de lage sedimentconcentraties, vertelt Kleinhans. En voor de laagste stukken kunnen ze niets meer betekenen, ‘want die gaan nu al kapot, zoals bij Gouda’.

Zand opspuiten

Het is sowieso de vraag of alle stukjes samen nog wel een volledige oplossing zijn. Daar keren de zeespiegelprojecties terug. ‘Eén meter, of twee, dat lukt nog met een combinatie van zandsuppleties, dijken en natuurlijke opslibbing,’ zegt Kleinhans. ‘Dus als regeringen zich daadwerkelijk aan Parijs zouden houden, dan is dit het scenario. Tel daar de directe klimaatveranderingseffecten bij op en dan hebben we het behoorlijk druk in Nederland. Maar als we op de huidige weg doorgaan, is het een volstrekt onrealistisch idee. Ik ben het helemaal eens met de inschatting dat als de zeespiegel meer dan anderhalf à twee meter gaat stijgen, we het niet meer gaan redden met dit land. We kunnen zand opspuiten op het strand en zo de Randstad beschermen, maar vergeten dan de zoutindringing onder de duinen door, de lage veengebieden, het belang van ecosystemen ook voor onze eigen voedselvoorziening, en vooral het feit dat de zee niet bij de kaart van Nederland ophoudt! Opstuwing van de rivieren komt bij zulke zeespiegelstijging tot aan de grens met Duitsland, maar zand suppleren in de Rotterdamse haven is nou niet echt handig, om maar een voorbeeld te noemen.’

‘In extreme scenario’s kan de zeespiegelstijging aan het einde van de eeuw oplopen naar 60 millimeter per jaar. Je hebt dan langs de hele kust om de 30 kilometer een hopper staan die continu aan het suppleren is.’

We hebben hierbij nog een probleempje: sediment is niet oneindig beschikbaar. Niet in de rivieren, maar ook niet in het kustprofiel. Om stranderosie te voorkomen, moeten we het nu al met baggerschepen halen van de bodem van de Noordzee. Bij een jaarlijkse stijgingssnelheid van 60 millimeter per jaar, wat onder de echte hoog-risicoscenario’s nog in de huidige eeuw kan gaan gebeuren, moet je denken aan twaalf megasuppleties per jaar. Nu hebben we er één keer één aangelegd, alweer acht jaar geleden: de Zandmotor bij Den Haag. Bij sterke versnelling van de zeespiegelstijging gaat de vereiste schaal van zandsuppleties gepaard met ontzettend veel onzekerheden, zegt Haasnoot. Spreidt het zand zich wel snel genoeg uit? Ze noemt de impact op de ecologie (bodemleven) en op het toerisme. ‘In extreme scenario’s kan de zeespiegelstijging aan het einde van de eeuw oplopen naar 60 millimeter per jaar. Je hebt dan langs de hele kust om de 30 kilometer een hopper staan die continu aan het suppleren is.’

Tja, toerisme: dat is natuurlijk een betrekkelijk geringe zorg als je als land al half aan het verzuipen bent. Aan de andere kant: waar moet onze economie straks dan nog wél op draaien? Samen met de zuidwestelijke delta heeft ook Rotterdam, onze belangrijkste handelsmotor, als een van de eerste een groot probleem. En met de letterlijk verdampende veenpolders van het Groene Hart (veen oxideert immers door drainage, daarom worden de polders ook elk jaar dieper) en steeds verdere zout­indringing via grondwater en rivieren, dreigt een streep te gaan door de klassieke Hollandse landbouw – eveneens een miljardenindustrie. Gasbaten, waar we ooit dure deltawerken en sociale voorzieningen van financierden, zijn nu al bijna opgestookt. Nederland wordt een ontwikkelingsland, als je ook nog meeweegt hoeveel biljoenen we zullen moeten uitgeven aan adaptatie. Ergens bereik je je uiterste rek.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2019/02/IAmsterdam_WEB_preview-640x818.jpg

Boekhoudersrealiteit

We kunnen de vier opties uit de Deltares-hackathon stilaan reduceren tot twee hoofdlijnen: blijven (Plan A) en gecontroleerde terugtrekking (Plan B).

Maar eigenlijk hebben we het hier over een boekhoudersrealiteit. Als je er beter naar kijkt, is de scheidslijn tussen Plan A en Plan B helemaal niet zo scherp. Het meest simpele voorbeeld kun je zelf bedenken: dijken moeten niet alleen hoger, ze moeten ook een flink stuk breder – daar is nu niet overal ruimte voor. Heb daar maar eens een gesprek over, met iemand in een geel hesje en een ongunstig gesitueerd huis.

Die dijken zijn sowieso één groot dilemma. Waren ze ooit onze garantie voor een zorgeloos leven, we komen er nu steeds meer door in de knel, stellen fysisch geografen. Want óók in Plan A moeten we lokaal gaan terugtrekken, zodat er ruimte ontstaat voor natuurlijke opslibbing, noodzakelijk voor een toekomstbestendige kustlijn. Fysisch geograaf Kim Cohen: ‘In Plan A is de goedkoopste optie mét de natuur te werken.’ Het vereist dat we enkele primaire dijken doorsteken en dan terugvallen op een oeroude diepere verdediging met meervoudige dijkconcepten als de slaper, waker en dromer, lokaal zelfs terpen, zegt Kleinhans.

Duits als verplichte tweede taal

Zodra we in meer meters zeespiegelstijging gaan rekenen, glijden we ergens van Plan A in het nog niet bestaande Plan B. Cohen: ‘Je komt dan uit bij een scenario dat van Randstad Holland naar “Zandstad Veluwe” gaat, of waarin we gewoon aansluiten als deelstaat binnen Bondsrepubliek Duitsland. De twee grote vragen zijn dan: moet je zo’n terugtrekking plannen? En zo ja, hoe gaan we dat doen met zo min mogelijk pijn?’ Cohen geeft praktische voorbeelden van hoe Nederland zich zou kunnen voorbereiden op het opgeven van de Randstad. Je zou bijvoorbeeld vijftig jaar de tijd moeten nemen om hypotheeklasten op particulier eigendom in op te geven gebieden af te bouwen. En Duits zal een verplichte tweede taal moeten worden op de middelbare school.

‘Als de boel onder water gaat, zal het ook niet lekker lopen met onze landbouw en economie en kun je beter verder naar het oosten een leven opbouwen dan hier je kop in het zand steken.’

Kleinhans: ‘De kans dat onze kleinkinderen het hier droog houden, is te klein als we zo doorgaan. En als de boel onder water gaat, zal het ook niet lekker lopen met onze landbouw en economie en kun je beter verder naar het oosten een leven opbouwen dan hier je kop in het zand steken.’

In het boek The Collapse of Western Civilisation schetsten de Amerikaanse wetenschapshistorici Naomi Oreskes en Erik Conway het dystopische maar wetenschappelijk pijnlijk plausibele vervolg van klimaatverandering, nadat de mensheid er niet in slaagde de opwarming effectief te beteugelen. Nederland heeft in deze dystopie de twijfelachtige eer om als voornaamste illustratie te fungeren. Letterlijk op pagina nul, nog voor de echte tekst begint: ‘The nation formerly known as the Netherlands’ – een kaart van een grotendeels verdronken land anno 2300.

Die kaart staat er omdat de auteur een punt wilde maken en hoeft natuurlijk niet volledig accuraat te zijn. Die pakweg 15 meter stijging rond het jaar 2300 hoort bij het meest extreme scenario uit het begin van dit artikel, met een klimaatopwarming van 3 of 4 graden, misschien nog meer.

We vroegen Kim Cohen om er met kennis van de Nederlandse ondergrond, rivier- en kustsystemen en van onze cultuur van kust- en watermanagement een aangescherpte versie van te maken. Den Haag, Utrecht, Rotterdam en Amsterdam zullen onderlopen, en ook Groningen en Friesland verdwijnen van de kaart. Op zijn kaart zijn tevens mislukte pogingen tot klimaatadaptatie opgenomen – zoals restanten van de kustsuppletiezone en diepe putten waar het laatste makkelijk winbare zand lag. Wat geldt voor de vier grote steden van West-Nederland geldt ook voor Antwerpen, Gent en Brugge – de Schelde mondt direct in zee, waar eens Zeeland en aangrenzend Vlaanderen lag.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2019/02/schets-2.jpg

Kaart van Nederland in 2300 onder extreme zeespiegelstijging

Op verzoek van Vrij Nederland tekende fysisch geograaf Kim Cohen van Universiteit Utrecht op kaart in hoe hij denkt dat Nederland er anno 2300 uitziet. Het scenario schetst een eindbeeld: hoe het zou kunnen aflopen. Dit is geen kaart van ‘terugkrabbelen na een onvoorziene catastrofe’, maar laat het zien hoe Nederland zonder grote rampen door geleidelijke ontwikkelingen vanaf 2100 zal veranderen.

Cohen gaat er van uit dat tot het midden van de 22ste eeuw het huidige Deltaprogramma wordt gehandhaafd. Voor de kust wordt aanvankelijk op grote schaal zand gewonnen voor stranden en dijken rond de grote steden, zandfort Holland. Daarna stijgt het water zozeer door, tot circa 18 meter boven NAP, dat men niet anders kan dan landinwaarts terug te trekken.

Het Westen van Nederland is verdronken, een ondiepte resteert en de Amsterdamse grachtengordel is een paradijs voor duikers. Door ondiepten worden de golven wel gebroken waardoor zich rond hoogbouwclusters van steden als Amsterdam en Rotterdam en de grootste kustduingebieden Schouwen, Schoorl en Texel eilanden zijn geworden.

In Utrecht blijkt de 20ste-eeuwse hoogbouw van Hoog Catharijne toch nog een zegen: ze dient als golfbreker, waardoor de Dom het er nog lange tijd uithoudt. De Betuwepoort is de nieuwe Maasvlakte, gebouwd van gerecycled materiaal dat uit het terugtrekkingsgebied is meegenomen, dat is goedkoper dan zand winnen.

In Brabant en Overijssel zijn ‘neopolders’ aangelegd, net als in aangrenzende delen van België en Duitsland.

De Waddenzee is opgeschoven naar de Drenther Wadden.

Wij waken over u!

Goed om nog wat langer bij Zeeland stil te staan. Tijdens de klimaattop in Katowice in december 2018 was een Zeeuwse delegatie aanwezig om hun zorgen te uiten over de nieuwe inzichten van versnellende zeespiegelstijging. De Oosterschelde-stormvloedkering is er bijvoorbeeld helemaal niet op gebouwd, sprak wethouder Cees van den Bos van Schouwen-Duiveland – die opriep tot een volwaardige discussie.

Minister van Infrastructuur en Waterstaat Cora van Nieuwenhuizen (VVD) was er bij de NOS vlug bij om te zeggen dat ze de zorgen van de Zeeuwen goed begreep – en zelfs dat de uitkomst van Katowice ‘voor Nederland van levensbelang’ is. Maar ze stelde ook dat de discussie die Van den Bos wil al loopt. ‘Zo worden alle waterkeringen eens in de zes jaar tegen het licht gehouden. En werkt het KNMI aan nieuwe klimaatscenario’s voor Nederland,’ aldus de minister. Haar uitspraak illustreert de houding van politici en beleidsmakers in Nederland: gaat u allen rustig slapen, wij waken over u! Maar als je eens in de zes jaar met een zaklantaarn op een stormvloedkering schijnt, wordt-ie niet ineens twee of drie meter hoger – of beter nog, volledig oprekbaar. En om voor klimaatzaken te verwijzen naar het KNMI is in deze context ook een beetje pijnlijk, want bij het instituut is nog maar 1,2 fte beschikbaar voor zeespiegelonderzoek. Dat past helaas in een lange trend. Nederland had ooit de Rijks Geologische Dienst, een nationaal niet-commercieel onderzoekscentrum dat bij de enorme uitdagingen waar we in onze delta voor staan onmisbaar werk had kunnen verrichten. Maar toenmalig minister van Economische Zaken Hans Wijers (D66) besloot de dienst in 1997 op te heffen als onderdeel van de voortdurende privatiseringen.

De houding van politici en beleidsmakers in Nederland is: gaat u maar rustig slapen, wij waken over u! Maar als je eens in de zes jaar met een zaklantaarn op een stormvloedkering schijnt, wordt-ie niet ineens twee of drie meter hoger.

Er wordt gelukkig ook nog zeespiegelonderzoek gedaan bij het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), aan de Universiteit Utrecht (IMAU) en aan de TU Delft. Maar dit onderzoek moet concurreren met heel andere disciplines die allemaal vissen in dezelfde potjes van NWO.

Blijf vrij van geest. Lees onze nieuwsbrief.
Ontvang de beste verhalen van Vrij Nederland in je mail, twee keer per week.

Resultaat is dat geen van deze instituten geld heeft om een volwaardig eigen zeespiegelmodel te ontwikkelen, om de gevolgen van ijssmelt op duizenden kilometers afstand te kunnen doorrekenen voor de Nederlandse kust. ‘Terwijl dit slechts een paar jaar werk zou zijn,’ vertrouwt een van de specialisten me toe. (‘Nou ja, tien,’ zegt een ander – we moeten ijskappen integreren.) En dat zo’n model natuurlijk cruciaal is, als je werkelijk waarde hecht aan verbetering van zeespiegelscenario’s. Zelfs vanuit het ‘Nederlands Polair Programma’ is in de laatste ronde voor de komende vijf jaar geen geld naar voorspellend zeespiegelonderzoek gegaan. ‘Verbazingwekkend, gezien de urgentie van het onderwerp en de uitstekende beoordelingen van de ingediende onderzoeksvoorstellen door buitenlandse specialisten,’ aldus Michiel van den Broeke.

Linksom of rechtsom, het lijkt wel of we het echte verhaal van zeespiegelstijging in Nederland niet willen weten. Maar we moeten harde keuzes maken, en dat moment is nu.

Het bericht De zeespiegelstijging is een groter probleem dan we denken. En Nederland heeft geen plan B verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/zeespiegelstijging-plan-b/

Overvallen ouderen gevangen in eigen huis (De Telegraaf Binnenland)

Je bent bejaard, woont alleen en wordt overvallen in je eigen huis. Niet zelden gebruiken de overvallers daarbij (excessief) geweld. Wat doet die ervaring met mensen? „Je gemoedsrust is voor altijd weg.”

Jan van der Ent (87) leeft achter tralies. Voor de deur van zijn huurwoning in Rotterdam-Centrum werd afgelopen jaar een stalen hek gemonteerd. Aan de buitenmuur hangt een camera. Na drie woningovervallen vonden vriendelijke buurtbewoners dat Jan bescherming verdiende: zij betaalden voor een getralied hek zodat Van der Ent de wijk, waar hij al decennia woont, niet hoeft te verlaten.

Die tralies zijn mooi, zegt de hoogbejaarde Rotterdammer, terwijl hij een sigaartje opsteekt, maar ze nemen zijn angst niet weg. „Ik hoor elk geluid en vertrouw niemand meer.” En toch: verhuizen naar een woon-zorgcentrum – waar het allicht veiliger is –, daar denkt hij niet aan. „Ik ga hier alleen weg in dat houten kissie.”

De brutaliteit van de overvallers is verbijsterend: de eerste keer deed een man op straat – ’zo’n Oost-Europeaan’ – bij Van der Ent voor het raam alsof hij onwel werd. „Dus ik laat hem even binnen om bij te komen.” Toen de man weer was vertrokken, was Van der Ent z’n tablet kwijt.

Kort daarop staat diezelfde man weer voor de deur, nu met een partner in crime. Van der Ent: „Ik gooide de deur dicht en eentje vloog zo, bam, met z’n gezicht ertegenaan. Dat vond ik wel mooi.” Ook een derde keer kwamen de dieven met z’n tweeën. Hoe dat precies in z’n werk ging, kan Van der Ent niet meer vertellen. „Daarna was ik op.”

Marktkoopman Hennie van Schaik (70), vicevoorzitter van de gebiedscommissie Rotterdam-Centrum, is ook aangeschoven. Van Schaik komt regelmatig bij Jan op de koffie, net als wijkagent Mark. Hij is verbolgen: „Is dit de toekomst van onze ouderen? Gevangene in je eigen huis? Ik sprak de wijkarts van de week. Die zegt dat wel twintig bejaarden hier in de buurt de straat niet meer op durven.”

De overlast komt vooral van drugsdealers en hun klanten. Van Schaik: „Laatst is hier nog geschoten.” De straffen voor de overvallers vindt hij veel te laag. „Kijk naar Jan, zijn hele leven staat op z’n kop.”

Hoe vaak zien we ze niet: schokkende beelden van bejaarden als Jan van der Ent die slachtoffer werden van woningovervallen, waarbij ze niet zelden ook ernstig lichamelijk en geestelijk letsel oplopen. Die beelden zijn indringend en doen vermoeden dat dit type misdaad veel voorkomt.

„Dat is niet zo”, zegt Jos van der Stap, landelijk overvalcoördinator van de Nationale Politie. „De kans dat je als oudere slachtoffer wordt van een gewelddadige woningoverval is ontzettend klein. Maar de impact is enorm.” Het aantal woningovervallen daalt weer, nadat in 2017 sprake was van een lichte stijging.

Voor het grote publiek is er weinig onderscheid: een woningoverval, een straatroof. Als er geweld bij te pas komt, is het resultaat hetzelfde: een persoonlijke tragedie. Wie herinnert zich niet het drama, afgelopen herfst, van die 85-jarige dame uit Eindhoven, die bij een mislukte straatroof voor haar huis vreselijk werd toegetakeld? De dader schopte de vrouw een aantal malen bruut tegen het hoofd. Op de foto, die haar familie openbaar liet maken, is het bebloede gezicht van het slachtoffer te zien: een gat in haar voorhoofd, bloedspetters op haar mantel.

Vanwaar dit excessieve geweld, dat je zo vaak ziet bij overvallen op ouderen? Jos van der Stap: „Regel is: hoe professioneler de daders, hoe minder geweld. Professionals gebruiken functioneel geweld, bijvoorbeeld om informatie uit slachtoffers te krijgen. ’Hit en runners’ zijn onberekenbaar. Die zijn vaak gespannen, hopen dat mensen meewerken. Gebeurt dit niet, dan kunnen ze ineens gewelddadig worden.”

Vaak hebben de daders een psychische stoornis en er is nog iets: ouderen, zo blijkt uit onderzoek, vinden het lastig om zich bij zo’n overmachtsituatie neer te leggen. Van der Stap: „Ze verzetten zich en dan loopt het snel uit de hand. Mensen worden in een meterkast gestopt of getaped. De schade is dan enorm.”

Opvallend: bij woningovervallen bij ouderen zijn vaker vrouwen als dader betrokken. De daders gebruiken veel minder vaak vuurwapens, waardoor slachtoffers zich mogelijk minder geïntimideerd voelen en zich eerder proberen te verweren – met alle gevolgen van dien.

Wat leveren die woningovervallen op? Meestal is bij ouderen de buit nauwelijks noemenswaardig: gemiddeld 200 euro. Jan van der Ent wijst naar zijn woonkamer: „Bij mij is niets te halen. Die grootbeeld-tv is misschien nog een paar tientjes waard.”

Elly Zandwijk (74) uit Noordwijkerhout werd ooit bedreigd met een vuurwapen. „Daar heb ik niet eens werk van gemaakt, want ze zouden ons bedrijf in brand steken als ik de politie belde.” Zandwijk woonde toen nog met haar man, die inmiddels is overleden, in het ’buitengebied’ tegen de duinen, waar het echtpaar een bloembollenbedrijf had en zij een winkel aan huis.

„Op het erf ben ik ooit klemgereden. Gelukkig was mijn man thuis, die noteerde het kenteken, waarop die overvallers enorm tekeergingen, met bedreigingen. Toen reden ze weer weg. We waren heel erg bang.”

Nadat haar man was gestorven, vijfenhalf jaar geleden, kwam Elly Zandwijk op een avond thuis. „De deuren waren ingetrapt, alles was overhoop gehaald. Toen besloten mijn kinderen: je kunt hier niet langer blijven wonen, voor tien euro slaan ze je hersens in.”

Nu woont ze in een flat in het centrum en geeft ze vanuit seniorenorganisatie KBO-PCOB voorlichting aan ouderen over veiligheid en preventie. Die bijeenkomsten zijn goed bezocht, zegt Elly Zandwijk. „Tussen de twintig tot zestig man.” Net als Jos van der Stap van de politie waarschuwt ze voor paniek: „Ik wil de mensen geen angst aanjagen. De kans dat je als oudere slachtoffer wordt van een woningoverval met geweld is gering.”

Dat mag zo zijn, de slachtoffers dragen die ervaring de rest van hun leven met zich mee. Elly Zandwijk: „Ja, zoiets laat een enorm trauma achter.” Jan van der Ent, die het ’geluk’ had niet fysiek te zijn mishandeld, drukt het zo uit: „Mijn gemoedsrust is voor altijd weg.”

Dan laat Jan – een oud-sportman – de honkbalknuppel zien, waarmee hij mogelijke overvallers opwacht achter z’n stalen deur in Rotterdam. Hij lacht wrang. Een makkelijke prooi is hij in elk geval niet meer.

https://www.telegraaf.nl/nieuws/3070195/overvallen-ouderen-gevangen-in-eigen-huis