Brandweer-docu ‘Brandmeester’: hoogopgeleid dedain voor de werkvloer (ThePostOnline)

Brandweer Amsterdam.

(Door Dieuwertje Kuijpers, TPO, 21 december 2023) – De Nederlandse praktische werkvloer wordt vermorzeld door overheidsmanagers die geautomatiseerde empathie (“wat heb je van mij nodig om jou in je kracht te zetten?”) verwarren met een menselijke maat. En vervolgens verbaasd zijn dat bijna niemand voor ze wil werken. Nergens wordt dat zo duidelijk als in de documentaire van Saskia Gubbels, Brandmeester.

‘Monoculturele, hogeropgeleide kantoorklerken wiens zalvende management-retoriek en geautomatiseerde empathie de dwingelandij niet verbloemen’

Een blik Kanis & Gunnink. De mosterdkleurige gemêleerde grondtegels. Grote lichtgrijze tafelbladen zoals die in menig middelbare school in de aula staan. Bluspakken die meuren naar roet en je haren ook na drie keer wassen nog naar gerookte bacon. Met een beetje geluk hangt er in de kantine nog een zweem van oud frituurvet. Sowieso is die van matige koffie – uitgeschonken in Duralex glazen – altijd aanwezig.

De openingsbeelden van de documentaire Brandmeester zijn dermate treffend dat ze bij ondergetekende – die vijftien jaar geleden in een Velsens ‘blikkie (jargon voor opleiding) zat – levendige herinneringen oproepen.

Brandweerkazerne Dirk

Documentairemaakster Saskia Gubbels volgde twee jaar lang de Amsterdamse bevelvoerder Gerrie van brandweerkazerne Dirk, die te maken krijgt met het nieuwe speerpunt van de korpsleiding: diversiteit. Er bestaat namelijk een beeld over de Amsterdamse brandweer als een gesloten mannenbolwerk dat vrouwonvriendelijk en racistisch zou zijn. Daarnaast moet het hoge ziekteverzuim en hoge aantal PTSS-gevallen worden tegengegaan, want de brandweer kampt al jaren met een lage bezetting. Goed personeel is niet alleen moeilijk te vinden, maar nog lastiger te behouden.

Opvallend in de documentaire is dat de korpsleiding, commandant Thijs van Lieshout in het bijzonder, zichzelf vooral ziet als vernieuwend. Als een managementschakel tussen de nieuwe tijden en de oude garde. Waarbij een zeker ongeduld richting die laatsten (“Jij bent de doelgroep niet, Gerrie. We zoeken jonge mensen, niet allemaal van die ouwe lullen”) niet kan worden onderdrukt.

Meermaals werpt Van Lieshout de uitrukdienst voor de voeten dat als de nieuwe lijn ze niet bevalt, ze beter een andere baan kunnen zoeken. De Amsterdamse brandweer moet meer een afspiegeling van de stad worden, meer vrouwen en meer mensen met een biculturele achtergrond.

Van Lieshout: “Verder heb ik niet zoveel beleid. Diversiteit kan je boeken over volschrijven en dat doe ik niet, ik doe het gewoon”.

Toch zien we hier geen botsing tussen oud en nieuw, maar een botsing tussen een politiek gemodelleerde spreadsheet-realiteit en de praktische onuitvoerbaarheid hiervan op een werkvloer. Tussen politieke paradepaardjes en een beroepsgroep die de luxe niet heeft om in dat circus op te treden.

Toekomstbestendig kapotbezuinigen

Wat de nieuwe lijn precies is, wordt – los van dingen roepen over het aannamebeleid – niet helemaal duidelijk. Wel dat het met brandweerwerk weinig te maken heeft. De gesprekken tussen de uitrukdienst en de korpsleiding gaan bijvoorbeeld niet over hoe in de hens vliegende elektrische auto’s aan laadpalen het werk kunnen veranderen, en of technologische ontwikkelingen vragen om aanpassingen aan materieel of werkwijze. Het personeel wordt weinig gevraagd, wel veel meegedeeld – tot grote ergernis van de uitrukdienst.

“Er worden auto’s gemaakt die tegen het miljoen lopen, waar dingen op zitten die ik op de werkvloer nog nooit van mijn leven gebruikt heb maar die er blijkbaar wel op moeten komen”, verzucht bevelvoerder Gerrie in een gesprek.

Het ‘toekomstbestendig maken’ van de brandweer zorgt niet alleen in de Amsterdamse kazerne voor gemor, en blijft niet beperkt tot de beroeps. Vakbonden en vakverenigingen waarschuwen dat onder het mom van ‘toekomstbestendig maken’ de afgelopen jaren vooral veel is gesneden in het budget.

Steeds meer kazernes hebben slechts één tankautospuit in plaats van twee, specialistische taken zijn afgeschaft en aanvullend materieel is verdwenen. Het aantal vrijwilligers is gedaald van 22.000 naar 19.000 en per kazerne zijn er nog maar zestien tot achttien over. Dit zorgt voor personeelstekorten, met name tijdens kantoortijden en in vakantieperiodes.

De vakvereniging brandweervrijwilligers ziet hier geen “maatschappelijk verschijnsel, maar een weeffout die is ontstaan uit bezuinigingsdrift.”

In 2022 stemden 148 van de 150 Tweede Kamerleden voor een motie van SP en PvdA om de werkvloer meer zeggenschap te geven over de uitvoering van nieuw beleid, zij moeten immers het werk doen.

Benodigde middelen wegbezuinigd

De vraag is in hoeverre de brandweer überhaupt nog in staat is haar werk fatsoenlijk te doen. Onder het management-mom ‘de brandweer van morgen’ werd ingezet op preventie (rookmelders in keukens ophangen), met het idee dat je dan minder hoeft uit te rukken. Er werd vast voorgesorteerd op de ‘voorkomen is beter dan genezen’-winst door brandweervoertuigen weg te halen die toch al niet zo veel meer werden gebruikt. De brandverzekering werd opgezegd omdat de keuken de afgelopen jaren niet in de hens had gestaan.

Gevolg: toen de vlam daadwerkelijk in de pan sloeg, in de vorm van twee forse natuurbranden in de Zuid-Limburgse Hoge Venen, moest de Nederlandse brandweer de Belgische en Duitse collega’s om hulp vragen omdat de benodigde middelen waren wegbezuinigd.

Niet heel verwonderlijk dat de Amsterdamse uitrukdienst steevast om twee dingen vraagt: de juiste spulletjes en voldoende handjes om ermee te werken. Vanuit de korpsleiding krijgt het personeel vooral politieke buzzwords terug: diversiteit, transparantie, toekomstbestendigheid, verjonging, kwetsbare doelgroepen. Vanaf kantoren worden er ‘ontwikkelbehoeftes’ geformuleerd waarbij diversiteit een speerpunt is. De nieuwe brandweer moet een afspiegeling van de stad Amsterdam worden, met meer vrouwen, meer jongeren, meer mensen met een biculturele achtergrond.

“We hebben mensen nodig en degenen die voldoen aan de eisen – die kunnen morgen bij de brandweer werken”, roept bevelvoerder Gerrie verbaasd uit.

Glazen kazerne

Commandant Van Lieshout – die op werkbezoek aan komt rijden in een rode Tesla – heeft duidelijk andere prioriteiten dan de tankautospuiten. Zo had hij “zelfs het fantastische idee om een glazen kazerne te bouwen. Midden op het Museumplein, als teken van transparantie”, vertelt documentairemaakster Gubbels.

Van Lieshout is hiermee – zonder het zelf door te hebben – het perfecte product van een overheidssysteem dat selecteert op managers die politieke wensen naar beneden toe kunnen opleggen (top down) in plaats van vanuit de organisatie de vertaalslag naar de politiek maken die nodig is om de organisatie te laten voldoen aan waarvoor deze wettelijk is opgericht (bottom up).

Het gebouw van de Amsterdamse brandweer (kazerne Dirk) is aan renovatie toe en zal hierna moeten gelden als een ‘visitekaartje’. Het rijksmonument krijgt nieuwe leidingen, nieuwe bedradingen, asbestsanering en het metselwerk wordt in oude staat hersteld. Niet alles: de voormalige ontspanningsruimte wordt opnieuw ingericht tot kantoor.

“Hier stond een werkbankje, wat werkkastjes. Dus als je thuis een tafeltje had wat stuk ging, of je fietsie stuk was, kon je hier rommelen”, vertelt bevelvoerder Gerrie tijdens een rondleiding op de kazerne.

De ontspanningsruimte werd door de vorige (en omstreden) commandant Leen Schaap ontmanteld: het had niets met brandweerwerk te maken en werd gezien als het zoveelste bewijs van een in zichzelf gekeerde kazerne waar men zich allerlei buitensporige vrijheden veroorloofde.

Iedereen aan de mindfulness

Toch had de werkplaats volgens de brandweerlui wel degelijk een functie. “Thijs, als ik iets heb met heel veel bloed onder een auto, weet ik veel wat. Ik wil dan altijd wat doen daarna. Iets met mijn handen, maar dat kan nu helemaal niet meer”, vertelt een brandweerman. “Ik weet niet precies wat ‘iets doen’ is, maar we gaan geen werkplaatsen inrichten”, badineert commandant Thijs van Lieshout hem direct. “Ja maar dat bedoel ik, dat is mijn manier om mijn hoofd leeg te maken”, roept de brandweerman uit. Van Lieshout houdt zijn poot stijf: er komen geen werkplaatsen. Wel wordt de uitrukdienst – die 24 uurs-diensten draait waarin ze regelmatig ’s nachts ook moeten uitrukken – om 09:00 ’s ochtends een cursus mindfullness aangeboden.

Het is typerend voor de kloof tussen managementleiding en de praktische werkvloer. Iedereen moet aan de mindfullness, maar wel volgens het beeld dat hoogopgeleid kantoorpersoneel daarvan heeft. Ongetwijfeld iets met de Headspace-app en ademhalingsoefeningen. Rommelen met de handen om gedachten op een rij te zetten? “Daar beginnen we gewoon niet aan”, aldus de commandant.

Gebrek aan empathie en inlevingsvermogen

De korpsleiding heeft nog meer mooie plannen. Zo wordt de uitrukdienst – die nota bene kampt met personeelstekort door ziekteverzuim, onder andere door PTSS – te kennen gegeven dat als ze straks in de “mooiste en misschien ook wel duurste kazerne van Nederland” komen te zitten, zij ook nog wat extra werkzaamheden moeten verrichten.

Er is nog een zolderverdieping die perfect zou zijn voor een werkplaats deze taken, zoals het begeleiden van kwetsbare jongeren die problemen hebben, en hen op te leiden tot hulpverlener. Om iets terug te doen voor de samenleving.

“Feit blijft dat we straks op een prachtige locatie zitten. Het zou zonde zijn als we in zo’n mooi gebouw gaan zitten en niks voor de samenleving gaan doen”, aldus veiligheidsregio clustermanager Ayten Polat, die hiermee feilloos laat zien dat ook een vrouw met een biculturele achtergrond in haar denken net zo monomaan kan zijn als de hoogopgeleide managementlaag waarbinnen ze zich begeeft. Haar denken sluit naadloos aan op dat van middelbare witte man Thijs van Lieshout: beiden stellen een compleet gebrek aan empathie en inlevingsvermogen tentoon.

Iets te snelle Arie Boomsma-powerpraat

Over middelbare witte mannen gesproken, het wordt nog mooier. In een ‘Hello there fellow kids‘-poging is iemand van het Korps Mariniers aangeschoven, die zich nog het best laat omschrijven als de typische Korps Consultant: iets te fris kaalgeschoren, iets teveel knoopjes los op het overhemd, iets te omvangrijk operationeel horloge om de pols en iets te snelle Arie Boomsma-powerpraat.

De brandweer wordt niet gevraagd om te hulpverlenen, nee nee: om “basecamp instructor” te worden. Zodat ze “in hun kracht” kunnen worden gezet, de bedoeling is “niet hun kampvuur te blussen, maar juist aan te wakkeren.” Uiteraard wel in lijn “met de ambities van commandant  Thijs.” Die ambities zijn helder: “Als je denkt ‘laat maar lekker Thijs’, nou dan ga je lekker naar een andere kazerne en selecteren we een groep mensen die daar wel zin in heeft.”

Deze toondoofheid voor een praktisch opgeleide werkvloer begint bij de managementlaag, maar volgt hierin slechts de politieke opdrachtgever. Hieraan wordt immers niet teruggekoppeld dat de zoveelste bezuinigingsoperatie onverantwoord is.

Sterker nog, commandanten leveren met regelmaat argumenten voor nog meer bezuinigingen zelf op een gouden dienblaadje aan. Voormalig commandant Leen Schaap zei bijvoorbeeld dat “brandweermannen 95% van de tijd met de handen over elkaar zitten te wachten op een brand.” Een politicus denkt op zo’n moment niet ‘hoe kan ik die 95% inkleden zodat ze die 5% van hun tijd optimaal kunnen knallen’, maar die ziet 95% verspilde tijd – en dus budget.

Meer vrouwen, maar dan wel die precies zeggen wat je wilt horen

Waar iedere extra streep op de schouder soms gecorreleerd lijkt aan groeiende toondoofheid, moet je voor de echte Oost-Indische doofheid uiteraard bij de politiek zijn. Wanneer enkele brandweervrouwen aan burgemeester Femke Halsema (GroenLinks) vertellen over hun werk,  neemt ze die praktische kennis niet van hen aan, maar concludeert dat ze het “niet overal mee eens is.” Terwijl de vrouwen duidelijk aangeven dat ze zich veiliger voelen met “drie grote mannen in de auto”, dan in een volledig vrouwenteam.

Zeker, ze kunnen de klus op zichzelf ook wel klaren, maar door verschil in fysieke sterkte zullen ze er wat langer over doen. Halsema reageert alsof de vrouwen hiermee zichzelf te kort doen, alsof het een verschil van inzicht is in plaats van keiharde (biologische, fysieke) realiteit.

Dat fysieke verschil is er en dat heb ik toevallig vijftien jaar geleden zelf mogen ervaren. Op één enkel punt haalde ik mijn fysieke keuring bij de brandweer niet: te weinig kracht in de armen. Iets wat ze vaker hadden gezien bij kandidates, dus al een standaard oplossing voor hadden. Ik kreeg een trainer toegewezen die het fenomeen optrekken en opdrukken introduceerde en enkele maanden later haalde ik de test alsnog met gemak. Met wat extra inspanning (dus niet door het verlagen van de eisen) voldeed ik.

Dat betekent dus dat als vrouwen zich aanmelden, ze het echt super graag moeten willen en in zekere zin beter gemotiveerd moeten zijn dan mannen. De barrière voor vrouwen is er wel degelijk maar – in mijn bescheiden ervaring – vooral fysiek en écht niet te wijten aan een ‘vrouwonvriendelijk’ aannamebeleid bij de brandweer.

Racistisch en seksistisch

De reden om meer vrouwen bij de brandweer te willen is dan ook niet operationeel, maar politiek. Met meer vrouwen zal de “Amsterdamse bevolking het vertrouwen krijgen”, zegt burgemeester Halsema in het gesprek, maar ook de interne cultuur veranderen want “de brandweer werd racistisch en seksistisch genoemd. Die gedachte verander je niet door alles bij het oude te laten.”

Oftewel: omdat mensen dénken dat de brandweer racistisch en seksistisch is, moet die veranderen.

Terwijl er toch wel degelijk wat aan de hand was bij de Amsterdamse brandweer. Nergens verwijst Halsema naar onderzoeksrapporten, die er niet om logen: brandweermannen naakt voor de deur van vrouwelijk personeel, wc-brillen die werden ondergeplast, expres keiharde porno opzetten, een gekleurde kazerne ‘apenrots’ noemen of Marokkaanse collega’s stug Jan of Piet noemen.

Dat er het een en ander moet gebeuren, staat buiten kijf. Dat onder commandant Leen Schaap – die orde op zaken moest stellen – enkelen de laan uit zijn gestuurd en ook huidig commandant Van Lieshout vorig jaar iemand moest ontslaan wegens racistische uitingen op het intranet, is dan ook geen verrassing.

Toch zit er nog wel wat ruimte tussen ingrijpen bij grensoverschrijdend gedrag en het steevast wegzetten van ‘de oude garde’ als achterhaald, ouderwets, in de weg zittend, niet met de tijd mee willen gaan. Commandanten kunnen wel de grote broek aantrekken en melden dat als het brandweerpersoneel niet meer bevalt, ze maar een andere baan moeten zoeken – maar de realiteit is dat ze zich die luxe helemaal niet kunnen veroorloven.

De beoogde ‘cultuurverandering’ wordt hiermee een van boven opgelegd decreet, met de ideologische aanname dat wanneer je maar zoveel mogelijk diverse kleurtjes en geslachten in de organisatie pompt, deze automatisch meebeweegt richting de ‘inclusieve’ toekomst. Louter in een denkwereld waarin een glazen gebouw gelijk staat aan publieke transparantie, kan deze aanname floreren.

Gaslighten van kritisch personeel

Het is dan ook veelzeggend dat burgemeester Halsema enerzijds meer vrouwen bij de brandweer wil voor een cultuurverandering, maar vervolgens niet wil horen wat ze hebben te zeggen over diezelfde brandweer. Want zodra de brandweervrouwen beginnen over werkomstandigheden, drukt de burgemeester haar spreekwoordelijke snor.

“Er zijn belangrijkere dingen dan diversiteitscijfers. Er zijn gebouwen niet in orde, ik zit in eentje: dat is…” Abrupt wordt de brandweervrouw onderbroken door de burgemeester: “Zo vervelend, ik moet nu gaan rennen!” Het wekt irritatie op bij de achtergebleven vrouwen: “De gemiddelde bankdirecteur trekt zijn secretaresse erop, en dan zou alleen hier bij de brandweer seksisme zijn?”

Verpakt onder eufemismen als ‘gezamenlijke verkenning’ worden dienstopdrachten kil medegedeeld door monoculturele, hogeropgeleide kantoorklerken wiens zalvende management-retoriek en geautomatiseerde empathie (“wat heb je van mij nodig?”) de dwingelandij niet verbloemen. Het brandweerpersoneel heeft feilloos door dat het niet klopt, dat er eigenlijk niet naar ze wordt geluisterd. Ze voelen zich dientengevolge onrechtvaardig behandeld. “Het doet me pijn”, zegt bevelvoerder Gerrie.

Het is dan ook een pijnlijke documentaire. Los van het gebrek aan empathie en inlevingsvermogen is daar vooral het schaamteloos wegpoetsen van elke kritiek. Niet door deze inhoudelijk te weerleggen, maar door met hoogopgeleid duur managementjargon als wapen al het praktische personeel in een hoek te drukken.

Het brandweerpersoneel is deze beleidstaal niet machtig, wat overblijft is het gevoel van genaaid worden – maar niet precies kunnen uitdrukken hoe dan. Want hoe weerleg je ‘opbouwende managementtermen’ als ‘de schouders eronder’, ‘teamwork‘ en ‘gezamenlijk’, geframed in positief gepsychologiseer over vuurtjes aanwakkeren in je hart?

Het werkvolk wordt dus continu ge-gaslight door managers. “Ben jij een goede mentor?”, wordt bevelvoerder Gerrie gevraagd als hij aangeeft dat hij graag zijn collega Joyce wil bijstaan in haar ambitie om ook bevelvoerder te worden. Hij gaat hier letterlijk op in, maar wordt al vrij snel onderbroken. “Nee, nee, ik leg hem even terug bij je. De vraag is of jij aangesloten bent op de ontwikkelbehoefte van de brandweer, en of jij de juiste tools hebt”, stelt de leidinggevende. Wat hij er precies mee bedoelt, zegt hij niet. Dat zeggen ze nooit.

Streng handhaven op rotte appels

In een volgende scene wordt Gerrie op het matje geroepen. Hij heeft samen met Joyce een interview gegeven waarin zij verwijst naar de politieke ambitie van burgemeester Halsema en vorige commandant Leen Schaap om meer vrouwen bij de brandweer te krijgen: “Terwijl ik juist denk, het maakt niet uit wie je bent. Als je maar goed genoeg bent.”

In plaats van haar te corrigeren in het interview geeft Gerrie haar gelijk en dat wordt hem niet in dank afgenomen. “Je bent leidinggevende. Je geeft leiding, welk voorbeeld geef je?”, wordt Gerrie gevraagd. Immers, straks gaan mensen nog denken dat het werven van meer vrouwen een politieke doelstelling is, in plaats van iets dat volledig in “samenspraak met de werkvloer is vormgegeven als ambitie”.

Het lijkt de vloek van de overheidsmanager: slim genoeg om lagergeschoolden retorisch in een hoek te drukken, maar niet intelligent genoeg om te beseffen dat er meer facetten aan het brandweerwerk zitten die ze niet begrijpen dan wel. Dat leidt tot een totaal gebrek aan nederigheid, soms zelfs een ronduit neerbuigende houding, ten aanzien van kennis die niet voortkomt uit lekker kunnen werken met Excel of de juiste beleidsbingo kunnen reproduceren.

Dit resulteert vervolgens in de arrogantie dat er weinig valt te leren van de werkvloer, maar wel veel bij te sturen. Terwijl het draaiend houden van een uitvoeringsorganisatie (zoals de brandweer) juist vereist dat je je kunt inleven in het uitvoerende werk, de mensen, het materieel. Kennis en ervaring die voortkomen uit handwerk niet serieus nemen, is in veiligheidsberoepen (zoals bij de brandweer maar ook de politie en defensie) potentieel dodelijk.

Het is daarom juist de plicht van leidinggevenden in dit soort organisaties om het personeel in bescherming te nemen. Dat betekent inderdaad streng handhaven op rotte appels, maar tegelijkertijd wijsheid vanaf de werkvloer serieus te nemen. Deze inzichten vervolgens naast de politieke wensen leggen en die grote broek (“anders zoeken we andere mensen die het wel willen”) ook eens aantrekken tegenover een burgemeester of de korpsleiding, zodra die iets teveel gaan luchtfietsen.

Door, kortom, ook gewoon eens een “nee” naar bóven toe te verkopen.

Ronduit cynisch

Wat rest na het zien van deze documentaire is de pijnlijke realisatie dat overheidsorganisaties uitstekend in staat zijn om hun eigen toekomstige kuil te graven. Wetenschapper Joost Kampen aan de Vrije Universiteit, gespecialiseerd in verwaarloosde organisaties, zag overeenkomsten met de verziekte brandweercultuur en die van het Gemeentevervoerbedrijf eind jaren ’90, toen deze ‘out of control‘ was en het personeel door ‘arbeiderszelfbestuur’ de feitelijke macht had.

Tegen het Parool vertelde hij dat ook daar “lang geen leiding was gegeven en er sprake was van destructieve groepsprocessen, waarin groepsdruk en elkaar niet verklikken de norm waren.”

In zijn proefschrift legde hij de link tussen gedrag binnen verwaarloosde organisaties en gedrag van verwaarloosde kinderen: “Waar kinderen lijden onder gebrek aan normering en aandacht van ouders, vertonen organisaties dezelfde symptomen bij gebrekkig leiderschap.”

Het is ronduit cynisch dat de Veiligheidsregio met een directieve houding, waarbij ze de carrière-oren zó hard laat hangen naar het politiek-ideologisch wensdenken en de dito maakbaarheidswaan, vergeet te luisteren naar hun eigen personeel.

De papieren realiteit over de ‘Brandweer van Morgen’ mag dan wel ronkend klinken, in de praktijk is de brandweerleiding vooral hard bezig met het voeden van de sluimerende veenbrand die de reeds bestaande verwaarlozing is.

Brandweer-docu ‘Brandmeester’: hoogopgeleid dedain voor de werkvloer

https://tpo.nl/2023/12/21/brandweer-docu-brandmeester-hoogopgeleid-dedain-voor-de-werkvloer/

Annus Horribilis 2023 – De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (16) (GeenStijl)

Ik ben gewoon een vreselijk saai mannetje zonder drank en drugs. Zelfs voor hobby’s ben ik te saai.

https://image.gscdn.nl/image/641fe21a97_1Annus_Horribilis_-_1024x900.jpeg?h=True&w=880&s=4f02a3eada0d08aba6858229734314fe

https://image.gscdn.nl/image/0152cfedba_1Annus_Horribilis_-_1024x900.jpeg?h=True&w=880&s=a696308d7287def84b0cf7fbd48c2e32

Donderdag 20 april

De belangrijkste conclusie na een maand geheelonthouding: ik ben gewoon een vreselijk saai mannetje zonder drank en drugs. Zelfs voor hobby’s ben ik te saai. Als kind spaarde ik tenminste nog voetbalplaatjes, sigarenbandjes, munten, speldjes en postzegels. De hamster in mij is dood, want ik verzamel helemaal niets meer. Ik vind verzamelaars sowieso een beetje sneu. Alsof je al die spulletjes mee kunt nemen naar de eeuwige jachtvelden. 

Dat ik niet hamster is trouwens niet helemaal waar, want ik heb een stuk of honderd koffiecapsules van L’OR (intensiteit 13, Barista) vier tubes scheercrème van het merk Palmolive, vier tubes Uriage crème  tegen seborrheic dermatitis (een soort schurft, met hele gore huidschilfers) en negentig rollen toiletpapier van het Portugese topmerk Renova (Deca, 4 vellen, subtiel geparfumeerd). De simpele reden is dat al deze spullen in de aanbieding waren, want ik ben bepaald geen prepper. 

Preppers zijn pas echt zielig. Mijn vriendin woonde lang aan de Spiegelplas in Nederhorst den Berg en op vrijdagmiddag vertrokken er uit de jachthaven altoos bootjes met volwassen kerels die als Rambo waren uitgedost, met camouflage-kleding, Navy Seals baseball caps, muskietengaas, fuiken, een tent en tot de tanden bewapend met survival-messen en hengels, alsof ze de Vietcong gingen uitroeien. In de Spiegelplas liggen eilandjes en daar bleven die stumperds dan tot zondagmiddag “overleven”, rukkend op pornoblaadjes, slap bakkie-bakkie-ouwehoeren met maten op andere eilandjes en maandag weer lekker jasjedasje naar het assurantiekantoor.

De eerder genoemde gehamsterde luxe WC-rollen verdienen enige toelichting. Niets kan mij in grotere woede ontsteken dan inferieur pleepapier waar je vinger tijdens het vegen doorheen schiet en dat je dan de poep uit je nagels moet krabben met de nagelvijl van moeder de vrouw. Portugezen zijn behoorlijk op de penning en bij mensen thuis en in de horeca hebben ze altijd het allergoedkoopste pleepapier. En dat terwijl het land één groot woud van eucalyptusbomen is. De eucalyptus wordt hoofdzakelijk gebruikt voor pleepapier, de invasieve boom (komt uit Australië) fikt als een fakkel en is daarom de ideale aanstichter van bosbranden. Goedkoop is duurkoop, want uit wraak veeg ik dan gewoon een hele rol weg. Dat zal ze leren. 

Overigens heeft Renova, een puur Portugees merk, ook zwart wc-papier. Bijna 4 euro per rol en dus eigenlijk vooral leuk als verjaardagskado. Het voordeel van zwart pleepapier is dat je dan tenminste niet kunt zien of er een aambei open gescheurd is tijdens het vegen. Ik overweeg trouwens een anal bleaching want dan ben je gewoon in 1 veeg klaar en hoef je tenminste geen tarrels meer weg te bikkelen. 

Misschien moet ik de klusjesman maar eens bellen voor mijn lekkende bidet, want er is niet lekkerders dan een keiharde straal water in je reet, en bovendien is een bidet veel beter voor het milieu dan wc-papier.

Eigenlijk is het behoorlijk cynisch dat ik mijn hele leven tegen saaiheid heb gevochten en uiteindelijk gewoon een saai mannetje ben geworden, een insipide huismus. Ik begin steeds meer op mijn oerdegelijke vader te lijken. Nog een paar jaar en ik ben net zo oud als pa toen hij doodging. Scary. De kakkineuze familie van mijn moeder vond pa een sukkel, een kluns en een nerd. Hij was summa cum laude afgestudeerd aan de Landbouwhogeschool van Wageningen en kletste nooit mee met de broers van mijn moeder over voetbal en andere banaliteiten. Als mijn moeder weer eens was opgenomen in het gesticht in Wolfheze (waarom bouwen ze gekkenhuizen altijd naast een spoorlijn, zie Santpoort), werd ik vaak bij kwaadaardige ooms geparkeerd. Die maakten steevast dezelfde grapjes over mijn pa. De ooms hadden tijdens de Tweede Wereldoorlog naar hun zeggen in het verzet gezeten en terwijl zij met een katapult stenen schoten naar de mof, zat mijn pa te trutten met zijn herbarium of naar de sterren te kijken. Ontelbare keren ben ik jankend weggerend. Mijn vader was mijn steun en toeverlaat in die tijd, mijn lieve anti-held van wie ik alles mocht. 

Eens waren we bij de Pier in Scheveningen en gaf mijn vader mij tien gulden. Dat was een enorm bedrag in die tijd en al helemaal voor pa, die in het beste geval een paar stuivers voor de koffie op de KEMA in zijn van ellende uit elkaar vallende portemonnee had. Mama riep altijd dat pa niet met geld kon omgaan, en dat klopte. Zij deed de boekhouding en de huishoudkas. Op zaterdag stuurde ze pa naar de markt met een boodschappenbriefje en precies het bedrag dat hij nodig had. Ze behandelde hem als een kind. Altijd kwam hij, al dan niet uit nijd, met de verkeerde boodschappen thuis. In Scheveningen zette hij mij af bij de ingang van de Pier en ging schelpen zoeken op het strand. Ik heb de tien gulden verkwanseld aan grijpautomaten en muntenschuivers. Uiteraard won ik niets en toen ik papa na een uur weer terugzag, huilde ik tranen met tuiten van berouw. Hij aaide mij over de bol, trok aan zijn sigaar en zei dat geld de wortel van al het kwaad in de wereld was. Hij mompelde vervolgens een Bijbeltekst, iets als: ‘Die het geld liefheeft, wordt het geld niet zat. Die wijsheid komt uit Prediker 5, vers 9: ‘Die het geld liefheeft, wordt van het geld niet zat; en wie den overvloed liefheeft, wordt van het inkomen niet zat. Dit is ook ijdelheid.’

Ik hecht geen enkele waarde aan geld en dat kwam mooi uit tijdens mijn decennia durende drugsverslaving. Met het geld dat ik heb weggerookt en weggesnoven, had ik een aardig huis, een auto, een jacht en een renpaard kunnen kopen, maar ik ben totaal niet materialistisch. Ik heb een gruwelijke hekel aan gierige mensen en dat heb ik te danken aan mijn vader, al ben ik meer het type ‘geld moet rollen’. De enige munten die bij papa rolden, waren de stuivers voor de koffieautomaat op de KEMA. Zijn salaris ging direct naar mama.

Social

Mijn pa heeft - goddank - slechts 1 dag in militaire dienst gezeten. Tijdens de eerste de beste oefening brak hij zijn been. Veel leed is de lieve, overgevoelige man bespaard gebleven. Ik moest aan hem denken toen ik het boek Wij waren geen soldaatHet leger was voor losers las. Vuijsje is socioloog en journalist en een van de alleraardigste linksmensen die ik ken. En veel gezelliger en liever dan zijn broer Bertus die bivakkeert in het Rosa Spierhuis te Laren, waar hij samen met Henk Spaan de verpleegsters het leven zuur maakt. Bovendien heeft Herman een zeer charmante dochter die ook nog eens voortreffelijk kan dichten, maar dit uiteraard terzijde. Enfin.

Ik ben bepaald geen pacifist (dit vind ik bijvoorbeeld heerlijk om naar te kijken), maar ik ben van lichting 1959 en hoefde de koningin dus niet te dienen. Als ik wel had moeten komen opdraven, was ik naar de keuring gegaan in het ondergoed van mama, op haar pumps, met lekker veel hairspray in mijn lange haar, odeklonje onder mijn oksels en mijn smoel rood geverfd met haar lippenstift. Mijn broertje tien jaar jonger, ging wel en vertelde mij smakelijke verhalen over zijn dienstplicht in een kazerne op de Utrechtse Heuvelrug, nabij Rhenen: blowen, pornokijken, spotgoedkoop bier drinken, een beetje kanonnen poetsen en aan het einde van de maand 800 guldentjes opstrijken. Een vrolijk liedje van Rijk de Gooyer over de dienstplicht ter afsluiting.

Video

Vrijdag 21 april

Al een maand geen katers meer. Dat is een van de grootst voordelen van niet meer zuipen. Ik ben een ochtendmens, sta op voor het krieken van de dag, ga dan in de schemering met de honden wandelen op  het strand van de Ria Formosa, en daarna tikken. Met een kater des doods ben ik twee dagen kwijt, om nog maar te zwijgen over de desastreuze en vooral contraproductieve deliria en dientengevolge een grondige hekel aan de mensheid en aan het nutteloze bestaan.  

Nu sta ik bijna fluitend op (bijna, want ik ben nog steeds intens verdrietig over het verlies van mijn hondje Jamba) en heb ik zin in de dag. Nadeel: de nazi in mij heeft zin om de alom tegenwoordige zuipende toeristen te neutraliseren. In de Algarve wemelt het van de expats die al beginnen te zuipen zodra de 10 in de klok zit. Heel erg Nederlands is dat, dat er gezopen moet worden zodra de koperen ploert zich even laat zien. De mantra van de Hollander op vakantie: Zon = feest = zuipen.

Vergelijk het met Wadden-alcoholisme: toeristen die zich een delirium slempen op de ochtendveerboot om het Sil de Strandjutter-gevoel te krijgen. Die ouwe Nederlandse alcoholisten in de Algarve roepen vaak: ja maar, die Portugezen drinken ook een borreltje bij het ontbijt. Zeker en waar, maar dat zijn vissers die de hele nacht verkleumd op woelige baren varen. Die drinken een paar neutjes als slaapmutsje en gaan daarna naar bed. Over alcoholisten gesproken: ooit heb ik LEF  Magazine gehaald, het tijdschrift van de Vakbond voor Alcoholisten, geheel betaald door de roverheid. Ik ben in goed gezelschap want in de laatste editie staat een groot interview met nitwit Dave Roelvink. 

In mijn nieuwjaarscolumn voor de Volkskrant schreef ik destijds heel opgewekt: Op 1 januari woonde ik precies vier jaar in de Algarve en het was weer eens de hoogste tijd voor een reality check. Van een decadente wereldburger die ’s ochtends in een bilveter over het strand van Copacabana jogde en ‘s avonds het wel en wee van Latijns-Amerika met Mario Vargas Llosa besprak tijdens een knabbeltje ceviche in Lima, was ik verworden tot een Algarviaanse keuterboer, met dien verschille dat ik een toonbaar gebit heb. Met dat mooi oud worden en opdrogen zat het wel snor, maar moest ik niet nog een keer groots en meeslepend de wereld bestormen? Ik schreef over mijn hartewens om ooit in New York te gaan wonen maar het werd Tel Aviv terecht. Rond het millennium woonde ik in De Stad Die Nooit Slaapt en keek ik iedere week met een clubje archetypische bloedmooie joodse dames naar Seinfeld. Tel Aviv was eigenlijk een soort New York, maar dan met hummus en ongecompliceerde seks. Ik was toentertijd een jonge god en mijn leventje in de hippe Shenkinstraat deed niet onder voor dat van Jerry Seinfeld. Eigenlijk was ik gewoon Jerry, maar dan zonder zijn neuroses.

Inmiddels begon het te gloren, die eerste januari. Ik rook de sinaasappelbloesem en wandelde met de honden naar het strand. Fuck dat hele New York ook, dacht ik. Het onzinnige plan was mij enkel door het hoofd geschoten omdat ik weer eens met drinken was gestopt. En wat schreef LEF, het vakblad voor alcoholisten naar aanleiding van mijn column?

Fuck dat hele New York ook, dacht ik. Het onzinnige plan was mij enkel door het hoofd geschoten omdat ik weer eens met drinken was gestopt’: zo eindigde de nieuwjaarscolumn van schrijver-journalist Arthur van Amerongen. Omdat de obstinate Arthur graag een loopje neemt met de feiten, weet ik nooit of zijn mededelingen waar zijn of niet. Maar ik geloof wel dat hij een alcoholist is. En ik geloof ook dat hij er zo nu en dan mee ophoudt: met drinken. En in die alcoholvrije perioden heeft hij kennelijk zin om te verhuizen, of om, zoals hij in de betreffende column in De Volkskrant schrijft, ‘nog een keer groots en meeslepend de wereld te veroveren’. Zin in actie dus. Herkenbaar. Want je moet toch wat. Als je niet drinkt. Niks aan de hand toch, hoor ik je denken. Klopt, maar toen concludeerde de Leffer: Ik ben heel benieuwd naar wat Martin en ik de rest van het jaar gaan doen. Martin! Martin van Amerongen! Ik ben godverdomme Arthur van Amerongen, stelletje geheelonthoudende subsidiesponzen. Van zulke fouten ga ik nou aan de drank, klootzakken van LEF! 

Ik merk dat ik heel veel tijd overhoud nu ik niet meer zuip. Het saaie nazimannetje in mij brult: “Tijd voor de grote lenteschoonmaak! Aufräumen! Wat heet lente, het is hier 26 graden. De verloofde zit in Nederland, ik heb het rijk alleen en grijp mijn  kans. Ter aanmoediging kijk ik even naar een opruimfilmpje van die geile Marie Kondo en de geest is uit de fles. Uitmesten. Minimaliseren! Laat licht en lucht uw woning binnentreden! Alleen hebbedingetjes die mij een harde tokimeki geven, mogen blijven. Gelukkig heb ik amper bezittingen. Die kunnen toch niet mee naar de hel. De bibliotheek - eufemisme voor een zooitje bij elkaar geraapte boeken - is een afgrijselijk stofnest. Daar moet de beuk in. Ik heb reisgidsen over Portugal en de Algarve in alle talen en uit alle tijden. De enige die mijn schoonmaakwoedeaanval overleven, zijn de Michelin 2019 en die van brombeer José Rentes de Carvalho: Portugal - een gids voor vrienden. Hoeveel reisgidsen zou Floortje Dessing hebben? De oude Confucius zei eens dat het beter is een mijl te reizen dan om duizend boeken te lezen. Ik vind dat gelul want het is een misverstand dat reizen verrijkt. Dwangmatige globetrotters zijn meestal onuitstaanbare betweters, stompzinnige kilometervreters die ditjes & datjes uitbraken over een spotgoedkoop stinkpension op de zoutvlakte van Uyuni in Bolivia. Met lichte tegenzin ruim ik een versleten exemplaar van In Patagonia. Dat monumentale boek van Bruce Chatwin was voor mij de enige aanleiding om naar de aars van de wereld te reizen (de Algarve is de aars van Europa, dus de cirkel is rond). Uiteindelijk zat ik vanwege een vulkaanuitbarsting een maand vast in Ushuaia op Vuurland. Het droevige vreten daar is mijn enige herinnering. Reizen maakt dom. Van tante Marie mag ik maar dertig boeken overhouden. Oude, vergeten exemplaren moet ik van haar wakker maken door heel hard in mijn handen te klappen. De boeken die flauw en zielloos reageren, gaan mee met de vuilnisman. Hupsakee, daar gaat De Metsiers van Hugo Claus. Doei, Vrouwenzand van Robert Anker. Ciao, Allerzielen van Cees Nooteboom. De Gouden Doerian van Marja Pruis reageert helemaal niet op mijn geklap. Opzouten, ondankbare rotboeken. Laat licht en lucht mijn bibliotheek binnentreden. Banzai!

Social

Zaterdag 22 april

De meest kinderachtige en meest ongelezen column in de Volkskrant is die van de De Betrouwbare Mannetjes. Niet eens goed voor een glimlach. Vandaag weer zo’n misbaksel, getiteld Vul nu de enquête van de Betrouwbare Mannetjes in.  In het najaar van 2022 verslechterde de negatieve stemming in Nederland verder. Dat blijkt uit een enquête van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat deze week verscheen. 62% van de Nederlanders vindt dat het de verkeerde kant opgaat met het land. Daar staat tegenover dat 85% van de Nederlanders nog steeds tevreden is over hun eigen leven. Vul in: 1 (zeer oneens) 2 (oneens) 3 (neutraal) 4 (eens) 5 (zeer eens) 28. Ik overweeg naar Portugal te emigreren om dan vanuit daar verder te gaan met de hele dag twitteren hoe kut alles in Nederland is. 

Ik neem aan dat de betrouwbare mannetjes op mij doelen want ik stik natuurlijk van woede als ik het Nederlandse nieuws volg en twitter dan hoe kut alles is in het treurige vaderland. Overdreven laconiek roep ik wel eens dat kritiek geven op afstand – de zogeheten helicopterview – heel verfrissend werkt, maar dat is dus niet zo. Machteloos en tot op het bot verzuurd voel ik me als ik de laptop dichtklap omdat de honden weer eens moeten vreten en schijten. De overstelpende haatpost gaat me ook niet in de koude kleren zitten, want ik ben niet van steen noch van Teflon. Helaas denken mijn lezers denken vaak dat mijn cursiefjes gedrenkt zijn in ironie en dat ik helemaal chill en zen ben in de Algarve: de godganse dag met de honden op het strand banjeren, als de negen in de klok zit een drupje brandy om het af te leren, vervolgens een natte lunch op het strand, om 1600 uren gereetveterd chillen in een loungetent en daarna nog even een Romeinse orgie meepikken in de jeugdherberg van Albufeira. Maar het tegendeel is waar: ik zit mij hier in mijn strandhut de godganse dag helemaal op te vreten over de kuttoestand in Nederland. En nu ook nog eens zonder alcohol en dope. Bah.  

Social

Zondag 23 april

Naar de vlooienmarkt in Faro met de Nijmannetjes. Kip eten. De beste en goedkoopste piri-piri vind je namelijk op de zondagse vlooienmarkten in de Algarve. De kippen worden daar gegrild op enorme roestige en rokende installaties die zo als decor zouden kunnen dienen in een willekeurige Mad Max-film. De Frango piri-piri eet men aan lange houten tafels, op een klapstoeltje, en al met al kost een hele kip hooguit 8 eurootjes. De piri-piri (Swahili voor rode duivel) is een variëteit van de pepersoort capsicum frutescens. Die peper komt oorspronkelijk uit Amerika en is door Portugese zeevaarders naar Afrika gebracht. Daar werd het al snel deel van een kruidenmix, ook wel in de vorm van een olie. Piri-piri olie bestaat in zijn eenvoudigste vorm uit olie, cayennepeper, chilipeper en keukenzout. Een veelgebruikt mengsel bestaat uit een handgemalen melange van de Spaanse paprika, sel gris (Frans zeezout), piri-piri-pepers, oregano, gember, kardemom, knoflook en uiensnippers. De zeemannen namen deze mix uit Mozambique en Angola mee naar Portugal waar het nu een populair ingrediënt in de nationale keuken is. Vanuit Portugal begon het zich via Zuid-Afrika en India over de rest van de wereld te verspreiden. De restaurantketen Nando's  richt zich op met piri-piri gemarineerde kipgerechten. Overigens heb ik in Zuid-Afrika, Zimbabwe en Zambia uit pure noodzaak een paar keer bij Nando’s gedineerd maar dat was nou bepaald niet om over naar huis te schrijven. Laat ik me voorzichtig uitdrukken: ik kreeg ineens vreselijke heimwee naar een satékroket van Febo (die desnoods een paar uur in de muur had liggen garen en dientengevolge niet helemaal knapperig meer was). Mijn favoriete kippentent is Frango da Ria, aan de N125 tussen Olhao en Fuseta. Ze hebben een schoorsteen die niet zou misstaan tussen de Hoogovens en dat is een goed teken. Eet je daar ongans aan kip en hou een plekje over de doce de casa, het toetje van het huis. De doce de casa roept herinneringen op aan Saroma, maar ook aan tiramisu. Pudding of gecondenseerde melk, slagroom, een koekje en nog wat geheimen van de kok: het is een goddelijk dikmakertje. En voor de vunzige smerige gore rot-alcoholisten (ik ben een good sport): Neem een lekkere bel Portugese brandy bij de bica! Hier geen nat glas zoals in Nederland, waar je zo maar 8 euro aftikt voor een smerige Joseph Guy, maar een vorstelijk bel Macieira voor een schijntje. Tip van Tuur, en ik kan het weten: Portugal is niet de juiste plek als je met drinken wilt stoppen.

Social

Iedereen weer boos omdat ik vetschaam. Ik herinner mij die rel rond rond socialite Olcay Gulsen, die als twee druppels water op Katrien Duck lijkt. De eendenbek had iets gemeens gesnaterd over dikke vrouwen en fitness. Nou is het algemeen bekend dat dikke mensen veel gezelliger zijn dan broodmagere mensen en dat je altijd met ze kunt lachen. Dikkerdjes zijn dan ook onlosmakelijk verbonden met de moderne geschiedenis van de humor: denk maar aan Roscoe ‘Fatty’ Arbuckle, Oliver Hardy, Lou Costello, John Candy, John Belushi, Dawn French, Rita Corita, Roseanne Barr, Mimi Kok, Hanneke Groenteman, Asha ten Broeke en Linda Duits. Bij ons thuis werden de stripverhalen van Billie en Bessy Turf – de dikste studentjes van de wereld – verslonden. Grapjes over moddervette tantes vlogen tijdens de warme maaltijd over de tafel, maar als ze op visite kwamen, werden ze hoffelijk en respectvol behandeld. al keek ma heel bezorgd wanneer de gasten puffend in haar antieke stoeltjes ploften. Ik plaagde de zwetende kamerolifanten vaak met scheetkussens en jeukpoeder. En als ik in gedachten mijn ouwe heer weer stikkend van het lachen naar de keuken zie vluchten, denk ik: zo slecht had ik het nou ook weer niet thuis. 

Mijn moeder riep altoos als ze een dik iemand zag: ‘Ieder pondje gaat door het mondje.’ Meestal voegde ze daar zonder enige ironie aan toe: ‘Dikke mensen eten altijd, Tuurtje. Let er maar eens op.’  Zelf was Mien zo mager dat ze door de brievenbus kon, dus ze had makkelijk praten. Toen socialite Halina Reijn in een column iets over een zeekoe schreef, waren, net als bij eendenbek Olcay, de rapen gaar. Actreutel Reijn is vel over been en dat deed pijn bij de gekwetste corpulenten. Slanknijd dus. 

Ik ben sinds ik met drinken ben gestopt - zaterdag vijf weken clean, jippie - zeker twee kilo lichter geworden. Ik kan zowaar de poepert weer zelfstandig vegen (note to self: even anal bleaching googelen en andere methodes om tarrels te bestrijden) en het strikken van de veters is ook weer mogelijk.

Over vetzakken gesproken: Marieke Elsinga - die met haar bakkes tussen de draaideuren van een winkelcentrum heeft geklemd gezeten - voerde in haar dramatische kijkcijferflop Alles is Muziek twee zwaarlijvige Aziatische mannen op en zei: “Ze komen helemaal uit Tokio, Japan. Dit duo staat bekend omdat zij echt werkelijk de gekste geluiden kunnen maken met hun lichaam. Ik heb hier een pompje waarmee je ballonnen op kunt blazen. Wat kunnen ze met dit pompje in combinatie met hun lichaam?”

Social

Toen waren de rapen gaar want televisieprofessor Tina Nijkamp schreef schuimbekkend: “Nota bene twee maanden na een groot artikel in de Volkskrant waarin duidelijk werd dat Meneer Cheung uit Ik Hou van Holland anno 2023 echt niet meer zou kunnen, lijkt het erop dat Alles is Muziek zich daar niks van aantrekt. In de nieuwe promo voor aankomende zaterdag is te zien dat de twee Aziatische mannen die vorige week als ‘kermisattractie’ werden opgevoerd omdat ze geluid kunnen maken met hun navel, er deze zaterdag wéér in zitten. Heeft Alles is Muziek z’n eigen Meneer Cheung? Hoe kan dit?

Juffrouw Nijkamp, die er uitziet als een oude versie van Linda de Mol na een goedkope botoxbehandeling, moet haar klep houden. Die twee Aziatische zeekoeien verdienen met veel plezier hun centjes met deze optredens, en ik zou er graag voor betalen als ze Asha ten Broeke eens flink zouden sandwichen. 

Ook vet geil is de taartscene (vanaf 1 uur 41)  in de briljante, zeer onderschatte film De Mantel der Liefde van Adriaan Ditvoorst. Wat een genot om die heerlijke Mimi Kok, ook wel bekend als Gé Braadslee, in haar blote gat te zien rond huppelen! Voor de volledigheid: Adriaan Ditvoorst (Bergen op Zoom, 23 januari 1940 – aldaar, 18 oktober 1987) was een Nederlandse filmregisseur. Met zijn sombere, bizarre en lyrische films werd hij al snel het boegbeeld van de Nederlandse experimentele film. Zijn talent bleek ook zijn zwakte: de regisseur was zo eigenzinnig dat hij zich moeilijk kon aanpassen aan de eisen van het publiek, met als gevolg dat vrijwel al zijn films financiële tegenvallers waren. Gebrek aan succes en problemen in zijn privéleven zorgden ervoor dat hij in 1987 zelfmoord pleegde. En de rest leest u hier maar. En hier een mooi gefilmd portret van Ditvoorst. 

Maandag 24 april

Zo maar een huilbui omdat ik Jamba mis. De enige remedie is meteen met Tita en Matcha naar het strand te gaan. De geest moet waaien. Tijdens de lange wandeling denk ik dat de dood van Jamba mogelijkheden biedt voor een hondje in het asiel. Ik wil weer drie honden. Tita is 13 en wordt nu snel oud. Ze mist haar zus. Ze wandelt vrolijk mee, eet goed en poept goed, maar haar botten zijn versleten. Een beetje vers bloed in de roedel kan geen kwaad, al zorgt Matcha (pas 5) voor veel leven in de alcoholvrije brouwerij.

Social

Dinsdag 25 april

Social

Ik word net als mijn gewaardeerde collega Hans ook heel erg moe van de staatshofnarren Groenteman en Van Roosmalen. Let maar eens op wie ze niet belachelijk maken: hun broodheren. En dan die Aaf, de vrouw die iedere man stante pede tot homofiel omtovert. Ik werd dan ook niet bepaald verdrietig van het goede nieuws dat Mr. Ed-Brandt Corstius het uitgemaakt heeft met de allerengste gnoom van Nederland toen ze achter kwam dat ET van de verkeerde kant is.

Social

https://www.geenstijl.nl/5170278/annus-horribilis-2023-de-laatste-stuiptrekking-van-de-schrijvende-aap-don-arturo-16/

Municipalisme: hoe de wil van de mensen wet wordt (Vrij Nederland)

In 2019 stonden de pleinen van Chili in vuur en vlam. De ‘Estallido Social’ – letterlijk: de sociale uitbarsting – bracht miljoenen mensen uit alle geledingen van de samenleving samen op de pleinen van Santiago, Valdivia, Concepción en Valparaíso, verbonden in hun afkeer van decennia aan neoliberaal beleid.

De uiteindelijke druppel was de zoveelste verhoging van de prijzen voor metrokaartjes, maar de onvrede sluimerde al veel langer: over de grote ongelijkheid, over het peperdure onderwijs, het geweld tegen de inheemse Mapuche-bevolking, de natuurvervuiling, het machismo. No son 30 pesos, son 30 años! (Het zijn geen 30 pesos, het zijn 30 jaar!), was de slogan. Wat begon als spontane uitbarsting van volkswoede kreeg vorm tijdens de vele cabildos – zelf-georganiseerde assemblees – waar de mensen een open dialoog voerden over de benodigde veranderingen.

Het eerste dat er moest komen, zo werd duidelijk, was een nieuwe grondwet. De huidige stamt nog uit het dictatoriale Pinochet-tijdperk (1973-1990), waarin ook de neoliberale, gecentraliseerde staat vorm kreeg.

De nationale overheid, onder leiding van de conservatieve president Sebastian Piñera, gaf geen gehoor aan de volkswens, maar de municipios, de gemeenten, wel. Samen organiseerden ze een burgerraadpleging die zijn weerga nog altijd niet kent: 2,4 miljoen mensen van 14 jaar en ouder, verdeeld over 214 gemeentes, deden mee. 93 procent stemde voor het opstellen van een nieuwe grondwet en 72 procent voor een volledig door burgers gekozen ‘constitutionele conventie’: een groep Chilenen die samen de grondwet zou gaan schrijven.

En zo geschiedde. Hoewel de eerste versie van de ultraprogressieve tekst afgelopen september werd weggestemd in een nationaal referendum, laat het voorbeeld zien dat lokale bewegingen van onderop en in samenwerking met gemeenten, zelfs in een van oudsher extreem neoliberale context, veel kunnen bereiken.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/2023/02/municipalisme-3-640x853.jpg

Radicaal maar pragmatisch

Estallido Social kun je toevoegen aan een rijtje van massale pleinprotesten tegen neoliberalisering en vóór democratisering, zoals in Spanje (Los Indignados, 2011), in de Verenigde Staten (Occupy, 2011), in Athene (Syntagma Square, 2010-2012), in Parijs (Nuit Debout, 2015), in Bógota (2018) en La Paz (2019). Wat al deze protesten met elkaar gemeen hebben, is dat ze onafhankelijk waren van politieke kleur of ideologie. En dat ze, in assemblies en assembléés, confluencias en cabildos experimenteerden met ‘radicale’ democratie. Minder hiërarchisch, meer horizontaal. Minder machismo, meer feministisch. Niet elitair en formeel, maar open en participatief.

Het municipalisme is een politieke stroming rond deze principes.

Xavi Ferrer was lang betrokken bij burgerplatform Barcelona en Comú (Barcelona Gemeenschappelijk) en de municipalistische Fearless Cities-conferenties. Hij noemt het municipalisme een ‘zachte’ ideologie, in tegenstelling tot ‘harde’ ideologieën als het socialisme of het communisme, grote en dogmatische narratieven met een duidelijk beeld van hoe de samenleving eruit moet komen te zien, inclusief de stappen om daar te komen.

Van Marx en zijn navolgers moesten bijvoorbeeld alle productiemiddelen – kapitaal, grond, arbeid – worden gecollectiviseerd. Bij het municipalisme ligt dat anders. Het heeft een duidelijk links profiel maar zonder de route helemaal uit te stippelen.

‘Het goede van het municipalisme,’ zegt Ferrer, ‘is dat het een opening is van politiek voor een brede groep mensen, en dat het een bescheiden opstelling heeft. We hebben niet alle antwoorden. We zijn niet gebonden aan een bepaalde ideologie, we hebben geen blauwdruk of stappenplan. Het municipalisme is radicaal maar pragmatisch. We hoeven niet te beweren dat we antikapitalistisch zijn. Soms werkt het beter om te zeggen: laten we onze samenleving, de plek waar we leven, de straten en onze werkplekken, radicaal democratiseren. Dat ziet er op elke plek anders uit.’

Barcelona en Comú is een municipalistisch burgerplatform dat werd opgericht in 2014 en direct voortkwam uit de Indignados-protesten in 2011, als samenwerking tussen verschillende activistische groepen en burgerorganisaties. Na een periode van acties buiten de instituties besloot Barcelona en Comú in 2015 mee te doen met de gemeenteraadsverkiezingen. Ze wonnen, en deden dat in 2019 opnieuw, al werd het ditmaal een gedeelde eerste plek. Met activiste Ada Colau als eerste vrouwelijke burgemeester van de stad kwam de transformatie van Barcelona op gang. Zo werden er ‘Super City Blocks’ aangelegd: groene hubs die zijn ontworpen om ruimte terug te claimen van auto’s en vrij te maken voor het sociale leven en de lokale economie. De stad kreeg een gemeentelijk team voor feminisme en LGBTI-zaken, een Special Tourist Accommodation Plan om het toerisme te reguleren en de effecten daarvan op de huisvesting, en een gemeentelijk energiebedrijf, Barcelona Energia.

Niet alleen in Spaanse steden namen municipalistische burgerplatforms lokale instituties over, ook Italiaanse steden ‘municipaliseren’ de laatste jaren.

Het stadsbestuur van Barcelona werd participatiever. Sinds 2015 wordt 75 miljoen euro, vijf procent van het jaarlijkse budget, ‘participatief begroot’ op het digitale participatieplatform decidim.barcelona. Barcelona en Comú loodste ook een drastisch participatieplan door de gemeenteraad dat de verhoudingen tussen de bestuurlijke elite en de burgers ingrijpend zou veranderen. Zodanig zelfs dat een aantal grote water- en energiebedrijven tot aan het Hooggerechtshof procedeerden tegen het plan – met succes.

Democratie van onderop

Niet alleen in Spaanse steden als Barcelona, Madrid, Zaragoza en A Coruña namen municipalistische burgerplatforms lokale instituties over, ook Italiaanse steden ‘municipaliseren’ de laatste jaren. In Bologna bijvoorbeeld werd in 2016 de Coalizione Civica opgericht door een diverse groep activisten en burgers. Momenteel zit de coalitie met vier zetels in de gemeenteraad en levert ze de locoburgemeester, de 31-jarige Emily Clancy. Een belangrijke overwinning vorig jaar, in samenwerking met een groep burgercomités, was het stoppen van de transformatie van het stadsbos Prati di Caprara tot een winkelcentrum en parkeerplaats.

In Pisa en Napels zijn vergelijkbare ontwikkelingen. En in Grenoble en Nantes, in Zagreb en Belgrado, in Malmö en in Warschau.

In Berlijn ontluikt het Munizipalismus Berlin-platform. De groep komt voort uit onder meer de woonbeweging, die vorig jaar de gemeente het mandaat gaf om grote vastgoedbedrijven te onteigenen met een legendarische campagne en een referendum: 59 procent van de bijna 2,5 miljoen opgekomen Berlijners stemden ‘ja’.

Ook in Latijns-Amerika werden municipalistische groepen en platforms verkozen, zoals Ciudad Futura in Rosario, Argentinië, en de Movimiento Valparaíso Cuidadanos in Valparaíso.

Wat delen al deze groepen? Is er zoiets als ‘de municipalist’? Op het eerste gezicht zijn er vooral verschillen, zowel qua structuur als qua aanleiding – onbetaalbare woningen (Berlijn, Barcelona, Rosario), extremisme en fascisme (Bologna, Belgrado), afvalproblemen en dakloosheid (Valparaíso, Zagreb), om er een paar te noemen. Maar daaronder schuilt een sterke gedeelde overtuiging dat democratie van onderop moet komen.

De verschillende groepen hebben het allemaal over ‘radicale democratie’. ‘Radicaal’ gebruiken ze daarbij niet als handige krachtterm, maar in zijn letterlijke betekenis, afgeleid van het Latijnse woord radix, dat wortel betekent. Met burgerassemblées, cabildos, comités of lokale raden proberen municipalisten terug te keren naar de wortel, naar een idee van wat democratie ooit betekende.

Ook over de strategie zijn de meesten het eens: om verandering op gang te brengen, moeten de instituties ingenomen worden. Eén voet in de instituties en honderd in de straat, is het adagium.

In de praktijk geeft dit een constante spanning. Bijna overal waar municipalistische platforms de lokale macht grijpen, is er wel kritiek op hoe ze losraken van hun ‘wortels’.

Municipalisten stellen de vraag: hoe kun je horizontaliteit en participatie realiseren in een verticaal, representatief systeem. Hoe schrijf je een politiek programma met mensen uit verschillende lagen van de samenleving? Hoe geef je leiderschap vorm in een leiderloze beweging?

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/2023/02/municipalisme-4-640x853.jpg

Drie pijlers

Het antwoord op die laatste vraag illustreert de ‘radicaal’ democratische insteek van het municipalisme. In onder andere Barcelona en Bologna werden in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen primarias cuidadanas gehouden: politieke bijeenkomsten zonder link met een partij of ideologie. Ze vonden plaats in buurten en straten, waren vaak van onderaf georganiseerd en stonden open voor iedereen.

Zo ook in Valparaíso, een kust- en havenstad in Chili met ongeveer driehonderdduizend inwoners. In 2015 besloten zeven burger- en activistengroepen daar samen te werken. Ze waren al lang ontevreden over de neoliberale status-quo. Een afvalprobleem en een grote bosbrand zorgden voor het laatste zetje, en samen vormden ze het burgerplatform Movimiento Valparaíso Cuidadanos (MVC). Een jaar later besloten ze mee te doen met de verkiezingen. In elk deel van de stad werden primarias ciudadanos georganiseerd, waarbij zo’n zesduizend mensen actief meededen en meeschreven aan een politiek programma. Het resultaat: het Open Programma van de Gemeenschappelijke Overheid. De MVC won de verkiezingen en Jorge Sharp, toen 30 jaar oud, werd burgemeester. Het leidde een nieuw tijdperk in.

Het grote geld heeft lang bepaald wat er in Valparaíso gebeurt, en zou daar graag mee doorgaan.

Is de stad nu, zes jaar en anderhalve termijn later, veranderd? Rodrigo Ruiz (55) is de rechterhand en een belangrijke adviseur van Sharp. Hij heeft het allemaal mede georganiseerd. Tegenwoordig heeft hij een kantoortje in het gemeentehuis. Vanachter zijn bureau legt hij uit dat de beweging drie pijlers heeft: transformatie, democratie en comunes (vergelijkbaar met buurten). Transformatie omdat volgens de MVC de grote problemen van deze tijd het gevolg zijn van de neoliberale staat en een ‘extractivistische’ economie. Democratie omdat de transformatie democratisch en participatief moet zijn. Comunes omdat democratie daar moet beginnen waar het leven zelf zich afspeelt, én omdat daar de neoliberale verwoesting tastbaar en concreet wordt.

Ruiz vertelt dat het grote geld lang heeft bepaald wat er in Valparaíso gebeurt, en daar graag mee doorgaat. De haven wil bijvoorbeeld uitbreiden, ten koste van de stad, schone lucht en een schone zee. Vastgoedontwikkelaars willen lucratieve hoogbouw. En aan de kust staan bedrijven op het punt een leegstaand negentiende-eeuws depot van vijftienduizend vierkante meter om te bouwen tot winkelcentrum en parkeergarage.

Dat moest anders kunnen, vond team-Sharp. ‘Wij zeiden: dit gebouw is van de mensen, dus die moeten er ook bij betrokken worden,' vertelt Ruiz. 'We hebben in de comunes een grootschalige enquête georganiseerd, on- en offline, en zo werd besloten dat er een park moet komen. Dat wordt nu aangelegd.’

Ook de hoogbouwplannen werden in een participatief proces omgebogen. In elke buurt werden assembleas georganiseerd samen met bestaande buurtgroepen en comités. Niet alleen de huidige bewoners waren erbij, ook de toekomstige bewoners van de geplande appartementen praatten mee. De uitkomst werd opgenomen in de plaatselijke verordening, het Plan Regulador Comunal. Maximaal zeven meter hoge flats, en bij uitzondering tien of twaalf, in plaats van de zestig à tachtig die de ontwikkelaars in gedachten hadden. De wil van de mensen werd wet.

Dichter bij de mensen

Op nog geen 120 kilometer naar het westen van Valparaíso ligt de Chileense hoofdstad Santiago. De stad is onderverdeeld in 34 comunes. Een daarvan is Recoleta, een andere proeftuin van progressieve denkers en politici. Daniel Jadue (55), lid en aanvoerder van de communistische partij in Chili, is er burgemeester.

In het kader van de progressieve conferentie Our Future Is Public in Santiago, die afgelopen december plaatsvond, kreeg ik een rondleiding door Recoleta. Een internationale groep van geïnteresseerden – vakbondsmensen, ngo-medewerkers, activisten en journalisten – kon een kijkje nemen in de buurt en Jadue en later zijn woordvoerders vragen stellen. Jadues flitsende analyse van de ‘neoliberale commercialisering van het leven’ maakte indruk. Die kreeg vorm, vertelde hij, toen dictator Pinochet en zijn in Chicago geschoolde economen in de jaren zeventig van Chili een laboratorium maakten voor het toen nog nieuwe neoliberalisme.

‘Hoeveel overheidslagen zijn er in jouw land?’ vroeg Jadue de groep. Een vakbondslid uit India stak vijf vingers op. ‘En wat is de belangrijkste?’ ‘The national government,’ was het antwoord. ‘Fout,’ reageerde Jadue, ‘de belangrijkste laag is altijd de comune.’

En dat is niet slechts semantiek, legde hij uit, want een decentrale overheid staat dichter bij de mensen en is daarom per definitie democratischer dan een centrale. ‘De autoriteiten wonen niet op de plekken waarover ze regeren. Ze komen er alleen om stemmen te winnen.’

Er is de afgelopen jaren veel gebeurd in Santiago. Zo werd de eerste farmacia popular opgericht, waar mensen goedkope medicijnen kunnen ophalen. En een optica popular, een opticien volgens vergelijkbaar concept. Ook loopt er een proef met publiek-coöperatieve huisvesting. Als onderdeel van de rondleiding kregen we een pand te zien waar honderdvijftig mensen, vooral families, zijn gehuisvest. De huur is inkomensafhankelijk: maximaal 25 procent van de maandelijkse inkomsten. Het zijn de eerste sociale huurwoningen in de hele stad.

De aanpak van Jadue heeft trekken van ‘oud’ en ‘nieuw’ links. In het van bovenaf opgelegde sociale beleid zien we het ‘oude’ communisme terug van Jadués politieke partij. Er is weinig te zien van de radicale democratie, zoals de buren van Valparaíso die voorstaan. Tegelijk schuilen in het lokaal-specifieke karakter van de projecten, de voorkeur voor een coöperatieve aanpak en de eigenwijze houding ten opzichte van de nationale overheid wel degelijk elementen van het municipalisme.

Urbanisatie versus Steden

Het municipalisme kent een aantal theoretische grondleggers. David Harvey bijvoorbeeld, die schreef over rebel cities die het voortouw nemen in de mondiale strijd tegen het kapitalisme. Een andere grondlegger is historicus en politiek filosoof Murray Bookchin. De meeste municipalisten hebben zijn boek Urbanization without Cities (1992) wel gelezen. Steden, schrijft Bookchin, hebben niet alleen een hoge bevolkingsdichtheid, ze zijn ook gelaagd en sociaal divers, en er is van oudsher veel toewijding en zorg voor de publieke zaak.

Dat de eerste steden ontstonden als gevolg van toegenomen productiecapaciteit na de uitvinding van de landbouw, zoals algemeen wordt aangenomen, is volgens Bookchin een neoliberaal frame. Hij stelt dat ze eerder ontstonden uit een uitbreiding van de familiebanden uit de tribale samenleving. Die lijn zette zich door in steeds ‘modernere’ steden, in steeds nieuwe vormen, in het burgerschap van het oude Athene, in de ‘broederschap’ van Middeleeuwse Italiaanse steden, in de autonomie en referenda van vroegmoderne Zwitserse regio’s. Zelfs tijdens de opkomst van het industrieel kapitalisme in het begin van de negentiende eeuw, schrijft Bookchin, imiteerden arbeiders een ‘dorpscultuur’ in de buurten, barrios en quartiers, met een rijk gemeenschapsleven en mutual aid networks.

Dat decentralisering een grote rol speelt, wil niet zeggen dat municipalisten pleiten voor zelfvoorzienendheid of isolatie.

Volgens Bookchin verslindt het kapitalistisch grow-or-die-ethos onze steden en verandert ze in anonieme megastructuren waar massale consumptie en productie doelen op zich zijn geworden. Steeds verder uitdijende industriële, commerciële, zaken- en winkelcentra zijn hiervan het symbool. ‘Steden,’ schrijft hij, ‘verloren hun vorm als onderscheidende en rijke culturele entiteiten op menselijke schaal, met beheersbare politiek. Ze zijn veranderd van ethische arena's met een uniek menselijke, beschaafde vorm van saamhorigheid, in immense, overheersende en anonieme markten.’

In die overheersende markt, maar ook in de bijbehorende overheidsstructuren, worden mensen weinig aangemoedigd om mee te doen aan het publieke en politieke leven, en daarmee om zich te ontwikkelen tot burgers. Het municipalisme wil die machtsstructuren doorbreken – democratisering van onderop – en bovendien de stad zelf terugwinnen, en het leven erin.

Decentraal én internationaal

Het radicaal democratische municipalistische ideaal gaat vaak gepaard met de roep om meer decentralisering en lokale autonomie. Hoe dichter bij de mensen, is het idee, hoe radicaler – gewortelder – de democratie, en hoe meer instituties meebewegen met regionale verschillen. Zonder autonomie en budget, zeggen de municipalisten, is elke vorm van (lokale) democratie een hol begrip.

Europese steden anno nu hebben over het algemeen meer macht ten opzichte van nationale overheden dan steden in Latijns-Amerika.

Valparaíso en Recoleta opereren bijvoorbeeld in een sterk gecentraliseerde nationale context, waarin de stad maar weinig autonomie heeft, een erfenis uit het dictatoriale verleden. Barcelona, aan de andere kant, is onderdeel van Catalonië, een van de zeventien autonome regio's van Spanje en heeft relatief juist veel voor het zeggen. Dat verklaart deels de pionierende rol van deze stad. Hetzelfde geldt voor stadsregio Berlijn, dat de grondwettelijke status heeft van federale staat.

Dat decentralisering een grote rol speelt, wil niet zeggen dat municipalisten pleiten voor zelfvoorzienendheid of isolatie. Integendeel, een mondiaal, internationaal perspectief is essentieel. Fearless Cities, de internationale reeks municipalistische conferenties, is gestoeld op dit idee. Namens Barcelona en Comú hielp Xavi Ferrer in 2017 de eerste editie van Fearless Cities organiseren in Barcelona, waar onder andere de municipalistische burgemeesters Jorge Sharp en Ada Colau elkaar ontmoetten.

Toen Barcelona en Comú de verkiezingen won, werden ze benaderd door organisaties en platforms uit steden en regio’s van overal op de wereld. Ze maakten een lijstje met ‘inspirerende’ organisaties. Die deelden een aantal eigenschappen, zegt Ferrer. ‘Ze hadden een pragmatische blik op de instituties, sterke lokale wortels en tegelijk een mondiaal perspectief zodat het “lokalisme” niet blind zou zijn voor internationale problemen en geen elementen van nationalisme of een “wij” versus “zij” kon bevatten.'

De acht conferenties die volgden, in Belgrado, Brussel, Warschau, Napels, Rosario, New York en Valparaíso, dienden als verbindingsmomenten voor de wereldwijde municipalistische beweging, maar waren vooral regionale conferenties, allereerst bedoeld om regionale betrokkenen in Zuid-Europa, Noord- en Centraal-Europa of Latijns-Amerika samen te brengen.

Uit netwerken rond Barcelona en Comú en Fearless Cities ontstonden weer andere, internationale groepen, zoals het European Municipalist Network (EMN), dat werd opgericht in 2021. Het netwerk bestaat uit mensen van lokale bewegingen, burgerorganisaties, denktanks, universiteiten en lokale politieke partijen uit zo'n twaalf Europese landen met een municipalistische inslag. Sophie Bloemen van Commons Network uit Amsterdam, een ‘werkplaats voor de sociaal-ecologische transitie’ (en voormalig werkgever van de auteur van dit stuk), is een van hen.

De paradox van Amsterdam is dat de gemeente een van de initiatiefnemers is van het municipalisme in de stad, terwijl municipalisme hoort te beginnen in de straten.

‘EMN,’ vertelt Bloemen, ‘is een netwerk voor kennisuitwisseling, een school bijna, voor municipalisten in Europa om van elkaar te leren. Wat gebeurt er in Nantes, hoe doen ze het in Napels, wat zijn de lessen uit Zagreb?’ In elke stad en regio ziet het politieke landschap er anders uit. ‘In Zuid-Europa heeft het municipalisme een feministische inslag. In Berlijn en Amsterdam gaat het over wonen, en over de transformatie van de economie als geheel. De veranderingen moeten gedragen worden door lokale bewegingen, daarom hebben we ook verschillende municipalismes nodig.’

Stap voor stap

Maar ondanks het pragmatisme gaat het altijd over het lokale, en over radicale democratie. Het gaat over politiek mét mensen, over de stad, over democratische processen. En over een lokale regering die het heft in handen neemt. Amsterdam heeft zo’n regering, zou je kunnen zeggen. De recente verkiezingsoverwinningen van GroenLinks in 2018, gevolgd door de Partij van de Arbeid in 2022, zorgden voor een heropleving van links met progressief beleid tot gevolg. Is Amsterdam een Nederlands voorbeeld van een fearless city, een voorbeeld van een municipalistische stad?

De gemeente probeerde het wel. GroenLinks, op dit thema aangevoerd door wethouder Rutger Groot-Wassink, wierp het municipalisme expliciet op als mogelijk alternatief voor de neoliberale orde. Groot-Wassink omschreef Amsterdam in 2019 als een ‘klein Gallisch dorpje dat dapper weerstand biedt aan het groeiende rechts-populisme en zich opwerpt als uitdager van het mondiale neoliberalisme’. De partij riep Amsterdam al snel uit tot fearless city en ondersteunde de oprichting van De 99 van Amsterdam, een ‘forum’ van burgerorganisaties en lokale bewegingen dat in 2019 en in 2021 municipalistische conferenties organiseerde.

De paradox van Amsterdam is dat de gemeente een van de initiatiefnemers is van het municipalisme in de stad, terwijl municipalisme hoort te beginnen in de straten en ‘eindigt’ in de instituties, niet andersom. En de beweging in de straten van Amsterdam is tot op heden zeer gefragmenteerd.

Er zijn wel elementen in het stadsbestuur die je municipalistisch zou kunnen noemen. De gemeente maakt bijvoorbeeld werk van een autovrije stad, met meer ruimte voor het sociale leven. En begon jaren geleden al – weliswaar op veel kleinere schaal dan Barcelona of Parijs – met participatief begroten op stadsdeelniveau. Ook is er van oudsher een tendens in de stad die gericht is op het coöperatieve beheer van energie en woningen. Een groep (burger)organisaties, waaronder Commons Network, werkt nu samen met de gemeente aan een zogenaamde incubator om de coöperatieve ‘sector’ verder te stimuleren.

Het zijn voorzichtige stappen richting een meer municipalistisch idee van de ‘stad’. Die voorzichtigheid is inherent aan municipalistische verandering: stap voor stap, steeds weer lerend van de vorige stap, evalueren, meer mensen betrekken, aanpassen, het is een proces zonder einde. Het municipalisme is een stroming zonder magisch einddoel of routekaart. Zonder hoop zelfs om ooit een perfecte stad te bereiken, omdat municipalisten zich realiseren dat een utopie een utopie is en er geen systeem bestaat dat zo’n utopie in de praktijk mogelijk maakt.

Die pragmatiek onderscheidt het municipalisme van de grote linkse vertogen van weleer. Van Belgrado tot Barcelona en van Warschau tot Valparaíso wordt zo niet alleen gewerkt aan alternatieven voor het neoliberalisme, maar ook aan andere vormen van politiek; bescheiden, feministisch, en radicaal democratisch. En aan een stad die burgers bijeen brengt in het publieke leven in plaats van hen uit elkaar drijft als consumenten. Hoe die stad eruitziet, is afhankelijk van de context, maar één ding is zeker: ze zal door mensen zijn gemaakt.

Het bericht Municipalisme: hoe de wil van de mensen wet wordt verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/municipalisme/

Oud-president Lula in peilingen aan kop bij presidentsverkiezingen Brazilië (NOS Buitenland)

Vandaag mogen zo'n 156 miljoen stemgerechtigde Brazilianen naar de stembus. Ze kiezen niet alleen een nieuwe president, maar ook een nieuw Congres. De strijd om het presidentschap zal vooral gaan tussen twee aartsrivalen: de zittende, ultrarechtse president en oud-legerkapitein Jair Bolsonaro (67) namens de Liberale Partij (PL) en de linkse oud-president Luiz 'Lula' da Silva (76) van de Arbeiderspartij (PT).

Volgens de meest recente peilingen gaat Lula aan kop met 50 tot 51 procent van de stemmen, en komt Bolsonaro waarschijnlijk uit op zo'n 36 tot 37 procent van de stemmen. Als deze uitslag klopt, kan Lula al in deze eerste ronde gekozen worden als president. Om dat te bereiken is een meerderheid van de stemmen nodig. Lukt dit niet, dan is er op 30 oktober een tweede ronde.

Conservatieve agenda

De inauguratie van de volgende president van Brazilië is op 1 januari 2023. De huidige president Bolsonaro had de afgelopen vier jaar een conservatieve agenda waarbij hij machtige evangelisten in het Congres, grootgrondbezitters en de Braziliaanse zakenelite tegemoetkwam. Zowel binnen verschillende ministeries als bij lagere overheden werden duizenden militairen geplaatst.

Bolsonaro versoepelde wapenwetten met als argument dat burgers het recht op zelfbescherming hebben en zo criminaliteit tegen kunnen gaan. Het gevolg was een enorme toename van het aantal wapens in Brazilië. In de strijd tegen drugskartels kreeg de politie van Bolsonaro de vrije hand om keihard op te treden en dat veroorzaakte veel burgerdoden in met name de favela's in Rio de Janeiro, waar al decennialang een drugsoorlog woedt.

Kritiek

Er was grote kritiek op Bolsonaro's coronabeleid. Hij bagatelliseerde de pandemie, noemde het een "griepje" en trad traag en laks op om vaccins binnen te halen. Covid-19 kostte meer dan 600.000 Brazilianen het leven en dompelde Brazilië in een diepe economische crisis waar het land nog middenin zit. Brazilië verarmde en zo'n dertig miljoen Brazilianen leden honger, iets dat vrijwel uitgebannen was in Brazilië.

Nationaal en internationaal is er ook ophef over Bolsonaro's beleid en visie voor de Amazone. Hij benadrukt het economische belang van het gebied en moedigt landbouw- en mijnbouwactiviteiten aan, wat ten koste gaat van de bossen. De afgelopen vier jaar nam de ontbossing met naar schatting 80 procent toe. Er waren meer bosbranden en het geweld tegen milieuactivisten, inheemse leiders en journalisten in de Amazone nam toe.

Corruptieschandaal

Bolsonaro's tegenstander, oud-president en oud-vakbondsleider Luiz 'Lula' da Silva, hoopt tijdens deze verkiezingen op een politieke comeback. Lula was president tussen 2003 en 2010 in een tijd dat de Braziliaanse economie groeide, onder meer vanwege de groei van grondstoffenexport en oliewinning. Maar Lula kon na twee termijnen niet meer herkozen worden, waarna zijn opvolger Dilma Rousseff aan de macht kwam.

In 2014 kwam het grote corruptie- en witwasschandaal Operatie Lava Jato (Wasstraat) rondom het (semi-)staatsoliebedrijf Petrobras aan het licht. Behalve de Arbeiderspartij van Lula waren hier meerdere politieke partijen, hooggeplaatsten en politici bij betrokken. Er volgden vele arrestaties.

Ook Lula werd veroordeeld voor corruptie. Hoewel hij favoriet was tijdens de verkiezingen van 2018 kon hij niet meedoen omdat hij op het moment van de verkiezingen in de gevangenis zat. Dit maakte destijds de weg vrij voor Bolsonaro om de verkiezingen te winnen. In 2019 bepaalde het Hooggerechtshof dat de opsluiting van Lula onrechtmatig was: alle aanklachten werden nietig verklaard en Lula werd vrijgelaten.

Spanningen lopen op

Deze verkiezingen zijn de meest gepolariseerde verkiezingen sinds de terugkeer naar de democratie, halverwege de jaren tachtig. Brazilië is volledig verdeeld, en de spanning loopt al weken op. Het leidde tot verschillende gewelddadigheden en zelfs doden: de afgelopen maanden werden drie aanhangers van Lula door zogeheten 'bolsonaristas', aanhangers van president Bolsonaro, vermoord.

"Het valt op dat de agressie vooral aan de kant zit van de Bolsonaro-aanhangers. Ik zou niemand adviseren om nu in partijkleuren de straat op te gaan. Het kan gevaarlijk zijn", zegt politicoloog Marilia Closs, verbonden aan de Staatsuniversiteit van Rio de Janeiro.

Het giftige klimaat heeft volgens haar ook te maken met de houding van Bolsonaro rondom deze verkiezingen. "Hij zaait twijfel over de betrouwbaarheid van de stembusgang, bijvoorbeeld door te vragen of het elektronische systeem dat Brazilië al jaren heeft wel betrouwbaar is. Hij gelooft de peilingen niet en heeft al aangegeven dat hij een nederlaag niet accepteert. Dat is zeer verontrustend. Hij wakkert een toch al gepolariseerde en gewelddadige verkiezingsstrijd verder aan", zegt ze.

https://nos.nl/l/2446759

Just Eat Takeaway saneert in Frankrijk – Land Life veroorzaakt bosbrand (MT.nl)

1. Land Life Company veroorzaakt bosbrand in Spanje

Herbebossingsbedrijf Land Life Company heeft een bosbrand veroorzaakt nabij het Spaanse Zaragoza. In een persbericht meldt de scaleup van Jurriaan Ruys dat het afgelopen maandag misging toen er een vonk wegsprong van een graafmachine. Land Life heeft de autoriteiten direct geïnformeerd. Desondanks ontstond een grote brand die volgens de Spaanse publieke omroep RTVE inmiddels 14.000 hectare bosgebied heeft verwoest en tot meer dan 2000 evacuaties heeft geleid. Land Life, dat in 2017 MT/Sprout Challenger was, is ‘kapot’ en ‘diep getroffen’ door de gebeurtenissen.

2. Just Eat Takeaway zet mes in Franse activiteiten

Just Eat Takeaway, moeder van Thuisbezorgd.nl, wil 350 bezorg- en 40 kantoorbanen schrappen in Frankrijk wegens ‘moeilijke marktomstandigheden’, meldt Reuters. De maaltijdbezorger van Jitse Groen onderhandelt nog met de vakbonden over de sanering. In Frankrijk is Just Eat Takeaway de nummer drie, na Uber Eats en Deliveroo. Aandeelhouders zijn blij met de krimp: het aandeel-JET maakte een sprongetje van 10 procent.

3. Grootste vertical farm ter wereld in Dubai

Maar liefst 900 ton blaadjes sla en andere bladgroenten komen jaarlijks uit de gigantische fabriek rollen: in Dubai staat nu de grootste vertical farm ter wereld, meldt FastCompany. Een prima plek, want het land importeerde tot nu toe 90 procent van zijn groente. De enorme hal vlak bij de luchthaven is een project van de Amerikaanse specialist in fabriekslandbouw Crop One en belooft niet de eerste te worden in de emiraten: de regering van Abu Dhabi steekt 100 miljoen in soortgelijke projecten.

4. Funding voor Welectric

Bloomit Ventures, het investeringsfonds van de oprichters van bakfietsmaker Babboe, steekt 5 ton in Welectric. Die verkoopt sinds 2020 via vier filialen zogeheten light electric vehicles – zeg maar alles wat geen gewone fiets is, maar wel op batterijen loopt: van e-steps en scooters tot fatbikes en vierwielige karretjes. Oprichters Rogier Eg, Wouter Klaase en Ivo Brandsma zien dat veel meer autoritjes kunnen worden vervangen door dergelijke lichte voertuigen, die in de stad flexibeler zijn dan elektrische (bestel)auto’s. Ze willen met het verse geld meer filialen van Welectric openen.

5. Getir opent winkels in Duitsland

Flitsbezorger Getir wil dit najaar een winkel openen in Berlijn. Het gaat om een franchiseformule die als winkel om de hoek de buurtgenoten moet bedienen, aldus een Getir-directeur tegen Rundschau fur den Lebensmittelhandel. ‘Aantrekkelijke producten, een uitstekende app, korte levertijden en aan de balie staat de eigenaar van de winkel, die zelf in de wijk woont.’ Om die laatste reden zal het aantal winkels per ondernemer beperkt blijven. Na Berlijn wil Getir andere Duitse steden voorzien van een, ehm, flitskruidenier? (via Emerce)

In Amsterdam moet Getir een darkstore sluiten, heeft de rechter woensdag bepaald.

Elke dag deze nieuwsupdate ontvangen?

Schrijf je in voor de MT/Sprout nieuwsbrief Startups & Scaleups,
met elke dag het laatste nieuws over startups, scaleups en fuckups.

6. En dan dit: ondernemer crowdfundt tenten voor Ter Apel

De Groningse ondernemer Willem Straat zorgt dat er tentjes komen bij het asielzoekerscentrum in Ter Apel. Hij heeft daarvoor via crowdfunding al meer dan 10.000 euro opgehaald, meldt Trouw. ‘Dan hebben de asielzoekers in elk geval privacy en zijn zij beschermd tegen weersinvloeden.’ Straat wilde met een groep andere ondernemers iets doen, omdat zij zich schamen bij het zien van honderden mensen die buiten moeten slapen. Fun fact: Straat verhuurt met Keypro Housing interieurs voor expat-appartementen en won in 2016 nog de Jonge Ondernemersprijs van het Noorden. Nait slecht, mien jong.

Wat we ook lazen:

Luister ook naar de MT/Sprout-podcast:

https://mtsprout.nl/nieuws-startups-scaleups/just-eat-takeaway-saneert-in-frankrijk-land-life-veroorzaakt-bosbrand