Geen tijd meer om te polderen (geannoteerd verhaal) (Investico)

http://files.platform-investico.nl/app/uploads/2023/03/08180735/ANP-448740609-875x655.jpg

Een boer is zijn akker aan het sproeien met water ivm de droogte

Klimaatverandering zet ons watersysteem aan alle kanten onder druk. Waterschappen staan voor grote uitdagingen, maar bewandelen liever samen met de boeren de weg der geleidelijkheid. En als het Rijk nieuw waterbeleid wil opleggen, lobbyt de landbouw de concrete maatregelen eruit.

Een zwarte auto met een natgeregende rode zakdoek aan de achterbak draait het parkeerterrein van Kinderdijk op. Verderop, achter de dijk staan de negentien molens die in de achttiende eeuw de achterliggende Alblasserwaard droog pompten en tegenwoordig UNESCO Werelderfgoed zijn. In deze oer-Hollandse komen acht aspirant-politici van de BoerBurgerBeweging vandaag op werkbezoek bij de moderne versie van een molen: het J.U. Smitgemaal.

Corine Peek, gestoken in sjaal en jas voorzien van het felgroene partijlogo, is bij de aankomende waterschapsverkiezingen lijsttrekker voor waterschap Rivierenland, Dat waterschap strekt zich uit langs de grote rivieren over de breedte van Nederland, van de Biesbosch tot de Duitse grens. Zelf woont Peek in de Betuwe, waar ze 250 melkkoeien houdt.

STEUN INVESTICO

‘Ik had niet verwacht dat ze me meteen lijsttrekker zouden maken’, zegt ze. Ze was nooit politiek actief, maar door de discussie over of boeren nog wel verzekerd zouden blijven van zogenoemde ‘geborgde zetels’ in het waterschap, stelde ze zich kandidaat. ‘De kennis van de boeren moet behouden blijven’, zegt ze, ‘je gaat ze missen als ze niet meer in het waterschap zitten.’ Ze is duidelijk wat de kerntaken van de waterschappen zouden moeten zijn: ‘Hoogwaterbescherming en zorgen voor schoon water. Niet allerlei natuurprojecten.’

Peek vreest voor al te veel Haagse bemoeienis met hoe het watersysteem hier wordt onderhouden. ‘Geen landelijke normen voor het waterpeil’, staat bijvoorbeeld in het verkiezingsprogramma1 van BBB Rivierenland. De toenemende droogte in ons land is ook voor de boeren een probleem, zo zegt het programma: ‘Bij extreme droogte is het besproeien van gewassen noodzakelijk voor een goede opbrengst.’

Veranderend klimaat, veranderend beleid

En extreme droogte wordt steeds gebruikelijker. De zomer van 2018 was de droogste sinds de jaren 70. Er viel zo weinig regen dat boeren hun gewassen zagen verpieteren, vaarwegen te ondiep werden voor de binnenvaart, en bos- en heidegebieden in brand vlogen. Zomers als deze komen eens in de dertig jaar voor, berekende het KNMI toen. Maar de zomers van 2019, 2020 en 2022 waren ook uitzonderlijk droog2. Eind vorig jaar stelde het KNMI officieel vast3 dat hier sprake is van gevolgen van klimaatverandering. En hoe meer het klimaat verandert, hoe droger het zal worden. Tegelijkertijd neemt de kans op rampzalige overstromingen, zoals in 2021 in Limburg toe.4

Afgelopen najaar kondigde minister Harbers van Infrastructuur en Waterstaat daarom nieuw waterbeleid aan dat radicaal breekt met het verleden. Waar Nederland eeuwenlang het watersysteem aanpaste aan de landbouw, woningbouw en industrie, moet dit nu andersom, schrijft de minister. Het grondwaterpeil moet omhoog, en regen moet langer worden vastgehouden in de bodem5.

“Concrete maatregelen en doelen werden uit de plannen van de minister gelobbyd door de landbouwsector”

Grote woorden, maar concrete maatregelen en doelen werden uit de plannen van de minister gelobbyd door de landbouwsector, blijkt uit onderzoek van Platform Investico voor De Groene Amsterdammer, Trouw en De Gelderlander. De minister speelt de bal voor moeilijke keuzes zo door aan de lagere overheden: provincies en waterschappen moeten de beslissingen gaan nemen wie waar nog ruimte krijgt in ons land6.

Maar de waterschappen komen voort uit een traditie van consensus met het boerenland, dus zetten ze vooral in op proefprojecten, met de partijen die dat willen. De echt pijnlijke keuzes blijven buiten beeld, ook omdat provincies, gemeenten en waterschappen op elkaar wachten bij het nemen van de eerste stap. Dat is dankzij klimaatverandering simpelweg niet langer houdbaar, zeggen betrokkenen. ‘Je kunt niet blijven polderen tot Sint-Juttemis.’

Natuurbehoud

‘Hier is het allemaal om te doen,’ zegt Wim van Opbergen. Hij zit op zijn knieën in het hoge gele gras tussen de dorre struiken, aan de rand van een kleine vijver. Van Opbergen is de voorman van actieclub Werkgroep Behoud de Peel, en probeert het natuurgebied met bezwaarschriften en rechtszaken te beschermen. Hij strekt zich uit, grijpt met twee handen in het water en vist er een stuk groen mos uit. Het is het enige stukje groen in een verder droge, bruine omgeving. Hij knijpt zijn handen samen en het water stroomt uit het mos alsof hij een spons uitwringt. ‘Dat water moet hier overal weer terugkomen.’

Vijf meter verderop staan de zwartgeblakerde restanten van een boom. ‘Die heeft het niet overleefd’. Twee jaar geleden woedde hier in De Peel de grootste natuurbrand ooit in Nederland. 800 hectare van het beschermde Natura2000-gebied ging daarbij verloren7. Om de boom staan dorre, bruine varens. Ook de regen van de afgelopen wintermaanden heeft het gebied niet doen opleven. Staatsbosbeheer heeft de bomen gerooid om een meters brede ‘brandbaan’ aan te leggen, die moet een eventuele volgende natuurbrand afremmen. Het is een naar gezicht, die kale strook, vindt Van Opbergen. ‘Je kunt er ook voor zorgen dat het hier nat genoeg is, dan fikt het niet.’

“Terwijl zij overleggen welke maatregelen nodig zijn, ligt de natuur er ieder jaar droger bij.”

De droogteproblematiek in de Peel is niet uniek, noch is die nieuw of onbekend. Al in 1989 formuleert toenmalig minister van Verkeer en Waterstaat Neelie Kroes de ambitie om het verdrogen van de natuur in tien jaar tijd met 25 procent terug te brengen8. Vier jaar later concludeert het volgende kabinet al dat dit doel niet zal worden gehaald9. In plaats daarvan komt er een ambitieuzer doel, voor later in de tijd: het verdroogde oppervlak moet nu in 2010 met 40 procent zijn teruggebracht10. In 2005 schrijven wetenschappers dat het effect van de bestrijding van verdroging ‘niet waarneembaar’ is.

In 2010 maakt staatssecretaris Henk Bleker de provincies verantwoordelijk voor het natuurbeleid11. Droogtebestrijding wordt een gedeelde taak van 12 provincies en 24 waterschappen. Terwijl zij overleggen welke maatregelen nodig zijn, ligt de natuur er ieder jaar droger bij.

Onbeperkt oppompen

‘Niemand weet precies hoeveel grondwater wordt opgepompt, en niemand houdt bij wanneer het op is,’ zegt hydroloog Gé van den Eertwegh12. Het klinkt heel basaal: om droogte te bestrijden zou het waterschap in ieder geval moeten weten hoeveel water er wanneer wordt onttrokken. En voor de echt grote hoeveelheden, die worden opgepompt door bijvoorbeeld drinkwaterbedrijven of grote fabrieken, is het betrekkelijk goed geregeld, zegt hij. Die hebben een vergunning van de provincie. Boeren die hun gewassen willen besproeien hoeven daarvan meestal slechts melding te maken13 bij het waterschap. Hoeveel ze daadwerkelijk oppompen controleert vrijwel niemand.

Waterschappen hebben die meldingen bovendien slecht in beeld, blijkt uit een uitvraag14 die Investico deed onder alle waterschappen die kampen met droogte. De regels voor wanneer een onttrekking een vergunning nodig heeft, en waar een boer een waterpomp mag plaatsen verschillen 15per waterschap. De waterschappen Limburg, en Vallei en Veluwe kunnen bijvoorbeeld niet vertellen hoeveel water in totaal is opgepompt in zulke kleine onttrekkingen16. Het waterschap Hunze en Aa’s, in Drenthe en Groningen, weet überhaupt niet om hoeveel meldingen het gaat: ‘Veel meldingen worden gedaan op basis van direct contact tussen een onttrekker en een van onze peilbeheerders, bijvoorbeeld via een appje of een belletje.’

Al die ‘kleine’ onttrekkingen tellen op tot een groot volume, zegt Van den Eertwegh. Hij berekende samen met collega-wetenschappers hoeveel water boeren en tuinders in Brabant in de droge zomer van 2018 nodig hadden voor hun gewassen17, en vergeleek dat met de administratie van de Brabantse waterschappen. Uit hun berekeningen blijkt dat boeren bijna 40 procent meer grondwater onttrokken om hun gewassen te beregenen dan in de registratie van de waterschappen stond. ‘Dat gaat om tientallen miljoenen ongeziene kubieke meters water. Iemand moet gaan boekhouden.’

Omgang met de droogte

Sinds de historisch droge zomer van 2018 beseffen de waterschappen in ieder geval dat maatregelen nodig zijn. ‘Elk waterschap heeft droogtebeleid, Maar het gaat om wat er echt gebeurt,’ zegt Piet Verdonschot, zoetwaterecoloog en zelfverklaard ‘luis in de pels van de waterschappen’. Zijn leerstoel aan de universiteiten van Amsterdam en Wageningen wordt deels betaald door STOWA, het kenniscentrum van de verzamelde waterschappen18. ‘Dat heb ik maar opgevat als reden om extra kritisch te zijn.’ De opgave is duidelijk, zegt hij: het grondwaterpeil moet omhoog. ‘Maar dat wordt nauwelijks aangepakt. Het zijn vooral pilots, kleine snippertjes, niet landschapsbreed19.’

Investico vroeg20 alle waterschappen die kampen met droogte wat zij doen om het grondwaterpeil structureel te verhogen. Waterschappen zeggen bijvoorbeeld stuwen te plaatsen, verstelbare barrières om zo meer water in sloten en greppels vast te houden. Ze laten begroeiing in de sloten staan, en sluiten leidingen af met planken, zandzakken of ballonnen om te voorkomen dat het water wegstroomt.

‘Goed bedoeld’, zegt Verdonschot daarover, ‘maar heel lokaal, en dus onvoldoende.’ De maatregelen vinden vooral binnen de natuurgebieden plaats, zegt hij, terwijl waterschappen het hele jaar door, in het hele gebied meer water moeten vasthouden. ‘Dan moet je echt stukken landbouwgebied natter gaan zetten’

“In veel gebieden speelt een grotere vraag, zegt ze: moet alle landbouw nog wel overal kunnen?”

Mirjam Hack is positiever over de droogte-aanpak van waterschappen. Zij is teamleider Bodem, Water en Landgebruik  aan de Wageningen Universiteit. ‘Er is sinds 2018 in ieder geval steeds meer bewustwording dat droogte een groot probleem is. Er wordt steeds meer gedaan om water te vast te houden, maar zulke veranderingen kosten tijd21.’

In veel gebieden speelt een grotere vraag, zegt ze: moet alle landbouw nog wel overal kunnen? ‘Aardappelen telen op droge zandgronden in het zuiden van Brabant bijvoorbeeld, die boeren beregenen zich helemaal suf.’ Verdonschot is het daarmee eens. Stel dat één boer op een perceel gladiolen teelt, zegt hij, dan moet het waterschap het waterpeil verlagen, anders gaan de bloembollen rotten. ‘Maar dan staat het water dus overal in dat gebied laag.’

Waterschappen denken nog steeds vooral mee met de boer. ‘Wij doen het met de omgeving’, zegt Chrit Wolfhagen22 van Waterschap Limburg. ‘Als iemand vroeg in het jaar bieten wil zaaien, en het peil staat daar te hoog voor, dan laten we het peil zakken.’ ‘Een fruitteler moet zelf uitmaken of hij kan blijven boeren’, zegt ook Bert de Groot, van hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden, ‘daar hebben wij als waterschap weinig over te zeggen, al maken we wel afspraken met ze over bijvoorbeeld waterkwaliteit23.’

“Door klimaatverandering lopen we tegen grenzen aan.”

‘Het is niet onze taak om ons te bemoeien met de ruimtelijke ordening’, zegt Rogier van de Sande, dijkgraaf van Hoogheemraadschap Rijnland, en voorzitter van de Unie van Waterschappen. Op papier klopt dat. De provincie en gemeente stellen voor elk gebied in bestemmingsplannen vast waar het land voor mag worden gebruikt, en de waterschappen moeten het daarbij passende waterpeil verzorgen24. Maar dat geldt ook voor natuurgebieden: als die verdrogen dan moet het waterschap dus ingrijpen. ‘Door klimaatverandering lopen we tegen grenzen aan. We moeten assertiever worden,’ erkent ook Van der Sande.

‘Je moet dit combineren met de aanpak van de stikstofcrisis’, zegt hydroloog Gé van den Eertwegh. Stel dat een veeboer nu stopt omdat die naast een natuurgebied te veel stikstof uitstoot, en er komt bijvoorbeeld een boomteler voor terug. ‘Die stoot dan misschien weinig stikstof uit, maar vraagt veel grondwater, juist wanneer er weinig regen valt.’ En dan krijgt die boomteler over een paar jaar te horen dat hij vanwege een grondwatertekort weg moet. ‘Dan weet ik al wat de reactie op het platteland zal zijn. Als je het allebei tegelijk doet, dan doet het ook maar één keer pijn.’

De proefprojecten

Honderden ganzen stijgen luid gakkend op uit een Fries polderlandschap, gestoord door de mensen die over de naastgelegen akker komen aanlopen. De vogels vliegen een rondje door de grijze lucht en strijken één perceel verder neer. ‘Ik hoop dat ze snel weer doorvliegen’, zegt Marten Dijkstra, ‘die beesten eten al het gras weg.’ Dijkstra is zesde generatie melkveehouder, hier op boerderij De Skâns in Oldeboorn houdt hij zeventig biologische melkkoeien25. In de Friese veenpolders spelen andere problemen dan in de verdroogde beekdalen van Limburg en Brabant. Maar ook hier wordt het klimaatprobleem alsmaar dringender.

We lopen naar een met houten paaltjes afgezette rechthoek op een van Dijkstra’s weides. Hij wijst naar een aantal kastjes met kleine zonnepanelen erop: ‘Sensoren, die meten het grondwaterpeil, bodemvocht, en de uitstoot van CO2.’ Op zijn akkers experimenteert het Friese waterschap Wetterskip Fryslan met een hoger grondwaterpeil, om de veengrond waarop we staan minder snel te laten vergaan. De lage grondwaterstand zorgt er namelijk voor dat er zuurstof bij het veen komt en de boel begint te rotten26. Hierdoor ontstaan bodemdalingen en verzakkingen, en bij het rottingsproces komt bovendien veel broeikasgas vrij.

Jaarlijks stijgt ruim 6 megaton CO2 op uit de Nederlandse veengronden27, evenveel broeikasgas als uit twee kolencentrales28. In 2019 werd in het landelijke Klimaatakkoord afgesproken dat die uitstoot met 1 megaton teruggebracht moest29. Daarom moeten de waterstanden in de veengebieden omhoog. Maar boeren zijn bang dat hun koeien en trekkers wegzakken in drassige weiden. Het Friese waterschap ging daarom op zoek naar boeren die open stonden voor een pilot. In boer Dijkstra, tevens Statenlid voor de VVD in Friesland, vond men een enthousiaste deelnemer30.

“Terwijl dit soort proefprojecten lopen zijn er in Friesland geen gebieden waar het Wetterskip structureel een hoger waterpeil heeft ingesteld.”

‘Dat is echt een verkenning samen met de boeren. Het is heel complex, zegt Frank Jorna, bestuurslid bij het Wetterskip, binnen in de Skâns aan de keukentafel.’ In vijf andere gebieden bleken de boeren minder enthousiast. ‘Die kijken wat meer de kat uit de boom. Daar doen we dus nog even niks.’ Terwijl dit soort proefprojecten lopen zijn er in Friesland geen gebieden waar het Wetterskip structureel een hoger waterpeil heeft ingesteld.

Ook in andere waterschappen op het veen blijft het voornamelijk bij kleinschalige projecten, blijkt uit een uitvraag van Investico31. Zo laat hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard weten dat het vooral aan ‘passieve verhoging’ van het grondwater doet: door de waterstanden niet verder te verlagen als de bodem zakt. In de Zuidplaspolder bij Nieuwerkerk aan den IJssel bijvoorbeeld, al kon het daar ook niet anders: Zuidplas is de laagste plek van ons land, waar de bodem zo snel daalt dat de grond openbarst.

Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden, dat het zuiden van Utrecht en een stukje Zuid-Holland beslaat, geldt als voorloper als het gaat om het verhogen van het waterpeil. Maar ook hier gebeurt dat niet zonder overleg, zegt dagelijks bestuurslid Bert de Groot. ‘Dan voeren we een heleboel keukentafelgesprekken. Je wil er altijd met het gebied uit komen.’

Beleid en de boerenlobby

Na jaren van koffiedrinken en draagvlakgesprekken lijkt er in november 2022 eindelijk een doorbraak te komen. Minister Harbers, van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) trekt het waterbeleid naar zich toe. Hij stuurt dan een langverwachte brief naar de Tweede Kamer over het nieuwe water- en bodembeleid van het Rijk32.

De inleiding van de brief liegt er niet om. De ‘maakbaarheid’ van het Nederlandse landschap heeft z’n langste tijd gehad, niet alles kan meer overal: het water en de bodem moeten ‘sturend’ worden bij hoe we het land inrichten. Maar zo ambitieus als de inleiding van de brief is, zo weinig concreet zijn de maatregelen. De enige harde eisen zijn dat Europese wetgeving moet worden gevolgd33, van alle andere doelen kan door lagere overheden in ‘gebiedsprocessen’ worden afgeweken.

Interne documenten34 die tegelijk met de Kamerbrief werden gepubliceerd bieden een eerste verklaring hoe dat kan. Ambtenaren van I&W schrijven dat twee maatregelen ‘zeer belangrijk voor LNV/LTO’ zijn. Boerenlobbyorganisatie LTO en landbouwministerie LNV zijn namelijk tegen een vergunningplicht voor alle onttrekkingen van grondwater, en een verbod op onttrekkingen rondom kwetsbare natuurgebieden. In de uiteindelijke brief zijn die passages geschrapt, of sterk afgezwakt.

“De eerdere versies van het beleid waren veel ambitieuzer”

Die geschrapte maatregelen zijn nog maar het begin, blijkt uit vertrouwelijke conceptteksten35 van de brief van Harbers, die in handen zijn van Investico. De eerdere versies van het beleid waren veel ambitieuzer, en explicieter over de gevolgen van nieuw waterbeleid voor de landbouw.

‘Landbouw mag, mits’, staat er bijvoorbeeld in de eerste conceptversie van de brief. En die landbouw zal een ‘transformatie’ moeten ondergaan en ‘extensiever’, ofwel minder intensief, moeten. Het heeft de brief allemaal niet gehaald. ‘Sommige teelten zullen praktisch niet meer te realiseren zijn’ is afgezwakt tot ‘het is nodig goed te kijken wat je teelt’. Van bijna alle ‘structurerende keuzes’ die Harbers maakt, kan bovendien per gebied worden afgeweken: die verantwoordelijkheid legt de minister bij de provincies en de waterschappen.

‘Zo wordt de suggestie gewekt dat we hier pijnvrij uit kunnen komen, terwijl dit veel partijen pijn gaat doen’, zegt Bas Breman, onderzoeker klimaatadaptatie aan de Wageningen Universiteit. Hij was betrokken bij een wetenschappelijke commissie die het ministerie adviseerde in aanloop naar de Kamerbrief. De wetenschappelijke commissie schrijft dat het afschuiven naar lagere overheden nieuwe geitenpaadjes op dreigt te leveren: ‘Voorkomen moet worden dat uitzonderingen makkelijk worden en daardoor de regel worden36.’

“LTO is niet blij met de bemoeienis vanuit Den Haag. We hebben zeker onze mening hierover gegeven richting ambtenaren en de minister.”

‘De doelen die Harbers stelt, worden nauwelijks juridisch vastgelegd. Straks halen we Europese verplichtingen niet, en belanden we in een volgende crisis.’ Dat zegt Marleen van Rijswick37, hoogleraar Europees en nationaal waterrecht aan de Universiteit Utrecht. Natuurlijk is elk gebied anders, zegt ze, en werkt niet alles overal. Maar provincies en waterschappen die bij het oude willen blijven, of willen vertragen, kunnen de brief naast zich neerleggen. In dit soort gebiedsprocessen worden de doelen vaak naar beneden bijgesteld, zegt ze. ‘En de enige die echt tijd en geld heeft om in zulke gebiedsprocessen te participeren en invloed uit te oefenen is de landbouw.’

LTO laat in een schriftelijke reactie weten dat er geen ‘formeel bestuurlijk overleg’ is geweest met het ministerie. Maar in een webinar aan haar leden laat zegt LTO-bestuurder Joris Baecke, boerenzakdoek in zijn borstzak: ‘We hebben zeker onze mening hierover gegeven richting ambtenaren en de minister38.’ LTO is niet blij met de bemoeienis vanuit Den Haag, zegt hij in het webinar: ‘Het is heel veel top-down’. Maar het had allemaal een stuk erger kunnen zijn, legt hij uit als hij opsomt welke maatregelen de brief niet hebben gehaald. Geen vergunningplicht, geen verbod op onttrekkingen rondom de natuur, en geen aparte doelen voor het waterverbruik in de landbouw.

LTO is blij dat er veel verantwoordelijkheid bij de lagere overheden in de ‘gebiedsprocessen’ wordt neergelegd. Daar zien ze kansen voor ‘maatwerk’. We hebben met veel waterschappen contact, zegt Baecke tijdens het webinar. ‘Die lijn zullen we voortzetten.’

De eindeloze weg der geleidelijkheid

Wie waterschappen vraagt wat ze gaan doen tegen de gevolgen van klimaatverandering, krijgt antwoorden over zandzakken in greppels en maaibeheer langs sloten. Ze bewandelen de weg van de geleidelijkheid, terwijl de opgave waar ze voor staan enorm is. Net als in de stikstofcrisis gaat de oplossing hier waarschijnlijk niet komen van kleine innovaties of technische verbeteringen. Als het water en de bodem echt ‘sturend’ worden voor hoe ons land is ingericht, dan zullen er boeren moeten worden uitgekocht, en zullen bouwplannen voor wijken moeten worden stopgezet, zeggen deskundigen. Toch blijft het taboe voor dijkgraven en heemraden om te zeggen dat er geen ruimte is voor waterslurpende landbouw naast een verdroogd natuurgebied.

Natuurlijk kunnen de waterschappen die keuzes niet alleen maken, en zijn ze afhankelijk van Rijk, provincies en gemeenten. En de waterschappen, de typisch Nederlandse bestuurslaag, hebben ook een echt Nederlandse vorm van besturen. Vooral op basis van vertrouwen, ieder met zijn eigen beleid en eigen administratie. Maar nu het ministerie de moeilijke keuzes van zich afschuift, is het toch weer aan provincies en waterschappen om de vlucht naar voren te nemen. Lukt het ze om te breken met een eeuwenlange traditie van polderen?

Wat betreft de Unie van Waterschappen wel: ‘Je kunt niet blijven polderen tot Sint-Juttemis’, zegt voorzitter Rogier van der Sande. ‘Als er op een plek iets niet meer kan, is het beter dat men het nu en snel weet. Wij zijn als waterschap eeuwenlang de facilitator van andermans wensen geweest. Maar de watertekorten nemen toe. We moeten ook een keer nee gaan verkopen.’

Dit onderzoek is tot stand gekomen in samenwerking met De Groene Amsterdammer, Trouw en De Gelderlander. Het verkorte nieuwsbericht is hier te vinden.

Bijou van der Borst, Romy van Dijk, Emiel Woutersen

  1. Het verkiezingsprogramma voor BBB Rivierenland is hier te lezen. De twee geciteerde uitspraken staat in paragraaf 2 ‘Gezond en voldoende zoet water’.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  2. KNMI, ‘Meerjarige droogtes in Nederland waterland’, 2 augustus 2022

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  3. KNMI, ‘Droge zomer op noordelijk halfrond waarschijnlijker door klimaatverandering’, 5 oktober 2022.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  4. Wikipedia, Overstromingen in Europa in juli 2021

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  5. Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Kamerbrief ‘Water en Bodem Sturend’, 25 november 2022.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  6. In zijn Kamerbrief legt de minister heel veel verantwoordelijkheden bij de zogenaamde ‘gebiedsprocessen’, waarin provincies, waterschappen en gemeenten per gebied kijken wat er daar precies nodig is. Van de meeste structurerende keuzes die de minister formuleert, kan in zo’n gebiedsproces nog worden afgeweken.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  7. Lees er bijvoorbeeld over in het Eindhovens Dagblad

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  8. De Kamer verzocht de regering haar beleid te richten op een vermindering van het areaal verdroogde bodem in het jaar 2000, met tenminste 25% ten opzichte van 1985.”

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  9. Rijkswaterstaat, Evaluatienota water: nota van antwoord op inspraak en adviezen, 1994.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  10. Ministerie van VROM, Nationaal milieubeleidsplan 3. 1997.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  11. Bleker was staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in het kabinet Rutte I. Dat kabinet legde het natuurbeheer bij de provincies neer, en Bleker voerde die taak met verve uit. Vanaf 2014 werden de provincies ook daadwerkelijk verantwoordelijk voor de natuur, en met beduidend minder geld dan daarvoor, schrijft De Volkskrant bijvoorbeeld: er werd 600 miljoen euro bezuinigd op natuurbeleid.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  12. Interview met Investico, 21 december 2022

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  13. Er zijn grofweg 4 categorieën. De grootste onttrekkers, die meer dan 150 miljoen liter per jaar oppompen, moeten daarvoor een vergunning aanvragen bij de provincie. Grondwateronttrekkers die minder gebruiken moeten bij het waterschap zijn, dat weer onderscheid maakt tussen vergunde en gemelde onttrekkingen. Bij de meeste waterschappen ligt de grens daartussen op 60 duizend liter per uur: daaronder volstaat een melding, daarboven is een vergunning nodig bij het waterschap. Van hele kleine onttrekkingen, bijvoorbeeld om een tuin te sproeien met water uit een put, hoeft ook geen melding gemaakt te worden.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  14. Investico vroeg de waterschappen Vallei en Veluwe, Brabantse Delta, Aa en Maas, Hunze en Aa’s, De Dommel, Vechtstromen, Limburg, en Rijn en IJssel naar hun registratie van grondwateronttrekkingen. Dit zijn alle waterschappen die zandgronden bevatten die het meest vatbaar zijn voor droogte.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  15. Sommige waterschappen leggen de meldingsplichtige grens op een hoeveelheid per uur (variërend tussen duizend en 60 duizend liter per uur), terwijl sommige een jaarhoeveelheid aanhouden.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  16. Een aantal organisaties vroeg bij Waterschap Vallei en Veluwe op hoeveel water werd onttrokken uit waterputten rond Ede, Wageningen en Renkum tussen 2010 en 2022. Een verzoek met beroep op de Wet open overheid liep op niets uit: het waterschap weet het simpelweg niet. Lees er hier meer over.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  17. Perry de Louw, Janneke Pouwels (Deltares), Flip Witte (FWE), Gé van den Eertwegh (KnowH2O), Effecten van beregening uit grondwater op het watersysteem tijdens de droogte van 2018, 3 maart 2022.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  18. Piet Verdonschot, Universiteit van Amsterdam, 22 augustus 2013

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  19. Interview met Investico 4 januari 2023

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  20. De selectie waterschappen die Investico ondervroeg is dezelfde als bij de eerdere uitvraag over grondwateronttrekkingen: Vallei en Veluwe, Brabantse Delta, Aa en Maas, Hunze en Aa’s, De Dommel, Vechtstromen, Limburg, en Rijn en IJssel.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  21. Interview met Investico 3 januari 2023

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  22. Interview met Investico 27 januari 2023

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  23. Interview met Investico 31 januari 2023. Lees hier meer over de afspraken die Stichtse Rijnlanden maakte met de fruittelers in haar omgeving.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  24. Meer specifiek stelt de provincie de ruimtelijke ordening vast in een Structuurvisie en geeft de gemeente daar meer invulling aan in een Omgevingsvisie.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  25. Lees hier meer over Marten Dijkstra en De Skâns.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  26. Kenniscentrum Bodem en Funderingen, Waarom is bodemdaling een probleem?

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  27. Lees er hier meer over op de website van het CBS.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  28. Het hangt er natuurlijk vanaf hoe groot de kolencentrale in kwestie is. We hebben hier gekozen voor die van de Onyx-centrale op de Maasvlakte, een gemiddeld grote. De uitstoot daarvan is ongeveer 3 megaton per jaar.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  29. Lees er hier meer over op de website van het Klimaatakkoord.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  30. In het programma ‘Foarút mei de Fryske Feangreiden’ identificeren de provincie en het Wetterskip twee gebieden die aan de slag willen ‘Aldeboarn - De Deelen’ (waar Marten Dijkstra boert) en ‘Hegewarren’. Vijf andere gebieden (Idzegea, Brekkenpolder, Groote Veenpolder en Grouster Leechlân) zijn ook kansrijk om de peilen te verhogen, maar daar willen de boeren er nog niet aan.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  31. Investico stuurde een uitvraag aan alle waterschappen met veengronden in hun gebied, te weten Wetterskip Fryslan, Noorderzijlvest, Drentse en Overijsselse Delta, Rijnland, Schieland en Krimpenerwaard, Delfland, Amstel, Gooi & Vecht en Stichtse Rijnlanden. Hieruit blijkt dat veel waterschappen aan ‘passieve verhoging’ van het grondwaterpeil doen, en dat actief verhogen eigenlijk alleen in natuurgebieden gebeurt.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  32. Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Kamerbrief ‘Water en Bodem Sturend’, 25 november 2022.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  33. Zo moet Nederland in 2027 voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water, de Nitraatrichtlijn, en de Natura 2000-doelen.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  34. Het gaat hier om de zogenoemde Beslisnota’s, die in het kader van de ‘nieuwe bestuurscultuur’ sinds juli 2021 worden gepubliceerd bij grote Kamerbrieven. Deze door ambtenaren geschreven documenten bevatten meer achtergrondinformatie op basis waarvan de ministers en staatssecretarissen hun keuzes maken. In de beslisnota van 3 november staat te lezen dat deze twee maatregelen ‘zeer belangrijk voor LNV/LTO’ zijn, en dat de ‘tekst van de structurerende keuze is verzacht’ c.q. ‘de maatregel niet in de brief is opgenomen’.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  35. Het gaat om twee conceptteksten voor de Kamerbrief, van 4 augustus 2022 en 20 september 2022. Met name de tekst van het eerste concept is een stuk vergaander en explicieter.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  36. Lees het kernpuntenverslag van de wetenschappelijke reviewcommissie hier terug. De geciteerde passage staat onder paragraaf 5 ‘Doorwerking’.

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  37. Interview met Investico 10 februari 2023

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

  38. LTO, Webinar over de Kamerbrief ‘Water en Bodem Sturend’ , 2022

    https://s.w.org/images/core/emoji/14.0.0/72x72/21a9.png

The post Geen tijd meer om te polderen (geannoteerd verhaal) appeared first on Investico.

https://www.platform-investico.nl/artikel/geen-tijd-meer-om-te-polderen-geannoteerd-verhaal/

‘Bosbranden tastbaar signaal van opwarming’ (Kennislink)

Door klimaatverandering komen er meer bosbranden, maar bosbranden dragen zelf ook bij aan de opwarming van het klimaat. Al ruim twintig jaar onderzoekt Guido van der Werf de wisselwerking tussen bosbranden en klimaatverandering. “Bij lange droogte, veel wind en hoge temperatuur, loopt elk bos wel kans om in de fik te gaan.”

Klimaatwetenschapper Guido van der Werf.
Anouk Franck.

Black summer. Zo noemden de Australiërs hun zomer van 2019-2020. Tijdens een hittegolf legden hevige bosbranden 24 miljoen hectare in as in het zuidoosten van het land. “Die branden stootten evenveel kooldioxide uit als de wereldwijde luchtvaart in een heel jaar.” Guido van der Werf, hoogleraar Fysische Geografie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, onderzoekt al ruim twintig jaar de wisselwerking tussen bosbranden en klimaatverandering. “Dat doen we op mondiaal niveau, met satellieten van NASA en ESA. We monitoren iedere plek op aarde op bosbranden en zien grofweg vier keer per dag of er nieuwe branden bijgekomen zijn.” Met die satellietgegevens, drones en rekenmodellen maakt Van der Werf een schatting van de CO2-uitstoot van die branden.

Hoe groot is de CO2-uitstoot van alle bosbranden vergeleken met andere uitstoot?

“Alle bosbranden wereldwijd zijn bij elkaar gelijk aan dertig procent van de uitstoot uit fossiele brandstoffen. Maar dat is geen eerlijke vergelijking. Een bosbrand is in principe klimaatneutraal: er brandt bos af, maar dat zorgt ook voor aangroei van jonge boompjes, die CO2 opnemen. Netto is de uitstoot dus minder. In de tropische bossen gaat dat echter niet op: bos wordt daar afgebrand om plaats te maken voor landbouw en veeteelt. Er gaat koolstof de lucht in als CO2, en dat wordt niet meer opgenomen. Die toevoeging betekent extra klimaatverandering. Wat voor de CO2-uitstoot dus vooral telt, is brand bij ontbossing en die staat gelijk aan vijf procent van de uitstoot van fossiele brandstoffen.”

Video: Een overzicht van de branden per maand van 2000-2015, uit de Global Fire Emissions Database (GFED) gebaseerd op NASA-satellietgegevens.

Wat zijn de ergste bosbranden geweest qua CO2-uitstoot?

De bosbranden in Zuidwest-Australië van 2019-2020 stootten evenveel kooldioxide uit als de wereldwijde luchtvaart in een jaar. Op de foto een brand in de Gosper Mountains, New South Wales, december 2019.

“Dat zijn de ontbossingsgebieden in de tropen, waar branden niet thuishoren. Dat bos komt niet meer terug, dus daar is een netto uitstoot van CO2. En het kunnen grote hoeveelheden uitstoot zijn, zeker als het een El Niño-jaar is. Het natuurverschijnsel El Niño zorgt ervoor dat het klimaat rond de evenaar droger en tot wel drie graden warmer is dan normaal. De grootste El Niño ooit gemeten was in 1997-1998. Toen is in Indonesië vier Petagram aan CO2 de lucht in gegaan uit de smeulende veenmoerasbossen – dat is vier miljard ton CO2, een tiende van de huidige uitstoot door fossiele brandstoffen wereldwijd.”

“Een ander extreem voorbeeld van hevige bosbranden waren die in Zuidoost-Australië van 2019-2020. Twee maanden lang stond het hele zuidoosten van Australië in de fik tijdens een hittegolf. De uitstoot daarvan was vergelijkbaar met die van de wereldwijde luchtvaart voor een heel jaar, of twee procent van de mondiale uitstoot uit fossiele brandstoffen.”

Satellieten en drones: zo meet je de uitstoot van bosbranden

Guido van der Werf berekent de mondiale uitstoot van bosbranden met gegevens van de NASA-satellieten Terra en Aqua. “Die monitoren allebei elke plek op aarde twee keer per dag op bosbranden, al ruim twintig jaar lang. Uit die satellietgegevens halen we waar de branden zijn.” In combinatie met andere satellietgegevens over de begroeiing maken de onderzoekers rekenmodellen om te schatten hoeveel biomassa (bomen, grassen, strooisel, dood hout) de lucht in gaat.

Door in het veld door rookpluimen heen te vliegen, meten ze in welke vorm de biomassa in rook is opgegaan. Bij de verbranding van biomassa komen vooral kooldioxide (CO2), koolmonoxide (CO) en methaan (CH4) vrij. Methaan en kooldioxide warmen het klimaat op. De effecten van de rookpluim zelf zijn ingewikkelder, aldus Van der Werf. “Witte rook reflecteert zonlicht en koelt daarmee het klimaat af, maar zwarte rook in de vorm van roetdeeltjes absorbeert zonlicht en warmt het klimaat op. Het netto-effect van die twee typen rook weten we nog niet.”

Ten slotte volgen de onderzoekers waar de biomassa in de lucht naartoe gaat. Dat is vooral bij roet uit die zwarte rook belangrijk. “Als roet op de polen terechtkomt, kleurt het ijs donker, waardoor het minder zonlicht reflecteert en sneller smelt.”

Video: Een drone meet de uitstoot van een savanne-brand in Botswana. Tom Eames en Roland Vernooij, Vrije Universiteit Amsterdam.

Bosbranden zijn slecht voor het klimaat. Maar zijn ze ook slecht voor de bossen zelf?

“Lang niet altijd. In veel gebieden horen bosbranden bij het bos. Elk bos heeft wel een mate van branden, al verschilt de frequentie sterk. De graslanden van de savannes van Afrika en het noorden van Australië kunnen jaarlijks branden in het droge seizoen, dat is normaal. Die ecosystemen zijn geëvolueerd met branden. De savannebranden vormen ongeveer de helft van de CO2-uitstoot uit bosbranden, en daarmee de dominante categorie. Interessant genoeg nemen die branden af door een toename van welvaart: hoe meer de economie van een land groeit, hoe minder savanne er overblijft, en hoe minder branden er zijn.”

Savannes zoals hier in Oeganda, branden bijna jaarlijks. In savannes is brand onderdeel van het ecosysteem.

“Rond de Middellandse Zee en in Zuidoost-Australië zijn bosbranden ook vrij normaal, maar niet jaarlijks. In het boreale gebied, zoals Siberië, brandt een bos grofweg slechts eens in de tweehonderd jaar. Branden hebben bepaalde functies, zoals het verjongen van een bos. Ze zorgen voor een mozaïek van jonge en oude bomen, waardoor je meer biodiversiteit krijgt en een veerkrachtiger bos. Tegelijk zijn ze ook gevaarlijk voor mensen die in of bij een bos wonen. Die dualiteit vind ik fascinerend.”

“In tropische regenwouden horen branden van nature niet thuis. De meeste bosbranden zijn daar aangestoken. Als je wilt ontbossen, is afbranden het goedkoopste. De mensen daar hebben vaak geen keus. Tijdens veldwerk in de Amazone praatte ik met de mensen over verlies van biodiversiteit en CO2-uitstoot als gevolg van bosbranden. Ze keken me vreemd aan. Zij moeten daar leven, wonen, geld verdienen. Vergeet ook niet dat een deel van die branden ontstaat, omdat wij sojabonen importeren voor het voeren van onze koeien.”

Nemen bosbranden toe nu het klimaat opwarmt?

Bosbranden in Siberië, gezien door de Copernicus Sentinel-2 satelliet op 25 juli 2021. Juist bij de poolcirkel warmt de aarde sneller op, met een langer brandseizoen als gevolg.

“Zeker. Bos brandt goed bij meer droogte, meer wind, en hogere temperatuur. De temperatuur neemt langzaam toe, maar het uitdrogen gaat veel sneller. Die droogte komt snel boven bepaalde drempels. In Australië werd het zo heet bij de branden dat je veel bliksem kreeg. De brand creëert zijn eigen onweer, en kan zich dan snel verspreiden naar andere gebieden.”

“Klimaatverandering heeft de grootste invloed op het boreale gebied. Het klimaat is er al vier of vijf graden Celsius opgewarmd. Het seizoen wordt langer, er is een langere droge periode, en er is meer bliksem. De taiga van Siberië brandt nu vaker dan voorheen en ook in de noordelijker gelegen toendra zien we langzaam meer branden komen. Daar zijn geen bossen, maar wel bodems met veel organisch materiaal. Deze branden kunnen een heel seizoen blijven smeulen. Sommige branden in het boreale bos blijven ondergronds smeulen en overwinteren onder een laag sneeuw; het volgend voorjaar komt de brand op dezelfde plek bovengronds.”

Moeten we ons in Nederland ook zorgen maken over bosbranden?

“Ook hier wordt het warmer, dus neemt het brandgevaar toe. Er komen langzaam meer branden, maar ze zullen niet snel heel groot worden. Ons land is dichtbevolkt met weinig aaneengesloten bos, op de Veluwe na. Er zijn veel barrières als wegen of weilanden, waar een brand stopt. Het typische Nederlandse zomerweer met zo nu en dan een regenbui helpt de branden ook niet, hoewel ook hier de droge periodes langer gaan worden.”

“Branden kun je voorkomen door goed bosbeheer. In Nederland betekent dat minder naaldbos en meer loofbos. Naaldbos heeft een brandbare strooisellaag, loofbos blijft vochtiger. Ook de aanleg van brandgangen vermindert brandgevaar. Maar preventie heeft zijn grenzen: bij lange droogte, veel wind en hoge temperatuur, loopt elk bos wel kans om in de fik te gaan.”

In april 2020 zette het leger Chinook-helikopters in om een brand op de Deurnsche Peel te blussen. Hoewel effectief op korte termijn, maakt blussen het landschap op lange termijn brandbaarder, aldus Van der Werf.

“Goed bosbeheer gaat ook over de vraag wat voor landschap je wil. Hoe vaker je blust, hoe brandbaarder je landschap wordt. Als je geen brandjes toelaat, krijg je een bos met meer en grotere bomen. In plaats van regelmatig een klein brandje heb je dan eens in de zoveel jaar een grote brand die zich moeilijk in toom laat houden.”

Zijn bosbranden een waarschuwing voor de toekomst?

“Bosbranden kun je zien als de kanarie in de kolenmijn. De opwarming van één of twee graden Celsius merk je niet zo snel, maar de toename in bosbranden zijn daarvan een tastbaar signaal. Ik ben niet iemand die zich snel zorgen maakt, maar de branden in de tropische bossen zijn zo zonde en de toekomst daarvan ligt deels ook in onze handen. In Indonesië en Zuidoost-Azië is het meeste oerbos al verdwenen. In Afrika is nog wat meer tropisch bos. Het regenwoud in de Amazone is verreweg het grootst en delen zijn redelijk goed beschermd. Toch is daar de ontbossing weer aan het toenemen. Er zijn zorgen dat de Amazone onder een bepaalde omvang omslaat van een bos naar een brandbare savanne. Met een of twee droge en warme jaren gebeurt dat niet, maar verdere opwarming en droogte in combinatie met brand versnelt dat proces. Het zou eeuwig zonde zijn als we dat kantelpunt overgaan.”

Video: de ontbossing van het Amazone regenwoud van 1984 tot 2018. Google Earth Timelapse (Google, Landsat, Copernicus), 2019. CC-BY 2.5.

Guido van der Werf vertelt op zondagmiddag 18 december over zijn onderzoek naar de invloed van bosbranden op het klimaat in NEMO Science Museum. Deze kerstlezing van het virtuele onderzoekscentrum NESSC (Netherlands Earth System Science Center) is gratis bij te wonen. Entreekaarten zijn te reserveren op de site van NESSC.

Lees verder:

‘Het vuur bleef maar groeien en groeien’

Joris Tielens
https://www.nemokennislink.nl/publicaties/bosbranden-tastbaar-signaal-van-opwarming/

‘Bosbranden tastbaar signaal van opwarming’ (Kennislink)

Door klimaatverandering komen er meer bosbranden, maar bosbranden dragen zelf ook bij aan de opwarming van het klimaat. Al ruim twintig jaar onderzoekt Guido van der Werf de wisselwerking tussen bosbranden en klimaatverandering. “Bij lange droogte, veel wind en hoge temperatuur, loopt elk bos wel kans om in de fik te gaan.”

Klimaatwetenschapper Guido van der Werf.
Anouk Franck.

Black summer. Zo noemden de Australiërs hun zomer van 2019-2020. Tijdens een hittegolf legden hevige bosbranden 24 miljoen hectare in as in het zuidoosten van het land. “Die branden stootten evenveel kooldioxide uit als de wereldwijde luchtvaart in een heel jaar.” Guido van der Werf, hoogleraar Fysische Geografie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, onderzoekt al ruim twintig jaar de wisselwerking tussen bosbranden en klimaatverandering. “Dat doen we op mondiaal niveau, met satellieten van NASA en ESA. We monitoren iedere plek op aarde op bosbranden en zien grofweg vier keer per dag of er nieuwe branden bijgekomen zijn.” Met die satellietgegevens, drones en rekenmodellen maakt Van der Werf een schatting van de CO2-uitstoot van die branden.

Hoe groot is de CO2-uitstoot van alle bosbranden vergeleken met andere uitstoot?

“Alle bosbranden wereldwijd zijn bij elkaar gelijk aan dertig procent van de uitstoot uit fossiele brandstoffen. Maar dat is geen eerlijke vergelijking. Een bosbrand is in principe klimaatneutraal: er brandt bos af, maar dat zorgt ook voor aangroei van jonge boompjes, die CO2 opnemen. Netto is de uitstoot dus minder. In de tropische bossen gaat dat echter niet op: bos wordt daar afgebrand om plaats te maken voor landbouw en veeteelt. Er gaat koolstof de lucht in als CO2, en dat wordt niet meer opgenomen. Die toevoeging betekent extra klimaatverandering. Wat voor de CO2-uitstoot dus vooral telt, is brand bij ontbossing en die staat gelijk aan vijf procent van de uitstoot van fossiele brandstoffen.”

Video: Een overzicht van de branden per maand van 2000-2015, uit de Global Fire Emissions Database (GFED) gebaseerd op NASA-satellietgegevens.

Wat zijn de ergste bosbranden geweest qua CO2-uitstoot?

De bosbranden in Zuidwest-Australië van 2019-2020 stootten evenveel kooldioxide uit als de wereldwijde luchtvaart in een jaar. Op de foto een brand in de Gosper Mountains, New South Wales, december 2019.

“Dat zijn de ontbossingsgebieden in de tropen, waar branden niet thuishoren. Dat bos komt niet meer terug, dus daar is een netto uitstoot van CO2. En het kunnen grote hoeveelheden uitstoot zijn, zeker als het een El Niño-jaar is. Het natuurverschijnsel El Niño zorgt ervoor dat het klimaat rond de evenaar droger en tot wel drie graden warmer is dan normaal. De grootste El Niño ooit gemeten was in 1997-1998. Toen is in Indonesië vier Petagram aan CO2 de lucht in gegaan uit de smeulende veenmoerasbossen – dat is vier miljard ton CO2, een tiende van de huidige uitstoot door fossiele brandstoffen wereldwijd.”

“Een ander extreem voorbeeld van hevige bosbranden waren die in Zuidoost-Australië van 2019-2020. Twee maanden lang stond het hele zuidoosten van Australië in de fik tijdens een hittegolf. De uitstoot daarvan was vergelijkbaar met die van de wereldwijde luchtvaart voor een heel jaar, of twee procent van de mondiale uitstoot uit fossiele brandstoffen.”

Satellieten en drones: zo meet je de uitstoot van bosbranden

Guido van der Werf berekent de mondiale uitstoot van bosbranden met gegevens van de NASA-satellieten Terra en Aqua. “Die monitoren allebei elke plek op aarde twee keer per dag op bosbranden, al ruim twintig jaar lang. Uit die satellietgegevens halen we waar de branden zijn.” In combinatie met andere satellietgegevens over de begroeiing maken de onderzoekers rekenmodellen om te schatten hoeveel biomassa (bomen, grassen, strooisel, dood hout) de lucht in gaat.

Door in het veld door rookpluimen heen te vliegen, meten ze in welke vorm de biomassa in rook is opgegaan. Bij de verbranding van biomassa komen vooral kooldioxide (CO2), koolmonoxide (CO) en methaan (CH4) vrij. Methaan en kooldioxide warmen het klimaat op. De effecten van de rookpluim zelf zijn ingewikkelder, aldus Van der Werf. “Witte rook reflecteert zonlicht en koelt daarmee het klimaat af, maar zwarte rook in de vorm van roetdeeltjes absorbeert zonlicht en warmt het klimaat op. Het netto-effect van die twee typen rook weten we nog niet.”

Ten slotte volgen de onderzoekers waar de biomassa in de lucht naartoe gaat. Dat is vooral bij roet uit die zwarte rook belangrijk. “Als roet op de polen terechtkomt, kleurt het ijs donker, waardoor het minder zonlicht reflecteert en sneller smelt.”

Video: Een drone meet de uitstoot van een savanne-brand in Botswana. Tom Eames en Roland Vernooij, Vrije Universiteit Amsterdam.

Bosbranden zijn slecht voor het klimaat. Maar zijn ze ook slecht voor de bossen zelf?

“Lang niet altijd. In veel gebieden horen bosbranden bij het bos. Elk bos heeft wel een mate van branden, al verschilt de frequentie sterk. De graslanden van de savannes van Afrika en het noorden van Australië kunnen jaarlijks branden in het droge seizoen, dat is normaal. Die ecosystemen zijn geëvolueerd met branden. De savannebranden vormen ongeveer de helft van de CO2-uitstoot uit bosbranden, en daarmee de dominante categorie. Interessant genoeg nemen die branden af door een toename van welvaart: hoe meer de economie van een land groeit, hoe minder savanne er overblijft, en hoe minder branden er zijn.”

Savannes zoals hier in Oeganda, branden bijna jaarlijks. In savannes is brand onderdeel van het ecosysteem.

“Rond de Middellandse Zee en in Zuidoost-Australië zijn bosbranden ook vrij normaal, maar niet jaarlijks. In het boreale gebied, zoals Siberië, brandt een bos grofweg slechts eens in de tweehonderd jaar. Branden hebben bepaalde functies, zoals het verjongen van een bos. Ze zorgen voor een mozaïek van jonge en oude bomen, waardoor je meer biodiversiteit krijgt en een veerkrachtiger bos. Tegelijk zijn ze ook gevaarlijk voor mensen die in of bij een bos wonen. Die dualiteit vind ik fascinerend.”

“In tropische regenwouden horen branden van nature niet thuis. De meeste bosbranden zijn daar aangestoken. Als je wilt ontbossen, is afbranden het goedkoopste. De mensen daar hebben vaak geen keus. Tijdens veldwerk in de Amazone praatte ik met de mensen over verlies van biodiversiteit en CO2-uitstoot als gevolg van bosbranden. Ze keken me vreemd aan. Zij moeten daar leven, wonen, geld verdienen. Vergeet ook niet dat een deel van die branden ontstaat, omdat wij sojabonen importeren voor het voeren van onze koeien.”

Nemen bosbranden toe nu het klimaat opwarmt?

Bosbranden in Siberië, gezien door de Copernicus Sentinel-2 satelliet op 25 juli 2021. Juist bij de poolcirkel warmt de aarde sneller op, met een langer brandseizoen als gevolg.

“Zeker. Bos brandt goed bij meer droogte, meer wind, en hogere temperatuur. De temperatuur neemt langzaam toe, maar het uitdrogen gaat veel sneller. Die droogte komt snel boven bepaalde drempels. In Australië werd het zo heet bij de branden dat je veel bliksem kreeg. De brand creëert zijn eigen onweer, en kan zich dan snel verspreiden naar andere gebieden.”

“Klimaatverandering heeft de grootste invloed op het boreale gebied. Het klimaat is er al vier of vijf graden Celsius opgewarmd. Het seizoen wordt langer, er is een langere droge periode, en er is meer bliksem. De taiga van Siberië brandt nu vaker dan voorheen en ook in de noordelijker gelegen toendra zien we langzaam meer branden komen. Daar zijn geen bossen, maar wel bodems met veel organisch materiaal. Deze branden kunnen een heel seizoen blijven smeulen. Sommige branden in het boreale bos blijven ondergronds smeulen en overwinteren onder een laag sneeuw; het volgend voorjaar komt de brand op dezelfde plek bovengronds.”

Moeten we ons in Nederland ook zorgen maken over bosbranden?

“Ook hier wordt het warmer, dus neemt het brandgevaar toe. Er komen langzaam meer branden, maar ze zullen niet snel heel groot worden. Ons land is dichtbevolkt met weinig aaneengesloten bos, op de Veluwe na. Er zijn veel barrières als wegen of weilanden, waar een brand stopt. Het typische Nederlandse zomerweer met zo nu en dan een regenbui helpt de branden ook niet, hoewel ook hier de droge periodes langer gaan worden.”

“Branden kun je voorkomen door goed bosbeheer. In Nederland betekent dat minder naaldbos en meer loofbos. Naaldbos heeft een brandbare strooisellaag, loofbos blijft vochtiger. Ook de aanleg van brandgangen vermindert brandgevaar. Maar preventie heeft zijn grenzen: bij lange droogte, veel wind en hoge temperatuur, loopt elk bos wel kans om in de fik te gaan.”

In april 2020 zette het leger Chinook-helikopters in om een brand op de Deurnsche Peel te blussen. Hoewel effectief op korte termijn, maakt blussen het landschap op lange termijn brandbaarder, aldus Van der Werf.

“Goed bosbeheer gaat ook over de vraag wat voor landschap je wil. Hoe vaker je blust, hoe brandbaarder je landschap wordt. Als je geen brandjes toelaat, krijg je een bos met meer en grotere bomen. In plaats van regelmatig een klein brandje heb je dan eens in de zoveel jaar een grote brand die zich moeilijk in toom laat houden.”

Zijn bosbranden een waarschuwing voor de toekomst?

“Bosbranden kun je zien als de kanarie in de kolenmijn. De opwarming van één of twee graden Celsius merk je niet zo snel, maar de toename in bosbranden zijn daarvan een tastbaar signaal. Ik ben niet iemand die zich snel zorgen maakt, maar de branden in de tropische bossen zijn zo zonde en de toekomst daarvan ligt deels ook in onze handen. In Indonesië en Zuidoost-Azië is het meeste oerbos al verdwenen. In Afrika is nog wat meer tropisch bos. Het regenwoud in de Amazone is verreweg het grootst en delen zijn redelijk goed beschermd. Toch is daar de ontbossing weer aan het toenemen. Er zijn zorgen dat de Amazone onder een bepaalde omvang omslaat van een bos naar een brandbare savanne. Met een of twee droge en warme jaren gebeurt dat niet, maar verdere opwarming en droogte in combinatie met brand versnelt dat proces. Het zou eeuwig zonde zijn als we dat kantelpunt overgaan.”

Video: de ontbossing van het Amazone regenwoud van 1984 tot 2018. Google Earth Timelapse (Google, Landsat, Copernicus), 2019. CC-BY 2.5.

Guido van der Werf vertelt op zondagmiddag 18 december over zijn onderzoek naar de invloed van bosbranden op het klimaat in NEMO Science Museum. Deze kerstlezing van het virtuele onderzoekscentrum NESSC (Netherlands Earth System Science Center) is gratis bij te wonen. Entreekaarten zijn te reserveren op de site van NESSC.

Lees verder:

‘Het vuur bleef maar groeien en groeien’

Joris Tielens
https://www.nemokennislink.nl/publicaties/bosbranden-tastbaar-signaal-van-opwarming/

Esther Ouwehand: ‘Op een enkele psychopaat na vindt iederéén de intensieve veehouderij niet oké’ (Welingelichte Kringen)

Vandaag werd bekend dat Esther Ouwehand (46) tijdelijk de Tweede Kamer verlaat vanwege oververmoeidheid. Vlak daarvoor ging ze in gesprek met Sheila Sitalsing van de Volkskrant. “Bij mij staat de verwarming nooit hoger dan 18.”

In de krant vertelt ze over het moment waarop ze stopte met vlees eten. “Ik was 16 en in een actualiteitenprogramma lieten ze beelden zien van een veetransport. Het waren koeien. Ze konden nauwelijks nog op hun poten staan en werden de vrachtwagen in geschopt. Wat had je dán gedacht, zei ik tegen mezelf. Ik wilde daar niet meer aan meedoen.”

Morele wezens
Ouwehand wijst erop dat eigenlijk niemand akkoord kan gaan met de bio-industrie. “Als je laat zien hoe het eraan toegaat in de intensieve veehouderij of in veel slachthuizen, dan reageert iederéén – op een enkele psychopaat na – hetzelfde: dit is niet oké. Mensen zijn morele wezens. Er is niemand die het normaal vindt dat varkenshouders biggenstaarten eraf snijden omdat varkens anders in elkaars staarten gaan bijten, of als boeren kalfjes bij hun moeder weghalen. Het enige wat je hoeft te doen, is ernaar handelen.” En daar schort het aan bij veel mensen.

Maar niet bij Ouwehand. Ze vertelt over hoe ze leeft: “Ik eet volledig plantaardig.” Begrip voor klagende ambtenaren, omdat de thermostaat op de ministeries naar 19 graden gaat, heeft ze niet. “Ik dacht: waar hébben ze het over? Bij mij staat-ie nooit hoger dan 18. Boodschappen haal ik zoveel mogelijk bij de biologische, zelfstandige natuurwinkel. Ik wil niet de zakken van de Jumbo spekken.”

Eén keer op vliegvakantie
Reizen doet ze per trein en fiets. “Eén keer in mijn leven ben ik met vliegvakantie geweest naar Sardinië. Ik vond het vreselijk. Nog los van de milieubezwaren is het stom om in een vertrekhal te moeten hangen vol winkels die je rotzooi willen aansmeren die je niet nodig hebt. Het stinkt er naar kerosine. Er is geen reet aan.” Al haar kleding is tweedehands. “Ik koop niets nieuw.”

Hoewel ze nu nog tot een kleine minderheid behoort, is ze ervan overtuigd dat ‘de tijd rijp is’. “Het kaartenhuis begint in te storten. De corona-uitbraak heeft laten zien dat we niet buiten de natuur staan. De stikstofcrisis laat zien dat we problemen veel te lang voor ons uit hebben geschoven, en tegen beter weten in hebben gehoopt dat de techniek ons wel zal redden. De bosbranden, de overstromingen, de droogte, het zijn tekenen dat dit het bepalende decennium is.”

https://www.welingelichtekringen.nl/politiek/3674454/esther-ouwehand-op-een-enkele-psychopaat-na-vindt-iedereen-de-intensieve-veehouderij-niet-oke.html

Stikken in het stof: tijd voor visualiserende en voorspellende modellen (ICT Health)

We stikken gewoon met zijn allen letterlijk in het stof. De hoogste tijd om dat nu eens goed met behulp van visualiserende en voorspellende e-modellen in kaart te brengen.

Verstikkende cijfers

Even wat verstikkende cijfers van het Longfonds: 12.000 mensen overlijden jaarlijks door luchtvervuiling. Er zijn 16.000 spoedopnamen, 80.000 kinderen met astma. 750.000 mensen met longziekten hebben het regelmatig benauwd door slechte lucht.

Ook het RIVM en de Gezondheidsraad leggen een duidelijk verband tussen een slechte luchtkwaliteit en zorgwekkende problemen met de volksgezondheid. Zij hebben ook een landelijk meetnetwerk voor de luchtkwaliteit.

Ecologische achtergrond

Stikstof komt overal voor in de natuur en planten hebben het nodig om goed te groeien. Te veel aan stikstof uitstoten en ophopen (depositie op het land) zorgt echter voor ernstige ecologische en gezondheidsproblemen.

De aandacht bij de natuur en biodiversiteit is volop in beeld. Natura 2000-gebieden sterven uit en/of worden overwoekerd door ongewenste plantensoorten. De grond verzuurt omdat stikstof in ammoniak, nitraat en nitriet wordt omgezet. Dat veroorzaakt op zijn beurt het verlies aan kalk en mineralen (calcium, magnesium en kalium). De bodem raakt verarmd en wordt vergiftigd door het achterblijven van schadelijke mineralen. Bomen verdorren en vallen om. Vogels en andere dieren sterven door kalkgebrek.

Er zijn drie belangrijke gezondheidseffecten: verzuring van het grondwater bedreigt ons drinkwater. Het afsterven van bomen verlaagt het CO2-compenserende en luchtreinigende effecten van bomen (draagt verder bij aan de klimaatcrisis). De achteruitgang van de biodiversiteit vormt de bakermat voor nieuwe infectieziekten en achtergang van de voedselproductie.

Een lage grondwaterstand en droogte maken het allemaal nog erger. De natuurlijke denitrificering van de grond door bacteriën (hebben vocht nodig) neemt aanzienlijk af. De stikstof blijft in de grond zitten in plaats van terug gegeven te worden aan de atmosfeer. Waterschappen, doe daar wat aan!

Fijnstof

Fijnstof, en zeker ultrafijnstof, blijkt hoogst gevaarlijk voor de volksgezondheid te zijn. Hoe kleiner en dieper binnendringend, des te desastreuzer het effect.

Bij fijnstof denkt men vaak aan deeltjes uitgestoten door autobanden, verbrandingsgassen en industrie. Maar vlak bosbranden en haardvuurtjes niet uit. Stikstof blijkt ook hier weer een grote boosdoener. Met name de verbinding met zuurstof tot stikstofoxiden (NOx). Andere (ultrafijne) deeltjes in de lucht spelen eveneens een rol, doch in veel mindere mate dan de stikstofverbindingen.

De belangrijkste uitstoters van stik- en fijnstof zijn veeteelt, verkeer en industrie. En als belangrijkste maatregelen gelden: verminderen van de omvang van deze ‘sectoren’ en (inderdaad werkende) innovatie.

Meten, visualiseren, interveniëren

Willen wij echt iets aan de slechte luchtkwaliteit gaan doen, dan komt de trias meten, visualiseren en interveniëren in het vizier. Daartoe zijn nodig: de juiste en betaalbare meetapparatuur, apps, GIS (geografisch informatie systeem) en onderbouwd beleid met te nemen maatregelen. Een belangrijk aspect vormt ook de voorspelling. Wat gaat er gebeuren? Wat zijn de gevolgen van veranderingen bij het verkeer, industrie, waterstand en natuurbeheer? Het voorzorgprincipe voorkomt latere blunders.

Meten

De luchtkwaliteit valt van heel eenvoudig tot zeer complex te meten. Het kan al met een smartphone of een meetkastje op de fiets. Landelijk zijn inmiddels vrijwilligers bezig om op de fiets metingen te doen.

Daarnaast zijn er de vaste meetstations die ook de geografische kaartjes voor omgeving verzorgen. De luchtkwaliteit meten is een must voor elke gemeente en de gezondheidszorg dient er lokaal ook actief op aan te dringen dat zoiets ook echt gebeurt. Dat is heel wat anders dan een Schoon Lucht Akkoord tekenen.

Visualisatie

Inmiddels zijn er diverse meetapps en -mobiele kastjes voor het meten van de luchtkwaliteit. Die maken daar een beeldende infographic of verklarend kaartje van. Een eenvoudige weer-app kan al laten zien hoe het nu en de laatste dagen gesteld is en was met de luchtkwaliteit. Daarnaast zijn er kaartjes en een Geografische Informatie Systeem over de luchtkwaliteit in Nederland.

Gevoelige patiënten kunnen daarmee alvast hun maatregelen nemen of toch maar verhuizen. Interessant is de luchtmeting op snelwegen. Daar werd in het verleden al eens de smog aan de maximumsnelheid op matrixborden gekoppeld. Dan wordt de snelheid en/of de verkeerstroom verlaagd als het met de luchtkwaliteit de slechte kant op gaat.

Interveniëren

De interventies bij stikstof en (ultra-)fjinstof zijn zowel preventief als curatief. Opmerkelijk is dat helaas preventief te weinig wordt gedaan. Onwil, onwetendheid of andere belangen? Het komt regelmatig niet goed van de grond.

Een (snel-)weg verbreden: wat doet dat met de uitstoot en de omgeving? Een betere doorstroming voor economie en industrie maar desastreus voor omwonenden en natuur. We gaan als gemeente of andere overheid het bos eens lekker uitdunnen. Dat is veilig voor als er iemand tegen een boom aanrijdt of een tak op het hoofd krijgt. Wat is echter de ecologische waarde van die die bomen voor de luchtreiniging en klimaatcompensatie in de regio? Leidt het kapbeleid niet tot ongezondheid? Vraag er eens naar en menig ambtenaar en/of college weet dat gewoon niet!

Het bouwen van distributiecentra is goed voor de lokale economie, doch zeker niet voor het landschap, natuur en volksgezondheid. En een lagere grondwaterstand is prettig voor de zware landbouwmachines en geen natte voeten meer. Vernielt echter wel de luchtzuiverende natuur.

Voorspellende modellen

Allemaal voorbeelden van risico’s voor de luchtkwaliteit. Waar het regelmatig aan ontbreekt zijn voorspellende modellen die de effecten van meer auto’s, minder bomen, industrialisatie, grondwaterstand etc. op de (volks-)gezondheid laten zien. Een MER (Milieu Effect Rapportage) alleen is niet genoeg.

Ingrijpen (curatief) op het moment dat het mis gaat is in feite gewoon te laat. Je kunt de uitstoot tijdelijk verminderen, de mensen binnen laten blijven, haardvuurtjes verbieden, het verkeer lamleggen, ambtenaren op de e-bike zetten etc. de schade is dan echter al aangericht.

Samenvattend stikken wij met zijn allen in het stof. De gezondheidsschade is aanmerkelijk groter dan die bij ingrijpen voor de landbouw en industrie. Veel valt echter te voorkomen door het met e-modellen tijdig inzichtelijke maken van de oorzaken en effecten en daarop te anticiperen. Software, hardware en innovatieve technologieën zijn ruimschoots voorhanden. Nu nog het echt beleidsmatig doorpakken en flink stimuleren vanuit de gezondheidszorg met dergelijke modellen. Dat scheelt duizenden levens en zieken!

Lees ook deze blog van Ulco Schuurmans over de aanpak van klimaatproblemen.

Het bericht Stikken in het stof: tijd voor visualiserende en voorspellende modellen verscheen eerst op ICT&health.

https://icthealth.nl/blog/stikken-in-het-stof-tijd-voor-visualiserende-en-voorspellende-modellen/