Klimaatemoties aanpakken met klimaatfictie: hoe werkt dat? (Motherboard Vice)

“happy new year, de wereld staat in de fik en ik zou het willen blussen maar het vuur is groter dan ik en ik stik in, the time’s time’s ticking, de tijd tikt maar door en je sluit je ogen naar voorGroter dan Ik van Froukje weergalmt de laatste tijd vaker in mijn hoofd. We leven in onzekere tijden. Als je het nieuws bekijkt krijg je beeld na beeld te zien van steden die ofwel overstromen, uitdrogen, in brand staan of aardbevingen meemaken. Italië heeft het te warm en in Australië is het te nat. Deze zomer brandde al 659.000 hectare van Europa af in bosbranden.

We weten ook al langer dan vandaag wat er aan de hand is: het klimaat is kapot. We weten ook aan wie we dat te danken hebben: onwetendheid over de impact van onze moderne en hoogtechnologische, see-it buy-it have-it levensstijl. Maar weten we ook goed hoe we er mee moeten dealen? Naast de veggie-diëten en waterbesparende douchekranen, het openbaar vervoer en fairphones, kun je je nogal snel nutteloos voelen oog in oog met de komende storm. Uit studies blijkt dat we ook door klimaatverandering stress kunnen ervaren. Climate anxiety, heet dat. Wat het precies is en hoe lezen je daarbij kan helpen, dat zocht ik even uit.

Klimaat-wadde?

Klimaatverandering is een vorm van traag geweld. We voelen ons bedreigd, weten niet goed hoe we het kunnen stoppen, maar zien geen onmiddellijke veranderingen in onze omgeving. Dat maakt het zo moeilijk om te vatten. Climate anxiety is een soort knagend angstgevoel dat in verschillende gradaties kan worden ervaren. Voor sommigen werkt het verlammend, terwijl anderen het gebruiken als een drijfveer voor hun klimaatactivisme.

Klimaatpsycholoog Christof Abspoel legt uit dat er vier types klachten zijn: “De klachten zijn veelal gericht op doemscenario’s en de zekerheid dat die scenario’s zullen uitkomen. Je hebt het gevoel alsof we nu al in die sombere toekomst zitten. Daarnaast is er de stemmings- en rouwtak van klachten. Daarin zit vooral een gevaar om vast te lopen in een rouwstemming.” De derde tak slaat op het individu, “dat gaat meer over het zelfbeeld: wie ben ik als mens, machteloos, draag ik hier aan bij?” Een laatste facet van climate anxiety waar mensen mee kunnen kampen is in hun contact met anderen, “het gevoel dat je samen iets slecht hebt gedaan, woede tussen generaties of het gevoel dat de vorige generatie de volgende in de steek heeft gelaten.” Abspoel voegt daaraan toe dat “hoewel er vier categorieën zijn, zoomt de berichtgeving meestal in op één iets, klimaatanxiety of depressie, alsof dat het enige probleem is. Maar mensen kunnen in vele aspecten van de problematiek vastlopen.”

Maar omdat we spreken over een angst voor wat er nog moet komen, het einde van de wereld en nog van die dingen, benoemen academici dit als pre-traumatische stress.

Solastalgia is een andere term om de gevoelens te vatten rondom klimaatverandering. Solastalgia is een heimwee of nostalgie naar een plek die je als thuis ziet, maar die verwoest is - of zal worden - door gevolgen van de klimaatcrisis. Dat brengt gevoelens van woede en verdriet over een plek die er niet meer is of zal zijn. Een soort misplaatste nostalgie dus. Abspoel hoort dat ook zijn praktijk: “Ik had laatst een ouder echtpaar die me vertelden dat ze ergens waren gaan fietsen in de buurt van waar de vrouw was opgegroeid. Ze vertelden me hoe pijnlijk het voor haar was om het landschap van haar jeugd zo aangetast te zien.” Deze vrouw was in rouw voor een verloren landschap. Dat is een beetje zoals een dierbare verliezen.

Een groot probleem met climate anxiety is dat het moeilijk bespreekbaar is in onze maatschappij. Onder gelijkgestemden kun je als bezorgde ziel zeker gehoor krijgen, maar daarbuiten lijkt het wel een luxeprobleem. En misschien is het dat ook. Mensen die getroffen worden door de gevolgen van de klimaatcrisis rollen mogelijk hun ogen als ze horen dat wij - zittend in onze luie zetel - ons zorgen maken over het einde van de wereld zoals we ze kennen. Want de waarheid is dat vele plekken al de zware gevolgen voelen van die crisis en te druk bezig zijn hun leven op te pakken en te verhuizen of hun huis herop te bouwen, zoals in de Vesder vallei.

Toch is er geen ontkennen aan dat ongemakkelijke gevoel dat klimaatverandering met zich meebrengt. De gure mix van schuldgevoelens, nutteloosheid, woede en machteloosheid klinkt sommigen misschien wel bekend in de oren. Er is onderzoek dat speculeert dat deze climate anxiety niet veraf staat van post-traumatische stress. Maar omdat we spreken over een angst voor wat er nog moet komen, het einde van de wereld en nog van die dingen, benoemen academici dit als pre-traumatische stress. Dat slaat op het idee van het gevoel dat je het trauma al hebt doorleefd nog voor het eigenlijk gebeurt.

Klimaatliteratuur

Oké, nu je dat nare gevoel in je keel, wanneer je een zoveelste keer hoort dat Australië in brand staat of onder water - take your pick -, kunt benoemen als climate anxiety, vraag je je misschien af wat je eraan kunt doen. Hoewel activisme, een beter aangepaste levensstijl en je omgeving informeren legitieme manieren zijn om je gevoel van nutteloosheid weg te werken, is het niet voor iedereen zo simpel. Daar komt literatuur - en kunst of film - te pas.

Klimaatliteratuur heeft een aantal doelen dat ze voorop stelt. Zo wil ze de lezer een beeld geven van wat er is gebeurd en wat er kan gebeuren in de toekomst, en de gevolgen van die gebeurtenissen. Dan hebben we het vaak over post-apocalyptische of dystopische klimaatfictie. Dit genre geeft vaak een beeld van verwoesting weer en hoe de overgebleven inwoners omgaan met de nasleep van ecologische rampen. Klimaatpsycholoog Christof Abspoel gaat niet helemaal akkoord met de hyperbolen die post-apocalyptische literaturen weergeven: “Misschien moet je niet alles willen uitvergroten, maar eerder verkleinen en zo intiem maken dat mensen eraan kunnen relateren, zodat ze bij zichzelf kunnen blijven. Van zodra het abstractieniveau te hoog ligt, of de locatie te ver weg, of het verhaal spreekt over mensen die je nog nooit hebt ontmoet, is dat moeilijk te vatten op emotioneel niveau. Eigenlijk hebben mensen het al lastig om rekening te houden met hun buren.” Hij ziet een gebrek in motivatie bij dit soort werken, hoewel empathie opwekken zeker een goede manier van handelen is, “moet er een handelsperspectief worden gegeven. Wat kunnen mensen doen? Want hoe kunnen mensen streven naar iets als ze niet weten hoe? Dan voelen ze zich misschien gewoon incompetent en zullen ze het aan de kant schuiven.”

We leven in het antropocene tijdperk, een tijdperk waarin de mensheid een impact heeft op het klimaat en de ecosystemen. Omdat wij als mens heel individueel gericht zijn, is het soms moeilijk te vatten dat we een impact hebben op zo’n grote schaal. Daarom staan het antropoceen en schaalvergroting centraal in veel klimaatliteratuur. Dit doen schrijvers om lezers te helpen denken in termen van het grote plaatje in plaats van op lokale schaal. Wat we doen, hoe we leven, dat heeft een impact op alles en iedereen. Omgekeerd zijn we ook een deel van het grotere geheel, die schaalvergroting heeft dus niet alleen als doel de volledige consequenties van onze acties bloot te leggen, maar ook aan te tonen dat ook wijzelf een link zijn in de keten van het wereldorganisme. Het is dan ook niet vreemd om binnen klimaatliteratuur ook werken te vinden die de focus leggen op de planeet, de natuur, of dieren, in plaats van een menselijk personage.

Een andere manier waarop klimaatliteratuur werkt is om ons bewust te maken. Ze plaatst de lezer in de schoenen van een ander. Zo word je geconfronteerd met alle aspecten van de klimaatcrisis. Misschien stond je er nog niet bij stil, maar de klimaatcrisis is bijvoorbeeld racistisch. De gebieden die nu al getroffen worden zijn vaak plekken die als ‘ontwikkelingslanden’ worden beschouwd. Met verhalen over - onder andere - inheemse volkeren die kampen met de gevolgen van de consumptiemaatschappij, wil klimaatliteratuur de urgentie aantonen van het trage geweld. En vooral dat het geweld niet overal even traag is.

Origin story

“In de jaren ’60 verscheen er al fictie over klimaatverandering,” vertelt Stef Craps. Hij is professor Engelse literatuur aan de UGent, waar hij een vak over klimaatliteratuur doceert. “Die wordt ‘proto-klimaatfictie’ genoemd. ‘Proto’ verwijst naar het feit dat er dus wel al fictie bestond waarin klimaatverandering een belangrijke rol speelde, maar waar het antropogene karakter daarvan nog afwezig was. Dat de mens specifiek verantwoordelijk is, werd nog niet expliciet benoemd.” Een goed voorbeeld is de roman The Drowned World van de Britse sci-fi-auteur J.G. Ballard, die aan de basis lag van wat later cli-fi of climate fiction zou worden genoemd. “Vanaf de jaren ’70 had je genrefictie waarin klimaatverandering niet alleen wordt gethematiseerd maar op basis van wetenschappelijke kennis ook ondubbelzinnig wordt toegeschreven aan menselijke activiteiten.”

The Lathe of Heaven van Ursula Le Guin wordt vaak gezien als de eerste echte klimaatroman. Daarnaast was er ook The Sea and Summer van George Turner, Heat van Arthur Herzog en Parable of the Sower van Octavia Butler.” Dat zijn bekende klimaatwerken tussen de seventies en de nineties volgens professor Craps. “Die bleven wel beperkt in aantal en weerklank. Het is pas de laatste 10 à 15 jaar dat er een ware golf van klimaatfictie op gang is gekomen. Dat heeft met allerlei factoren te maken,” vertelt hij. “De meest evidente zijn natuurlijk de steeds meer zichtbare gevolgen van de klimaatverandering. Het is niet langer een puur abstract, theoretisch of vaag gegeven. Doordat de impact concreter en tastbaarder is geworden, is er ook meer aandacht voor in de literatuur.”

Wat wellicht ook een invloed heeft gehad, is het feit dat bezorgdheid over het klimaat in de loop van het eerste decennium van deze eeuw meer mainstream is geworden dankzij succesfilms als The Day after Tomorrow en An Inconvenient Truth met Al Gore. Die hebben van de klimaatopwarming een legitiem gespreksonderwerp gemaakt. “Je zou bovendien kunnen stellen dat het klimaat de literatuur een nieuwe missie heeft gegeven en haar daarmee heeft gered van de irrelevantie waartoe ze zich steeds meer veroordeeld zag binnen onze sterk visueel georiënteerde cultuur. Ook dat is een mogelijke verklaring voor het enthousiasme waarmee veel auteurs de klimaatthematiek recent hebben omarmd.” Nu ook bekende literaire auteurs aandacht geven aan de problematiek, wordt het genre serieus genomen.

Woede, herkenning en hoop

Klimaatliteratuur gaat in wezen over een vorm van trauma. Post-apocalyptische en dystopische werelden vormen daar een goed beeld van. De wereld ondergaat een gigantische verandering ten gevolge van een impactvolle gebeurtenis en de wereldorde vervalt in chaos. In sommige romans, zoals The Day of the Triffids van John Wyndham en The Road van Cormac McCarthy, zie je hoe de mens in survival mode gaat nadat een apocalyptisch event plaatsvindt. De emoties die de personages vertonen in deze romans komen voort uit een collectieve ervaring, een collectief trauma dat ze moeten verwerken om verder te kunnen in het leven. Dat uit zich in gevoelens van angst, onzekerheid en eenzaamheid. Zo’n soort literatuur was helemaal niets nieuws in de literaire wereld. Het ligt dicht bij traumaliteratuur. En in de mensengeschiedenis hebben we onszelf al heel veel opportuniteit gegeven om trauma te creëren. Denk maar aan kolonialisme, diaspora en genocides zoals de Holocaust en the trail of tears. Al die vormen van geweld hadden hun weg al gevonden naar de literatuur, het was dus maar een kwestie van tijd tot ook de klimaatcrisis zijn sporen ging achterlaten in de literaire wereld.

Climate anxiety en ecological grief zijn tegenwoordig hot topics, maar tegelijkertijd moeilijk bespreekbaar. Die gevoelens zitten toch nog altijd wat in de taboesfeer. Als mensen over hun klimaatverdriet en -angst spreken, worden ze vaak weggezet als iemand die zich aanstelt of overgevoelig is; ze worden niet echt serieus genomen. Literatuur, en kunst in het algemeen, is een ruimte waarin er wel plaats is om het over zulke emoties te hebben.” Een soort safe space dus voor wie lijdt aan het klimaat. Professor Craps beschouwt literatuur en kunst als “een cultureel laboratorium waarin er geëxperimenteerd kan worden met manieren om klimaatverdriet en -angst te articuleren en te verwerken. Dat zie je in tal van romans en films waarin protagonisten worden opgevoerd die worstelen met dergelijke gevoelens. Je ziet dat trouwens ook bij activistische groepen zoals Extinction Rebellion, die een heel open relatie hebben met ecologische emoties. Zo heeft Extinction Rebellion grief circles waar ze hun leden uitnodigen om in besloten kring uitdrukking te geven aan hun klimaatgevoelens, vanuit het idee dat mensen door met hun eigen emoties in het reine te komen wellicht betere activisten zullen worden.” Literatuur en kunst kunnen helpen betekenis geven aan die klimaatemoties - vaak aanschouwd als negatief - waardoor mensen ze misschien gemakkelijker kunnen verwerken. “Dat is uiteindelijk de functie van verhalen in elke cultuur,” voegt Abspoel toe.

Niemand is uiteindelijk immuun voor de problematiek. Honestly, ik probeer er niet te veel aan te denken zodat ik niet heel de tijd met een gezicht tot op de grond loop. Professor Craps heeft er zelf ook last van: Mijn manier om ermee om te gaan is er onderzoek naar doen en er les over geven. Ik ervaar persoonlijk ook veel woede en onbegrip. Zeker als je weet wat er gaande is en merkt hoe de politieke wereld ermee omgaat: dat is wraakroepend. Maar het heeft niet veel zin om te roepen tegen je tv. Als lesgever en onderzoeker bereik je mensen die je op een bepaalde manier wakker schudt of op zijn minst iets bijbrengt, en heb je dus toch een zekere impact. Mijn studenten zitten met dezelfde gevoelens, en door die literatuur te bespreken krijgen ze als het ware permissie om hun ervaringen en emoties te articuleren.”

Ook voor klimaatpsycholoog Christof Abspoel heeft het kanaliseren van zijn klimaatgevoelens hem geholpen. Dat doet hij via zijn praktijk: “Tijdens de coronacrisis wou ik actiever aan de slag gaan voor de klimaatcrisis, dus ben ik vrijwilligerswerk gaan doen bij de Milieudefensie. Maar ik dacht ‘hoe kan ik als psycholoog hier het meeste in betekenen?’ Het is voor mij heel fijn en hoopgevend omdat het je acties zinvoller maakt en je maakt opeens dan ook deel uit van een collectief van mensen die zich met hetzelfde bezighouden. ” Abspoel behandelt mensen met psychische klachten gelinkt aan de klimaatcrisis en helpt hen “in de samenleving op een flexibele, veerkrachtige en effectieve manier te reageren op de klimaatcrisis.”

Opvatting en herdefiniëring

Klimaatliteratuur mag dan misschien beschouwd worden als een niche - misschien zelfs elitaire - hoek in een op zich al avantgardistische studie, toch heeft ze zeker een meerwaarde. Zo vinden heel wat klimaatwetenschappers tekorten in de standaard communicatiekanalen. Massamedia hebben volgens mij noch tijd, noch zin om het gros van de klimaatcrisis te communiceren naar het grote publiek. En wanneer dat toch gebeurt, heeft het weinig impact. “Hoewel misvattingen vaak worden rechtgezet in de krant, is er toch maar weinig rol voor emoties,” vertelt Abspoel. Professor Craps schuift klimaatfictie naar voren als een alternatieve en misschien wel meer effectieve vorm van klimaatcommunicatie: “Literatuur stelt mensen ertoe in staat zich in te leven in de ervaringen van mensen uit andere tijden, culturen, landen en situaties. Ze confronteert hen ook met de gevolgen van klimaatverandering op de niet-menselijke wereld. Ze maakt die aanschouwelijk, concreet en tastbaar.” Klimaatwetenschappers die de literatuur steunen hopen dat het mensen kan raken op een manier die de wetenschap zelf niet kan, en hen aanzet actie te ondernemen.

“Dat nieuwe normaal dreigt het gevoel van urgentie te doen verdwijnen om de klimaatverandering aan te pakken”

De term ‘natuur’ is zelf ook een abstractie geworden. Er is haast een tweedeling tussen twee leefomgevingen - stad en natuur. “Auteur Eva Meijer wijst er vaak op dat ‘natuur’ een verraderlijk en diffuus begrip is. Mensen zien de natuur als een hobby, iets optioneels of externs. Terwijl in heel veel gevallen waar we ‘natuur’ zeggen, we eigenlijk gewoon de realiteit of bestaande wereld bedoelen,” vertelt Abspoel. Het is zo abstract dat mensen de natuur niet langer ervaren als deel van de leefwereld maar iets waar we naartoe gaan en in ontsnappen. Maar ook wij mensen zelf zijn deel van de natuur: “Er zijn een aantal psychologen die zeggen dat we ons er meer van bewust moeten zijn dat de natuur ook je lichaam is,” zegt Abspoel.

We moeten de natuur herdefiniëren. In heel wat boeken krijgt ze dan ook een verschillende rollen: de actieve verwoester, het toevluchtsoord, iets wat door de mensheid kan vernietigd worden. Interessant is dat ze vaak in een onderdanige rol terechtkomt. Dat speelt in op het heersende paradigma dat de mens heer en meester is van de natuur en komt gedeeltelijk voort uit het idee dat wij de natuur hebben getemd en nu ook verwoesten. Volgens Abspoel moet er meer ruimte zijn “voor literatuur waar we de natuur niet als vijand zien.” We zien de natuur niet genoeg als iets waar we mee kunnen samenwerken en -leven. Dat is in zekere mate een reflectie van onze huidige maatschappij.  “Ik denk dat er iets van de intrinsieke waarde, de veerkracht van de natuur, uit beeld verdwijnt. In serieuze vergaderingen wordt er niet op zo’n manier gesproken, enkel de economische en eventueel recreatieve waarde wordt meegewogen (bijeenkomsten die vergaderen over klimaat, zoals COP, maar ook binnen regeringen n.v.d.r.).” Daar komt literatuur dan weer te pas, waar men wel op een andere manier over de natuur en onze visie erop kan praten, alsook onze relatie ermee kan beïnvloeden.

Een symbiose tussen mens en natuur is misschien de ultieme weg naar onze redding. Een mogelijk scenario van die symbiose kun je lezen in  Annihilation van Jeff VanderMeer - een echte aanrader trouwens, my god die man heeft mij een nieuwe liefde voor literatuur ingeblazen.

Utopie of dystopie - de toekomst komt

Ik heb alvast geaccepteerd dat de toekomst niet gewonnen zal worden zonder slag of stoot. Soms leg ik me zelfs liever neer bij het idee dat het al te laat is. Ik beeld me dan ook graag in dat de wereld zichzelf zal herstellen na onze ondergang. Een beetje zoals in Annihilation waar de natuur wraak neemt op de mens. Toch is niet iedereen - gelukkig - zo’n doemdenker als ik dat ben. Zo schrijft Kim Stanley Robinson in The Ministry for the Future een best-case scenario.

Het idee om grote bedrijven met een nog grotere ecologische voetafdruk omver te blazen, lijkt mij alleszins heel bevredigend.

“Het is een hoopvolle klimaatroman,” vertelt professor Craps. “Robinson probeert met dat boek een best-case scenario te schrijven voor de ontwikkeling van het klimaat gedurende de komende 30 jaar waarin zelfs een sceptische lezer nog kan geloven. Het is dus niet zomaar pie in the sky; hij biedt echt een plausibel toekomstbeeld. Dat is best wel straf, eigenlijk. Hij slaagt erin een beeld te schetsen van een wereld waarin het goed komt met het klimaat tegen het midden van de eenentwintigste eeuw, maar dat gaat niet vanzelf. Er staan ons nog allerlei rampen te wachten.” Zo begint het boek met de beschrijving van een vreselijke hittegolf die India treft in 2025 en waarbij 20 miljoen mensen om het leven komen in amper twee weken tijd. Die ramp werkt als een soort katalysator, die ervoor zorgt dat de klimaatproblematiek eindelijk serieus wordt genomen: er komen allerlei verregaande maatregelen, en de hele financieel-economische orde wordt heruitgevonden, waardoor de wereld naar een postkapitalistisch systeem evolueert. “Er zijn ook technologische innovaties zoals geo-engineering, en er is een rol weggelegd voor ecoterrorisme. Denk maar aan aanslagen op CEO’s van oliebedrijven en andere klimaatcriminelen, een gecoördineerde reeks aanslagen op vliegtuigen die een einde maakt aan de burgerluchtvaart.”

Het idee om grote bedrijven met een nog grotere ecologische voetafdruk omver te blazen, lijkt mij alleszins heel bevredigend. Volgens professor Craps was “Robinson ervan overtuigd dat hij geen best-case scenario kon schrijven waarin dat soort vreselijke dingen niet gebeuren. De marxistische literatuurwetenschapper Fredric Jameson zei ooit dat het moeilijker lijkt je het einde van het kapitalisme in te beelden dan het einde van de wereld. Robinson wou dat eerste toch proberen, en het is hem nog gelukt ook, maar het gaat dus zeker niet allemaal zonder slag of stoot.”

Maar eigenlijk leven we ook al in de toekomst, zonder dat we - toch zeker de jongere generatie - er veel van beseffen. Professor Craps vertelde me over het shifting baseline syndrome en environmental generational amnesia. “De huidige generatie heeft een ander referentiekader dan de vorige op vlak van bijvoorbeeld biodiversiteit. Als je in de jaren ’70 of ’80 met de auto reed, zat je voorruit binnen de kortste keren vol met dode insecten die ertegen te pletter waren gevlogen. Dat doet zich nu niet meer voor omdat die rijkheid aan insecten sterk verminderd is. Er bestaat zelfs een naam voor dat verschijnsel: het ‘windshield phenomenon.’ Maar millennials zijn zich er doorgaans niet van bewust dat het niet ‘normaal’ is dat er nog maar zo weinig insecten zijn, want zij weten niet meer hoe rijk en divers de natuur was tijdens de generaties die voor hen kwamen. Het referentiekader is verschoven.” Abspoel benoemt het als “je weet niet wat je mist. En dat kan wel gevolgen hebben. Het gekke is dat je er als individu geen last van hebt, maar de maatschappij wel.

We beseffen dus eigenlijk niet dat de realiteit al anders is. Een kind nu begrijpt niet hoeveel het sneeuwde toen ik diezelfde leeftijd had. Dat lijkt bijna absurd. Maar ook de hittegolven en veel nattere herfstmaanden zijn voor jonge kinderen de norm, terwijl wij beseffen dat dit niet zo is. “Dat nieuwe normaal dreigt het gevoel van urgentie te doen verdwijnen om de klimaatverandering aan te pakken”, concludeert Craps.

Op aanraden van de prof

Ik leerde heel veel tijdens mijn uren in de colleges van professor Craps. Ik kon mijn gevoelens herkennen in de personages en werd ook geconfronteerd met de urgentie van de klimaatproblematiek. Ik wou beter leven en beter zorg dragen voor onze dierbare planeet. Het heeft me anderzijds ook was cynischer gemaakt ten opzichte van marketing-strategieën zoals greenwashing en de dure - maar lege - woorden van veel politici. Toch wil ik meegeven dat klimaatliteratuur kan helpen, voor eender wie het een kans wil geven. Ongelovigen, stressenden of gewoon geïnteresseerden. Daarom vroeg ik hem om enkele boeken die hij zou aanraden aan beginnende klimaatlezers.

https://video-images.vice.com/_uncategorized/1669888172686-weather.png

Weather van Jenny Offill is een heftig maar tegelijk heel grappig boek. Het verhaal speelt zich af in het heden en gaat over een gewone vrouw die wordt verteerd door klimaatangst. De auteur slaagt erin een zware thematiek op een luchtige manier te verwerken.

https://video-images.vice.com/_uncategorized/1669888886313-flight-behavior.png

Flight Behavior van Barbara Kingsolver is een vlot weglezende roman die verschillende soorten vluchtgedrag beschrijft: dat van een kolonie verdwaalde monarchvlinders en dat van de hoofdpersoon die zich opgesloten voelt in haar monotone huwelijksleven, maar ook dat van haar conservatieve gemeenschap in de Appalachen in de VS voor de realiteit van de klimaatverandering.

https://video-images.vice.com/_uncategorized/1669888549021-lost-words.png

The Lost Words van Robert Macfarlane en Jackie Morris ontstond als protest tegen de verwijdering van een aantal natuurwoorden uit een gezaghebbend kinderwoordenboek ten voordele van termen uit het dagelijkse leven van de internetgeneratie. Het is een wondermooi poëzie- en prentenboek voor kinderen, maar eigenlijk ook voor volwassenen, over die geschrapte woorden. Het bevat 20 gedichten over planten en dieren die in de vergetelheid dreigen te geraken of al geraakt zijn. Het boek verzet zich subtiel tegen de teloorgang van de natuur en de verloedering van het leefmilieu.

Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.

https://www.vice.com/nl/article/dy7j9j/klimaatemoties-aanpakken-met-klimaatfictie-hoe-werkt-dat

Heeft dat zin, zo’n CO2-compensatieboom, of koop je er vooral een schuldgevoel mee af? (WNL)

Bij steeds meer producten is er aandacht voor het compenseren van CO2-uitstoot. Soms houdt de fabrikant er in zijn werkwijze of prijs al rekening mee, maar je kan als reizende consument ook CO2-compensatie aanvinken wanneer je een vliegreis boekt. Heeft dat nu eigenlijk zin? “Het is mooi als je je schuldgevoel kan afkopen. Dat je eigenlijk heerlijk op je citytrip kan gaan zonder dat je daarmee het klimaat beïnvloedt”, zegt hoogleraar Milieugeografie Peter Verburg. “Maar je moet niet denken dat je gewoon door kan gaan met vliegen als je maar dat vinkje zet.”

Bomen planten is altijd goed, want er moet voor gezorgd worden dat er grote hoeveelheden koolstof uit de lucht gehaald worden, zegt Verburg. Maar of het effect heeft hangt er heel erg vanaf hoe het gebeurt, zo legt hij uit in Stand van Nederland: Generatie Next. “Een boom kan zo’n 20 tot 30 kilo per jaar CO2 uit de lucht halen. Wij als Nederlanders stoten grofweg gemiddeld 10.000 kilo koolstof per jaar uit. Als je alle uitstoot die je zelf maakt wil compenseren, heb je drieënhalf voetbalvelden nodig om die koolstof die we per persoon uitstoten te compenseren.”

‘Direct aanplanten lost ons probleem nu niet op’

Drieënhalf keer een voetbalveld komt neer op ongeveer 2,5e hectare per persoon. Dat keer 17.590.672 Nederlanders komt neer op 43.976.680 hectare. Dat is tien keer zo groot als Nederland zelf. Bovendien komt de CO2 bij een vliegreis direct uit het vliegtuig zetten, en belandt zo in de atmosfeer. “En bomen moeten 50 tot 80 jaar groeien om dat weer op te nemen. In die periode kan er van alles gebeuren: ze kunnen omgekapt worden, er kunnen zich bosbranden voordoen, of ze kunnen verdrogen.” Ondertussen stapelt de uitstoot zich wel op. “Direct aanplanten lost ons probleem nu nog niet op.”

Zelf vinkt Verburg het hokje niet aan als hij een reis boekt. “Ik denk niet dat het de oplossing is”, zegt hij. Bovendien is het heel moeilijk om voor de consument te zien wat nu een goed project is, zegt hij. “Hoe groot is het? Hoeveel bomen worden er aangeplant?” Dat maakt de keuze erg lastig. “Ik plant liever zelf een boom in mijn tuin, dat ik die kan laten staan, dan dat ik een vinkje aanklik en dat ik helemaal niet weet wat er gebeurt of dat het echt werkt.”

En dat zelf planten deed Verburg ook daadwerkelijk: in zijn eigen tuin is een ‘CO2-bosje’ te vinden, van ongeveer 20 bij 20 vierkante meter. “Als ik dit tien jaar laat staan, mag ik één keer op en neer naar Curaçao vliegen.”

De CO2-uitstoot compenseren van je online bestelling, tankbeurt, vliegreis of festivalbezoek. Bijvoorbeeld via het planten van bomen. Bedrijven geven je steeds vaker die optie. Maar werkt het wel, of is het greenwashing? Elif Isitman ging op onderzoek uit.

Deze aflevering zie je donderdagavond om 21:00. Eerdere afleveringen kun je terugzien op NPO Start.

Het bericht Heeft dat zin, zo’n CO2-compensatieboom, of koop je er vooral een schuldgevoel mee af? verscheen eerst op WNL.

https://wnl.tv/2022/10/19/heeft-dat-zin-zon-co2-compensatieboom-of-koop-je-er-vooral-een-schuldgevoel-mee-af/

In beeld: brand verwoest beroemde Paaseilandbeelden (NOS Buitenland)

Door een bosbrand op Paaseiland is een aantal beroemde monumentale beelden verwoest. De brand, die maandag uitbrak, raasde in een gebied waar zich honderden eeuwenoude beelden bevinden.

"De schade die is aangericht door de vlammen kan niet meer ongedaan worden gemaakt", zei de burgemeester van het eiland Pedro Edmunds Paoa tegen lokale media.

Op Paaseiland zijn meer dan duizend metershoge beelden, die Moai worden genoemd. De beelden staan bekend om hun grote hoofden.

Het vuur woedde het hardst rond de vulkaankrater Rano Raraku in het Rapa Nui National Park. Dat park staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Volgens lokale autoriteiten is zestig hectare getroffen door de brand.

Paaseiland ligt op ongeveer 3500 kilometer van de kust van Chili. Toerisme is een belangrijke inkomstenbron voor de bevolking. Het eiland kende ten tijde van de corona-uitbraak een toeristenstop. Hierdoor vielen veel inkomsten weg.

Voor de pandemie bezochten jaarlijks 160.000 mensen het eiland per vliegtuig. Pas sinds augustus dit jaar zijn toeristen weer welkom.

https://nos.nl/l/2447394

Niks mis met een beetje klimaatstress (Kennislink)

Een schuldgevoel als je een vliegreis boekt? Het is een ongemakkelijke emotie, maar ook een nuttige. Ecostress kan aanzetten tot klimaatvriendelijker gedrag. “Dat is de constructieve kant ervan: eco-emoties kunnen motiverend werken.”

Eerste hulp bij klimaatstress

Na twee zomers kamperen in je tentje in Nederland wil je eindelijk weer eens op een verre vliegvakantie. Maar je schaamt je om het aan anderen te vertellen. Wil je lang douchen, maar vindt jouw partner dat niet goed voor het milieu? Twijfel jij ook weleens aan wat je nou echt kan doen voor een beter klimaat en ben je daar soms gestrest over? Of valt het in jouw ogen allemaal wel mee? In de inspiratiesessie ‘Eerste hulp bij klimaatstress’ op donderdag 13 oktober gaan we in gesprek over persoonlijke ervaringen met klimaatverandering. Houd je hoofd koel en ontdek samen met klimaatpsycholoog Jeanine Pothuizen hoe je het beste omgaat met emoties rondom het klimaat. Lees meer en reserveer tickets

Er was een tijd waarin iedereen zoveel energie, kleding en voedsel kon gebruiken als maar voorhanden was. Dat kan nu nog steeds, mits je een goedgevulde bankrekening hebt, maar er is wel wat veranderd. Een hamburger eten zonder schuldgevoel lukt negen procent van de Nederlanders niet meer. Stedentripje met het vliegtuig? Twaalf procent van de Nederlanders voelt zich daar slecht over. Toegegeven: de overgrote meerderheid heeft die schuldgevoelens niet, maar dat betekent niet dat klimaatverandering hen koud laat. Volgens het CBS maakt driekwart van de bevolking zich zorgen over de gevolgen van klimaatverandering voor toekomstige generaties.

Nooit eerder waren we ons zó bewust van de impact van onze leefstijl op de planeet. Op de redactie van NEMO Kennislink ervaren we het ook. Werkend aan dit thema over klimaat en energie zijn we steeds meer gaan nadenken over onze eigen keuzes. “Vroeger had ik nooit last van vliegschaamte”, merkte een redacteur peinzend op. Bij een andere collega schiet elke keer als hij iets weggooit in de vuilnisbak dezelfde gedachte door het hoofd: “Weer afval.”

Berichten over stijgende zeespiegels, bosbranden en overstromingen als gevolg van een samenleving die draait op kolen en olie, maken bij meer mensen ongemakkelijke emoties los. Piekeren, schuldgevoelens, schaamte, boosheid, moedeloosheid; klimaatpsychologen scharen het onder de noemer ‘ecostress’ of ‘klimaatstress’. Wat moeten we met die verwarrende emoties?

Bezorgd over het klimaat

‘s Nachts verlamd van angst wakker liggen, denkend aan een naderende apocalyps? Zó serieus hoeft ecostress niet te zijn. Ja, er zijn mensen die diep ongelukkig worden van de groeiende klimaatproblemen en daar professionele hulp voor zoeken. Maar bij het gros van de eco-emoties gaat het volgens Thijs Bouman, omgevingspsycholoog aan de Rijksuniversiteit Groningen, bijvoorbeeld om worry, bezorgdheid. Mensen zijn – vaak terecht – bezorgd om bijvoorbeeld de natuur of de toekomst voor hun kleinkinderen. In wezen is dat een goed teken. We maken ons zorgen over dingen die ons aangaan, waar we waarde aan hechten. “Deze gevoelens illustreren dat klimaatverandering en de consequenties die eraan vastzitten, belangrijke thema’s voor veel mensen zijn.”

Er is dus ook een groep mensen bij wie de klimaatcrisis totaal geen emoties oproept: 25 procent van de Nederlanders is niet bezorgd. Waarom niet? Volgens Bouman zijn er verschillende redenen. “Misschien hechten deze mensen weinig waarde aan natuur en milieu. Of ze zijn er wel mee begaan, maar zien de dreiging van klimaatverandering niet. Het kan ook zijn dat mensen meer in het hier en nu leven en denken ‘het zal allemaal wel’.”

Motiverende gevoelens

Bouman onderzoekt wat die andere groep mensen, die zich wél betrokken voelt bij het probleem, motiveert om in actie te komen. Daarbij richt hij zich ook op schuldgevoelens die naar boven kunnen komen als iemand minder duurzaam handelt dan hij of zij eigenlijk zou willen. Bouman: “Je schuldig voelen is erkennen dat jouw gedrag consequenties heeft voor iets wat je belangrijk vindt, of wat door de maatschappij belangrijk wordt gevonden.”

Klimaatstress wordt meestal als iets slechts gezien, iets waardoor mensen zich machteloos voelen en denken ‘dit gaan we nooit oplossen’ en daarom liever wegkijken. Maar het kan ook anders gaan. Psychologen vermoeden dat een zekere mate van angst en stress nodig is om in actie te komen. Bij actie kun je denken aan klimaatbewuster leven, zoals korter douchen of vegetarisch eten, maar ook aan demonstreren of ‘groen’ overheidsbeleid steunen. Bouman: “Dat is de constructieve kant ervan, dat ecostress motiverend kan werken.”

Vliegschaamte

Bij vliegschaamte lijkt dat het geval, blijkt uit het promotieonderzoek van onderzoeker Nadja Zeiske aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij liet een paar honderd Nederlanders vragenlijsten invullen over hun (toekomstig) vlieggedrag en opvattingen erover. Deelnemers die aangaven vliegschaamte te ervaren, waren vaker bereid om in de toekomst minder te vliegen en wilden het vliegtuig best vervangen door bus of trein.

“De link tussen vliegen en klimaatverandering is zo vaak aangehaald in de media en maatschappij, dat het een morele kwestie is geworden”, zegt Zeiske. Nog niet zo heel lang geleden was de keuze voor vervoer puur praktisch. Was vliegen het snelst, goedkoopst of gemakkelijkst, dan koos je voor het vliegtuig. Nu niet meer: vliegen staat inmiddels bekend als een onduurzame manier van reizen. Vanuit moreel perspectief is zo min mogelijk vliegen het juiste om te doen. Mensen die met schaamte op het vliegtuig stappen, hebben die standaard geïnternaliseerd, maar voldoen er niet aan. Zeiske: “Hier komt schaamte vandaan: het gevoel dat je iets immoreels hebt gedaan.” Geen fijn gevoel, maar in principe is het een nuttige emotie. “Schaamte kan iemand ertoe aanzetten ander gedrag te vertonen, om weg te komen van dat nare gevoel.”

Aan schaamte aanwakkeren zit echter ook een risico. Om dat vervelende gevoel te omzeilen kunnen mensen redenen gaan bedenken waarom hun gedrag wel oké is. ‘Hoezo niet vliegen? Die vlucht gaat sowieso. En dat vlees ligt toch al in het schap? Als ik het niet eet, doet iemand anders het wel.’ In plaats van de bevolking schaamte aan te praten, wat niet erg ethisch is, zouden beleidsmakers ook op het positieve kunnen inspelen, denkt Zeiske. “Zeg niet alleen wat er verkeerd is aan vliegen, maar biedt een oplossing , een alternatief.” Ze zegt het zuchtend, want dat is nou juist het complexe bij het klimaatprobleem. Een trein naar Barcelona die twee keer zo veel kost als de vlucht, is geen oplossing. En voor wie familie wil opzoeken in Canada, bestaat er geen alternatief voor een intercontinentale vlucht.

Actie die ertoe doet

Wat Zeiske mat bij haar deelnemers was de bereidheid om minder te vliegen. Duurzamere keuzes maken begint met een intentie, maar de stap naar doen is niet makkelijk. Hoeveel we ook om het milieu geven, op weg naar ‘groen doen’ lopen veel mensen tegen barrières op. Waardeconflicten, om maar iets te noemen. Ook al is duurzaamheid voor velen een belangrijk thema, we vinden geld, comfort, plezier en zekerheid bijvoorbeeld ook belangrijk. Al die waarden verenigen in je gedrag lukt vaak niet.

Als je om je heen weinig duurzaams ziet gebeuren, is het makkelijk om te denken dat alleen jij om het klimaat geeft.

Ecostress kan bovendien alleen aanzetten tot klimaatbewuster leven als mensen het gevoel hebben dat hun duurzame actie ertoe doet. Stel: jij neemt met je goede bedoelingen de trein, maar ziet op straat overal slurpende SUV’s rijden. Bouman: “Op zo’n moment kun je denken dat je er alleen voor staat. Als je om je heen weinig duurzaams ziet gebeuren, is het makkelijk om te denken dat het niemand wat kan schelen. Je denkt dat jij meer om het klimaat geeft dan anderen, terwijl dat niet het geval hoeft te zijn.” Bij andere mensen zien we vooral wat er níét goed gaat. Maar misschien gedraagt die SUV-bestuurder zich op andere gebieden wel veel duurzamer dan jij. “Het is belangrijk te weten dat jij niet de enige bent die iets wil doen. Hoe meer je denkt dat anderen om het klimaat geven – burgers, maar ook bedrijven en overheden – hoe aanstekelijker dat werkt.”

Wat ecostress is helemaal zo slecht niet, zeggen klimaatpsychologen, zolang je je zorgen, schaamte en schuldgevoelens weet om te zetten in iets positiefs. Doe er iets mee. Bouman: “Onderzoek suggereert dat mensen die om duurzaamheid geven, wat er dus veel lijken te zijn, gelukkig worden van duurzaam handelen. Het maakt dat ze zich goed voelen over zichzelf.” In actie komen voor het klimaat levert dus ook iets op voor jezelf.

Bronnen:

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/niks-mis-met-een-beetje-klimaatstress/

Niks mis met een beetje klimaatstress (Kennislink)

Een schuldgevoel als je een vliegreis boekt? Het is een ongemakkelijke emotie, maar ook een nuttige. Ecostress kan aanzetten tot klimaatvriendelijker gedrag. “Dat is de constructieve kant ervan: eco-emoties kunnen motiverend werken.”

Eerste hulp bij klimaatstress

Na twee zomers kamperen in je tentje in Nederland wil je eindelijk weer eens op een verre vliegvakantie. Maar je schaamt je om het aan anderen te vertellen. Wil je lang douchen, maar vindt jouw partner dat niet goed voor het milieu? Twijfel jij ook weleens aan wat je nou echt kan doen voor een beter klimaat en ben je daar soms gestrest over? Of valt het in jouw ogen allemaal wel mee? In de inspiratiesessie ‘Eerste hulp bij klimaatstress’ op donderdag 13 oktober gaan we in gesprek over persoonlijke ervaringen met klimaatverandering. Houd je hoofd koel en ontdek samen met klimaatpsycholoog Jeanine Pothuizen hoe je het beste omgaat met emoties rondom het klimaat. Lees meer en reserveer tickets

Er was een tijd waarin iedereen zoveel energie, kleding en voedsel kon gebruiken als maar voorhanden was. Dat kan nu nog steeds, mits je een goedgevulde bankrekening hebt, maar er is wel wat veranderd. Een hamburger eten zonder schuldgevoel lukt negen procent van de Nederlanders niet meer. Stedentripje met het vliegtuig? Twaalf procent van de Nederlanders voelt zich daar slecht over. Toegegeven: de overgrote meerderheid heeft die schuldgevoelens niet, maar dat betekent niet dat klimaatverandering hen koud laat. Volgens het CBS maakt driekwart van de bevolking zich zorgen over de gevolgen van klimaatverandering voor toekomstige generaties.

Nooit eerder waren we ons zó bewust van de impact van onze leefstijl op de planeet. Op de redactie van NEMO Kennislink ervaren we het ook. Werkend aan dit thema over klimaat en energie zijn we steeds meer gaan nadenken over onze eigen keuzes. “Vroeger had ik nooit last van vliegschaamte”, merkte een redacteur peinzend op. Bij een andere collega schiet elke keer als hij iets weggooit in de vuilnisbak dezelfde gedachte door het hoofd: “Weer afval.”

Berichten over stijgende zeespiegels, bosbranden en overstromingen als gevolg van een samenleving die draait op kolen en olie, maken bij meer mensen ongemakkelijke emoties los. Piekeren, schuldgevoelens, schaamte, boosheid, moedeloosheid; klimaatpsychologen scharen het onder de noemer ‘ecostress’ of ‘klimaatstress’. Wat moeten we met die verwarrende emoties?

Bezorgd over het klimaat

‘s Nachts verlamd van angst wakker liggen, denkend aan een naderende apocalyps? Zó serieus hoeft ecostress niet te zijn. Ja, er zijn mensen die diep ongelukkig worden van de groeiende klimaatproblemen en daar professionele hulp voor zoeken. Maar bij het gros van de eco-emoties gaat het volgens Thijs Bouman, omgevingspsycholoog aan de Rijksuniversiteit Groningen, bijvoorbeeld om worry, bezorgdheid. Mensen zijn – vaak terecht – bezorgd om bijvoorbeeld de natuur of de toekomst voor hun kleinkinderen. In wezen is dat een goed teken. We maken ons zorgen over dingen die ons aangaan, waar we waarde aan hechten. “Deze gevoelens illustreren dat klimaatverandering en de consequenties die eraan vastzitten, belangrijke thema’s voor veel mensen zijn.”

Er is dus ook een groep mensen bij wie de klimaatcrisis totaal geen emoties oproept: 25 procent van de Nederlanders is niet bezorgd. Waarom niet? Volgens Bouman zijn er verschillende redenen. “Misschien hechten deze mensen weinig waarde aan natuur en milieu. Of ze zijn er wel mee begaan, maar zien de dreiging van klimaatverandering niet. Het kan ook zijn dat mensen meer in het hier en nu leven en denken ‘het zal allemaal wel’.”

Motiverende gevoelens

Bouman onderzoekt wat die andere groep mensen, die zich wél betrokken voelt bij het probleem, motiveert om in actie te komen. Daarbij richt hij zich ook op schuldgevoelens die naar boven kunnen komen als iemand minder duurzaam handelt dan hij of zij eigenlijk zou willen. Bouman: “Je schuldig voelen is erkennen dat jouw gedrag consequenties heeft voor iets wat je belangrijk vindt, of wat door de maatschappij belangrijk wordt gevonden.”

Klimaatstress wordt meestal als iets slechts gezien, iets waardoor mensen zich machteloos voelen en denken ‘dit gaan we nooit oplossen’ en daarom liever wegkijken. Maar het kan ook anders gaan. Psychologen vermoeden dat een zekere mate van angst en stress nodig is om in actie te komen. Bij actie kun je denken aan klimaatbewuster leven, zoals korter douchen of vegetarisch eten, maar ook aan demonstreren of ‘groen’ overheidsbeleid steunen. Bouman: “Dat is de constructieve kant ervan, dat ecostress motiverend kan werken.”

Vliegschaamte

Bij vliegschaamte lijkt dat het geval, blijkt uit het promotieonderzoek van onderzoeker Nadja Zeiske aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij liet een paar honderd Nederlanders vragenlijsten invullen over hun (toekomstig) vlieggedrag en opvattingen erover. Deelnemers die aangaven vliegschaamte te ervaren, waren vaker bereid om in de toekomst minder te vliegen en wilden het vliegtuig best vervangen door bus of trein.

“De link tussen vliegen en klimaatverandering is zo vaak aangehaald in de media en maatschappij, dat het een morele kwestie is geworden”, zegt Zeiske. Nog niet zo heel lang geleden was de keuze voor vervoer puur praktisch. Was vliegen het snelst, goedkoopst of gemakkelijkst, dan koos je voor het vliegtuig. Nu niet meer: vliegen staat inmiddels bekend als een onduurzame manier van reizen. Vanuit moreel perspectief is zo min mogelijk vliegen het juiste om te doen. Mensen die met schaamte op het vliegtuig stappen, hebben die standaard geïnternaliseerd, maar voldoen er niet aan. Zeiske: “Hier komt schaamte vandaan: het gevoel dat je iets immoreels hebt gedaan.” Geen fijn gevoel, maar in principe is het een nuttige emotie. “Schaamte kan iemand ertoe aanzetten ander gedrag te vertonen, om weg te komen van dat nare gevoel.”

Aan schaamte aanwakkeren zit echter ook een risico. Om dat vervelende gevoel te omzeilen kunnen mensen redenen gaan bedenken waarom hun gedrag wel oké is. ‘Hoezo niet vliegen? Die vlucht gaat sowieso. En dat vlees ligt toch al in het schap? Als ik het niet eet, doet iemand anders het wel.’ In plaats van de bevolking schaamte aan te praten, wat niet erg ethisch is, zouden beleidsmakers ook op het positieve kunnen inspelen, denkt Zeiske. “Zeg niet alleen wat er verkeerd is aan vliegen, maar biedt een oplossing , een alternatief.” Ze zegt het zuchtend, want dat is nou juist het complexe bij het klimaatprobleem. Een trein naar Barcelona die twee keer zo veel kost als de vlucht, is geen oplossing. En voor wie familie wil opzoeken in Canada, bestaat er geen alternatief voor een intercontinentale vlucht.

Actie die ertoe doet

Wat Zeiske mat bij haar deelnemers was de bereidheid om minder te vliegen. Duurzamere keuzes maken begint met een intentie, maar de stap naar doen is niet makkelijk. Hoeveel we ook om het milieu geven, op weg naar ‘groen doen’ lopen veel mensen tegen barrières op. Waardeconflicten, om maar iets te noemen. Ook al is duurzaamheid voor velen een belangrijk thema, we vinden geld, comfort, plezier en zekerheid bijvoorbeeld ook belangrijk. Al die waarden verenigen in je gedrag lukt vaak niet.

Als je om je heen weinig duurzaams ziet gebeuren, is het makkelijk om te denken dat alleen jij om het klimaat geeft.

Ecostress kan bovendien alleen aanzetten tot klimaatbewuster leven als mensen het gevoel hebben dat hun duurzame actie ertoe doet. Stel: jij neemt met je goede bedoelingen de trein, maar ziet op straat overal slurpende SUV’s rijden. Bouman: “Op zo’n moment kun je denken dat je er alleen voor staat. Als je om je heen weinig duurzaams ziet gebeuren, is het makkelijk om te denken dat het niemand wat kan schelen. Je denkt dat jij meer om het klimaat geeft dan anderen, terwijl dat niet het geval hoeft te zijn.” Bij andere mensen zien we vooral wat er níét goed gaat. Maar misschien gedraagt die SUV-bestuurder zich op andere gebieden wel veel duurzamer dan jij. “Het is belangrijk te weten dat jij niet de enige bent die iets wil doen. Hoe meer je denkt dat anderen om het klimaat geven – burgers, maar ook bedrijven en overheden – hoe aanstekelijker dat werkt.”

Wat ecostress is helemaal zo slecht niet, zeggen klimaatpsychologen, zolang je je zorgen, schaamte en schuldgevoelens weet om te zetten in iets positiefs. Doe er iets mee. Bouman: “Onderzoek suggereert dat mensen die om duurzaamheid geven, wat er dus veel lijken te zijn, gelukkig worden van duurzaam handelen. Het maakt dat ze zich goed voelen over zichzelf.” In actie komen voor het klimaat levert dus ook iets op voor jezelf.

Bronnen:

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/niks-mis-met-een-beetje-klimaatstress/