CO2-balans bij gebruik van biomassa als energiebron (Klimaatverandering blog)

Gastblog van Prof. Guido van der Werf

Biomassa is onze oudste bron van energie maar is geleidelijk vervangen door fossiele brandstoffen. De laatste decennia is er weer een opleving van het gebruik van biomassa, met als doel fossiele brandstoffen te vervangen door bronnen met een lagere netto CO2-uitstoot. Biomassa is een containerbegrip met veel verschillende toepassingen, maar in de maatschappelijke discussies gaat het vaak over meestook van pellets (samengeperste stukjes hout) in kolencentrales, en over biomassacentrales op pellets of houtchips voor de productie van warmte. Onlangs is vanuit het PBL een lijvig rapport verschenen onder leiding van Bart Strengers en Hans Elzenga over beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van alle vormen van biomassa. Het rapport staat uitgebreid stil bij de verschillende perspectieven die een rol spelen bij de beeldvorming. Zo maken sommige mensen zich zorgen over aantasting van natuur en biodiversiteit, of over de invloed van het verbranden van biomassa op luchtkwaliteit. Anderen betwijfelen of het wel bij kan dragen aan het behalen van klimaatdoelen. Dit blog gaat over dat laatste waarbij de nadruk op meestook ligt.

Introductie
Om een mening over meestook en over de gevolgen voor CO2-concentratie en biodiversiteit te vormen is het goed eerst een stap terug te nemen en na te denken over landgebruik en natuurlijke cycli. Laten we beginnen met natuurbranden.

Figuur 1. Oppervlakte dat jaarlijks verbrandt door bos- en graslandbranden, gemiddeld over 2001-2018. De rode kleuren geven de (bijna) jaarlijkse branden in savannegebieden aan, gele en blauwe kleuren zijn vaak in bosgebieden waar brand zorgt voor verjonging en regeneratie van het bos. Let op de logaritmische schaal. Bron: Van der Werf et al. (2017).

Ieder jaar verbrandt op mondiale schaal een oppervlakte gelijk aan de EU (ongeveer 450 miljoen hectare). Voor een groot deel is dit een natuurlijk proces. Hierbij gaat de in biomassa opgeslagen koolstof de lucht in als CO2 en zolang de vegetatie weer aangroeit na de brand wordt die koolstof ook weer opgenomen. Het is deel van een cyclus en beïnvloedt de CO2-concentratie dus niet structureel. De uitzondering daarop zijn de branden die gebruikt worden in het ontbossingproces, en de mogelijke toename van branden door o.a. klimaatverandering. Hierbij wordt de uitstoot maar voor een deel gecompenseerd door aangroei en hierdoor stijgt de CO2-concentratie in de atmosfeer.

Figuur 2. Oppervlakte van het land dat in gebruik was voor landbouw in 2001. Bron: Ramankutty et al. (2008).

Ieder jaar worden gewassen geoogst voor menselijke consumptie over een oppervlakte iets groter dan dat van het een-na-grootste land op aarde, Canada (ongeveer 1100 miljoen ha landbouw exclusief veeteelt, getallen deels afhankelijk van precieze definitie). Hiervan eet de wereldbevolking en een deel van de koolstof in de gewassen gaat dan ook via uitademing weer de lucht in en wordt in het volgende groeiseizoen weer opgenomen. Het is deel van een cyclus, net als de branden hierboven. Initieel zal er wellicht bos voor gekapt zijn dat niet meer terug is gekomen (ontbossing) en ook nu kan er nog bodemkoolstof verloren gaan.

Figuur 3. Percentage van het land dat in gebruik was voor veeteelt. Bron: Ramankutty et al. (2008).

Ieder jaar graast ons vee op een gebied ongeveer ter grootte van Noord- en Zuid-Amerika gecombineerd (ongeveer 4000 miljoen ha, ook dit getal is afhankelijk van definitie en dataset). Dit gebeurt veelal in gebieden die voorheen bos waren, ook nu nog kost expansie van de mondiale veestapel bos. Maar het overgrote deel van het oppervlak uit Figuur 3 is lang geleden ontbost of was eerder grasland; veeteelt op dat eerder ontboste deel heeft geen structurele invloed meer op de CO2-concentratie. Er zijn wel andere structurele emissies in de landbouw- en veeteeltsector. Naast de hierboven genoemde uitstoot uit bodems die van invloed is op de CO2-concentratie gaat het dan met name om methaanuitstoot door herkauwers en natte rijstbouw.

Figuur 4. Bruto afname van het percentage van het oppervlak dat bebost is over de 2001-2018 periode. Let op dat de kleurenschaal tot 50% loopt, niet tot 100% zoals in de vorige grafieken. Bron: Hansen et al. (2013) met jaarlijkse updates.

Ieder jaar gaat ongeveer 20 miljoen hectare bos verloren, een gebied vijf keer Nederland. Een deel daarvan is permanent, zoals aan de randen van de tropische bossen rond de evenaar. Dat noemen we ontbossing en heeft een scala aan oorzaken; houtkap voor hardhout, uitbreidingen van teelt van soja voor veevoer, weidegrond, en voor productie van pulp voor papier en palmolie, etc. Als je Figuur 1 en 4 met elkaar vergelijkt dan zie je ook dat er bruto bos verloren gaat door branden, met name in Canada en Siberië. Die bossen groeien normaal gesproken terug na de brand en dit zorgt voor een gezond ecosysteem. Het verlies van bos wordt in dit geval gecompenseerd door aangroei en netto is er geen afname.

Branden zie je relatief weinig in Scandinavië en de Baltische staten maar daar zie je wel bruto verlies van bos. Dit komt met name door bosbouw voor houtproducten variërend van hoogwaardige producten zoals kozijnen tot laagwaardige brandstof. Dit is net als de bosbranden deel van een cyclus zolang de bossen duurzaam beheerd worden. Dit is dus geen ontbossing. Het is inzichtelijk om zelf naar de data van Figuur 4 te kijken, dat kan met een mooie interface op deze site (aanrader!) Naast het jaar van ontbossing kan je ook naar de balans tussen verlies van bos zoals in Figuur 4 en naar hergroei kijken.

Houtige biomassa
Over houtige biomassa als (rest)product van bosbouw en voor gebruik als brandstof is de afgelopen tijd veel te doen. De verschillende bronnen van biomassa vertegenwoordigen ongeveer 60% van de Nederlandse duurzaam opgewekte energie. Die ratio zien we ook terug in omliggende landen. Meestook in kolencentrales is daar een vrij klein deel van maar zal de komende jaren wel toenemen.

Er is veel kritiek op het gebruik van houtige biomassa, met name houtpellets. In het kort de kritiekpunten:

  • Er gaat subsidie naar toe met mogelijke perverse prikkels tot gevolg, bijvoorbeeld een toename in oogstintensiteit.
  • Een beheerd bos heeft minder biodiversiteit dan een natuurlijk bos; zelfs dood hout op de grond vervult nuttige functies.
  • Het zorgt voor luchtvervuiling.
  • Op het moment van verbranden komt er meer CO2 in de atmosfeer dan door verbranding van kolen en gas. Dit is maar een half verhaal, daarover later meer.

Het is belangrijk deze punten te noemen. Maar het is net zo belangrijk die in context te plaatsen. Allereerst de subsidie. Vaak wordt het bedrag van 11,2 miljard genoemd voor meestook in kolencentrales, bijvoorbeeld door hoogleraar Moleculaire Genetica en voormalig minister Plasterk. Dat is echter het maximale bedrag voor alle vormen van biomassa, zie ook het blog van Jasper Vis. Subsidie voor meestook is met maximaal 3,6 miljard over een periode van 8 jaar nog steeds een groot bedrag.

Dat een natuurlijk bos meer natuurwaarde heeft dan een productiebos is duidelijk. Voor sommigen is bosbouw daarom een doorn in het oog. Hetzelfde geldt wellicht voor intensieve landbouw en veeteelt; we gebruiken land waar ook natuur had kunnen staan. Maar het is nu eenmaal een feit dat we een deel van de aarde gebruiken om voedsel en producten te maken, gelukkig maar zou ik zeggen. Er zit wel een interessante paradox; biodiversiteit en koolstofopslag in gebieden met bosbouw zijn hoger dan in de meeste landbouw- en veeteeltgebieden maar we hebben in het algemeen warmere gevoelens bij het zien van koeien die vredig in de wei staan te grazen dan bij een bos waar ieder jaar een stukje van geoogst wordt.

Biomassacentrales stoten ook meer fijnstof uit dan centrales die op kolen en gas draaien. Dat is met name het geval bij kleinere installaties, het verschil in uitstoot tussen een grote kolencentrale en een grote biomassacentrale is vrij klein. De klassieke vorm van biomassa verbranden – de open haard – is vanuit het perspectief van luchtvervuiling verreweg de slechtste optie, zeker ook omdat die vaak aan gaat als het koud is en er weinig menging is in de atmosfeer en vervuiling dus lang bij de grond blijft. De kleinere installaties die nu op veel plaatsen gebouwd worden zitten daar tussenin. Op het moment dat die niet strategisch geplaatst worden dan kan ik me goed voorstellen dat omwonenden daar bezwaar tegen maken.

Houtige biomassa en CO2
Als laatste, de hogere CO2-uitstoot. Hout heeft een relatief lage energiedichtheid. Met andere woorden, om 1 kWh elektriciteit te genereren levert hout meer CO2-uitstoot op dan kolen, en fors meer dan gas. Daarnaast kost het oogsten, transporteren en drogen van hout ook energie die meestal afkomstig is van fossiele brandstoffen met bijbehorende CO2-uitstoot, waar overigens wel strenge richtlijnen voor zijn. Uiteraard is dit soort bijkomende uitstoot voor winning en transport bij het gebruik van kolen en gas ook deels het geval. Maar in het algemeen ligt de indirecte uitstoot daar lager, hoewel met name de methaanuitstoot bij schaliegaswinning of transport via oudere gasleidingen (denk aan import uit Rusland) onzeker is maar fors kan zijn. Daarnaast is er bij biomassa een groter oppervlak nodig om een bepaalde hoeveelheid energie op te wekken dan bij zon en wind. Dit is gelijk ook de belangrijkste reden dat biomassa niet opgeschaald zal kunnen worden om onze hele energievoorziening te dekken; de hoeveelheid land die we hebben of hiervoor kunnen gebruiken is beperkt.

Figuur 5. Schematische weergave van het verschil in vastgelegde biomassa tussen een natuurlijk bos en bosbouw, in het laatste geval iedere 40 jaar oogst waarin alle biomassa uit het bosbouwgebied gehaald wordt.

Maar laten we even kijken naar de koolstofbalans in een bos. In Figuur 5 staat een typische grafiek van de hoeveelheid biomassa die een boom of stukje bos (plot) vast kan leggen. Bij een jong bos is dat vrij veel (de lijn loopt steil) en naarmate een bos ouder wordt zal dat minder worden. Niet omdat oude bomen geen CO2 meer vastleggen maar omdat de hoeveelheid verrotting ook langzaam toeneemt naarmate een bos ouder wordt en bomen omvallen. Bomen groeien niet tot in de hemel, er ontstaat langzaamaan een balans.

Bij bosbouw wordt de biomassa eens in de zoveel tijd uit het bos gehaald, in Figuur 5 iedere 40 jaar. Na 120 jaar en twee keer oogsten zit er minder koolstof opgeslagen in een bosbouwgebied dan in een natuurlijk bos. Zie het pijltje met ‘verschil in biomassa’ bijschrift. Uiteraard gaat dit puur over koolstof, een natuurlijk bos zal meer biodiversiteit herbergen.

Over die periode is er echter twee keer een nóg grotere hoeveelheid hout geoogst. Van dat geoogste hout kunnen producten gemaakt worden die lang meegaan en dus koolstof uit de atmosfeer houden. En het hout van mindere kwaliteit (dat dus nog steeds hele stammen kunnen zijn) zou in een centrale met Carbon Capture and Storage (CCS) verbrand kunnen worden, zogenaamde BECCS waar de BE voor bio-energy staat. Dat is een voorbeeld van het concept van negatieve emissies. Beide voorbeelden zorgen dus voor meer koolstofopslag dan een natuurlijk bos. Zeker als je beseft dat een natuurlijk bos eens in de zoveel tijd in brand zal staan en dus ook weer bij nul begint.

Een andere optie van het gebruik van hout, en terugkomend op het onderwerp van deze blog, is om alle biomassa te verstoken om energie en warmte op te wekken. In werkelijkheid zal er bijna altijd een combinatie van houtproducten en resthout uit het bos komen maar laten we even aannemen dat alle biomassa verstookt wordt. Dan is, net als in het geval van landbouw- en veeteelt, dit bos deel van een cyclus die netto geen CO2 toevoegt aan de atmosfeer. Dit is een vrij simpel concept maar het wordt vaak in twijfel getrokken, en dat zie je terug in hoe de media met dit onderwerp worstelen. Uiteraard is er wel uitstoot door het hele proces van oogst tot stook.

Figuur 6. Animatie van de leeftijd in een bos in een gebied waar iedere 40 jaar een deel van het bos geoogst wordt. De overgang van geel naar donkerblauw is het jaar van oogst.

Het is interessant om van Figuur 5 een ruimtelijk beeld te maken, dat is in Figuur 6 gedaan. De animatie laat zien hoe een landschap er uit ziet als er iedere 40 jaar houtoogst is in de verschillende vierkantjes (plot). Gemiddeld blijft het bos in het hele gebied van dezelfde leeftijd en houdt het dus ook ongeveer dezelfde hoeveelheid koolstof vast. Dit illustreert dat de leuzen ‘een boom verbranden gaat veel sneller dan een boom laten groeien’ weliswaar klopt voor een boom maar niet de dynamiek van een bos recht doet. Het bos is in balans en door alleen te kijken naar wat er op het moment van oogst of verbranden gebeurt mis je het grote plaatje. Het patroon dat ontstaat lijkt op wat de satellietdata laten zien in gebieden met bosbouw.

Media en politiek
De media heeft moeite met dit dossier. In het Parool lezen we de ene keer dat biomassa averechts werkt voor het klimaat en een paar maanden later dat het toch wat genuanceerder ligt. Idem voor het AD, de ene keer alleen de nadelen en de andere keer een gebalanceerd verhaal, met een van de experts op dit gebied, Martin Junginger. Voor degenen die tijd hebben is dit interview met hem door Remco de Boer absoluut aan te raden.

Biomassa heeft iets groens en er gaat subsidie naar toe, misschien niet geheel verrassend dat De Telegraaf vooral de nadelen benadrukt. Tegelijk is het mooi om te zien dat die krant ook zelf op onderzoek uitgaat en soms ook producenten van houtpellets aan het woord laat (11 juni 2020, gedrukte versie). In een van de uitgebreide artikelen over dit onderwerp komen ook wetenschappers uit Estland aan het woord, het land waar een fors deel van onze pellets vandaan komt. Daarin onder andere de zin: “In 2017 en 2018 verdween ruim 12 miljoen kubieke meter hout uit de Estlandse bossen. Voor duurzaam gebruik is volgens de wetenschappers 8,4 miljoen kuub het maximum.”

Dit is een opvallende zin die wegvalt in de algehele teneur van het artikel. Stel dat die wetenschappers gelijk hebben en stel dat er inderdaad 8,4 miljoen kuub gewonnen werd, zou dan de kritiek verstommen? Ik denk het niet want aan biomassa zitten nadelen en de publieke opinie is intussen anti-biomassa. Ook politieke partijen die eerst voorstander waren van biomassa worstelen hiermee, D66 kamerlid Sienot gaf de voorkeur voor gas over biomassa, bij Groen-Links zou het goed zijn als Klaver nog even in overleg gaat met Van der Lee die duidelijk op de hoogte is van de valkuilen in dit debat.

Biomassa en wetenschap
Misschien wel de belangrijkste reden dat het anti-biomassa sentiment zo groot is geworden is de suggestie dat een van de weinige voordelen van biomassa meestook, namelijk dat het tot een lagere CO2-uitstoot dan kolen of gas leidt, niet zou kloppen. In Nederland komt die boodschap vooral van Emeritus hoogleraar evolutionaire ecologie Louise Vet en Emeritus hoogleraar voedingsleer Martijn Katan. Zij weten de media goed te vinden en ook binnen de KNAW zijn zij een duidelijke anti-biomassa stem. Vaak is zo’n KNAW stempel een garantie dat het hier om de wetenschappelijke consensus gaat, maar in dit geval -en de literatuur en IPCC-rapporten over dit onderwerp kennend- durf ik dat te betwijfelen.

Ik durf zelfs de stelling wel aan dat zij ook geen consensus met zichzelf hebben. Een vaak aangehaald artikel waar Vet co-auteur van is, is een ‘Policy Commentary’ van de EASAC, de Europese overkoepelende organisatie van academies van wetenschappen. Dat artikel lijkt een beetje op het hierboven aangehaalde Telegraaf stuk in de zin van dat het overwegend negatief over biomassa schrijft maar tussen de regels door is er toch nuance. Zo staat er ook o.a.:

“The concept of carbon neutrality is both uncertain and highly time and context dependent.”

Dit is een belangrijke zin die aangeeft dat CO2-neutraliteit geen gegeven is maar voorwaarden behoeft. Die nuance komt helaas niet terug in uitspraken in de media, bijvoorbeeld:

“Biomassa is een heel slechte energiebron. Verbranding van hout levert weinig energie op, waardoor er netto meer CO2 uit de schoorsteen komt dan bij kolen en gas [ ]” zegt hoogleraar Louise Vet van de Wageningen Universiteit, die namens de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen in de milieugroep van EASAC zitting heeft.

Ik vind het zorgelijk als wetenschappers belangrijke nuances niet noemen. Een simpel voorbeeld van het gevolg daarvan is de interpretatie van het net verschenen rapport van de commissie Remkes over de stikstofproblematiek. Henri Bontenbal, werkzaam in de energiesector en iemand die nog rapporten doorleest voor hij een mening geeft, kwam daar het volgende tegen:

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2020/06/biomassa_werf_tweet_bontenbal.png?w=500

Het gaat om de zin “… gecertificeerde biomassa wordt ten onrechte als CO2-neutraal meegeteld.” met een verwijzing naar het EASAC-artikel. Dat doet geen recht aan de nuances in dat artikel en al helemaal niet aan de bredere literatuur. Hoewel dit maar een bijzinnetje is in het rapport dat over stikstof gaat is het voor mij toch moeilijk het rapport nog als neutraal te zien, iets dat enorm belangrijk is in een debat met veel belangen en gevoelens en voor het vertrouwen van de maatschappij in de wetenschap.

Samenvatting
In het voorwoord van het recente PBL-rapport over biomassa schreef PBL-directeur Hans Mommaas dat het onderwerp één van de indringende duurzaamheidsdilemma’s van dit moment behelst; “Wat heeft prioriteit: de instandhouding/stimulering van de mondiale biodiversiteit of de mondiale terugdringing van broeikasgassen?”.

Dat dilemma lijkt echter ondergesneeuwd te raken in de discussie over biomassa doordat het voordeel van biomassa vergeleken met fossiele brandstoffen (lagere netto CO2-uitstoot) in twijfel getrokken wordt. En zoals Paul Rosenmöller zo mooi zei naar aanleiding van de discussie over het sluiten van scholen afgelopen maart: “Als wetenschappers elkaar tegenspreken, verliezen bestuurders hun kompas”.

Met dit stuk heb ik proberen duidelijk te maken dat er veel haken en ogen aan biomassa meestook zitten, maar dat het ook mogelijkheden biedt die we moeten koesteren. Wie in de energietransitie alleen perfecte oplossingen wil accepteren houdt uiteindelijk geen enkele optie over. Over hoe CO2-neutraal biomassa nu werkelijk is kan je goed discussiëren, dat het bij naleving van duurzaamheidscriteria netto minder CO2 uitstoot dan kolen en waarschijnlijk gas is vrij zeker.

Terugkomend op het begin van dit stuk zijn er twee bijzondere observaties wat mij betreft. Aan de ene kant is er een sterke en doeltreffende anti-biomassa lobby vanuit een kleine groep wetenschappers geweest, waarvan sommigen ook sterk tegen kernenergie gekant zijn. Zonder beide opties is het een flinke klus om onze CO2-uitstoot naar beneden te krijgen zonder de betrouwbaarheid van ons energiesysteem te veel op de proef te stellen. Aan de andere kant zien we een sterke anti-biomassa lobby bij een aantal kranten maar waarschijnlijk het sterkst bij De Telegraaf waarbij de nadruk ligt op ecologische schade. Die verontwaardiging vind ik moeilijk te rijmen met de berichtgeving op andere ecologische onderwerpen zoals het stikstofdebat.

Epiloog
Persoonlijk ben ik voor- noch tegenstander van biomassa. Ik ben vooral voor een efficiënte energietransitie gebaseerd op feiten en een eerlijke evaluatie van onzekerheden en onbekende factoren daarin. Keuzes zullen door de politiek gemaakt moeten worden. Wind en zon worden goedkoper en de capaciteitsfactor daarvan stijgt, vooral met verdergaande uitbreiding wind op zee. Daarnaast kampen deze bronnen na installatie niet met terugkerende uitstoot voor o.a. oogsten en drogen zoals bij biobrandstoffen het geval kan zijn.

Voor zover dat niet al nu het geval is zullen deze factoren meestook van biomassa op termijn uit de markt drukken, zeker als de subsidie vervalt. Andere vormen van biomassa kunnen nodig blijven aangezien biomassa opgeslagen kan worden en daarmee hiaten in zon en wind kan opvangen, omdat het negatieve emissies mogelijk maakt, omdat het een grondstof is en omdat geavanceerde biobrandstoffen voorlopig nodig kunnen zijn voor lucht- en zeevaart.

De harde lobby tegen biomassa kan op twee manieren slecht uitpakken. Allereerst als biomassa als base-load sneller afgebouwd wordt dan zon, wind, en kernenergie sneller opgeschaald kunnen worden dan al gepland. Dat zou tot hogere CO2-concentraties leiden. Ten tweede als biomassa zo’n slechte naam krijgt dat er door de maatschappij niet meer constructief mee omgegaan kan worden, een situatie die wellicht op die van kernenergie lijkt.

Guido van der Werf is universiteitshoogleraar aan de Vrije Universiteit, zijn onderzoek richt zich op de wisselwerking tussen het klimaatsysteem en de mondiale koolstofcyclus.

https://klimaatveranda.nl/2020/06/12/co2-balans-bij-gebruik-van-biomassa-als-energiebron/

Beantwoording Kamervragen over droogte, natuurbranden en klimaat (Kamerstukken)

Minister Van Nieuwenhuizen beantwoordt Kamervragen naar aanleiding van de berichten 'Verdroging Nederland is een politieke keuze', 'Nederland kampt weer met droogte', '7 procent meer drinkwater gebruikt doordat we thuis zijn' en 'Wetenschappers slaan alarm: 'Droogte is een sluipmoordenaar''.

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/06/04/beantwoording-kamervragen-over-droogte-natuurbranden-en-klimaat

Smeulende Peelbrand is voorlopig nog niet uit: rupsvoertuigen en waterkanonnen blijven blussen (Omroep Brabant)

De smeulende brand op de Deurnese Peel zal de komende tijd nog vanaf de grond geblust worden. Met speciale voertuigen en waterkanonnen wordt het vuur zeven dagen per week bestreden. Dat is volgens deskundigen op dit moment de slimste manier. De smeulende brand is voorlopig nog niet geblust.

Blussen van bovenaf heeft vrijwel geen effect, stellen natuurbranddeskundigen, de brandweer en Staatsbosbeheer, omdat het water dan niet tot de kern van het smeulende veen komt waardoor het vuur steeds opnieuw oplaait. Een blushelikopter inzetten heeft nu dan ook volgens de gemeente geen zin meer.

Daarom wordt blusmateriaal op de grond ingezet. Zo wordt de brand bestreden met kleine rupsvoertuigen die op lastig te bereiken plekken kunnen komen. Ook worden er mobiele waterkanonnen en bladblazers met waterrugzak ingezet om het vuur uit te blazen en de grond af te koelen.

Vuur weer opgelaaid
Daarnaast zijn er graafmachines in de Peel om de grond open te trekken en te koelen met water. Volgens de gemeente zou inmiddels ongeveer de helft van de in totaal achthonderd hectare verbrande Deurnese Peel niet meer smeulen.

Dat de brand lastig te blussen is bleek dinsdagavond. Toen laaide het vuur weer op en moest de brandweer ingrijpen. De brand op de Deurnese Peel is de grootste natuurbrand ooit in de Nederlandse geschiedenis.

Drie onderzoeken naar brand
De gemeente maakte woensdag bekend dat er drie onderzoeken komen naar de grote brand. De gemeente Deurne, provincie en de veiligheidsregio willen weten:

  1. Hoe de brand kon ontstaan en hoe hij zich daarna ontwikkelde.
  2. Hoe de samenwerking tijdens de brand verliep tussen gemeente, veiligheidsregio en Staatsbosbeheer.
  3. Hoe de relatie is tussen de veiligheid van omwonenden en de natuur.

Het onderzoek wordt uitgevoerd door onderzoekers van de Universiteit van Wageningen. Eind oktober moeten de eerste resultaten bekend zijn. Het onderzoek kost tussen de 30.000 en 50.000 euro en wordt betaald door de drie partijen.

LEES OOK:

Plotseling gedraaide wind zet omwonenden van de Deurnese Peel in de rook

'De koffie is op en het bier ook', door de opgelaaide Peelbrand was het zoete inval bij Trijsje

https://www.omroepbrabant.nl/nieuws/3212824/smeulende-peelbrand-is-voorlopig-nog-niet-uit-rupsvoertuigen-en-waterkanonnen-blijven-blussen

Wij moeten in 2030 naar nul of bijna nul CO2-emissie (IVVD)

Urgenda won in december 2019 ook bij de Hoge Raad haar rechtszaak tegen de staat, wat een belangrijke stap voorwaarts is. Maar dat is niet genoeg. Urgenda heeft voor 2030 een heel ambitieuze doelstelling, de CO2-emissie naar nul in 2030. Wij spraken met Marjan Minnesma, het boegbeeld van Urgenda.

https://www.ivvd.nl/wp-content/uploads/2020/06/Marjan-Minnesma-250x314.jpg

Marjan Minnesma is sinds 2007 directeur van Urgenda en internationaal bekend vanwege de rechtszaak die Urgenda tegen de Staat der Nederlanden aanspande om de overheid te houden aan
de belofte de CO2-emissie in 2020 met minimaal 25% terug te brengen ten opzichte van 1990.

Hoe is dat met die rechtszaak tegen de staat precies gelopen?
‘Wij zijn de rechtszaak ooit begonnen, in 2012, en bij de eerste uitspraak in 2015 wonnen wij. Deze uitspraak betekende dat de CO2-emissie uiterlijk in 2020 terug moet met 25% ten opzichte van 1990. De uitspraak was bij ‘voorraad uitvoerbaar’ hetgeen betekent dat de overheid meteen met de uitvoering ervan moest beginnen. De regering heeft er toch voor gekozen om eerst in hoger beroep te gaan en daarna in cassatie bij de Hoge Raad. In december 2019 gaf de Hoge Raad ons wederom gelijk.’

Hoe loopt dat nu dan met uitvoering van dat vonnis?
‘Ik ben heel blij dat de uitvoering van het vonnis nu ter hand wordt genomen. De regering heeft op vrijdag 24 april gezegd dat voor de uitvoering van het vonnis er structurele maatregelen komen. Urgenda denkt ook mee. Als alternatief voor het sluiten van de kolencentrales, hebben wij een plan met 54 maatregelen gepresenteerd die hetzelfde resultaat opleveren. Een mix behoort ook tot de mogelijkheden. De regering heeft gekozen voor een mix. Zij brengen de emissie van kolencentrales terug tot 25% en voeren 30 van de 54 door ons voorgestelde maatregelen uit. Om te voldoen aan het vonnis moet dit allemaal eigenlijk dit jaar uitgevoerd worden, maar in ieder geval op zeer korte termijn. De maatregelen die wij voorgesteld hebben, liggen daarom vooral in de sfeer van energiebesparing en meer zonne-energie. Alle maatregelen zijn op korte termijn te realiseren. Veel maatregelen betreffen ook de gebouwde omgeving. Ik ben tevreden met het resultaat en denk dat het ook de versnelling helpt naar de komende jaren.’

Urgenda heeft voor 2030 een heel ambitieuze doelstelling. Hoe kan die gerealiseerd worden?
‘Als je onder anderhalve graad temperatuurstijging wilt blijven, dan moeten wij in 2030 al naar nul of bijna nul CO2-emissie. Wij hebben daarvoor een rapport uitgebracht: Nederland 100% duurzame energie in 2030. Het kan als je het wilt. Net als bij de uitbraak van corona moeten wij de ontwrichtende klimaatverandering ook als een crisis gaan behandelen. Bij corona was de noodzaak tot handelen meteen duidelijk, werd het meteen als een crisis opgepakt en zijn er binnen een paar weken ongelooflijke dingen gedaan. Bij de klimaatverandering zijn wij daar nog niet, terwijl de gevolgen veel verder zullen gaan dan bij corona. Helaas zijn bosbranden in Australië en stormen, overstromingen in andere landen nu nog te veel een ver-van-mijn-bedshow voor veel Nederlanders. De urgentie is echter groot. Willen wij de temperatuurstijging binnen de 1,5 graden houden, dan moeten wij binnen 10 jaar de CO2-emissie elimineren. De techniek is niet het probleem. Er kan nu al zoveel. Eigenlijk is het geld ook geen probleem. Als je het als een crisis behandelt al helemaal niet. De overheid krijgt bovendien rente toe als zij geld leent. Het is gewoon een eenmalige investering in een ander energiesysteem met als bijkomende voordeel voortaan niet meer afhankelijk te zijn van mensen als Poetin voor onze energievoorziening.’

Zitten wij in de buurt van een tipping point, een omslagpunt?
‘Ik ben hiervoor directeur geweest van Drift, het Instituut voor Transities aan de Erasmus Universiteit, en die beschrijven ook dat je vaak een hele lange voorontwikkelingsfase hebt en dat het dan ineens gaat versnellen. In die periode van versnelling is er heel veel chaos en heel veel strijd van enerzijds de nieuwe orde die erdoorheen wil breken en anderzijds de gevestigde orde die veel weerstand biedt aan de verandering. Wij zitten in deze fase, kunnen heel goed de goede kant opdraaien en dan verder versnellen, maar de strijd is zeker nog niet gestreden.’
text

Marjan Minnesma: ‘Als we meer lokaal gaan denken,
kunnen wij veel meer elektrificeren dan wij nu denken’

text

Hoe ziet Urgenda de energietransitie?
‘Wij hebben op vele manieren laten zien dat je met all-electric oplossingen heel veel kan doen.Technische mensen geven ook aan dat elektriciteit een slimme en efficiënte oplossing is. Daarvoor moet ongetwijfeld het bestaande elektriciteitsnetwerk versterkt worden, maar tegelijkertijd moeten wij daar ook veel slimmer mee omgaan. Er zijn allerlei vormen van opslag: in huizen, in buurtbatterijen, in water en in allerlei chemische stoffen. Het hoeft niet allemaal meer centraal. We denken nog te veel centraal. Als we meer lokaal gaan denken, kunnen wij veel meer elektrificeren dan wij nu denken en het ook veel slimmer gaan doen. Als ik thuis kom met mijn elektrische auto dan moet het systeem gewoon vragen of je haast hebt met opladen. Zo ja, dan betaal je meer en anders wordt de auto later opgeladen op een moment dat het beter uitkomt en betaal je minder. Alle oplossingen zijn er nu al. Het is nu vooral een kwestie van opschalen. Wij delen graag onze kennis op dit gebied.’

Hoe kijkt Urgenda tegen de Regionale Energie Strategieën aan?
‘Er is de neiging alles grootschalig op te pakken met biomassa voor warmtenetten, weilanden vol met zonnepanelen en veel windmolens. Biomassa voor nieuwe warmtenetten is geen goede oplossing. Alle reststromen gaan al naar de huidige installaties. Door subsidies in Europa wordt gekapt waar dat anders niet zou gebeuren. Nieuwe bomen doen er twintig jaar over om die CO2-uitstoot weer op te nemen. Tijd die we niet hebben. Moeten wij niet doen. Gewoon door meer energie te besparen en veel meer integratie van zonnepanelen in de gebouwde omgeving, doen we al heel veel. Verder veel windmolens op zee en minder op land. Er zijn zoveel oplossingen. Soms een beetje duurder, maar dat moeten we er dan maar voor over hebben. Weerstand tegen biomassa en tegen weilanden vol zonnepanelen, kost ook veel geld. Eerst energiebesparing en slimme integratie van zonne-energie in de gebouwde omgeving en dan pas wind en speciale zonneprojecten. Mensen moeten in hun eigen omgeving afwegen of ze liever een paar grote windmolens willen (vooral langs snelwegen en industrieterreinen en in de havens) of liever tientallen kleintjes. Als mensen kunnen kiezen, en ook kunnen meedelen in de opbrengsten, heb je veel minder problemen en vertraging, weten we inmiddels.’

Rapport: Nederland 100% duurzame energie in 2030. Het kan als je het wilt.

The post Wij moeten in 2030 naar nul of bijna nul CO2-emissie appeared first on IVVD.

https://www.ivvd.nl/wij-moeten-in-2030-naar-nul-of-bijna-nul-co2-emissie/

‘Kleine, jonge bomen nemen de overhand’ (KIJK)

Klimaatverandering transformeert de samenstelling van onze bossen. In plaats van oude kolossen, bestaat een steeds groter deel uit jongere, kleinere bomen.

Het is een van onze grote bondgenoten in de strijd tegen de klimaatcrisis: de boom. Maar door de veranderingen in het klimaat hebben juist ook de CO2-slurpende organismen het zwaar te verduren. Volgens een internationale groep onderzoekers zorgen de stijgende temperatuur en torenhoge concentraties CO2 in de atmosfeer ervoor dat grotere, oude exemplaren, ongewild steeds meer ‘ruimte maken’ voor jongere, kleinere bomen. Deze transformatie van onze bossen heeft grootse gevolgen, zo schrijven de onderzoekers in vakblad Science.

Lees ook:

Evenwicht

Dit concludeert het team aan de hand van onder meer satellietbeelden en uitgebreid literatuuronderzoek. Hoofdrolspelers bij de shift van voornamelijk oude, grote bomen, naar bossen gedomineerd door jonge exemplaren, zijn de toenemende concentraties CO2 en de steeds hogere temperaturen die onze planeet teisteren. Deze factoren, en de gevolgen ervan, verstoren de natuurlijke balans van de bossen.

Simpel gezegd is een bos in evenwicht als er de ‘aanvoer’ en groei van nieuwe bomen, in verhouding is met de boomsterfte. Maar door de torenhoge CO2-waarden en stijgende temperatuur, en droogte, bosbranden, stormen en ziektes en plagen, die daarmee samenhangen, raakt dat evenwicht uit balans.

Verstoringen

Bart Muys, professor bosecologie en bosbeheer aan de KU Leuven, niet betrokken bij het onderzoek, vertelt: “De afgelopen 10 à 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar het effect van klimaatverandering op bossen. Het grensverleggende van dit onderzoek is dat er niet naar het effect van één of twee factoren, maar naar dat van alle deze factoren samen is gekeken.” Een complex verhaal.

De onderzoekers verdelen de factoren in twee groepen. “De eerste groep bestaat uit de chronische drivers”, legt Muys uit. “Dat zijn de factoren die een lange-termijntrend vertonen zoals atmosferisch CO2 en temperatuur. Deze factoren hebben een langdurig effect hebben op de manier waarop bossen groeien en overleven. De tweede groep bestaat uit de (extreme) disturbances (verstoringen, red.), zoals droogte, bosbranden, stormen, ziekten en plagen, enzovoort.” Hoewel deze verstoringen veelal voortvloeien uit bijvoorbeeld de stijgende temperatuur, hebben ze heel andere effecten op de natuur.

Hoge bomen vangen veel wind (en zon)

De onderzoekers stelden vast dat veel van de factoren vooral voor verhoogde sterfte van oude, grote bomen zorgen. Het effect op jonge bomen blijkt veel minder. “In Nederland kennen jullie de uitdrukking ‘hoge bomen vangen veel wind’, dat is echt zo. Grote, hoge bomen zijn veel gevoeliger voor stormen en andere extreme verstoringen dan kleinere, jongere bomen.”

Dit is slechts één voorbeeld, laat Muys weten. Grotere, oudere bomen, zijn over het algemeen gevoeliger voor de eerder genoemde disturbances dan de kleinere tegenhangers. Jongere bomen hebben, verscholen onder het bladerdak, met andere (lees: minder zware) condities te maken.

https://prod.brandnewskool.nl/app/uploads/sites/3/2020/05/Kleinere-bomen-Science-1024x303.jpg

Door een variatie aan factoren, vervangen jonge, kleine bomen langzaamaan de grote bomen in bossen. Klik om te vergroten. © McDowell et al., 2020/Science

‘Slechte zaak’

De gevolgen van de shift zijn fors, alleen al omdat het juist de oudere, grote bomen zijn die de grootste positieve effecten hebben. Ze huizen bijvoorbeeld meer leven (lees: grotere biodiversiteit), binden meer CO2 uit de lucht en verkoelen (daarmee) de steeds warmer wordende aarde meer dan hun jongere, kleinere tegenhangers.

Muys noemt de shift van stabiele, oude, zogenaamde climaxbossen naar jonge, pionierbossen dan ook een ‘slechte zaak’. “Bossen zijn schatkamers van biodiversiteit. Heel veel van die diversiteit is juist gerelateerd aan die oude climaxbossen, met grote, dikke bomen. Veel boomsoorten, maar ook bijvoorbeeld schimmels, insecten en kruiden die zijn gebonden zijn aan dergelijke volwassen bossen komen onder druk te staan of verdwijnen.”

Klimaatmitigatie

De nood is hoog, vindt Muys. Omdat de klimaatmitigerende werking van die pionierbossen (lees: de mate waarin ze gevolgen van klimaatverandering tegengaan) kleiner is dan bij de oudere tegenhangers, moeten we onze denkwijze aanpassen. Zo weet de ecoloog te vertellen dat er in het Klimaatakkoord rekening is gehouden met de klimaatmitigatie van de oudere bossen. Die shift naar jongere bossen, maakt dat we de rol van bossen daarin dus overschat hebben.

Andere oplossingen zijn kunstmatige systemen om CO2 mee af te vangen en op te slaan. Maar Muys heeft twijfels. Dergelijke systemen staan namelijk nog in de kinderschoenen. Het is dus nog maar de vraag of en wanneer we die kunnen toepassen. In plaats daarvan poogt Muys in zijn eigen onderzoek bossen zo stabiel mogelijk te maken. “Een van de managementvoorstellen die we hebben gedaan, is met een groter aantal boomsoorten, bossen stabieler te maken tegen deze disturbances”, besluit hij.

Bronnen: Science, EurekAlert!1, 2

Beeld: Ed van Duijn/Unsplash (openingsbeeld); McDowell et al., 2020/Science

Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK

The post ‘Kleine, jonge bomen nemen de overhand’ appeared first on KIJK Magazine.

https://www.kijkmagazine.nl/nieuws/kleine-jonge-bomen-nemen-de-overhand/