Prachtige zonsopkomst en zonsondergang in Doetinchem: dit is hoe zo’n lucht ontstaat (indebuurt Doetinchem)

Het zijn de mooiste weerfoto’s: een foto van Doetinchem met op de achtergrond een prachtige roodroze lucht. Ooit afgevraagd hoe zo’n kleurrijk plaatje ontstaat? Tijd voor een lesje aardrijkskunde.

Zonlicht is van nature wit, vertelt meteoroloog Jaco van Wezel op Weeronline. Het witte zonlicht wordt alleen tijdens de route naar de aarde in de atmosfeer door kleine luchtmoleculen, stofdeeltjes, waterdruppels en ijskristallen ontleed in verschillende kleuren. Niet wit, maar kleuren als blauw, oranje, geel, roze en rood.

Blauwe lucht

Als het een zonnige dag is in Doetinchem, is de lucht blauw gekleurd. Ook al verspreidt de atmosfeer verschillende kleuren, wij zien een blauwe hemel. Hoe kan dat? “Blauw licht wordt gemakkelijker in onze richting verstrooid dan rood licht. Dit betekent dat er meer blauw licht naar onze ogen komt”, licht de meteoroloog toe op Weeronline.

Kleurrijke luchten bij zonsopkomst en zonsondergang

Met zonsopkomst en zonsondergang is het een ander verhaal. De stralen van de laagstaande zon moeten een extra lange weg afleggen door de atmosfeer. Wanneer het licht ons eenmaal heeft bereikt, is er al zoveel blauw licht verstrooid, dat het simpelweg op is. Andere kleuren krijgen vrij spel: eerst een goudgele kleur, later rood.

Elke dag weer anders

Bij geen enkele zonsopkomst of zonsondergang is de kleur van de lucht hetzelfde. Jaco legt uit: “De hoeveelheid waterdruppels, ijskristallen en stofdeeltjes in de lucht bepalen hoe sterk het zonlicht verstrooid wordt. Is de lucht droog, kraakhelder en schoon? Dan zie je vaak alleen rondom de zon een geeloranje of oranjerode gloed.” Daar is de kleur dus afhankelijk van. Ook rook van grote bosbranden of Saharazand kunnen zorgen voor verkleuring in de ochtend en avond. Wat de oorzaak ook is: het is schitterend om naar te kijken.

Ook interessant:

https://indebuurt.nl/doetinchem/nieuws/weer/prachtige-zonsopkomst-en-zonsondergang-in-doetinchem-dit-is-hoe-zon-lucht-ontstaat~150291/

Dit is waarom de lucht boven Hengelo soms prachtig rood kleurt (indebuurt Hengelo)

Het zijn de mooiste weerfoto’s: een foto van Hengelo met op de achtergrond een prachtige roodroze lucht door een zonsondergang. Ooit afgevraagd hoe zo’n kleurrijk plaatje ontstaat? Tijd voor een lesje natuurwetenschap.

Zonlicht is van nature wit, vertelt meteoroloog Jaco van Wezel op Weeronline. Het witte zonlicht wordt alleen tijdens de route naar de aarde in de atmosfeer door kleine luchtmoleculen, stofdeeltjes, waterdruppels en ijskristallen ontleed in verschillende kleuren. Niet wit, maar kleuren als blauw, oranje, geel, roze en rood.

Blauwe lucht

Als het een zonnige dag is in Hengelo, is de lucht blauw gekleurd. Ook al verspreidt de atmosfeer verschillende kleuren, wij zien een blauwe hemel. Hoe kan dat? “Blauw licht wordt gemakkelijker in onze richting verstrooid dan rood licht. Dit betekent dat er meer blauw licht naar onze ogen komt”, licht de meteoroloog toe op Weeronline.

De tekst gaat verder onder de foto >

Zonsondergang in Hengelo. Foto: indebuurt Hengelo

Kleurrijke luchten bij zonsopkomst en zonsondergang

Met zonsopkomst en zonsondergang is het een ander verhaal. De stralen van de laagstaande zon moeten een extra lange weg afleggen door de atmosfeer. Wanneer het licht ons eenmaal heeft bereikt, is er al zoveel blauw licht verstrooid, dat het simpelweg op is. Andere kleuren krijgen vrij spel: eerst een goudgele kleur, later rood.

De tekst gaat verder onder de foto >

Zonsondergang in Hengelo. Foto: indebuurt Hengelo
Zonsondergang in Hengelo. Foto: indebuurt Hengelo

Elke dag weer anders

Bij geen enkele zonsopkomst of zonsondergang is de kleur van de lucht hetzelfde. Jaco legt uit: “De hoeveelheid waterdruppels, ijskristallen en stofdeeltjes in de lucht bepalen hoe sterk het zonlicht verstrooid wordt. Is de lucht droog, kraakhelder en schoon? Dan zie je vaak alleen rondom de zon een geeloranje of oranjerode gloed.” Daar is de kleur dus afhankelijk van. Ook rook van grote bosbranden of Saharazand kunnen zorgen voor verkleuring in de ochtend en avond. Wat de oorzaak ook is: het is schitterend om naar te kijken.

Heb jij ook een prachtige foto van de zonsopkomst of -ondergang in Hengelo? We zijn benieuwd! Mail jouw foto naar hengelo@indebuurt.nl. Misschien zie je jouw plaatje binnenkort terug op onze site.

Meer nieuws over Hengelo:

https://indebuurt.nl/hengelo/nieuws/weer/dit-is-waarom-de-lucht-boven-hengelo-soms-prachtig-rood-kleurt~215884/

Annus Horribilis 2023 – De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (16) (GeenStijl)

Ik ben gewoon een vreselijk saai mannetje zonder drank en drugs. Zelfs voor hobby’s ben ik te saai.

https://image.gscdn.nl/image/641fe21a97_1Annus_Horribilis_-_1024x900.jpeg?h=True&w=880&s=4f02a3eada0d08aba6858229734314fe

https://image.gscdn.nl/image/0152cfedba_1Annus_Horribilis_-_1024x900.jpeg?h=True&w=880&s=a696308d7287def84b0cf7fbd48c2e32

Donderdag 20 april

De belangrijkste conclusie na een maand geheelonthouding: ik ben gewoon een vreselijk saai mannetje zonder drank en drugs. Zelfs voor hobby’s ben ik te saai. Als kind spaarde ik tenminste nog voetbalplaatjes, sigarenbandjes, munten, speldjes en postzegels. De hamster in mij is dood, want ik verzamel helemaal niets meer. Ik vind verzamelaars sowieso een beetje sneu. Alsof je al die spulletjes mee kunt nemen naar de eeuwige jachtvelden. 

Dat ik niet hamster is trouwens niet helemaal waar, want ik heb een stuk of honderd koffiecapsules van L’OR (intensiteit 13, Barista) vier tubes scheercrème van het merk Palmolive, vier tubes Uriage crème  tegen seborrheic dermatitis (een soort schurft, met hele gore huidschilfers) en negentig rollen toiletpapier van het Portugese topmerk Renova (Deca, 4 vellen, subtiel geparfumeerd). De simpele reden is dat al deze spullen in de aanbieding waren, want ik ben bepaald geen prepper. 

Preppers zijn pas echt zielig. Mijn vriendin woonde lang aan de Spiegelplas in Nederhorst den Berg en op vrijdagmiddag vertrokken er uit de jachthaven altoos bootjes met volwassen kerels die als Rambo waren uitgedost, met camouflage-kleding, Navy Seals baseball caps, muskietengaas, fuiken, een tent en tot de tanden bewapend met survival-messen en hengels, alsof ze de Vietcong gingen uitroeien. In de Spiegelplas liggen eilandjes en daar bleven die stumperds dan tot zondagmiddag “overleven”, rukkend op pornoblaadjes, slap bakkie-bakkie-ouwehoeren met maten op andere eilandjes en maandag weer lekker jasjedasje naar het assurantiekantoor.

De eerder genoemde gehamsterde luxe WC-rollen verdienen enige toelichting. Niets kan mij in grotere woede ontsteken dan inferieur pleepapier waar je vinger tijdens het vegen doorheen schiet en dat je dan de poep uit je nagels moet krabben met de nagelvijl van moeder de vrouw. Portugezen zijn behoorlijk op de penning en bij mensen thuis en in de horeca hebben ze altijd het allergoedkoopste pleepapier. En dat terwijl het land één groot woud van eucalyptusbomen is. De eucalyptus wordt hoofdzakelijk gebruikt voor pleepapier, de invasieve boom (komt uit Australië) fikt als een fakkel en is daarom de ideale aanstichter van bosbranden. Goedkoop is duurkoop, want uit wraak veeg ik dan gewoon een hele rol weg. Dat zal ze leren. 

Overigens heeft Renova, een puur Portugees merk, ook zwart wc-papier. Bijna 4 euro per rol en dus eigenlijk vooral leuk als verjaardagskado. Het voordeel van zwart pleepapier is dat je dan tenminste niet kunt zien of er een aambei open gescheurd is tijdens het vegen. Ik overweeg trouwens een anal bleaching want dan ben je gewoon in 1 veeg klaar en hoef je tenminste geen tarrels meer weg te bikkelen. 

Misschien moet ik de klusjesman maar eens bellen voor mijn lekkende bidet, want er is niet lekkerders dan een keiharde straal water in je reet, en bovendien is een bidet veel beter voor het milieu dan wc-papier.

Eigenlijk is het behoorlijk cynisch dat ik mijn hele leven tegen saaiheid heb gevochten en uiteindelijk gewoon een saai mannetje ben geworden, een insipide huismus. Ik begin steeds meer op mijn oerdegelijke vader te lijken. Nog een paar jaar en ik ben net zo oud als pa toen hij doodging. Scary. De kakkineuze familie van mijn moeder vond pa een sukkel, een kluns en een nerd. Hij was summa cum laude afgestudeerd aan de Landbouwhogeschool van Wageningen en kletste nooit mee met de broers van mijn moeder over voetbal en andere banaliteiten. Als mijn moeder weer eens was opgenomen in het gesticht in Wolfheze (waarom bouwen ze gekkenhuizen altijd naast een spoorlijn, zie Santpoort), werd ik vaak bij kwaadaardige ooms geparkeerd. Die maakten steevast dezelfde grapjes over mijn pa. De ooms hadden tijdens de Tweede Wereldoorlog naar hun zeggen in het verzet gezeten en terwijl zij met een katapult stenen schoten naar de mof, zat mijn pa te trutten met zijn herbarium of naar de sterren te kijken. Ontelbare keren ben ik jankend weggerend. Mijn vader was mijn steun en toeverlaat in die tijd, mijn lieve anti-held van wie ik alles mocht. 

Eens waren we bij de Pier in Scheveningen en gaf mijn vader mij tien gulden. Dat was een enorm bedrag in die tijd en al helemaal voor pa, die in het beste geval een paar stuivers voor de koffie op de KEMA in zijn van ellende uit elkaar vallende portemonnee had. Mama riep altijd dat pa niet met geld kon omgaan, en dat klopte. Zij deed de boekhouding en de huishoudkas. Op zaterdag stuurde ze pa naar de markt met een boodschappenbriefje en precies het bedrag dat hij nodig had. Ze behandelde hem als een kind. Altijd kwam hij, al dan niet uit nijd, met de verkeerde boodschappen thuis. In Scheveningen zette hij mij af bij de ingang van de Pier en ging schelpen zoeken op het strand. Ik heb de tien gulden verkwanseld aan grijpautomaten en muntenschuivers. Uiteraard won ik niets en toen ik papa na een uur weer terugzag, huilde ik tranen met tuiten van berouw. Hij aaide mij over de bol, trok aan zijn sigaar en zei dat geld de wortel van al het kwaad in de wereld was. Hij mompelde vervolgens een Bijbeltekst, iets als: ‘Die het geld liefheeft, wordt het geld niet zat. Die wijsheid komt uit Prediker 5, vers 9: ‘Die het geld liefheeft, wordt van het geld niet zat; en wie den overvloed liefheeft, wordt van het inkomen niet zat. Dit is ook ijdelheid.’

Ik hecht geen enkele waarde aan geld en dat kwam mooi uit tijdens mijn decennia durende drugsverslaving. Met het geld dat ik heb weggerookt en weggesnoven, had ik een aardig huis, een auto, een jacht en een renpaard kunnen kopen, maar ik ben totaal niet materialistisch. Ik heb een gruwelijke hekel aan gierige mensen en dat heb ik te danken aan mijn vader, al ben ik meer het type ‘geld moet rollen’. De enige munten die bij papa rolden, waren de stuivers voor de koffieautomaat op de KEMA. Zijn salaris ging direct naar mama.

Social

Mijn pa heeft - goddank - slechts 1 dag in militaire dienst gezeten. Tijdens de eerste de beste oefening brak hij zijn been. Veel leed is de lieve, overgevoelige man bespaard gebleven. Ik moest aan hem denken toen ik het boek Wij waren geen soldaatHet leger was voor losers las. Vuijsje is socioloog en journalist en een van de alleraardigste linksmensen die ik ken. En veel gezelliger en liever dan zijn broer Bertus die bivakkeert in het Rosa Spierhuis te Laren, waar hij samen met Henk Spaan de verpleegsters het leven zuur maakt. Bovendien heeft Herman een zeer charmante dochter die ook nog eens voortreffelijk kan dichten, maar dit uiteraard terzijde. Enfin.

Ik ben bepaald geen pacifist (dit vind ik bijvoorbeeld heerlijk om naar te kijken), maar ik ben van lichting 1959 en hoefde de koningin dus niet te dienen. Als ik wel had moeten komen opdraven, was ik naar de keuring gegaan in het ondergoed van mama, op haar pumps, met lekker veel hairspray in mijn lange haar, odeklonje onder mijn oksels en mijn smoel rood geverfd met haar lippenstift. Mijn broertje tien jaar jonger, ging wel en vertelde mij smakelijke verhalen over zijn dienstplicht in een kazerne op de Utrechtse Heuvelrug, nabij Rhenen: blowen, pornokijken, spotgoedkoop bier drinken, een beetje kanonnen poetsen en aan het einde van de maand 800 guldentjes opstrijken. Een vrolijk liedje van Rijk de Gooyer over de dienstplicht ter afsluiting.

Video

Vrijdag 21 april

Al een maand geen katers meer. Dat is een van de grootst voordelen van niet meer zuipen. Ik ben een ochtendmens, sta op voor het krieken van de dag, ga dan in de schemering met de honden wandelen op  het strand van de Ria Formosa, en daarna tikken. Met een kater des doods ben ik twee dagen kwijt, om nog maar te zwijgen over de desastreuze en vooral contraproductieve deliria en dientengevolge een grondige hekel aan de mensheid en aan het nutteloze bestaan.  

Nu sta ik bijna fluitend op (bijna, want ik ben nog steeds intens verdrietig over het verlies van mijn hondje Jamba) en heb ik zin in de dag. Nadeel: de nazi in mij heeft zin om de alom tegenwoordige zuipende toeristen te neutraliseren. In de Algarve wemelt het van de expats die al beginnen te zuipen zodra de 10 in de klok zit. Heel erg Nederlands is dat, dat er gezopen moet worden zodra de koperen ploert zich even laat zien. De mantra van de Hollander op vakantie: Zon = feest = zuipen.

Vergelijk het met Wadden-alcoholisme: toeristen die zich een delirium slempen op de ochtendveerboot om het Sil de Strandjutter-gevoel te krijgen. Die ouwe Nederlandse alcoholisten in de Algarve roepen vaak: ja maar, die Portugezen drinken ook een borreltje bij het ontbijt. Zeker en waar, maar dat zijn vissers die de hele nacht verkleumd op woelige baren varen. Die drinken een paar neutjes als slaapmutsje en gaan daarna naar bed. Over alcoholisten gesproken: ooit heb ik LEF  Magazine gehaald, het tijdschrift van de Vakbond voor Alcoholisten, geheel betaald door de roverheid. Ik ben in goed gezelschap want in de laatste editie staat een groot interview met nitwit Dave Roelvink. 

In mijn nieuwjaarscolumn voor de Volkskrant schreef ik destijds heel opgewekt: Op 1 januari woonde ik precies vier jaar in de Algarve en het was weer eens de hoogste tijd voor een reality check. Van een decadente wereldburger die ’s ochtends in een bilveter over het strand van Copacabana jogde en ‘s avonds het wel en wee van Latijns-Amerika met Mario Vargas Llosa besprak tijdens een knabbeltje ceviche in Lima, was ik verworden tot een Algarviaanse keuterboer, met dien verschille dat ik een toonbaar gebit heb. Met dat mooi oud worden en opdrogen zat het wel snor, maar moest ik niet nog een keer groots en meeslepend de wereld bestormen? Ik schreef over mijn hartewens om ooit in New York te gaan wonen maar het werd Tel Aviv terecht. Rond het millennium woonde ik in De Stad Die Nooit Slaapt en keek ik iedere week met een clubje archetypische bloedmooie joodse dames naar Seinfeld. Tel Aviv was eigenlijk een soort New York, maar dan met hummus en ongecompliceerde seks. Ik was toentertijd een jonge god en mijn leventje in de hippe Shenkinstraat deed niet onder voor dat van Jerry Seinfeld. Eigenlijk was ik gewoon Jerry, maar dan zonder zijn neuroses.

Inmiddels begon het te gloren, die eerste januari. Ik rook de sinaasappelbloesem en wandelde met de honden naar het strand. Fuck dat hele New York ook, dacht ik. Het onzinnige plan was mij enkel door het hoofd geschoten omdat ik weer eens met drinken was gestopt. En wat schreef LEF, het vakblad voor alcoholisten naar aanleiding van mijn column?

Fuck dat hele New York ook, dacht ik. Het onzinnige plan was mij enkel door het hoofd geschoten omdat ik weer eens met drinken was gestopt’: zo eindigde de nieuwjaarscolumn van schrijver-journalist Arthur van Amerongen. Omdat de obstinate Arthur graag een loopje neemt met de feiten, weet ik nooit of zijn mededelingen waar zijn of niet. Maar ik geloof wel dat hij een alcoholist is. En ik geloof ook dat hij er zo nu en dan mee ophoudt: met drinken. En in die alcoholvrije perioden heeft hij kennelijk zin om te verhuizen, of om, zoals hij in de betreffende column in De Volkskrant schrijft, ‘nog een keer groots en meeslepend de wereld te veroveren’. Zin in actie dus. Herkenbaar. Want je moet toch wat. Als je niet drinkt. Niks aan de hand toch, hoor ik je denken. Klopt, maar toen concludeerde de Leffer: Ik ben heel benieuwd naar wat Martin en ik de rest van het jaar gaan doen. Martin! Martin van Amerongen! Ik ben godverdomme Arthur van Amerongen, stelletje geheelonthoudende subsidiesponzen. Van zulke fouten ga ik nou aan de drank, klootzakken van LEF! 

Ik merk dat ik heel veel tijd overhoud nu ik niet meer zuip. Het saaie nazimannetje in mij brult: “Tijd voor de grote lenteschoonmaak! Aufräumen! Wat heet lente, het is hier 26 graden. De verloofde zit in Nederland, ik heb het rijk alleen en grijp mijn  kans. Ter aanmoediging kijk ik even naar een opruimfilmpje van die geile Marie Kondo en de geest is uit de fles. Uitmesten. Minimaliseren! Laat licht en lucht uw woning binnentreden! Alleen hebbedingetjes die mij een harde tokimeki geven, mogen blijven. Gelukkig heb ik amper bezittingen. Die kunnen toch niet mee naar de hel. De bibliotheek - eufemisme voor een zooitje bij elkaar geraapte boeken - is een afgrijselijk stofnest. Daar moet de beuk in. Ik heb reisgidsen over Portugal en de Algarve in alle talen en uit alle tijden. De enige die mijn schoonmaakwoedeaanval overleven, zijn de Michelin 2019 en die van brombeer José Rentes de Carvalho: Portugal - een gids voor vrienden. Hoeveel reisgidsen zou Floortje Dessing hebben? De oude Confucius zei eens dat het beter is een mijl te reizen dan om duizend boeken te lezen. Ik vind dat gelul want het is een misverstand dat reizen verrijkt. Dwangmatige globetrotters zijn meestal onuitstaanbare betweters, stompzinnige kilometervreters die ditjes & datjes uitbraken over een spotgoedkoop stinkpension op de zoutvlakte van Uyuni in Bolivia. Met lichte tegenzin ruim ik een versleten exemplaar van In Patagonia. Dat monumentale boek van Bruce Chatwin was voor mij de enige aanleiding om naar de aars van de wereld te reizen (de Algarve is de aars van Europa, dus de cirkel is rond). Uiteindelijk zat ik vanwege een vulkaanuitbarsting een maand vast in Ushuaia op Vuurland. Het droevige vreten daar is mijn enige herinnering. Reizen maakt dom. Van tante Marie mag ik maar dertig boeken overhouden. Oude, vergeten exemplaren moet ik van haar wakker maken door heel hard in mijn handen te klappen. De boeken die flauw en zielloos reageren, gaan mee met de vuilnisman. Hupsakee, daar gaat De Metsiers van Hugo Claus. Doei, Vrouwenzand van Robert Anker. Ciao, Allerzielen van Cees Nooteboom. De Gouden Doerian van Marja Pruis reageert helemaal niet op mijn geklap. Opzouten, ondankbare rotboeken. Laat licht en lucht mijn bibliotheek binnentreden. Banzai!

Social

Zaterdag 22 april

De meest kinderachtige en meest ongelezen column in de Volkskrant is die van de De Betrouwbare Mannetjes. Niet eens goed voor een glimlach. Vandaag weer zo’n misbaksel, getiteld Vul nu de enquête van de Betrouwbare Mannetjes in.  In het najaar van 2022 verslechterde de negatieve stemming in Nederland verder. Dat blijkt uit een enquête van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat deze week verscheen. 62% van de Nederlanders vindt dat het de verkeerde kant opgaat met het land. Daar staat tegenover dat 85% van de Nederlanders nog steeds tevreden is over hun eigen leven. Vul in: 1 (zeer oneens) 2 (oneens) 3 (neutraal) 4 (eens) 5 (zeer eens) 28. Ik overweeg naar Portugal te emigreren om dan vanuit daar verder te gaan met de hele dag twitteren hoe kut alles in Nederland is. 

Ik neem aan dat de betrouwbare mannetjes op mij doelen want ik stik natuurlijk van woede als ik het Nederlandse nieuws volg en twitter dan hoe kut alles is in het treurige vaderland. Overdreven laconiek roep ik wel eens dat kritiek geven op afstand – de zogeheten helicopterview – heel verfrissend werkt, maar dat is dus niet zo. Machteloos en tot op het bot verzuurd voel ik me als ik de laptop dichtklap omdat de honden weer eens moeten vreten en schijten. De overstelpende haatpost gaat me ook niet in de koude kleren zitten, want ik ben niet van steen noch van Teflon. Helaas denken mijn lezers denken vaak dat mijn cursiefjes gedrenkt zijn in ironie en dat ik helemaal chill en zen ben in de Algarve: de godganse dag met de honden op het strand banjeren, als de negen in de klok zit een drupje brandy om het af te leren, vervolgens een natte lunch op het strand, om 1600 uren gereetveterd chillen in een loungetent en daarna nog even een Romeinse orgie meepikken in de jeugdherberg van Albufeira. Maar het tegendeel is waar: ik zit mij hier in mijn strandhut de godganse dag helemaal op te vreten over de kuttoestand in Nederland. En nu ook nog eens zonder alcohol en dope. Bah.  

Social

Zondag 23 april

Naar de vlooienmarkt in Faro met de Nijmannetjes. Kip eten. De beste en goedkoopste piri-piri vind je namelijk op de zondagse vlooienmarkten in de Algarve. De kippen worden daar gegrild op enorme roestige en rokende installaties die zo als decor zouden kunnen dienen in een willekeurige Mad Max-film. De Frango piri-piri eet men aan lange houten tafels, op een klapstoeltje, en al met al kost een hele kip hooguit 8 eurootjes. De piri-piri (Swahili voor rode duivel) is een variëteit van de pepersoort capsicum frutescens. Die peper komt oorspronkelijk uit Amerika en is door Portugese zeevaarders naar Afrika gebracht. Daar werd het al snel deel van een kruidenmix, ook wel in de vorm van een olie. Piri-piri olie bestaat in zijn eenvoudigste vorm uit olie, cayennepeper, chilipeper en keukenzout. Een veelgebruikt mengsel bestaat uit een handgemalen melange van de Spaanse paprika, sel gris (Frans zeezout), piri-piri-pepers, oregano, gember, kardemom, knoflook en uiensnippers. De zeemannen namen deze mix uit Mozambique en Angola mee naar Portugal waar het nu een populair ingrediënt in de nationale keuken is. Vanuit Portugal begon het zich via Zuid-Afrika en India over de rest van de wereld te verspreiden. De restaurantketen Nando's  richt zich op met piri-piri gemarineerde kipgerechten. Overigens heb ik in Zuid-Afrika, Zimbabwe en Zambia uit pure noodzaak een paar keer bij Nando’s gedineerd maar dat was nou bepaald niet om over naar huis te schrijven. Laat ik me voorzichtig uitdrukken: ik kreeg ineens vreselijke heimwee naar een satékroket van Febo (die desnoods een paar uur in de muur had liggen garen en dientengevolge niet helemaal knapperig meer was). Mijn favoriete kippentent is Frango da Ria, aan de N125 tussen Olhao en Fuseta. Ze hebben een schoorsteen die niet zou misstaan tussen de Hoogovens en dat is een goed teken. Eet je daar ongans aan kip en hou een plekje over de doce de casa, het toetje van het huis. De doce de casa roept herinneringen op aan Saroma, maar ook aan tiramisu. Pudding of gecondenseerde melk, slagroom, een koekje en nog wat geheimen van de kok: het is een goddelijk dikmakertje. En voor de vunzige smerige gore rot-alcoholisten (ik ben een good sport): Neem een lekkere bel Portugese brandy bij de bica! Hier geen nat glas zoals in Nederland, waar je zo maar 8 euro aftikt voor een smerige Joseph Guy, maar een vorstelijk bel Macieira voor een schijntje. Tip van Tuur, en ik kan het weten: Portugal is niet de juiste plek als je met drinken wilt stoppen.

Social

Iedereen weer boos omdat ik vetschaam. Ik herinner mij die rel rond rond socialite Olcay Gulsen, die als twee druppels water op Katrien Duck lijkt. De eendenbek had iets gemeens gesnaterd over dikke vrouwen en fitness. Nou is het algemeen bekend dat dikke mensen veel gezelliger zijn dan broodmagere mensen en dat je altijd met ze kunt lachen. Dikkerdjes zijn dan ook onlosmakelijk verbonden met de moderne geschiedenis van de humor: denk maar aan Roscoe ‘Fatty’ Arbuckle, Oliver Hardy, Lou Costello, John Candy, John Belushi, Dawn French, Rita Corita, Roseanne Barr, Mimi Kok, Hanneke Groenteman, Asha ten Broeke en Linda Duits. Bij ons thuis werden de stripverhalen van Billie en Bessy Turf – de dikste studentjes van de wereld – verslonden. Grapjes over moddervette tantes vlogen tijdens de warme maaltijd over de tafel, maar als ze op visite kwamen, werden ze hoffelijk en respectvol behandeld. al keek ma heel bezorgd wanneer de gasten puffend in haar antieke stoeltjes ploften. Ik plaagde de zwetende kamerolifanten vaak met scheetkussens en jeukpoeder. En als ik in gedachten mijn ouwe heer weer stikkend van het lachen naar de keuken zie vluchten, denk ik: zo slecht had ik het nou ook weer niet thuis. 

Mijn moeder riep altoos als ze een dik iemand zag: ‘Ieder pondje gaat door het mondje.’ Meestal voegde ze daar zonder enige ironie aan toe: ‘Dikke mensen eten altijd, Tuurtje. Let er maar eens op.’  Zelf was Mien zo mager dat ze door de brievenbus kon, dus ze had makkelijk praten. Toen socialite Halina Reijn in een column iets over een zeekoe schreef, waren, net als bij eendenbek Olcay, de rapen gaar. Actreutel Reijn is vel over been en dat deed pijn bij de gekwetste corpulenten. Slanknijd dus. 

Ik ben sinds ik met drinken ben gestopt - zaterdag vijf weken clean, jippie - zeker twee kilo lichter geworden. Ik kan zowaar de poepert weer zelfstandig vegen (note to self: even anal bleaching googelen en andere methodes om tarrels te bestrijden) en het strikken van de veters is ook weer mogelijk.

Over vetzakken gesproken: Marieke Elsinga - die met haar bakkes tussen de draaideuren van een winkelcentrum heeft geklemd gezeten - voerde in haar dramatische kijkcijferflop Alles is Muziek twee zwaarlijvige Aziatische mannen op en zei: “Ze komen helemaal uit Tokio, Japan. Dit duo staat bekend omdat zij echt werkelijk de gekste geluiden kunnen maken met hun lichaam. Ik heb hier een pompje waarmee je ballonnen op kunt blazen. Wat kunnen ze met dit pompje in combinatie met hun lichaam?”

Social

Toen waren de rapen gaar want televisieprofessor Tina Nijkamp schreef schuimbekkend: “Nota bene twee maanden na een groot artikel in de Volkskrant waarin duidelijk werd dat Meneer Cheung uit Ik Hou van Holland anno 2023 echt niet meer zou kunnen, lijkt het erop dat Alles is Muziek zich daar niks van aantrekt. In de nieuwe promo voor aankomende zaterdag is te zien dat de twee Aziatische mannen die vorige week als ‘kermisattractie’ werden opgevoerd omdat ze geluid kunnen maken met hun navel, er deze zaterdag wéér in zitten. Heeft Alles is Muziek z’n eigen Meneer Cheung? Hoe kan dit?

Juffrouw Nijkamp, die er uitziet als een oude versie van Linda de Mol na een goedkope botoxbehandeling, moet haar klep houden. Die twee Aziatische zeekoeien verdienen met veel plezier hun centjes met deze optredens, en ik zou er graag voor betalen als ze Asha ten Broeke eens flink zouden sandwichen. 

Ook vet geil is de taartscene (vanaf 1 uur 41)  in de briljante, zeer onderschatte film De Mantel der Liefde van Adriaan Ditvoorst. Wat een genot om die heerlijke Mimi Kok, ook wel bekend als Gé Braadslee, in haar blote gat te zien rond huppelen! Voor de volledigheid: Adriaan Ditvoorst (Bergen op Zoom, 23 januari 1940 – aldaar, 18 oktober 1987) was een Nederlandse filmregisseur. Met zijn sombere, bizarre en lyrische films werd hij al snel het boegbeeld van de Nederlandse experimentele film. Zijn talent bleek ook zijn zwakte: de regisseur was zo eigenzinnig dat hij zich moeilijk kon aanpassen aan de eisen van het publiek, met als gevolg dat vrijwel al zijn films financiële tegenvallers waren. Gebrek aan succes en problemen in zijn privéleven zorgden ervoor dat hij in 1987 zelfmoord pleegde. En de rest leest u hier maar. En hier een mooi gefilmd portret van Ditvoorst. 

Maandag 24 april

Zo maar een huilbui omdat ik Jamba mis. De enige remedie is meteen met Tita en Matcha naar het strand te gaan. De geest moet waaien. Tijdens de lange wandeling denk ik dat de dood van Jamba mogelijkheden biedt voor een hondje in het asiel. Ik wil weer drie honden. Tita is 13 en wordt nu snel oud. Ze mist haar zus. Ze wandelt vrolijk mee, eet goed en poept goed, maar haar botten zijn versleten. Een beetje vers bloed in de roedel kan geen kwaad, al zorgt Matcha (pas 5) voor veel leven in de alcoholvrije brouwerij.

Social

Dinsdag 25 april

Social

Ik word net als mijn gewaardeerde collega Hans ook heel erg moe van de staatshofnarren Groenteman en Van Roosmalen. Let maar eens op wie ze niet belachelijk maken: hun broodheren. En dan die Aaf, de vrouw die iedere man stante pede tot homofiel omtovert. Ik werd dan ook niet bepaald verdrietig van het goede nieuws dat Mr. Ed-Brandt Corstius het uitgemaakt heeft met de allerengste gnoom van Nederland toen ze achter kwam dat ET van de verkeerde kant is.

Social

https://www.geenstijl.nl/5170278/annus-horribilis-2023-de-laatste-stuiptrekking-van-de-schrijvende-aap-don-arturo-16/

Municipalisme: hoe de wil van de mensen wet wordt (Vrij Nederland)

In 2019 stonden de pleinen van Chili in vuur en vlam. De ‘Estallido Social’ – letterlijk: de sociale uitbarsting – bracht miljoenen mensen uit alle geledingen van de samenleving samen op de pleinen van Santiago, Valdivia, Concepción en Valparaíso, verbonden in hun afkeer van decennia aan neoliberaal beleid.

De uiteindelijke druppel was de zoveelste verhoging van de prijzen voor metrokaartjes, maar de onvrede sluimerde al veel langer: over de grote ongelijkheid, over het peperdure onderwijs, het geweld tegen de inheemse Mapuche-bevolking, de natuurvervuiling, het machismo. No son 30 pesos, son 30 años! (Het zijn geen 30 pesos, het zijn 30 jaar!), was de slogan. Wat begon als spontane uitbarsting van volkswoede kreeg vorm tijdens de vele cabildos – zelf-georganiseerde assemblees – waar de mensen een open dialoog voerden over de benodigde veranderingen.

Het eerste dat er moest komen, zo werd duidelijk, was een nieuwe grondwet. De huidige stamt nog uit het dictatoriale Pinochet-tijdperk (1973-1990), waarin ook de neoliberale, gecentraliseerde staat vorm kreeg.

De nationale overheid, onder leiding van de conservatieve president Sebastian Piñera, gaf geen gehoor aan de volkswens, maar de municipios, de gemeenten, wel. Samen organiseerden ze een burgerraadpleging die zijn weerga nog altijd niet kent: 2,4 miljoen mensen van 14 jaar en ouder, verdeeld over 214 gemeentes, deden mee. 93 procent stemde voor het opstellen van een nieuwe grondwet en 72 procent voor een volledig door burgers gekozen ‘constitutionele conventie’: een groep Chilenen die samen de grondwet zou gaan schrijven.

En zo geschiedde. Hoewel de eerste versie van de ultraprogressieve tekst afgelopen september werd weggestemd in een nationaal referendum, laat het voorbeeld zien dat lokale bewegingen van onderop en in samenwerking met gemeenten, zelfs in een van oudsher extreem neoliberale context, veel kunnen bereiken.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/2023/02/municipalisme-3-640x853.jpg

Radicaal maar pragmatisch

Estallido Social kun je toevoegen aan een rijtje van massale pleinprotesten tegen neoliberalisering en vóór democratisering, zoals in Spanje (Los Indignados, 2011), in de Verenigde Staten (Occupy, 2011), in Athene (Syntagma Square, 2010-2012), in Parijs (Nuit Debout, 2015), in Bógota (2018) en La Paz (2019). Wat al deze protesten met elkaar gemeen hebben, is dat ze onafhankelijk waren van politieke kleur of ideologie. En dat ze, in assemblies en assembléés, confluencias en cabildos experimenteerden met ‘radicale’ democratie. Minder hiërarchisch, meer horizontaal. Minder machismo, meer feministisch. Niet elitair en formeel, maar open en participatief.

Het municipalisme is een politieke stroming rond deze principes.

Xavi Ferrer was lang betrokken bij burgerplatform Barcelona en Comú (Barcelona Gemeenschappelijk) en de municipalistische Fearless Cities-conferenties. Hij noemt het municipalisme een ‘zachte’ ideologie, in tegenstelling tot ‘harde’ ideologieën als het socialisme of het communisme, grote en dogmatische narratieven met een duidelijk beeld van hoe de samenleving eruit moet komen te zien, inclusief de stappen om daar te komen.

Van Marx en zijn navolgers moesten bijvoorbeeld alle productiemiddelen – kapitaal, grond, arbeid – worden gecollectiviseerd. Bij het municipalisme ligt dat anders. Het heeft een duidelijk links profiel maar zonder de route helemaal uit te stippelen.

‘Het goede van het municipalisme,’ zegt Ferrer, ‘is dat het een opening is van politiek voor een brede groep mensen, en dat het een bescheiden opstelling heeft. We hebben niet alle antwoorden. We zijn niet gebonden aan een bepaalde ideologie, we hebben geen blauwdruk of stappenplan. Het municipalisme is radicaal maar pragmatisch. We hoeven niet te beweren dat we antikapitalistisch zijn. Soms werkt het beter om te zeggen: laten we onze samenleving, de plek waar we leven, de straten en onze werkplekken, radicaal democratiseren. Dat ziet er op elke plek anders uit.’

Barcelona en Comú is een municipalistisch burgerplatform dat werd opgericht in 2014 en direct voortkwam uit de Indignados-protesten in 2011, als samenwerking tussen verschillende activistische groepen en burgerorganisaties. Na een periode van acties buiten de instituties besloot Barcelona en Comú in 2015 mee te doen met de gemeenteraadsverkiezingen. Ze wonnen, en deden dat in 2019 opnieuw, al werd het ditmaal een gedeelde eerste plek. Met activiste Ada Colau als eerste vrouwelijke burgemeester van de stad kwam de transformatie van Barcelona op gang. Zo werden er ‘Super City Blocks’ aangelegd: groene hubs die zijn ontworpen om ruimte terug te claimen van auto’s en vrij te maken voor het sociale leven en de lokale economie. De stad kreeg een gemeentelijk team voor feminisme en LGBTI-zaken, een Special Tourist Accommodation Plan om het toerisme te reguleren en de effecten daarvan op de huisvesting, en een gemeentelijk energiebedrijf, Barcelona Energia.

Niet alleen in Spaanse steden namen municipalistische burgerplatforms lokale instituties over, ook Italiaanse steden ‘municipaliseren’ de laatste jaren.

Het stadsbestuur van Barcelona werd participatiever. Sinds 2015 wordt 75 miljoen euro, vijf procent van het jaarlijkse budget, ‘participatief begroot’ op het digitale participatieplatform decidim.barcelona. Barcelona en Comú loodste ook een drastisch participatieplan door de gemeenteraad dat de verhoudingen tussen de bestuurlijke elite en de burgers ingrijpend zou veranderen. Zodanig zelfs dat een aantal grote water- en energiebedrijven tot aan het Hooggerechtshof procedeerden tegen het plan – met succes.

Democratie van onderop

Niet alleen in Spaanse steden als Barcelona, Madrid, Zaragoza en A Coruña namen municipalistische burgerplatforms lokale instituties over, ook Italiaanse steden ‘municipaliseren’ de laatste jaren. In Bologna bijvoorbeeld werd in 2016 de Coalizione Civica opgericht door een diverse groep activisten en burgers. Momenteel zit de coalitie met vier zetels in de gemeenteraad en levert ze de locoburgemeester, de 31-jarige Emily Clancy. Een belangrijke overwinning vorig jaar, in samenwerking met een groep burgercomités, was het stoppen van de transformatie van het stadsbos Prati di Caprara tot een winkelcentrum en parkeerplaats.

In Pisa en Napels zijn vergelijkbare ontwikkelingen. En in Grenoble en Nantes, in Zagreb en Belgrado, in Malmö en in Warschau.

In Berlijn ontluikt het Munizipalismus Berlin-platform. De groep komt voort uit onder meer de woonbeweging, die vorig jaar de gemeente het mandaat gaf om grote vastgoedbedrijven te onteigenen met een legendarische campagne en een referendum: 59 procent van de bijna 2,5 miljoen opgekomen Berlijners stemden ‘ja’.

Ook in Latijns-Amerika werden municipalistische groepen en platforms verkozen, zoals Ciudad Futura in Rosario, Argentinië, en de Movimiento Valparaíso Cuidadanos in Valparaíso.

Wat delen al deze groepen? Is er zoiets als ‘de municipalist’? Op het eerste gezicht zijn er vooral verschillen, zowel qua structuur als qua aanleiding – onbetaalbare woningen (Berlijn, Barcelona, Rosario), extremisme en fascisme (Bologna, Belgrado), afvalproblemen en dakloosheid (Valparaíso, Zagreb), om er een paar te noemen. Maar daaronder schuilt een sterke gedeelde overtuiging dat democratie van onderop moet komen.

De verschillende groepen hebben het allemaal over ‘radicale democratie’. ‘Radicaal’ gebruiken ze daarbij niet als handige krachtterm, maar in zijn letterlijke betekenis, afgeleid van het Latijnse woord radix, dat wortel betekent. Met burgerassemblées, cabildos, comités of lokale raden proberen municipalisten terug te keren naar de wortel, naar een idee van wat democratie ooit betekende.

Ook over de strategie zijn de meesten het eens: om verandering op gang te brengen, moeten de instituties ingenomen worden. Eén voet in de instituties en honderd in de straat, is het adagium.

In de praktijk geeft dit een constante spanning. Bijna overal waar municipalistische platforms de lokale macht grijpen, is er wel kritiek op hoe ze losraken van hun ‘wortels’.

Municipalisten stellen de vraag: hoe kun je horizontaliteit en participatie realiseren in een verticaal, representatief systeem. Hoe schrijf je een politiek programma met mensen uit verschillende lagen van de samenleving? Hoe geef je leiderschap vorm in een leiderloze beweging?

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/2023/02/municipalisme-4-640x853.jpg

Drie pijlers

Het antwoord op die laatste vraag illustreert de ‘radicaal’ democratische insteek van het municipalisme. In onder andere Barcelona en Bologna werden in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen primarias cuidadanas gehouden: politieke bijeenkomsten zonder link met een partij of ideologie. Ze vonden plaats in buurten en straten, waren vaak van onderaf georganiseerd en stonden open voor iedereen.

Zo ook in Valparaíso, een kust- en havenstad in Chili met ongeveer driehonderdduizend inwoners. In 2015 besloten zeven burger- en activistengroepen daar samen te werken. Ze waren al lang ontevreden over de neoliberale status-quo. Een afvalprobleem en een grote bosbrand zorgden voor het laatste zetje, en samen vormden ze het burgerplatform Movimiento Valparaíso Cuidadanos (MVC). Een jaar later besloten ze mee te doen met de verkiezingen. In elk deel van de stad werden primarias ciudadanos georganiseerd, waarbij zo’n zesduizend mensen actief meededen en meeschreven aan een politiek programma. Het resultaat: het Open Programma van de Gemeenschappelijke Overheid. De MVC won de verkiezingen en Jorge Sharp, toen 30 jaar oud, werd burgemeester. Het leidde een nieuw tijdperk in.

Het grote geld heeft lang bepaald wat er in Valparaíso gebeurt, en zou daar graag mee doorgaan.

Is de stad nu, zes jaar en anderhalve termijn later, veranderd? Rodrigo Ruiz (55) is de rechterhand en een belangrijke adviseur van Sharp. Hij heeft het allemaal mede georganiseerd. Tegenwoordig heeft hij een kantoortje in het gemeentehuis. Vanachter zijn bureau legt hij uit dat de beweging drie pijlers heeft: transformatie, democratie en comunes (vergelijkbaar met buurten). Transformatie omdat volgens de MVC de grote problemen van deze tijd het gevolg zijn van de neoliberale staat en een ‘extractivistische’ economie. Democratie omdat de transformatie democratisch en participatief moet zijn. Comunes omdat democratie daar moet beginnen waar het leven zelf zich afspeelt, én omdat daar de neoliberale verwoesting tastbaar en concreet wordt.

Ruiz vertelt dat het grote geld lang heeft bepaald wat er in Valparaíso gebeurt, en daar graag mee doorgaat. De haven wil bijvoorbeeld uitbreiden, ten koste van de stad, schone lucht en een schone zee. Vastgoedontwikkelaars willen lucratieve hoogbouw. En aan de kust staan bedrijven op het punt een leegstaand negentiende-eeuws depot van vijftienduizend vierkante meter om te bouwen tot winkelcentrum en parkeergarage.

Dat moest anders kunnen, vond team-Sharp. ‘Wij zeiden: dit gebouw is van de mensen, dus die moeten er ook bij betrokken worden,' vertelt Ruiz. 'We hebben in de comunes een grootschalige enquête georganiseerd, on- en offline, en zo werd besloten dat er een park moet komen. Dat wordt nu aangelegd.’

Ook de hoogbouwplannen werden in een participatief proces omgebogen. In elke buurt werden assembleas georganiseerd samen met bestaande buurtgroepen en comités. Niet alleen de huidige bewoners waren erbij, ook de toekomstige bewoners van de geplande appartementen praatten mee. De uitkomst werd opgenomen in de plaatselijke verordening, het Plan Regulador Comunal. Maximaal zeven meter hoge flats, en bij uitzondering tien of twaalf, in plaats van de zestig à tachtig die de ontwikkelaars in gedachten hadden. De wil van de mensen werd wet.

Dichter bij de mensen

Op nog geen 120 kilometer naar het westen van Valparaíso ligt de Chileense hoofdstad Santiago. De stad is onderverdeeld in 34 comunes. Een daarvan is Recoleta, een andere proeftuin van progressieve denkers en politici. Daniel Jadue (55), lid en aanvoerder van de communistische partij in Chili, is er burgemeester.

In het kader van de progressieve conferentie Our Future Is Public in Santiago, die afgelopen december plaatsvond, kreeg ik een rondleiding door Recoleta. Een internationale groep van geïnteresseerden – vakbondsmensen, ngo-medewerkers, activisten en journalisten – kon een kijkje nemen in de buurt en Jadue en later zijn woordvoerders vragen stellen. Jadues flitsende analyse van de ‘neoliberale commercialisering van het leven’ maakte indruk. Die kreeg vorm, vertelde hij, toen dictator Pinochet en zijn in Chicago geschoolde economen in de jaren zeventig van Chili een laboratorium maakten voor het toen nog nieuwe neoliberalisme.

‘Hoeveel overheidslagen zijn er in jouw land?’ vroeg Jadue de groep. Een vakbondslid uit India stak vijf vingers op. ‘En wat is de belangrijkste?’ ‘The national government,’ was het antwoord. ‘Fout,’ reageerde Jadue, ‘de belangrijkste laag is altijd de comune.’

En dat is niet slechts semantiek, legde hij uit, want een decentrale overheid staat dichter bij de mensen en is daarom per definitie democratischer dan een centrale. ‘De autoriteiten wonen niet op de plekken waarover ze regeren. Ze komen er alleen om stemmen te winnen.’

Er is de afgelopen jaren veel gebeurd in Santiago. Zo werd de eerste farmacia popular opgericht, waar mensen goedkope medicijnen kunnen ophalen. En een optica popular, een opticien volgens vergelijkbaar concept. Ook loopt er een proef met publiek-coöperatieve huisvesting. Als onderdeel van de rondleiding kregen we een pand te zien waar honderdvijftig mensen, vooral families, zijn gehuisvest. De huur is inkomensafhankelijk: maximaal 25 procent van de maandelijkse inkomsten. Het zijn de eerste sociale huurwoningen in de hele stad.

De aanpak van Jadue heeft trekken van ‘oud’ en ‘nieuw’ links. In het van bovenaf opgelegde sociale beleid zien we het ‘oude’ communisme terug van Jadués politieke partij. Er is weinig te zien van de radicale democratie, zoals de buren van Valparaíso die voorstaan. Tegelijk schuilen in het lokaal-specifieke karakter van de projecten, de voorkeur voor een coöperatieve aanpak en de eigenwijze houding ten opzichte van de nationale overheid wel degelijk elementen van het municipalisme.

Urbanisatie versus Steden

Het municipalisme kent een aantal theoretische grondleggers. David Harvey bijvoorbeeld, die schreef over rebel cities die het voortouw nemen in de mondiale strijd tegen het kapitalisme. Een andere grondlegger is historicus en politiek filosoof Murray Bookchin. De meeste municipalisten hebben zijn boek Urbanization without Cities (1992) wel gelezen. Steden, schrijft Bookchin, hebben niet alleen een hoge bevolkingsdichtheid, ze zijn ook gelaagd en sociaal divers, en er is van oudsher veel toewijding en zorg voor de publieke zaak.

Dat de eerste steden ontstonden als gevolg van toegenomen productiecapaciteit na de uitvinding van de landbouw, zoals algemeen wordt aangenomen, is volgens Bookchin een neoliberaal frame. Hij stelt dat ze eerder ontstonden uit een uitbreiding van de familiebanden uit de tribale samenleving. Die lijn zette zich door in steeds ‘modernere’ steden, in steeds nieuwe vormen, in het burgerschap van het oude Athene, in de ‘broederschap’ van Middeleeuwse Italiaanse steden, in de autonomie en referenda van vroegmoderne Zwitserse regio’s. Zelfs tijdens de opkomst van het industrieel kapitalisme in het begin van de negentiende eeuw, schrijft Bookchin, imiteerden arbeiders een ‘dorpscultuur’ in de buurten, barrios en quartiers, met een rijk gemeenschapsleven en mutual aid networks.

Dat decentralisering een grote rol speelt, wil niet zeggen dat municipalisten pleiten voor zelfvoorzienendheid of isolatie.

Volgens Bookchin verslindt het kapitalistisch grow-or-die-ethos onze steden en verandert ze in anonieme megastructuren waar massale consumptie en productie doelen op zich zijn geworden. Steeds verder uitdijende industriële, commerciële, zaken- en winkelcentra zijn hiervan het symbool. ‘Steden,’ schrijft hij, ‘verloren hun vorm als onderscheidende en rijke culturele entiteiten op menselijke schaal, met beheersbare politiek. Ze zijn veranderd van ethische arena's met een uniek menselijke, beschaafde vorm van saamhorigheid, in immense, overheersende en anonieme markten.’

In die overheersende markt, maar ook in de bijbehorende overheidsstructuren, worden mensen weinig aangemoedigd om mee te doen aan het publieke en politieke leven, en daarmee om zich te ontwikkelen tot burgers. Het municipalisme wil die machtsstructuren doorbreken – democratisering van onderop – en bovendien de stad zelf terugwinnen, en het leven erin.

Decentraal én internationaal

Het radicaal democratische municipalistische ideaal gaat vaak gepaard met de roep om meer decentralisering en lokale autonomie. Hoe dichter bij de mensen, is het idee, hoe radicaler – gewortelder – de democratie, en hoe meer instituties meebewegen met regionale verschillen. Zonder autonomie en budget, zeggen de municipalisten, is elke vorm van (lokale) democratie een hol begrip.

Europese steden anno nu hebben over het algemeen meer macht ten opzichte van nationale overheden dan steden in Latijns-Amerika.

Valparaíso en Recoleta opereren bijvoorbeeld in een sterk gecentraliseerde nationale context, waarin de stad maar weinig autonomie heeft, een erfenis uit het dictatoriale verleden. Barcelona, aan de andere kant, is onderdeel van Catalonië, een van de zeventien autonome regio's van Spanje en heeft relatief juist veel voor het zeggen. Dat verklaart deels de pionierende rol van deze stad. Hetzelfde geldt voor stadsregio Berlijn, dat de grondwettelijke status heeft van federale staat.

Dat decentralisering een grote rol speelt, wil niet zeggen dat municipalisten pleiten voor zelfvoorzienendheid of isolatie. Integendeel, een mondiaal, internationaal perspectief is essentieel. Fearless Cities, de internationale reeks municipalistische conferenties, is gestoeld op dit idee. Namens Barcelona en Comú hielp Xavi Ferrer in 2017 de eerste editie van Fearless Cities organiseren in Barcelona, waar onder andere de municipalistische burgemeesters Jorge Sharp en Ada Colau elkaar ontmoetten.

Toen Barcelona en Comú de verkiezingen won, werden ze benaderd door organisaties en platforms uit steden en regio’s van overal op de wereld. Ze maakten een lijstje met ‘inspirerende’ organisaties. Die deelden een aantal eigenschappen, zegt Ferrer. ‘Ze hadden een pragmatische blik op de instituties, sterke lokale wortels en tegelijk een mondiaal perspectief zodat het “lokalisme” niet blind zou zijn voor internationale problemen en geen elementen van nationalisme of een “wij” versus “zij” kon bevatten.'

De acht conferenties die volgden, in Belgrado, Brussel, Warschau, Napels, Rosario, New York en Valparaíso, dienden als verbindingsmomenten voor de wereldwijde municipalistische beweging, maar waren vooral regionale conferenties, allereerst bedoeld om regionale betrokkenen in Zuid-Europa, Noord- en Centraal-Europa of Latijns-Amerika samen te brengen.

Uit netwerken rond Barcelona en Comú en Fearless Cities ontstonden weer andere, internationale groepen, zoals het European Municipalist Network (EMN), dat werd opgericht in 2021. Het netwerk bestaat uit mensen van lokale bewegingen, burgerorganisaties, denktanks, universiteiten en lokale politieke partijen uit zo'n twaalf Europese landen met een municipalistische inslag. Sophie Bloemen van Commons Network uit Amsterdam, een ‘werkplaats voor de sociaal-ecologische transitie’ (en voormalig werkgever van de auteur van dit stuk), is een van hen.

De paradox van Amsterdam is dat de gemeente een van de initiatiefnemers is van het municipalisme in de stad, terwijl municipalisme hoort te beginnen in de straten.

‘EMN,’ vertelt Bloemen, ‘is een netwerk voor kennisuitwisseling, een school bijna, voor municipalisten in Europa om van elkaar te leren. Wat gebeurt er in Nantes, hoe doen ze het in Napels, wat zijn de lessen uit Zagreb?’ In elke stad en regio ziet het politieke landschap er anders uit. ‘In Zuid-Europa heeft het municipalisme een feministische inslag. In Berlijn en Amsterdam gaat het over wonen, en over de transformatie van de economie als geheel. De veranderingen moeten gedragen worden door lokale bewegingen, daarom hebben we ook verschillende municipalismes nodig.’

Stap voor stap

Maar ondanks het pragmatisme gaat het altijd over het lokale, en over radicale democratie. Het gaat over politiek mét mensen, over de stad, over democratische processen. En over een lokale regering die het heft in handen neemt. Amsterdam heeft zo’n regering, zou je kunnen zeggen. De recente verkiezingsoverwinningen van GroenLinks in 2018, gevolgd door de Partij van de Arbeid in 2022, zorgden voor een heropleving van links met progressief beleid tot gevolg. Is Amsterdam een Nederlands voorbeeld van een fearless city, een voorbeeld van een municipalistische stad?

De gemeente probeerde het wel. GroenLinks, op dit thema aangevoerd door wethouder Rutger Groot-Wassink, wierp het municipalisme expliciet op als mogelijk alternatief voor de neoliberale orde. Groot-Wassink omschreef Amsterdam in 2019 als een ‘klein Gallisch dorpje dat dapper weerstand biedt aan het groeiende rechts-populisme en zich opwerpt als uitdager van het mondiale neoliberalisme’. De partij riep Amsterdam al snel uit tot fearless city en ondersteunde de oprichting van De 99 van Amsterdam, een ‘forum’ van burgerorganisaties en lokale bewegingen dat in 2019 en in 2021 municipalistische conferenties organiseerde.

De paradox van Amsterdam is dat de gemeente een van de initiatiefnemers is van het municipalisme in de stad, terwijl municipalisme hoort te beginnen in de straten en ‘eindigt’ in de instituties, niet andersom. En de beweging in de straten van Amsterdam is tot op heden zeer gefragmenteerd.

Er zijn wel elementen in het stadsbestuur die je municipalistisch zou kunnen noemen. De gemeente maakt bijvoorbeeld werk van een autovrije stad, met meer ruimte voor het sociale leven. En begon jaren geleden al – weliswaar op veel kleinere schaal dan Barcelona of Parijs – met participatief begroten op stadsdeelniveau. Ook is er van oudsher een tendens in de stad die gericht is op het coöperatieve beheer van energie en woningen. Een groep (burger)organisaties, waaronder Commons Network, werkt nu samen met de gemeente aan een zogenaamde incubator om de coöperatieve ‘sector’ verder te stimuleren.

Het zijn voorzichtige stappen richting een meer municipalistisch idee van de ‘stad’. Die voorzichtigheid is inherent aan municipalistische verandering: stap voor stap, steeds weer lerend van de vorige stap, evalueren, meer mensen betrekken, aanpassen, het is een proces zonder einde. Het municipalisme is een stroming zonder magisch einddoel of routekaart. Zonder hoop zelfs om ooit een perfecte stad te bereiken, omdat municipalisten zich realiseren dat een utopie een utopie is en er geen systeem bestaat dat zo’n utopie in de praktijk mogelijk maakt.

Die pragmatiek onderscheidt het municipalisme van de grote linkse vertogen van weleer. Van Belgrado tot Barcelona en van Warschau tot Valparaíso wordt zo niet alleen gewerkt aan alternatieven voor het neoliberalisme, maar ook aan andere vormen van politiek; bescheiden, feministisch, en radicaal democratisch. En aan een stad die burgers bijeen brengt in het publieke leven in plaats van hen uit elkaar drijft als consumenten. Hoe die stad eruitziet, is afhankelijk van de context, maar één ding is zeker: ze zal door mensen zijn gemaakt.

Het bericht Municipalisme: hoe de wil van de mensen wet wordt verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/municipalisme/