Het tijdperk van megavuren is aangebroken. Kan de mens het tij nog keren? (Motherboard Vice)

De wereld staat in de fik. Met die gedachte sta ik 99 van de 100 dagen op, maar dit keer is het geen hysterische metafoor: het poolgebied brandt als nooit tevoren, en in Rusland is dit jaar tot nu toe een bosgebied ter grootte van Duitsland afgebrand.

Zelfs Groenland, waar onlangs in een dag zoveel ijs gesmolten is dat je heel Nederland kan bedekken met een halve meter water, zelfs daar staat het in de fik.

Het vooruitzicht van een door smeltwater verdronken wereld waar het nog resterende landoppervlak wordt geteisterd door 21ste eeuwse megavuren fascineert me sinds ik vorig jaar beelden zag van een familie die het dorpje Paradise in Californië probeert te ontvluchten.

Ze zitten in een auto. Het lijkt avond en behalve de weg staat alles in de fik. Uit kolkende, gele rook komt af en toe een tegenligger tevoorschijn, en de moeder perst er snikkend een gebedje uit. Na vijftig seconden vuur en duisternis breekt opeens een blauwe hemel open. Het blijkt klaarlichte dag.

Het is alsof je een apocalyptische attractie uitrijdt, een totaalervaring waarin de toekomst zit verpakt, perfect gecureerd om mensen de stuipen op het lijf te jagen en nooit meer schijt te hebben aan de opwarming van het klimaat. Oh, en die natuurbrand in Rusland? Die is honderd keer groter dan de brand in Paradise.

Wat is er aan de hand? Kunnen we de branden nog stoppen, of zijn we, zoals de Franse filosoof Bruno Latour zegt, “gemuteerd naar een andere wereld” waarin megavuren de norm zijn?

Door een bijzonder geluk krijg ik begin augustus de mogelijkheid om in de slipstream van Grigory Kuksin, hoofd van de Greenpeace-brandweerteams in Rusland, kennis te maken met een groep vrijwillige brandbestrijders in Karelië, een gebied zo’n vijf uur reizen boven Sint-Petersburg, tegen de grens van Finland aan. Deze noordelijke provincie is meer dan drie keer zo groot als Nederland, en bestaat voor 97 procent uit bos.

Het is ook het meest westelijke deel van de Russische taiga. Taiga betekent naaldwoud in het Russisch, maar het bosgebied strekt zich uit tot over de grenzen van dit gigantische land. Het ligt als een brede, groene kroon op de noordelijke helft van de wereld, van Scandinavië in het westen, naar Rusland en via Alaska en Canada tot aan IJsland en het noordelijkste puntje in Schotland. Het is het grootste bos op aarde. Het gebied is bijna twee keer zo groot als de VS en vertegenwoordigt 30 procent van alle bosbedekking van de wereld.

De milieu-omstandigheden in dit hele gebied zijn vergelijkbaar, en satellietsystemen laten zien dat over de hele taiga zowel de duur als de intensiteit van de branden toeneemt. In dit verhaal ga ik op zoek naar de oorzaken hiervan.

Na vier uur in een trein en een uur in een taxi zit ik op de rand van een rubberen motorboot. Het meer waar we op varen is net zo groot als Nederland. Een potige dame giert de boot van links naar rechts door een zeewaardige golfslag heen. “Vroeger bevroor dit hele meer”, zegt een Rus met een vissershoed, “maar nu niet meer.” Hij zal de komende dagen wel vaker dit soort abrupte inlichtingen verschaffen. Even later wijst hij naar een van de vele eilandjes: “Daar werden vroegen nucleaire wapens getest. Ik zou er geen paddenstoelen plukken.”

We varen langs een muur van bomen die zich langs de kust uitstrekt naar de horizon. De enige onderbrekingen zijn eilandjes met nog meer bomen. De omgeving is gevormd door de laatste ijstijd, die duurde tot 11.000 jaar geleden. Niets bewijst dat de mens hier ook maar enige invloed heeft gehad, waardoor alles er nogal prehistorisch uitziet. Het is moeilijk voor te stellen dat dit hele gebied verandert doordat wij mensen ergens anders koolstof de lucht in pompen.

Als je goed kijkt, zie je hier en daar een eilandje dat pas afgebrand lijkt. Vooral de eilandjes die al een tijdje geleden zijn afgebrand zijn mooi. De silhouetten van nieuwe boompjes – berken bovenaan, want die groeien het snelst – steken af tegen het extreme groen van de ondergroei; een soort oersoep van mossen, paarse distels en dennen. “Het is alsof de natuur zichzelf opnieuw uitvindt,” schreeuw ik enthousiast tegen de Rus met de vissershoed. Hij knikt, en kijkt me aan alsof ik krankzinnig ben.

Als de boot eindelijk aanmeert en ik vraag waarom we stoppen blijkt dat dit afgelegen eiland de ideale plek voor het kamp is omdat het zo ‘gemakkelijk’ te bereiken is. Drie zomermaanden per jaar overleeft hier een troep vrijwilligers die, omdat de Russische brandweer het vertikt, probeert de talloze brandjes in de omgeving te blussen. Hun actieradius is zo’n 200 vierkante kilometer. “Sommige mensen noemen het een gevecht tegen windmolens,” zegt Kuksin over zijn schouder als we uitstappen, maar of zijn missie even zinloos is als die van Don Quichot betwijfel ik.

Kuksin werkt nu voor Greenpeace, maar is al sinds 1998 een spil in de bestrijding van brand in Rusland. Met eenzelfde groep vrijwilligers stond hij aan de basis van een nationaal park in een gebied vlakbij Moskou dat “het moederland van granen” heet. Samen met zijn jeugdvriend Misha, een gigantische man met een Bretonse streep en een zeer kort lontje, probeert hij dat succes nu te kopiëren naar het Ladogameer en nog twaalf andere plekken in Rusland en Siberië.

In het weekend dat ik hem meemaak, geeft Kuksin constant telefonische interviewtjes aan lokale en nationale nieuwsstations, en het verbaast me hoe openlijk kritisch hij is op Poetins regering. Tien jaar geleden is er een bezuiniging doorgevoerd op brandbestrijding. Er werden zogenoemde ‘controlezones’ uitgestippeld: gigantische regio’s waar de staat, verwarrend genoeg niets tegen brand onderneemt. Kuksin noemt het bullshit: “Branden moeten geblust worden als ze net beginnen.” Teams van vrijwilligers door heel Rusland nemen nu het heft in eigen hand. Het team rondom het Ladogameer blust elk jaar tientallen potentiële vuurhaarden. Het totale aantal branden in Rusland wordt door deskundigen op 50.000 tot 70.000 per jaar geschat, maar dat aantal hoopt Kuksin omlaag te krijgen door met mediacampagnes en educatieprogramma’s (inmiddels op 8000 scholen) aan de bevolking duidelijk te maken dat mensen 90 procent van de natuurbranden veroorzaken. Kuksin’s team is voorlopig de enige die met dit soort campagnes bezig is, want de Russische overheid houdt voorlopig nog vol dat natuurbranden vanzelf ontstaan.

Eenmaal aan land wijst iemand naar een kale, winderige steenvlakte waar mijn koepeltent alvast pal in het midden is opgezet. Direct achter de tent, in een klein stukje bos, toont hij mij een enorme berg stront met een wc erop. Op de meest extreme uitstulping van het gesteente staat een dekzeilen imitatie-joert weg te waaien. Het blijkt de sauna te zijn.

Het is tragikomisch dat een soort die zulke onsamenhangende ruïnes produceert ook in staat is om de stofwisseling van een planeet te veranderen.

Deze tegenstrijdigheid is een centraal aspect van het klimaatprobleem: we bouwen Tesla’s en overwegen te verhuizen naar Mars, maar gooien tegelijkertijd overal en nergens sigaretten op licht ontvlambare veengronden. Ik lig in mijn kleine koepeltent na te denken over de zinloosheid van dit alles, totdat de granieten ondergrond me uiteindelijk in een vacuüm van droomloze oneindigheid trekt waar af en toe alleen een vleug van het toilet doorheen wasemt.

“Negen van de tien branden in Rusland wordt door mensen veroorzaakt”

“Negen van de tien branden in Rusland wordt door mensen veroorzaakt,” vertelt Kuksin de volgende ochtend tijdens het ontbijt. In de regio waar ik nu ben zijn de boosdoeners vooral kampvuurtjes en sigaretten, maar in de Zuid-Siberische gebieden, waar nu de grootste brand is, zijn boeren verantwoordelijk.

“Russische boeren verbranden gras [elk jaar een gebied zo groot als Italië, red.] omdat ze denken dat het de grond vruchtbaar maakt, maar dat is een mythe. Grasbranden kunnen vervolgens weer bos- en veenbranden veroorzaken.” Het verbranden van gras is daarom verboden, maar het gebeurt nog steeds, en er wordt nauwelijks iets tegen gedaan. Veel boeren zien grasbranden niet als probleem, zolang hun eigen dorp maar geen gevaar loopt. Mensen die het dichtst bij de vuren wonen waarschuwen de brandweer meestal niet eens, omdat ze denken dat vuur vanzelf ontstaat.

Kuksin en zijn team proberen die mindset te veranderen. “Het vuur blussen met vliegtuigen, zoals het Russische leger nu doet, heeft geen zin. We moeten ervoor zorgen dat mensen de branden niet alleen als een natuurlijke tragedie zien, maar als iets waar de mens iets tegen kan doen.”

In en rondom de taiga ligt veel veengrond, en veen brandt ondergronds. Als je een sigaret op de grond gooit, of een kampvuurtje maakt, lijkt het vuur misschien uit als je wegloopt, maar in werkelijkheid verspreidt het vuur zich soms tot wel meters diep de grond in. Het oude plantenmateriaal brandt langzaam door tot het vuur de oppervlakte weer bereikt, soms tientallen kilometers verderop. Veel mensen denken daarom dat brand een natuurlijke oorsprong heeft, terwijl het in werkelijkheid komt door een alledaagse menselijke handeling.

De mens veroorzaakt dus bijna alle branden: check. Maar hoe zit het met de gebieden waar nauwelijks mensen wonen? Het noordpoolgebied bijvoorbeeld, waarom brandt het daar als nooit tevoren?

Om daarachter te komen bel ik met Sander Veraverbeke, Earth Systems-wetenschapper aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Veraverbeke onderzoekt de interactie tussen de koolstofcyclus en de biosfeer. In 2017 publiceerde hij een studie in Nature waarin hij de invloed van bliksem op het ontstaan van recente branden in de boreale bossen analyseert. “Veel mensen denken: het wordt warmer, dus het brandt meer. Dat is deels wel zo, maar wat ze vergeten is dat de meeste branden in het hoge noorden beginnen door een bliksemschicht. Dat is heel anders dan in zuidelijke gebieden, waar het bijna altijd de mens is.” In sommige regionen van Canada en Alaska, het gebied waarnaar hij onderzoek doet, verklaart bliksem 95 procent van alle grotere branden boven de vier vierkante kilometer.

Twee dingen komen samen: extreme droogte in regio’s waar het nooit zo warm en droog is, en bliksem. Omdat er meer warmte is, verdampt er bovendien meer water. Daardoor ontstaat er meer wolkvorming, en dat is weer een voorwaarde voor bliksem. De laatste 40 jaar is de hoeveelheid bliksem in de noordelijkste plekken van Canada en Alaska met zo’n 2 tot 5 procent per jaar toegenomen. “We zagen duidelijk de link tussen klimaatopwarming en een toename van bliksem. Niet alleen meer bliksem: we zagen ook dat het hoger in het noorden plaatsvindt. De opwarming reikt verder naar het noorden, waardoor alles opschuift.”

“Als we het model doorkalibreren naar het einde van de eeuw verwachten we nog 3 keer meer bliksem.”

Hij en zijn team zijn nu bezig met een studie waarin ze deze effecten verder modelleren voor de hele arctische zone. “Als we het model doorkalibreren naar het einde van de eeuw verwachten we nog drie keer meer bliksem.” Een voorspelling maken is moeilijk, maar de verwachting is dat dit tegen het einde van de eeuw bij gelijke vegetatie tot twee of zelfs drie keer zoveel branden zal leiden als nu het geval is.

Hij benadrukt dat brand in essentie niet slecht hoeft te zijn voor een ecosysteem. Het wordt pas schadelijk als een omgeving geen tijd heeft om te herstellen, en dat is nu het geval. Waar de taiga vroeger eens in de honderd jaar brandde, brandt het nu elke tien tot twintig jaar.

Dat heeft grote gevolgen voor de plantengroei en de dieren in deze regio, maar ook de rest van de wereld ondervindt er de gevolgen van. De miljarden bomen die dit jaar verbrand zijn nemen geen CO2 meer op. Daar komt bij dat 35 procent van grondkoolstof in deze noordelijke veengronden ligt opgeslagen. Als dat opbrandt verdwijnt al die koolstof vanuit de grond de atmosfeer in, wat het broeikaseffect weer versterkt. Deze koolstof ligt al honderden jaren opgeslagen, en dat wordt niet meer opgenomen voordat de volgende brand over het gebied raast.

Nog een bijkomstigheid is dat er een roetlaag ontstaat op het poolijs, waardoor de zon niet meer gereflecteerd wordt maar wordt opgenomen, wat het smelten ervan versnelt. “Dat het nu brandt in Groenland verwondert me echt: dat zie ik wel als de kanarie in de koolmijn,” zegt Veraverbeke als ik hem vraag of deze branden de nieuwe norm zijn.

Moeten we ons hiertegen verzetten, of eraan wennen? Als ik het aan Kuksin vraagt, is hij duidelijk: “Het maakt mij niet zo heel veel uit of een brand door bliksem of door een mens is veroorzaakt. Als we de menselijke branden kunnen voorkomen, helpt dat ook in de strijd tegen klimaatverandering, omdat er dan minder CO2 vrijkomt.”

Het is een noodzakelijk praktische houding die ik ben gaan bewonderen in de tijd die ik met hem doorbreng. Want als we de volgende ochtend om zes uur weer in de motorboot zitten op weg naar een veenbrand 200 kilometer verderop, ervaar ik de schaal van het probleem. Niet alleen omdat de reis negen uur zal duren, maar ook omdat het blussen van zelfs een kleine veenbrand extreem veel werk is.

Het schemert als we ‘s avonds aankomen op de plek waar elk jaar opnieuw maandenlang veenbranden woeden. We rijden al een paar uur over een nagenoeg onbegaanbare weg tussen paarse veldbloemen die hoger zijn dan onze auto. Het beetje licht dat de zon nog afgeeft is flets door een permanente laag rook die over het landschap ligt. Het laatste stukje moeten we lopen omdat de auto vast komt te zitten in een modderplas.

Kuksin wil ons laten zien hoe het land brandt, maar ook hoe moeilijk het is om er iets tegen te doen als het eenmaal in brand staat. We moeten eerst een beekje vinden waar we water uit kunnen halen. Dat duurt een uur. Als we er een gevonden hebben lopen we naar een plek waar de rook dichter is dan op de meeste plekken. We banen ons een weg door de paarse bloemen, en aan het einde van een veld ligt een gat van een meter diep waar het veen is weggebrand. Overal rondom ons staat de grond in brand. Om het te blussen moet de brandspuit diep de grond in gedrukt worden, een waar pleuriswerkje. Een lange thermometer moet diep de grond in gedrukt worden om zeker te weten dat het vuur gedooft is. Telkens moet de spuit er weer in. Een team van negen vrijwilligers en brandweerlieden doet er uiteindelijk drie uur over om een stukje veen van tien bij tien vierkante meter te blussen. Het is bijna donker als het vuur ‘uit’ is. Overal om ons heen komen de rookpluimen nog uit de grond.

Het lijkt inderdaad een gevecht tegen windmolens. Door er snel bij te zijn kunnen veenbranden als deze nog voorkomen worden, maar dit naar Nederlandse maatstaven verlaten gebied is nog redelijk dichtbij de bewoonde wereld. In de uitgestrekte gebieden in Oost-Siberië of het Noordpoolgebied wonen nauwelijks mensen. Brandbestrijding in die regio’s lijkt voorlopig nauwelijks mogelijk. Alleen in Jakoetsk branden volgens de laatste cijfers van NASA nog zo’n 155 branden. Omdat er weinig mensen wonen zijn deze branden geen bedreiging voor mensen en “objecten van de economie.” Maar het laten branden is geen optie want de gezondheidseffecten zijn gigantisch. Volgens schattingen hebben de hoge temperaturen als gevolg van bosbranden in 2010 het leven van 55.000 mensen gekost. De onvrede over smog begint nu ook serieuze vormen aan te nemen en mensen eisen dat de overheid de branden in Siberië blust. Poetin heeft daarom eind vorige maand 4.000 militairen naar Siberië gestuurd met blusvliegtuigen en ander grof geschut, zonder veel succes. Behalve de gezondheidseffecten, is ook de CO2-uitstoot van de branden die ver van de bewoonde wereld liggen gigantisch. Elke zomermaand dit jaar verdwijnt er een jaarproductie koolstof van een land als Zweden in de lucht.

Om deze grote afgelegen megabranden te voorkomen moeten de bestrijders er snel bij zijn. Met een netwerk van moderne satellieten kunnen we binnenkort elke brand ter wereld binnen drie uur detecteren. Dat betekent dat we theoretisch gezien de hele wereld tegen brand kunnen beveiligen. Maar hoe maak je de afweging of een brand wel of niet de moeite waard is om te blussen?

Wanneer besluit je om brand te voorkomen, en wanneer niet? Zelfs deze vraag lijkt onmogelijk te beantwoorden.

“We willen branden bestrijden om het klimaateffect te bestrijden, niet alleen om mensen te redden,” zegt Veraverbeke “maar daarvoor moet je een kosten-batenanalyse maken. De wetenschappelijke wereld probeert nu tot zo’n afweging te komen door koolstof een monetaire waarde te geven.” Door de sociale kosten van CO2-uitstoot van natuurbranden door te berekenen, is de hoop dat we dan tot een soort van economische legitimering voor dure brandbestrijdings- of preventieprogramma’s kunnen komen. Het is een elegant idee, maar als elke boom monetaire waarde heeft, vliegen we dan ineens wél naar Nova Zembla om een brand te blussen?

Elke keer als we over efficiency, cost-benefit of risk-managementprotocollen praten, hebben we het over mensen, niet over het klimaat. Het kan het klimaat niets schelen dat wij hebben besloten dat de ene boom het wel waard is om geblust te worden, en de ander niet. De CO2-waarde van bomen die ver weg staan is hetzelfde als bomen die dichtbij staan. En juist op de plekken waar geen mensen wonen zijn de branden het grootst.

Na drie uur veenbranden blussen voelt het alsof de binnenkant van mijn neusvleugel in een pot sambal heeft gehangen. Voor m’n gevoel staan er als we wegrijden nog 10.000 velden in de fik. Het is gemakkelijk om te denken dat het geen zin heeft.

Satellieten vertellen ons alleen waar het nog brandt, niet wat het cumulatieve nut is van individuele daden. Kuksin bestrijdt zijn hele leven vuur, ontmoet duizenden mensen en overtuigt er misschien honderden om ook het vuur te bestrijden, en die op hun beurt misschien ook weer. Tegelijkertijd laait elk jaar opnieuw het vuur op, dit jaar meer dan ooit tevoren.

Ik ben naar Rusland gegaan om te zien wat de mens kan doen tegen de megavuren. Het was mijn ambitie om terug te komen met een eenduidig verhaal waar we verder mee kunnen, maar ik geloof niet dat dat bestaat. De uiteindelijke les is misschien om je niets van aan te trekken van alle redenen om iets niet te doen. Verantwoordelijkheid nemen. Geven om de wereld. De vrijwilligers laten me zien dat in de bezigheid zelf, de verlossing van de twijfel zit.

https://www.vice.com/nl/article/mbmex4/waarom-staat-de-wereld-in-de-hens-en-kunnen-we-er-wat-aan-doen

Ban Ki-moon wil dat wereldleiders afspraken maken over geo-engineering (Motherboard Vice)

Ban Ki-moon, voormalig secretaris-generaal van de VN, wil dat landen internationaal afspraken maken over geo-engineering: de kunstmatige beheersing van het klimaat met behulp van technologie.

Klimaatverandering is een van de grote uitdagingen van de 21ste eeuw, schrijft hij, en hoewel het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen de hoogste prioriteit moet blijven, moeten we er ook rekening mee houden dat de klimaatschade zal blijven toenemen en dat landen op zoek moeten naar alternatieve methoden om klimaatopwarming in te dammen. Hij baseert zich hiermee op het laatste IPCC-rapport.

Naarmate de gevolgen van overstromingen, droogtes, tropische cyclonen en bosbranden toenemen, zullen volgens Ban steeds meer beleidsmakers en wetenschappers geo-engineering als serieuze optie gaan beschouwen. De kans dat een land zonder overleg besluit om klimaatopwarming te beheersen met technologische middelen, neemt volgens hem elk jaar toe, en “de gevolgen daarvan zijn moeilijk te overzien.”

Daarom moeten landen zo snel mogelijk via de Verenigde Naties een zogenaamde ‘bestuursstructuur’ in het leven roepen. Hij publiceerde zijn ideeën hierover gisteren op de website van Project Syndicate, een internationale publicatie waarin wereldleiders regelmatig opiniestukken plaatsen. Ezra Klein, oprichter van Vox, noemde Project Syndicate “de slimste opiniepagina ter wereld,” om maar te zeggen dat wat hier verschijnt vaak toonaangevend is. Het artikel van Ban is een belangrijk signaal dat de discussie over geo-engineering volwassen aan het worden is. “De geest is uit de fles,” schrijft hij.

Een uitlegvideo van Cooler Media waarin zonweerkaatsing wordt uitgelegd.

Geo-engineering is een breed begrip. Zelfs het grootschalig aanplanten van bomen om koolstof uit de atmosfeer op te nemen valt eronder, maar waar het tegenwoordig meestal naar verwijst is zonweerkaatsing. Zonweerkaatsing is het kunstmatig manipuleren van de hoeveelheid zonnestraling die de atmosfeer bereikt door een scherm van deeltjes in de stratosfeer te spuwen die het zonlicht terug te ruimte in kaatsen. Het klinkt nogal futuristisch, maar de technologie is vrij simpel. Je hebt er eigenlijk alleen een Boeing voor nodig, of een grote ballon. En het is goedkoop: de kosten liggen volgens de meeste schattingen tussen de twee en de tien miljard euro per jaar. Voor veel landen, of zelfs sommige individuen, is dat vrij betaalbaar, wat de kans op het gebruik ervan verhoogt.

De reden dat Ban Ki-moon het onderwerp nu op de agenda zet is omdat de vierde bijeenkomst van het VN-Milieuprogramma (UNEP) deze week plaatsvindt in Nairobi. Het is het hoogste besluitvormende klimaatorgaan ter wereld.

“Er lopen al wetenschappelijke onderzoeken naar zonweerkaatsing. We kunnen onze ogen niet meer sluiten en zeggen dat het sciencefiction is."

Wat zo goed als vaststaat is dat Zwitserland deze week een resolutie presenteert waarin het de wereld oproept om in het aankomende jaar een geo-engineeringsplan samen te stellen. "Het risico bestaat dat geo-engineering zonder internationale controle wordt toegepast, en daar zijn we erg bezorgd over,” zei Franz Perrez, hoofd van de afdeling internationale zaken bij het Zwitserse ministerie van Milieu, in februari tegen Climate Home News. “Er lopen al wetenschappelijke onderzoeken naar zonweerkaatsing. We kunnen onze ogen niet meer sluiten en zeggen dat het sciencefiction is.” De resolutie wordt volgens de laatste versie van 25 februari ondersteund door Burkina Faso, Micronesië, Georgië, Liechtenstein, Mali, Mexico, Montenegro, Niger, Zuid-Korea en Senegal.

Veel van deze landen bevinden zich in of rondom de Sahel, een West-Afrikaans gebied dat grenst aan de Sahara. Uit sommige klimaatmodellen blijkt dat met name de Sahel negatieve gevolgen kan ondervinden van zonweerkaatsing, wat de bovenmatige interesse uit het gebied kan verklaren. Micronesië is begaan met een snelle oplossing van het klimaatprobleem omdat het dreigt te worden verzwolgen door de Grote Oceaan.

Dat maar weinig andere landen zich nog expliciet bezighouden met het onderwerp heeft simpelweg te maken met het feit dat er nog erg weinig stemmers zijn met een krachtige mening over het onderwerp. Geo-engineering is geen thema waar mensen het in de kroeg over hebben, maar dat kan snel veranderen: de technologie is veel dichterbij dan veel mensen zich realiseren.

Studenten van de TU-Delft hebben een concept van een vliegtuigje ontwikkeld dat kleine deeltjes loslaat in de stratosfeer, zo’n 17 kilometer boven het aardoppervlak. Een onderzoeksgroep van Harvard, onder leiding van natuurkundige David Keith, heeft inmiddels financiering binnen om een vergelijkbare proef voor het eerst op kleine schaal te gaan testen. De verwachting is dat de proef nog dit jaar zal plaatsvinden.

Tijd dus dat wereldleiders afspraken gaan maken over de mogelijke inzet van deze technologie.

https://motherboard.vice.com/nl/article/9kpmjd/ban-ki-moon-wil-dat-wereldleiders-afspraken-maken-over-geo-engineering