Australiërs gered van overstromingen, meer zware regenval verwacht (NOS Buitenland)

In de Australische staat Victoria hebben hulpdiensten meer dan twintig mensen gered uit overstroomd gebied. De verwachting is dat er de komende dag meer land onder water komt te staan in de regio, aangezien er de laatste tijd al veel regen is gevallen en er meer zware regenval is voorspeld.

Zo viel er zondag in het plaatsje Redesdale - gelegen op zo'n honderd kilometer ten noorden van Melbourne - in drie uur tijd de hoeveelheid regen die normaliter in een maand valt.

De vele regen heeft geleid tot een verzadigde grond en hoge waterstand in de rivieren in Victoria. Ook in de noordelijker gelegen deelstaat New South Wales, waar onder meer Sydney ligt, zijn er problemen door de natte zomer.

Waarschuwingen voor stortvloed

De hulpdiensten in Victoria kregen maandag zo'n 700 noodoproepen, vooral vanuit het gebied rond de stad Bendigo. Vandaag gelden voor meerdere plekken waarschuwingen voor stortvloeden.

Aaron White, van de Australische vrijwillige hulpdienst SES, waarschuwt bij publieke omroep ABC dat mensen vooral niet ondoordachte besluiten moeten nemen. "Bijvoorbeeld door te gaan rijden door overstroomd gebied. Niemand weet wat er onder dat water is." Volgens hem kunnen auto's al in de problemen komen in water van 15 centimeter diep.

Het oosten van Australië kampt de afgelopen tijd met flink wat stormen, overstromingen en kreeg zelfs te maken met een orkaan, terwijl er juist werd gerekend op droogte en bosbranden door weerfenomeen El Niño.

Om de paar jaar leidt dit natuurverschijnsel - dat ontstaat als de oppervlaktetemperatuur van het water in de Stille Oceaan rond de evenaar warmer is dan gemiddeld - wereldwijd tot recordtemperaturen en extreem weer. In Australië betekent dit in de praktijk vaak een warme, droge zomer.

In deze explainer van NOS op 3 leggen we uit hoe El Niño ontstaat:

https://nos.nl/l/2504112

Brandweer-docu ‘Brandmeester’: hoogopgeleid dedain voor de werkvloer (ThePostOnline)

Brandweer Amsterdam.

(Door Dieuwertje Kuijpers, TPO, 21 december 2023) – De Nederlandse praktische werkvloer wordt vermorzeld door overheidsmanagers die geautomatiseerde empathie (“wat heb je van mij nodig om jou in je kracht te zetten?”) verwarren met een menselijke maat. En vervolgens verbaasd zijn dat bijna niemand voor ze wil werken. Nergens wordt dat zo duidelijk als in de documentaire van Saskia Gubbels, Brandmeester.

‘Monoculturele, hogeropgeleide kantoorklerken wiens zalvende management-retoriek en geautomatiseerde empathie de dwingelandij niet verbloemen’

Een blik Kanis & Gunnink. De mosterdkleurige gemêleerde grondtegels. Grote lichtgrijze tafelbladen zoals die in menig middelbare school in de aula staan. Bluspakken die meuren naar roet en je haren ook na drie keer wassen nog naar gerookte bacon. Met een beetje geluk hangt er in de kantine nog een zweem van oud frituurvet. Sowieso is die van matige koffie – uitgeschonken in Duralex glazen – altijd aanwezig.

De openingsbeelden van de documentaire Brandmeester zijn dermate treffend dat ze bij ondergetekende – die vijftien jaar geleden in een Velsens ‘blikkie (jargon voor opleiding) zat – levendige herinneringen oproepen.

Brandweerkazerne Dirk

Documentairemaakster Saskia Gubbels volgde twee jaar lang de Amsterdamse bevelvoerder Gerrie van brandweerkazerne Dirk, die te maken krijgt met het nieuwe speerpunt van de korpsleiding: diversiteit. Er bestaat namelijk een beeld over de Amsterdamse brandweer als een gesloten mannenbolwerk dat vrouwonvriendelijk en racistisch zou zijn. Daarnaast moet het hoge ziekteverzuim en hoge aantal PTSS-gevallen worden tegengegaan, want de brandweer kampt al jaren met een lage bezetting. Goed personeel is niet alleen moeilijk te vinden, maar nog lastiger te behouden.

Opvallend in de documentaire is dat de korpsleiding, commandant Thijs van Lieshout in het bijzonder, zichzelf vooral ziet als vernieuwend. Als een managementschakel tussen de nieuwe tijden en de oude garde. Waarbij een zeker ongeduld richting die laatsten (“Jij bent de doelgroep niet, Gerrie. We zoeken jonge mensen, niet allemaal van die ouwe lullen”) niet kan worden onderdrukt.

Meermaals werpt Van Lieshout de uitrukdienst voor de voeten dat als de nieuwe lijn ze niet bevalt, ze beter een andere baan kunnen zoeken. De Amsterdamse brandweer moet meer een afspiegeling van de stad worden, meer vrouwen en meer mensen met een biculturele achtergrond.

Van Lieshout: “Verder heb ik niet zoveel beleid. Diversiteit kan je boeken over volschrijven en dat doe ik niet, ik doe het gewoon”.

Toch zien we hier geen botsing tussen oud en nieuw, maar een botsing tussen een politiek gemodelleerde spreadsheet-realiteit en de praktische onuitvoerbaarheid hiervan op een werkvloer. Tussen politieke paradepaardjes en een beroepsgroep die de luxe niet heeft om in dat circus op te treden.

Toekomstbestendig kapotbezuinigen

Wat de nieuwe lijn precies is, wordt – los van dingen roepen over het aannamebeleid – niet helemaal duidelijk. Wel dat het met brandweerwerk weinig te maken heeft. De gesprekken tussen de uitrukdienst en de korpsleiding gaan bijvoorbeeld niet over hoe in de hens vliegende elektrische auto’s aan laadpalen het werk kunnen veranderen, en of technologische ontwikkelingen vragen om aanpassingen aan materieel of werkwijze. Het personeel wordt weinig gevraagd, wel veel meegedeeld – tot grote ergernis van de uitrukdienst.

“Er worden auto’s gemaakt die tegen het miljoen lopen, waar dingen op zitten die ik op de werkvloer nog nooit van mijn leven gebruikt heb maar die er blijkbaar wel op moeten komen”, verzucht bevelvoerder Gerrie in een gesprek.

Het ‘toekomstbestendig maken’ van de brandweer zorgt niet alleen in de Amsterdamse kazerne voor gemor, en blijft niet beperkt tot de beroeps. Vakbonden en vakverenigingen waarschuwen dat onder het mom van ‘toekomstbestendig maken’ de afgelopen jaren vooral veel is gesneden in het budget.

Steeds meer kazernes hebben slechts één tankautospuit in plaats van twee, specialistische taken zijn afgeschaft en aanvullend materieel is verdwenen. Het aantal vrijwilligers is gedaald van 22.000 naar 19.000 en per kazerne zijn er nog maar zestien tot achttien over. Dit zorgt voor personeelstekorten, met name tijdens kantoortijden en in vakantieperiodes.

De vakvereniging brandweervrijwilligers ziet hier geen “maatschappelijk verschijnsel, maar een weeffout die is ontstaan uit bezuinigingsdrift.”

In 2022 stemden 148 van de 150 Tweede Kamerleden voor een motie van SP en PvdA om de werkvloer meer zeggenschap te geven over de uitvoering van nieuw beleid, zij moeten immers het werk doen.

Benodigde middelen wegbezuinigd

De vraag is in hoeverre de brandweer überhaupt nog in staat is haar werk fatsoenlijk te doen. Onder het management-mom ‘de brandweer van morgen’ werd ingezet op preventie (rookmelders in keukens ophangen), met het idee dat je dan minder hoeft uit te rukken. Er werd vast voorgesorteerd op de ‘voorkomen is beter dan genezen’-winst door brandweervoertuigen weg te halen die toch al niet zo veel meer werden gebruikt. De brandverzekering werd opgezegd omdat de keuken de afgelopen jaren niet in de hens had gestaan.

Gevolg: toen de vlam daadwerkelijk in de pan sloeg, in de vorm van twee forse natuurbranden in de Zuid-Limburgse Hoge Venen, moest de Nederlandse brandweer de Belgische en Duitse collega’s om hulp vragen omdat de benodigde middelen waren wegbezuinigd.

Niet heel verwonderlijk dat de Amsterdamse uitrukdienst steevast om twee dingen vraagt: de juiste spulletjes en voldoende handjes om ermee te werken. Vanuit de korpsleiding krijgt het personeel vooral politieke buzzwords terug: diversiteit, transparantie, toekomstbestendigheid, verjonging, kwetsbare doelgroepen. Vanaf kantoren worden er ‘ontwikkelbehoeftes’ geformuleerd waarbij diversiteit een speerpunt is. De nieuwe brandweer moet een afspiegeling van de stad Amsterdam worden, met meer vrouwen, meer jongeren, meer mensen met een biculturele achtergrond.

“We hebben mensen nodig en degenen die voldoen aan de eisen – die kunnen morgen bij de brandweer werken”, roept bevelvoerder Gerrie verbaasd uit.

Glazen kazerne

Commandant Van Lieshout – die op werkbezoek aan komt rijden in een rode Tesla – heeft duidelijk andere prioriteiten dan de tankautospuiten. Zo had hij “zelfs het fantastische idee om een glazen kazerne te bouwen. Midden op het Museumplein, als teken van transparantie”, vertelt documentairemaakster Gubbels.

Van Lieshout is hiermee – zonder het zelf door te hebben – het perfecte product van een overheidssysteem dat selecteert op managers die politieke wensen naar beneden toe kunnen opleggen (top down) in plaats van vanuit de organisatie de vertaalslag naar de politiek maken die nodig is om de organisatie te laten voldoen aan waarvoor deze wettelijk is opgericht (bottom up).

Het gebouw van de Amsterdamse brandweer (kazerne Dirk) is aan renovatie toe en zal hierna moeten gelden als een ‘visitekaartje’. Het rijksmonument krijgt nieuwe leidingen, nieuwe bedradingen, asbestsanering en het metselwerk wordt in oude staat hersteld. Niet alles: de voormalige ontspanningsruimte wordt opnieuw ingericht tot kantoor.

“Hier stond een werkbankje, wat werkkastjes. Dus als je thuis een tafeltje had wat stuk ging, of je fietsie stuk was, kon je hier rommelen”, vertelt bevelvoerder Gerrie tijdens een rondleiding op de kazerne.

De ontspanningsruimte werd door de vorige (en omstreden) commandant Leen Schaap ontmanteld: het had niets met brandweerwerk te maken en werd gezien als het zoveelste bewijs van een in zichzelf gekeerde kazerne waar men zich allerlei buitensporige vrijheden veroorloofde.

Iedereen aan de mindfulness

Toch had de werkplaats volgens de brandweerlui wel degelijk een functie. “Thijs, als ik iets heb met heel veel bloed onder een auto, weet ik veel wat. Ik wil dan altijd wat doen daarna. Iets met mijn handen, maar dat kan nu helemaal niet meer”, vertelt een brandweerman. “Ik weet niet precies wat ‘iets doen’ is, maar we gaan geen werkplaatsen inrichten”, badineert commandant Thijs van Lieshout hem direct. “Ja maar dat bedoel ik, dat is mijn manier om mijn hoofd leeg te maken”, roept de brandweerman uit. Van Lieshout houdt zijn poot stijf: er komen geen werkplaatsen. Wel wordt de uitrukdienst – die 24 uurs-diensten draait waarin ze regelmatig ’s nachts ook moeten uitrukken – om 09:00 ’s ochtends een cursus mindfullness aangeboden.

Het is typerend voor de kloof tussen managementleiding en de praktische werkvloer. Iedereen moet aan de mindfullness, maar wel volgens het beeld dat hoogopgeleid kantoorpersoneel daarvan heeft. Ongetwijfeld iets met de Headspace-app en ademhalingsoefeningen. Rommelen met de handen om gedachten op een rij te zetten? “Daar beginnen we gewoon niet aan”, aldus de commandant.

Gebrek aan empathie en inlevingsvermogen

De korpsleiding heeft nog meer mooie plannen. Zo wordt de uitrukdienst – die nota bene kampt met personeelstekort door ziekteverzuim, onder andere door PTSS – te kennen gegeven dat als ze straks in de “mooiste en misschien ook wel duurste kazerne van Nederland” komen te zitten, zij ook nog wat extra werkzaamheden moeten verrichten.

Er is nog een zolderverdieping die perfect zou zijn voor een werkplaats deze taken, zoals het begeleiden van kwetsbare jongeren die problemen hebben, en hen op te leiden tot hulpverlener. Om iets terug te doen voor de samenleving.

“Feit blijft dat we straks op een prachtige locatie zitten. Het zou zonde zijn als we in zo’n mooi gebouw gaan zitten en niks voor de samenleving gaan doen”, aldus veiligheidsregio clustermanager Ayten Polat, die hiermee feilloos laat zien dat ook een vrouw met een biculturele achtergrond in haar denken net zo monomaan kan zijn als de hoogopgeleide managementlaag waarbinnen ze zich begeeft. Haar denken sluit naadloos aan op dat van middelbare witte man Thijs van Lieshout: beiden stellen een compleet gebrek aan empathie en inlevingsvermogen tentoon.

Iets te snelle Arie Boomsma-powerpraat

Over middelbare witte mannen gesproken, het wordt nog mooier. In een ‘Hello there fellow kids‘-poging is iemand van het Korps Mariniers aangeschoven, die zich nog het best laat omschrijven als de typische Korps Consultant: iets te fris kaalgeschoren, iets teveel knoopjes los op het overhemd, iets te omvangrijk operationeel horloge om de pols en iets te snelle Arie Boomsma-powerpraat.

De brandweer wordt niet gevraagd om te hulpverlenen, nee nee: om “basecamp instructor” te worden. Zodat ze “in hun kracht” kunnen worden gezet, de bedoeling is “niet hun kampvuur te blussen, maar juist aan te wakkeren.” Uiteraard wel in lijn “met de ambities van commandant  Thijs.” Die ambities zijn helder: “Als je denkt ‘laat maar lekker Thijs’, nou dan ga je lekker naar een andere kazerne en selecteren we een groep mensen die daar wel zin in heeft.”

Deze toondoofheid voor een praktisch opgeleide werkvloer begint bij de managementlaag, maar volgt hierin slechts de politieke opdrachtgever. Hieraan wordt immers niet teruggekoppeld dat de zoveelste bezuinigingsoperatie onverantwoord is.

Sterker nog, commandanten leveren met regelmaat argumenten voor nog meer bezuinigingen zelf op een gouden dienblaadje aan. Voormalig commandant Leen Schaap zei bijvoorbeeld dat “brandweermannen 95% van de tijd met de handen over elkaar zitten te wachten op een brand.” Een politicus denkt op zo’n moment niet ‘hoe kan ik die 95% inkleden zodat ze die 5% van hun tijd optimaal kunnen knallen’, maar die ziet 95% verspilde tijd – en dus budget.

Meer vrouwen, maar dan wel die precies zeggen wat je wilt horen

Waar iedere extra streep op de schouder soms gecorreleerd lijkt aan groeiende toondoofheid, moet je voor de echte Oost-Indische doofheid uiteraard bij de politiek zijn. Wanneer enkele brandweervrouwen aan burgemeester Femke Halsema (GroenLinks) vertellen over hun werk,  neemt ze die praktische kennis niet van hen aan, maar concludeert dat ze het “niet overal mee eens is.” Terwijl de vrouwen duidelijk aangeven dat ze zich veiliger voelen met “drie grote mannen in de auto”, dan in een volledig vrouwenteam.

Zeker, ze kunnen de klus op zichzelf ook wel klaren, maar door verschil in fysieke sterkte zullen ze er wat langer over doen. Halsema reageert alsof de vrouwen hiermee zichzelf te kort doen, alsof het een verschil van inzicht is in plaats van keiharde (biologische, fysieke) realiteit.

Dat fysieke verschil is er en dat heb ik toevallig vijftien jaar geleden zelf mogen ervaren. Op één enkel punt haalde ik mijn fysieke keuring bij de brandweer niet: te weinig kracht in de armen. Iets wat ze vaker hadden gezien bij kandidates, dus al een standaard oplossing voor hadden. Ik kreeg een trainer toegewezen die het fenomeen optrekken en opdrukken introduceerde en enkele maanden later haalde ik de test alsnog met gemak. Met wat extra inspanning (dus niet door het verlagen van de eisen) voldeed ik.

Dat betekent dus dat als vrouwen zich aanmelden, ze het echt super graag moeten willen en in zekere zin beter gemotiveerd moeten zijn dan mannen. De barrière voor vrouwen is er wel degelijk maar – in mijn bescheiden ervaring – vooral fysiek en écht niet te wijten aan een ‘vrouwonvriendelijk’ aannamebeleid bij de brandweer.

Racistisch en seksistisch

De reden om meer vrouwen bij de brandweer te willen is dan ook niet operationeel, maar politiek. Met meer vrouwen zal de “Amsterdamse bevolking het vertrouwen krijgen”, zegt burgemeester Halsema in het gesprek, maar ook de interne cultuur veranderen want “de brandweer werd racistisch en seksistisch genoemd. Die gedachte verander je niet door alles bij het oude te laten.”

Oftewel: omdat mensen dénken dat de brandweer racistisch en seksistisch is, moet die veranderen.

Terwijl er toch wel degelijk wat aan de hand was bij de Amsterdamse brandweer. Nergens verwijst Halsema naar onderzoeksrapporten, die er niet om logen: brandweermannen naakt voor de deur van vrouwelijk personeel, wc-brillen die werden ondergeplast, expres keiharde porno opzetten, een gekleurde kazerne ‘apenrots’ noemen of Marokkaanse collega’s stug Jan of Piet noemen.

Dat er het een en ander moet gebeuren, staat buiten kijf. Dat onder commandant Leen Schaap – die orde op zaken moest stellen – enkelen de laan uit zijn gestuurd en ook huidig commandant Van Lieshout vorig jaar iemand moest ontslaan wegens racistische uitingen op het intranet, is dan ook geen verrassing.

Toch zit er nog wel wat ruimte tussen ingrijpen bij grensoverschrijdend gedrag en het steevast wegzetten van ‘de oude garde’ als achterhaald, ouderwets, in de weg zittend, niet met de tijd mee willen gaan. Commandanten kunnen wel de grote broek aantrekken en melden dat als het brandweerpersoneel niet meer bevalt, ze maar een andere baan moeten zoeken – maar de realiteit is dat ze zich die luxe helemaal niet kunnen veroorloven.

De beoogde ‘cultuurverandering’ wordt hiermee een van boven opgelegd decreet, met de ideologische aanname dat wanneer je maar zoveel mogelijk diverse kleurtjes en geslachten in de organisatie pompt, deze automatisch meebeweegt richting de ‘inclusieve’ toekomst. Louter in een denkwereld waarin een glazen gebouw gelijk staat aan publieke transparantie, kan deze aanname floreren.

Gaslighten van kritisch personeel

Het is dan ook veelzeggend dat burgemeester Halsema enerzijds meer vrouwen bij de brandweer wil voor een cultuurverandering, maar vervolgens niet wil horen wat ze hebben te zeggen over diezelfde brandweer. Want zodra de brandweervrouwen beginnen over werkomstandigheden, drukt de burgemeester haar spreekwoordelijke snor.

“Er zijn belangrijkere dingen dan diversiteitscijfers. Er zijn gebouwen niet in orde, ik zit in eentje: dat is…” Abrupt wordt de brandweervrouw onderbroken door de burgemeester: “Zo vervelend, ik moet nu gaan rennen!” Het wekt irritatie op bij de achtergebleven vrouwen: “De gemiddelde bankdirecteur trekt zijn secretaresse erop, en dan zou alleen hier bij de brandweer seksisme zijn?”

Verpakt onder eufemismen als ‘gezamenlijke verkenning’ worden dienstopdrachten kil medegedeeld door monoculturele, hogeropgeleide kantoorklerken wiens zalvende management-retoriek en geautomatiseerde empathie (“wat heb je van mij nodig?”) de dwingelandij niet verbloemen. Het brandweerpersoneel heeft feilloos door dat het niet klopt, dat er eigenlijk niet naar ze wordt geluisterd. Ze voelen zich dientengevolge onrechtvaardig behandeld. “Het doet me pijn”, zegt bevelvoerder Gerrie.

Het is dan ook een pijnlijke documentaire. Los van het gebrek aan empathie en inlevingsvermogen is daar vooral het schaamteloos wegpoetsen van elke kritiek. Niet door deze inhoudelijk te weerleggen, maar door met hoogopgeleid duur managementjargon als wapen al het praktische personeel in een hoek te drukken.

Het brandweerpersoneel is deze beleidstaal niet machtig, wat overblijft is het gevoel van genaaid worden – maar niet precies kunnen uitdrukken hoe dan. Want hoe weerleg je ‘opbouwende managementtermen’ als ‘de schouders eronder’, ‘teamwork‘ en ‘gezamenlijk’, geframed in positief gepsychologiseer over vuurtjes aanwakkeren in je hart?

Het werkvolk wordt dus continu ge-gaslight door managers. “Ben jij een goede mentor?”, wordt bevelvoerder Gerrie gevraagd als hij aangeeft dat hij graag zijn collega Joyce wil bijstaan in haar ambitie om ook bevelvoerder te worden. Hij gaat hier letterlijk op in, maar wordt al vrij snel onderbroken. “Nee, nee, ik leg hem even terug bij je. De vraag is of jij aangesloten bent op de ontwikkelbehoefte van de brandweer, en of jij de juiste tools hebt”, stelt de leidinggevende. Wat hij er precies mee bedoelt, zegt hij niet. Dat zeggen ze nooit.

Streng handhaven op rotte appels

In een volgende scene wordt Gerrie op het matje geroepen. Hij heeft samen met Joyce een interview gegeven waarin zij verwijst naar de politieke ambitie van burgemeester Halsema en vorige commandant Leen Schaap om meer vrouwen bij de brandweer te krijgen: “Terwijl ik juist denk, het maakt niet uit wie je bent. Als je maar goed genoeg bent.”

In plaats van haar te corrigeren in het interview geeft Gerrie haar gelijk en dat wordt hem niet in dank afgenomen. “Je bent leidinggevende. Je geeft leiding, welk voorbeeld geef je?”, wordt Gerrie gevraagd. Immers, straks gaan mensen nog denken dat het werven van meer vrouwen een politieke doelstelling is, in plaats van iets dat volledig in “samenspraak met de werkvloer is vormgegeven als ambitie”.

Het lijkt de vloek van de overheidsmanager: slim genoeg om lagergeschoolden retorisch in een hoek te drukken, maar niet intelligent genoeg om te beseffen dat er meer facetten aan het brandweerwerk zitten die ze niet begrijpen dan wel. Dat leidt tot een totaal gebrek aan nederigheid, soms zelfs een ronduit neerbuigende houding, ten aanzien van kennis die niet voortkomt uit lekker kunnen werken met Excel of de juiste beleidsbingo kunnen reproduceren.

Dit resulteert vervolgens in de arrogantie dat er weinig valt te leren van de werkvloer, maar wel veel bij te sturen. Terwijl het draaiend houden van een uitvoeringsorganisatie (zoals de brandweer) juist vereist dat je je kunt inleven in het uitvoerende werk, de mensen, het materieel. Kennis en ervaring die voortkomen uit handwerk niet serieus nemen, is in veiligheidsberoepen (zoals bij de brandweer maar ook de politie en defensie) potentieel dodelijk.

Het is daarom juist de plicht van leidinggevenden in dit soort organisaties om het personeel in bescherming te nemen. Dat betekent inderdaad streng handhaven op rotte appels, maar tegelijkertijd wijsheid vanaf de werkvloer serieus te nemen. Deze inzichten vervolgens naast de politieke wensen leggen en die grote broek (“anders zoeken we andere mensen die het wel willen”) ook eens aantrekken tegenover een burgemeester of de korpsleiding, zodra die iets teveel gaan luchtfietsen.

Door, kortom, ook gewoon eens een “nee” naar bóven toe te verkopen.

Ronduit cynisch

Wat rest na het zien van deze documentaire is de pijnlijke realisatie dat overheidsorganisaties uitstekend in staat zijn om hun eigen toekomstige kuil te graven. Wetenschapper Joost Kampen aan de Vrije Universiteit, gespecialiseerd in verwaarloosde organisaties, zag overeenkomsten met de verziekte brandweercultuur en die van het Gemeentevervoerbedrijf eind jaren ’90, toen deze ‘out of control‘ was en het personeel door ‘arbeiderszelfbestuur’ de feitelijke macht had.

Tegen het Parool vertelde hij dat ook daar “lang geen leiding was gegeven en er sprake was van destructieve groepsprocessen, waarin groepsdruk en elkaar niet verklikken de norm waren.”

In zijn proefschrift legde hij de link tussen gedrag binnen verwaarloosde organisaties en gedrag van verwaarloosde kinderen: “Waar kinderen lijden onder gebrek aan normering en aandacht van ouders, vertonen organisaties dezelfde symptomen bij gebrekkig leiderschap.”

Het is ronduit cynisch dat de Veiligheidsregio met een directieve houding, waarbij ze de carrière-oren zó hard laat hangen naar het politiek-ideologisch wensdenken en de dito maakbaarheidswaan, vergeet te luisteren naar hun eigen personeel.

De papieren realiteit over de ‘Brandweer van Morgen’ mag dan wel ronkend klinken, in de praktijk is de brandweerleiding vooral hard bezig met het voeden van de sluimerende veenbrand die de reeds bestaande verwaarlozing is.

Brandweer-docu ‘Brandmeester’: hoogopgeleid dedain voor de werkvloer

https://tpo.nl/2023/12/21/brandweer-docu-brandmeester-hoogopgeleid-dedain-voor-de-werkvloer/

Mensheid nog weinig onder de indruk van smeltende gletsjers, overstromingen, natuurbranden en hitterecords: uitstoot van broeikasgassen stijgt opnieuw in 2023 (Scientias)

Terwijl wereldleiders op de klimaattop in Dubai proberen de opwarming van de Aarde te stoppen, komt er triest nieuws van het Global Carbon Project: er is nog nooit zo veel CO2 uitgestoten door de verbranding van fossiele brandstoffen als dit jaar. Het gaat om 36,8 miljard ton CO2, een stijging van 1,1 procent vergeleken met […]

Meer wetenschap? Lees de nieuwste artikelen op Scientias.nl .

https://scientias.nl/mensheid-nog-weinig-onder-de-indruk-van-smeltende-gletsjers-overstromingen-natuurbranden-en-hitterecords-uitstoot-van-broeikasgassen-stijgt-opnieuw-in-2023/

#330 ‘Ik wil passie en vuur bij hem voelen’ (Metronieuws)

Toilet sign

Maud gaat trouwen met Gio en is op zoek naar een locatie. Ondertussen heeft ze van Levi te horen gekregen dat Rochella alles bij elkaar liegt. Als Maud met haar vriendin gaat praten, ziet ze duidelijk dat het niet goed met Rochella gaat. Als ze eenmaal aan tafel zitten, komt het hoge woord eruit…

„Ik ben verliefd op Joey…”

Ik verslik me direct in mijn eerste slok water. Hoestend spetter ik de halve keukentafel onder. Rochella moet lachen door haar tranen heen. Maar daarna overheersen toch de tranen. „Ik heb er zo’n zooitje van gemaakt Maud…”, huilt ze met lange halen.

Ik weet even niet goed wat ik moet zeggen (naast dat ik nog steeds geen woord kan uitbrengen door het hoesten), dus sla ik maar een arm om haar heen. Ik kan haar uitspraak niet ontkennen: Roch heeft er inderdaad een enorme puinhoop van gemaakt. Maar hoe ze dit nu weer op moet lossen…

De hele middag spendeer ik bij Rochella. Stukje bij beetje komt het verhaal los met hoe ze zich nou echt voelt. Waar het op neerkomt is dat haar gevoel voor Levi helemaal verdwenen lijkt te zijn. „Maar ik weet ook wel dat er totaal geen toekomst zit in een relatie met Joey”, murmelt ze. „Alleen die passie en dat vuur dat ik voel als hij binnen komt lopen… Dat wil ik juist bij Levi voelen.”

„Ik begrijp heel goed waar je het over hebt Roch, maar dat ‘vuur’ van jou veroorzaakt hele bosbranden. Misschien moet je juist even wat minder het passievolle opzoeken en je wat meer richten op een ‘normaal’ leven? Op je gezin? Het zo stabiel mogelijk houden voor je kinderen… Dan maar even geen vuur toch?”

Roch knikt, maar kijkt erbij alsof ik haar vraag om drie maanden lang aan de slag te gaan als mestschepper op een boerderij. Ik schiet in de lach. „Roch! Je kijkt echt zó zuur. Het leven is toch niet alleen maar passievol en heftig? Het is toch ook fijn als je leven gewoon een keer rustig kabbelt?!”

„Dat moet jij nodig zeggen?!”, roept Rochella quasi gepikeerd. „Mevrouw heeft ook een keer haar leven op orde hoor, met een kind, een huisje en een aanstaande…” Ik moet zelf ook lachen om de ironie. Ik, Maud, wiens leven altijd een grote chaos is, zit hier te preken over een rustig, kabbelend leven. Hoe dan?!

Ondanks dat er niet echt een oplossing is gekomen, voelt het wel heel fijn dat Rochella en ik weer echt on speaking terms zijn deze week. We appen weer volop elke dag. Ondertussen was er ook een of andere open dag voor trouwlocaties waar ik ons voor heb aangemeld, waar ik me zaterdag voor aan het klaarmaken ben. Vol enthousiasme heb ik vijf locaties aangevinkt. Ik had me alleen niet gerealiseerd dat de locaties best ver uit elkaar liggen en dat onze halve dag dus uit autorijden zal bestaan.

Als we even later onderweg zijn naar de eerste locatie met Liam op de achterbank, probeer ik Gio te peilen. „Wat wil jij eigenlijk? Wil je romantisch? industrieel? Of een hippie-locatie? Ik zie mezelf eigenlijk wel op een soort van boerderijachtig iets trouwen, met zo’n festivalvibe weetjewel?!”, roep ik uitgelaten.

„Het maakt mij eigenlijk niet zoveel uit”, antwoordt Gio, terwijl hij op de weg let om te kijken of we niet verkeerd rijden. „Als er maar een mooie hotelkamer in de buurt is waar we onze huwelijksnacht kunnen doorbrengen”, vervolgt hij glimlachend, terwijl zijn hand over mijn bovenbeen glijdt. Ik heb vandaag een rokje aangetrokken met panty en voel de warmte van zijn hand op mijn bovenbeen. Ik lach en duw zijn hand weg, maar merk dat Gio dat niet zomaar laat gebeuren. Hij legt de hand weer terug en laat hem steeds meer naar boven glijden.

Als we aankomen bij de eerste mogelijke trouwlocatie, heb ik het bloedheet. En dat komt niet doordat de verwarming in de auto zo hoog stond… Het is een soort groot restaurant aan een strandje. Bij binnenkomst staan twee jonge meiden ons op te wachten om ons te verwelkomen met een drankje. „Sorry dat we jullie nog even moeten laten wachten, maar we moeten eerst onze kleine man verschonen. Waar kan dat?”, vraagt Gio aan de twee meiden. Ze wijzen ons vriendelijk het invalidetoilet, waar ook de verschoonplek voor baby’s is.

Ik kijk Gio even niet begrijpend aan. We hebben Liam net nog verschoond en hij ligt heerlijk te slapen. Maar dan snap ik wat hij van plan is. Ik voel dat ik zo rood als een tomaat word.

„Oké, tot zo!”, roept Gio uitgelaten, terwijl hij me zachtjes richting de wc duwt. We rijden Liam naar binnen met de kinderwagen. „Nee, dit ga je toch niet echt doen?!”, giechel ik zachtjes, terwijl Gio de deur van de wc op slot draait. Maar hij gaat het wél echt doen. „We hebben zo’n vijf minuutjes Maud”, gromt Gio, terwijl hij me omdraait en vluchtig mijn rokje omhoog schuift…

Maud (24) houdt van feesten en reizen. Ze werkt op de redactie van een tijdschrift. Maud heeft een relatie met Gio en ze is net bevallen van hun zoontje Liam. Wekelijks lees je haar avonturen in een nieuwe aflevering van Nachtboek van Maud.

#329 ‘Ze liegt van alles bij elkaar’

https://www.metronieuws.nl/lifestyle/nachtboek/2023/11/330-nachtboek-van-maud/

Aloha! Een mooie roadtrip op Hawaï in de nieuwste Ford Mustang (TopGear)

‘500 mijl? Jeez, met 500 mijl kom je Texas nog niet eens uit.’ Een pauze. ‘Tenzij je naar Louisiana rijdt.’ Goed, dat hangt er toch ook een beetje van af waar in Texas je start, denk ik, maar ik ga er maar niet op in. Het zou alleen maar méér verwarring opleveren. De man is op vakantie. Even weg uit Texas. Dat had je vast al geraden.

Ik dacht dat 500 mijl rijden – 800 kilometer – over een eiland dat maar 70 bij 50 kilometer groot is best een aardige opgave was, maar Oahu mag dan Amerikaans zijn, het is iets heel anders dan Amerika. Het is een ukkepukkig plekje, kleiner dan de stad Houston. Maar het is uiterst geschikt voor ons doel, dus daar zijn we dan.

Alles is geregeld: filmsets, Mustang-meetings, surfen, vulkanen, idiote overhemden, een slalomrace, zelfs een gyrokopter. We kwamen, we zagen, riepen ‘aloha!’ en vertrokken weer. Er is maar één ding dat deze zaken met elkaar verbindt: geografie. Maar dit verhaal gaat dan ook over geografie; en geschiedenis. Dus laten we met die laatste beginnen.

TopGears Mustang-missie in The States

Heel lang geleden, in 2014, reden we met een Ford Mustang door Amerika. Niet zomaar door Amerika, nee – we bezochten elke staat. De gedachte was als volgt: de Mustang was destijds 50 jaar oud, de VS bestaan uit 50 staten, dus laten we ze allemaal bezoeken. We begonnen rechtsboven en eindigden linksonder.

Het was een verhaal dat epische cijfers opleverde: 17.984 kilometer in vijftien dagen, vier verschillende teams, 32 tanks brandstof. En belangrijker: slaapgebrek, hallucinaties, een geur in de cabine die je nog altijd doet kokhalzen en een diepe bewondering voor Amerika’s favoriete sportauto, de Mustang. Maar, probleem. Want zelfs ‘48 staten plus Alaska’ maken samen nog geen 50.

  • Ford Mustang GT TopGear magazine
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang GT TopGear magazine
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Kentekenplaat met Bwahhh
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang op Hawai groepje auto's zij
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Racer Hawai
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • bord Tsunami gevaar
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang GT TopGear magazine
  • Ford Mustang GT TopGear magazine
  • Kentekenplaat met Bwahhh
  • Ford Mustang op Hawai groepje auto's zij
  • Racer Hawai
  • bord Tsunami gevaar

Het oorspronkelijke plan was om de Ford Mustang op een boot te zetten naar de laatste staat, Hawaï. Maar Ford wilde de auto tentoonstellen, compleet met z’n 49 stickers van de staten waar we waren geweest, en er was niet genoeg tijd meer om hem naar de eilandengroep en weer terug te krijgen. Het verhaal was niet af, en dat knaagt. Al jaren.

De Ford Mustang op Hawaï krijgen is nog moeilijk dan gedacht

Een van de problemen die we tegenkwamen op onze epische roadtrip was dat we wel een algemene indruk van ‘Amerika’ kregen, maar geen diepere kennis van de individuele staten. Deze keer mag ik dat rechtzetten. En het eerste waarvan ik die diepere kennis mag gaan opdoen: papieren en formulieren. Een paar dagen later zal iemand Hawaï beschrijven als ‘een eerste­wereldland met de bureaucratie van een derdewereldland’.

De Mustang, speciaal vanuit Michigan verscheept, zit klem bij de douane. Dus die dag ga ik kijken naar een slalomrace bij het Aloha Stadion, terwijl ik eigenlijk zou meedoen. Er was ooit een circuit op Oahu, maar dat sloot in 2006 de deuren, dus de autosportfans van het eiland zijn nu hierop aangewezen; een beetje rond pylonen rossen op een parkeerplaats.

Het heeft hun enthousiasme echter allerminst getemperd. En hun hoop blijft dat hun petities ooit gehoor zullen vinden. Er zijn veel militaire vliegvelden op Oahu die ook uitstekend dienst zouden kunnen doen als circuit, dus wie weet.

Met welke Ford Mustang rijden we op Hawaï?

Ik kan de auto de volgende dag ophalen. Het is de Mustang onder de Mustangs: een 5,0-liter GT, een turboloze V8 met een handbak, in Grabber Blue met als extra een Bronze-pakket. In plaats van in elke staat een sticker voor hem te halen, zoals we de laatste keer hebben gedaan, kwak ik ze er nu gewoon in één keer op. Ik doe dat in een poging om de Mustang wat makkelijker te laten opgaan in zijn omgeving. Wat een totaal verkeerde keuze zal blijken te zijn.

Ik zal je een geheimpje vertellen. Het plan was om voor dit verhaal twee Mustangs in te schakelen – deze, en onze originele uit 2014. Maar die is verdwenen. Ford kan ’m niet meer vinden. Hij zat ergens in een verzameling en nu is ie weg, zoek. Misschien doorverkocht, of uitgeleend aan een of andere dealer, waar ie ergens in een hoekje van het terrein stof staat te happen. Ze weten het gewoon niet.

  • Ford Mustang krijgt sticker
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang V8-motor met sticker
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang C-stijl
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang schuin achter instappen
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang surfplank op dak rijdend achterkant
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang rijdend achterkant
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang surfplank op dak op het strand
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang krijgt sticker
  • Ford Mustang V8-motor met sticker
  • Ford Mustang C-stijl
  • Ford Mustang schuin achter instappen
  • Ford Mustang surfplank op dak rijdend achterkant
  • Ford Mustang rijdend achterkant
  • Ford Mustang surfplank op dak op het strand

Het zou een leuke vergelijking zijn geweest omdat er eigenlijk niet zoveel is veranderd in de afgelopen negen jaar. Naar het schijnt heeft Ford voor de zevende generatie elektrificatie overwogen, en hybridetechniek, en toen besloten precies te doen wat het altijd al deed: schuif er een Coyote V8 in, maak alles nét iets hipper, klop het stof van je handen, knik langzaam en zeg: ‘Yep, dat is een Mustang.’

De Mustang ziet er hetzelfde uit als vroeger, maar is toch anders

Oh, er zijn ook dingen veranderd. De motor haalt beter adem, waardoor het vermogen met zo’n 30 pk stijgt naar 480 pk, en de besturing is sneller geworden (met een ratio van 15,5:1 in plaats van 16:1) en heeft stijvere bevestigingspunten gekregen.

Maar zoals je aan de oude vertrouwde proporties en het overbekende uiterlijk kunt zien, heeft hij nog altijd dat stalen onderstel met McPherson-veerpoten vóór en een multilink ophanging ­achter. Ons exemplaar heeft er dan nog een Performance Pack bij (Torsen-sperdifferentieel, veerpootbrug, bredere velgen en banden, grotere remmen van Brembo), maar moet het zonder de eveneens ­optionele MagneRide-dempers stellen.

Hawaï heeft het zwaar op het moment dat we langskomen

Ik ben bepakt en bezakt en rij vanuit Honolulu naar het noorden, met de meute mee. Voor de meeste Amerikanen is Hawaï het vakantieland. Ze verblijven allemaal in Honolulu, de grote stad, maar zwermen ’s ochtends als een soort springtij uit over het eiland, om in de avond weer terug te keren. Zes belangrijke eilanden vormen de Hawaïaanse keten en Oahu mag dan niet het grootste eiland zijn, het is met gemak het dichtstbevolkte en populairste van het stel. Het verkeer kruipt voort.

Pearl Harbor glijdt aan mijn linkerkant voorbij. Ik had een plan – ik wilde dit verhaal besluiten met de Mustang geparkeerd op het dek van de USS Missouri, het schip waarop de Japanners hun overgave tijdens de Tweede Wereldoorlog tekenden – maar mijn bezoek hier valt samen met de tragische bosbranden op Maui en de marine is te hulp geroepen bij de bluswerkzaamheden. Maui is niet ver weg, wat de branden persoonlijk maakt voor de lokale bevolking; er wordt gevreesd dat de vlammen ook naar hier zouden kunnen overslaan.

Maar Hawaï betekent ook surfen

Het landschap wordt hoger naarmate de Mustang zich verder noordwaarts gromt, over een centraal gelegen plateau met landbouw, tussen de twee bergketens die het eiland domineren. Bij Waialua bereik je de noordelijke kust, het paradijs voor surfers. De hele kustlijn staat bekend om de enorme golven die vanuit het noordelijke gedeelte van de Stille Oceaan hierheen geduwd worden en van deze plek het mondiale mekka van de surfsport hebben gemaakt.

Ik ga niet naar het strand, maar naar een bouwvallige oude suikerfabriek die nu een thuis biedt aan makers van surfboards. Eric Arakawa geeft al bijna 50 jaar surfboards hun vormen. En die vormen, daarin zit hem de kunst. ‘Het basisprincipe is: hoe langer het board, hoe groter de golven die je aankunt’, vertelt hij. ‘Maar de echte sleutel is het profiel van de rand – dat bepaalt hoe je je bij een bocht “in de golf graaft”.’

Hoe maken ze eigenlijk zo’n surfboard?

Surfboards zijn op zich simpel. Ze zijn gemaakt van schuim met een hoge dichtheid en een houten strip, de stringer, die van de neus naar de staart loopt en extra stijfheid en beheersbaarheid moet opleveren. Maar kijk wat verder en je ziet dat kunst en wetenschap hier in feite hand in hand lopen.

Het primaire design gebeurt met behulp van een computer, de ruwe vormen krijgen hun beslag als de stringer wordt geplaatst en op maat wordt gezaagd. Dan komt de kunst: het met de hand vormen, om elk board de vereiste karakteristieken en perfecte afwerking te geven. Tot slot krijgt het geheel een laatste laag van glasvezel en worden de vinnen geplaatst.

  • Shirt 'Thank God for Surfing'
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • TG-redacteur en surfboard maker
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Surfdudes
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Surfplank op Ford Mustang
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Shirt 'Thank God for Surfing'
  • TG-redacteur en surfboard maker
  • Surfdudes
  • Surfplank op Ford Mustang

Elk deel van het proces en elk onderdeel van het board is belangrijk, van de verschillende houtsoorten die voor de stringer gebruikt kunnen worden tot de vorm van de vinnen. ‘Wij bouwen alle boards op maat voor onze klanten, houden rekening met hun lengte en gewicht, hun ervaring en het soort golven dat ze te lijf willen gaan’, gaat Eric verder. ‘En de typische surfer hier heeft normaal gesproken niet één board, maar een aantal, voor alle uiteenlopende omstandigheden.’

Een surfboard gaat het dak op

De Mustang hoort een board te dragen. Ik heb een imperiaal meegenomen (die we voor het laatst gebruikten om ski’s te vervoeren op een Audi R8) en hop, daar gaat een van Arakawa’s lichte, elegante boards het dak van de Mustang op. Ik vraag Sean, de zoon van Eric, of de Mustang een beetje voor een bonafide, geloofwaardige surfersauto kan doorgaan. Een wat moeizame grijns.

‘Als je er hier tof wilt uitzien, heb je een Toyota Tacoma pick-up nodig. Een Mustang?’ Hij zucht. ‘Dat is wat de toeristen rijden.’ Ah. Ik zag deze al een beetje aankomen. Mustangs, vooral de open versies, zie je op Oahu op elke hoek van de straat en worden gereden door mensen die waarschijnlijk een MPV op het vliegveld achterlieten toen ze hierheen vlogen.

We rijden langs de kust, de Mustang draagt de vinnen van het board als een stel hoorns. Maar Sean heeft gelijk, hij ziet eruit als een… nou ja, als een knalblauwe Mustang tussen de massa’s Tacoma’s van de échte surfers. Het is hier ongelooflijk mooi. Kleurrijke gebouwen, het uitzicht dat over de weelderige vegetatie leidt naar zacht zand en een zee die zich alleen met behulp van diepe poëzie afdoende laat beschrijven. Het is nog niet eens het topseizoen voor surfers, maar de topdrukte is hier altijd.

We organiseren een Ford Mustang meeting op Hawaï

Het is tijd om ergens naartoe te gaan waar de Mustang zich duidelijk beter thuis zal voelen: onze geheel eigen Mustang-meeting. Het is zes uur ’s avonds in hartje Honolulu en bij Magic Island, een kunstmatig schiereiland, is nergens een parkeerplekje te vinden. Dus zetten we de Mustang maar even op een laden/lossenplek.

Het maakt niemand wat uit, het is een prachtige avond en iedereen lijkt met zijn persoonlijke fitnesstraining bezig te zijn. De achtergrond, met palmbomen, het strand van Ala Moana, de wolkenkrabbers en de ondergaande zon – het is verbluffend, zij het een tikje cliché. Honolulu gebruikt exotische bomen om de aandacht af te leiden van het beton en het verkeer, en er hangt een Las Vegas-achtige zweem omheen.

  • Ford Mustang generaties meeting
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Hawai Mustang club shirt
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • TG redacteur in oude Ford Mustang
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Stuur oude Ford Mustang
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Eigenaar van een oude Ford Mustang
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang meeting
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang generaties meeting
  • Hawai Mustang club shirt
  • TG redacteur in oude Ford Mustang
  • Stuur oude Ford Mustang
  • Eigenaar van een oude Ford Mustang
  • Ford Mustang meeting

Hoe dan ook, bij de Aloha Mustang and Shelby Club of Hawaii hebben ze het idee dat onze Ford de eerste Mustang van de zevende generatie is die wiel op Hawaïaanse bodem heeft gezet. De aanwezigen drommen om de auto heen.

Wat van liefhebbers van de nieuwste Ford Mustang?

Het interieur wordt breeduit bewonderd, vooral de heldere displays met de verwisselbare lay-outs en de nieuwe Drift Brake. Dit is Ford op zijn brutaalst en creatiefst. Het is een elektrische handrem met een heel fysieke actie; snel drukken of trekken schakelt hem in of uit, je kunt hem iets verder omhoog trekken om de auto af te remmen, of Drift Mode in te schakelen, waarbij een korte ruk onmiddellijk de achterwielen blokkeert. Ik ben er niet bij in de buurt geweest. Erewoord.

Het maakt de groep niet uit dat de Mustang weinig is veranderd, ze zijn vooral opgelucht dat hij zijn V8 nog heeft. Zelfs Terrence Iwamoto, die wel een Mustang-shirt draagt, maar rijdt in een Mach-E. Ik vraag Lester Hirano, eigenaar van een bijzonder fraaie Mustang uit ’68, wat hij vindt van de Mach-E. Hij checkt eerst even of Terrence buiten gehoorafstand is.

Wat vinden Mustang-rijders van de elektrische Mach-E?

‘Nou ja, hij is de president van de club, dus we moesten die Mach-E wel binnenlaten, maar een Mustang is het niet. Hij zou die badge niet mogen dragen.’ Je ziet later hier en daar een rilling over een rug lopen als Terrence vertelt over de nieuwe boom box die hij misschien wel wil kopen, die onder de Mach-E past en hem als een V8 laat klinken.

Er is een mooie verscheidenheid aan auto’s hier, van een originele uit 1966 tot een GT500 uit 2021. Ik vraag, omdat dat me altijd heeft geïntrigeerd, of ze hier de Mustang zien als een musclecar. ‘Daar is ie te klein voor’, ‘het is een sportauto’, ‘een musclecar moet de tweedeurs versie zijn van een vierdeurs sedan’. In Europese ogen is dit een grote, gespierde auto, maar zelfs in Hawaï, waar men geneigd is kleinere auto’s te rijden, en dan veelal van Japanse of Koreaanse makelij, wordt de Mustang gewoon gezien als een sportauto.

De Mustang is zachter en volwassener

Tot besluit krijg ik een paar tips over wegen waar het goed rijden zou moeten zijn. De volgende morgen vertrek ik in alle vroegte naar de zuidelijke hoek van het eiland, voor een zonsopgang bij de machtige Koko-krater. De Mustang is er inderdaad behoorlijk op vooruitgegaan; hij is minder hard geworden, de ophanging voelt volwassener en meer in control aan en de besturing is steviger.

Ik vermoed dat ie nog wat meer finesse zou hebben met de adaptieve MagneRide-dempers, maar uit eerdere ervaringen weet ik dat ook een ‘gewone’ Mustang niet uit elkaar valt op de limiet. Sterker: dan wordt ie alleen maar beter. Maar voor dit soort overpeinzingen hebben we op dit moment geen tijd, want tien minuten vóór zonsopgang komen de toeristen met hun selfiesticks.

De bekendste weg van Hawaï die jij vast ooit hebt gezien

Ik trek me terug om de meest verbazingwekkende weg van het eiland in me op te nemen. De H3-snelweg is nogal controversieel. Hij werd in 1997 opgeleverd en loopt over het hele eiland, over een van de meest ongerepte valleien, en slingert zich dan door de met groen bedekte bergen. Er was lokaal bijzonder veel weerstand tegen, niet in de laatste plaats vanwege de bouwkosten van bijna 1,3 miljard dollar.

In feite rijd je, op viaducten hoog boven de bodem van de vallei, door de toppen van de bomen. Het uitzicht is verpletterend, maar je kunt voelen dat het wringt. Ik ben nu onderweg naar Kualoa Ranch. Daar heb je waarschijnlijk nog nooit van gehoord, maar ik kan je garanderen dat je het gezien hebt. Hier komt Hollywood naartoe als het op zoek is naar een tropisch, bergachtig, onbewoond eiland. Jurassic Park, Lost, King Kong – ze zijn allemaal, plus nog een stuk of 200, hier opgenomen.

Ook offroad kan de Ford Mustang uit de voeten

Ik rijd een stukje over een onverharde weg; de Mustang blijkt robuust genoeg om daar geen enkele moeite mee te hebben. Hij is wat ruwer dan je gemiddelde sportauto, maar je kunt er behoorlijk precies mee overweg. Alles, van pedalen tot stuur en knoppen, vereist enige kracht, maar hé: dit is een Mustang, het hoort er ook wel een beetje borstharig aan toe te gaan. Er is dus zwaarte, maar er is ook precisie.

De V8 brabbelt er gezellig op los bij deze lage toerentallen en de Mustang klimt omhoog naar Jumanji Ridge en voorbij Kong’s Skull zonder één keer te schrapen of zijn wielen te laten doorslaan. Behalve dan wanneer ik daar zin in heb. Bij de zeldzame kansen die ik krijg om de V8 even open te draaien, buldert hij lekker.

  • Ford Mustang bij botten
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang hawaiiaanse danseres in grille
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang offroad ver weg
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang offroad boven
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang interieur
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Ford Mustang bij botten
  • Ford Mustang hawaiiaanse danseres in grille
  • Ford Mustang offroad ver weg
  • Ford Mustang offroad boven
  • Ford Mustang interieur

Hij klopt zichzelf op die manier graag op de borst, maar belangrijker is het feit dat zijn prestaties ook hoger in de toeren langer effectief blijven; dit is de eerste ‘basis-Mustang’ die ik ooit heb gereden die serieus snel is en gemakkelijk overweg kan met zijn massa. Maar echt superresponsief is ie nou ook weer niet. Hij laat opgebouwde toerentallen maar langzaam weer zakken en er zit wat sloomheid in de aandrijflijn.

Hoe we in een gyrokopter terecht zijn gekomen

Je kunt wel zien waarom Hollywood hier zo graag komt. Het is esthetische perfectie, het brede, grazige dal dat wordt geflankeerd door torenhoge, ondoordringbare groene rotsmuren. Maar je bekijkt ze altijd vanaf beneden. Geen van de wegen, en zelfs maar heel weinig paden, gaan echt de bergen in – ze zijn te steil, het heeft geen zin. En ik had het prima gevonden het daarbij te laten, maar toen diende een mogelijkheid zich aan…

Het begon als een plan om een plek te vinden waar ik de Mustang echt de vrije teugels kon laten, maar omdat alle vliegvelden op Oahu militair terrein zijn, kon ik dat wel uit mijn hoofd zetten. Maar vliegen in een gyrokopter? Nou ja, meer óp een gyrokopter? Dat bleek geen punt. Ik zei ja omdat James Alaggio eruitzag als iemand die ik kon vertrouwen, die een benijdenswaardig cv met vliegactiviteiten had en klonk alsof hij begreep hoe de natuurkundige wetten werken die deze mechanische langpootmug in de lucht houden.

  • Gyrokopter op Hawaï zijkant
  • Gyrokopter op Hawaï dashboard
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Gyrokopter op Hawaï TG-redacteur surfhandje
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Gyrokopter op Hawaï in de lucht
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Gyrokopter op Hawaï over schouder piloot
    Foto: © TopGear / James Lipman
  • Gyrokopter op Hawaï uitzicht
  • Gyrokopter op Hawaï zijkant
  • Gyrokopter op Hawaï dashboard
  • Gyrokopter op Hawaï TG-redacteur surfhandje
  • Gyrokopter op Hawaï in de lucht
  • Gyrokopter op Hawaï over schouder piloot
  • Gyrokopter op Hawaï uitzicht

Het was duizelingwekkend, de meest vrije vorm van gemotoriseerd vliegen die je maar kunt bedenken. En de meest oncomfortabele, als het regent. Maar van een kilometer hoogte krijg je een ander perspectief, je begrijpt hoe het weer hier werkt, hoe de bergen de regen uit de wolken wringen en de oostkust nat en groen houden, en het westen droog en gebruind.

Je ziet de stranden, de riffen en de vorm van de oceaanbodem die zo bepalend is voor hoe de golven hier breken. En je realiseert je dat Hawaï, die serie stipjes in de Stille Oceaan, eigenlijk maar bitter weinig met de rest van de Verenigde Staten te maken heeft.

Het verschil tussen de Ford Mustang in Europa en op Hawaï

Ik denk er nog eens over na als ik later terug naar het zuiden roffel. De Ford Mustang is een krachtig symbool van Amerika – dat was ook een van de redenen dat hij zo populair was toen hij in 2016 naar Europa kwam. Mensen kochten niet zozeer een auto, als wel een statement van stars & stripes.

Maar in Hawaï zien ze de Ford Mustang anders. Hij vertegenwoordigt de scheiding tussen het vasteland dat de eilanden als pretplek ziet en de mensen die er permanent wonen. Er is een ‘wij en zij’-mentaliteit, een gevoel dat de Amerikanen zich aan Hawaï hebben opgedrongen toen de eilanden in 1959 deel van de unie werden.

En het blijft verwonderlijk, nietwaar, dat terwijl in Europa de Ford Fiesta, Focus en Mondeo dood of stervende zijn en plaatsmaken voor crossovers, hybrides en elektrificatie, de Mustang in Amerika doorgaat alsof er niets aan de hand is. En hij komt volgend jaar ook onze kant op – V8, 300 gram CO2 per kilometer, et cetera.

Had de Mustang niet allang elektrisch moeten zijn?

Net als bij de VS en Hawaï strijken de twee strategieën elkaar tegen de haren in. Het gerucht wil dat deze Mustang een opvullertje is en dat Ford zich uiteindelijk, tegen het eind van dit decennium, zal neerleggen bij het onvermijdelijke en met een hybride of elektrische versie zal komen. Ik vind het in dit geval niet eens moeilijk om tot een oordeel te komen.

Ik weet dat het een rationele, zakelijke beslissing is en dat de Mustang heus verkocht zal worden aan mensen die toch al dol op hem waren. Maar in plaats van de laatste te zijn die het gebouw verlaat, had Ford ook de eerste kunnen zijn die de sprong waagde en de Mustang een nieuwe plek kunnen geven, in een nieuw tijdperk. Hij zou beter zijn gevallen bij de Hawaïanen – maar net iets minder bij mijn vriend uit Texas.

Met dank aan: @Nakedgyro, arakawasurfboards.com, Jarrod Silcox en ohanamotorsportsfoundation.com, alohamustang.org, kualoa.com, GoJump Hawaii, Dillingham Airfield, Anna Metcalfe en Savanna Gonzalez van hawaii.gov, het team bij Pearl Harbor en de USS Missouri

https://topgear.nl/autotest/ford-mustang-hawai/