Wie schuld draagt, betaalt (Klimaatverandering blog)

De grootste fossiele bedrijven zijn honderden miljarden dollars aan herstelbetalingen verschuldigd voor de economische schade die klimaatverandering in de aankomende decennia aan zal richten. Dat stelt een recente studie in OneEarth. Het klinkt als veel geld, maar voor de fossiele bedrijven geldt dat de genoemde bedragen minder zijn dan hun recordhoge winsten gemaakt in 2022, het jaar van de energiecrisis. Wanneer zet ‘Big Oil’ de knop om?

Herstelbetalingen?

Rijke mensen in het mondiale Noorden zijn onevenredig veel meer verantwoordelijk voor de opwarmende aarde. En de gevolgen van de klimaatcrisis treffen vooral armere mensen en gemarginaliseerde groepen in het mondiale Zuiden. Klimaatverandering is een groot onrecht. Aan dit onrecht hangt een prijskaartje, en tijdens de jaarlijkse VN klimaattoppen wordt er de laatste jaren steeds vaker over geld voor klimaatschade gesproken. In november vorig jaar leidde dat tot de historische afspraak voor het opzetten van een klimaatschadefonds, ook wel het ‘Loss and Damage’ fonds genoemd. Fatsoenlijke schattingen voor geleden schade zijn echter schaars, en overheden zijn het veelal niet eens over wie voor de kosten zou moeten opdraaien. Nationaal eigenbelang weegt vaak toch zwaarder dan internationale solidariteit, zo blijkt maar weer.

Toch proberen wetenschappers om schattingen van kosten te koppelen aan de vraag wie dat zou moeten betalen. In de recente studie in OneEarth worden schattingen gemaakt van de hoogte van deze herstelbetalingen (in het Engels: ‘reparations’). De auteurs leggen de verantwoordelijkheid bij de grootste uitstotende fossiele bedrijven, en berekenen hoeveel smartengeld zij de samenleving in de toekomst verschuldigd zijn. De methodes en resultaten zijn interessant, en zullen we hier behandelen.

https://lh3.googleusercontent.com/PCuCXocqzxqJ2y3qbQTvPgLmVcWfTk5MHsyE4p7nDBk4ncb61FzuwTlqBoFG_41fsS6feR6cVkiEX8c0KSk36l_enMkTEjVi9I9oTLUBLg21fcm74lIJqbTcyhnQMPjk6u7apn_oszx-YlkNBlvexTo

Olietekorten bij BP in het VK. Foto door Red Dot via Unsplash

De vervuiler betaalt

Fossiele bedrijven zoals Shell en Exxon zijn direct, of indirect, verantwoordelijk voor de uitstoot van broeikasgassen. Ze dragen echter een extra verantwoordelijkheid doordat veel van deze bedrijven al decennialang wisten van de gevaarlijke gevolgen van hun producten, en desondanks hun vervuilende bedrijfsvoering hebben verdedigd en uitgebouwd. Van Shell en van Exxon staat vast dat zij al sinds de jaren ’70 en ’80 wisten van klimaatverandering en actief klimaatbeleid tegen hebben gewerkt door desinformatiecampagnes. Ook in Nederland is deze misinformatie over klimaatverandering het publieke debat in gesijpeld. 

Het weglopen van hun verantwoordelijkheid voor decarbonisatie en het lobbyen voor het voortbestaan van hun fossiele bedrijfsvoering zijn ze overigens nog niet verleerd. Zo is er ook nu nog sprake van innige banden van de fossiele industrie met de politiek (zo hielp Rutte Shell via allerlei geitenpaadjes aan miljoenen euro’s subsidies); de nieuwe CEO van Shell spreekt openlijk uit dat ze hun olie- en gasproductie niet willen afbouwen; en Big Oil’s mooie plannen voor net-zero blijken veelal gestoeld op dubieuze compensatieprojecten.

Fossiele bedrijven worden steeds vaker aansprakelijk gesteld voor hun schade, bijvoorbeeld via rechtszaken, maar nu is er ook een uitgebreide berekening gemaakt van de kosten die ze verschuldigd zijn aan de gemeenschappen die het meest geraakt worden door decennia uitstoot en leugens. De studie in OneEarth stelt dat de 21 grootste vervuilers, waaronder bedrijven als BP, Shell en ExxonMobil, verantwoordelijk zijn voor zeker 5,4 biljoen (!) dollar aan schade door extreme droogtes, bosbranden, zeespiegelstijging en veel meer dat aan klimaatverandering kan worden toegekend, over de periode 2025 tot 2050. 

Wie betaalt wat en waarom?

De data die de studie gebruikt zijn gegevens over de uitstoot van fossiele bedrijven, en een raming van de kosten van klimaatverandering. De historische uitstoot van fossiele bedrijven komt uit de Carbon Majors database. Dat levert uitstoot per bedrijf op. De auteurs houden vervolgens 1988 aan als startjaar van de emissies die ze meenemen in de berekening van verantwoordelijkheid. 1988 is het jaar dat het IPCC werd opgericht (en van de getuigenis van klimaatwetenschapper James Hansen voor de senaat van de VS). Vanaf dat moment worden claims van de industrie dat ze geen verantwoordelijkheid hadden voor klimaatverandering, of dat het allemaal niet zo erg was, onhoudbaar geacht.

https://lh6.googleusercontent.com/CrkSvszBDQO8wB34Wmn-CNwaAwoaRZZBDn_rArJzHpgoMtQ9DFmiaABFRcDepYsFOyKq1538s7M49ASzO3NWd6sJgnNyZZws4yBq9fgpads7wFgCG-vZN0jB6rF97iFHaFD6j0cn3DLmCo8uCAG7UYc

Het aandeel CO2 emissies en de hoeveelheid te betalen herstelbetalingen voor de top 21 uitstotende fossiele bedrijven. Data van de studie, figuur via The Guardian

De te betalen bedragen zijn berekend op basis van een consensusverklaring van economen over de kosten van klimaatverandering. Zij schatten de te verwachten mondiale economische kosten op zo’n 99 biljoen dollar tussen 2025 en 2050. De uitstoot van fossiele brandstoffen is verantwoordelijk voor zo’n 69,6 biljoen. De studie kiest ervoor om een derde van deze toekomstige kosten aan de fossiele industrie toe te kennen. Ze kennen de andere twee derdes toe aan overheden en consumenten. Het is een redelijk arbitraire keuze, en misschien zelfs wel een beetje conservatief. Uiteindelijk houdt het in dat de mondiale fossiele industrie verantwoordelijk wordt gehouden voor ten minste 23,2 biljoen dollar aan klimaatgerelateerde economische verliezen over 25 jaar. Of, bijna 900 miljard per jaar. 

De auteurs kiezen ervoor om een dimensie aan rechtvaardigheid mee te nemen in de toekenning van de kosten aan de top 21 vervuilers. Vervuilers gevestigd in lage inkomenslanden, zoals Coal India, worden vrijgesteld van herstelbetalingen. Bedrijven uit midden inkomens, zoals PetroChina, worden de halve kosten toegekend, en de top vervuilers uit rijke landen, waaronder Exxon en Shell, mogen het volledige bedrag uitkeren. Deze top 21 vervuilers worden gezamenlijk dus voor 5,4 biljoen dollar (van die 23,2 biljoen dollar in totaal) aansprakelijk gesteld, waarbij die vrijstellingen zijn verrekend. 

Gezien de rijkste 1% van de wereld voor meer dan 2 keer zo veel uitstoot verantwoordelijk is dan de armste 50%, is het meenemen van rechtvaardigheid in de berekeningen een goed voornemen, mijn inziens. Toch vind ik het wel een beetje arbitrair waar je dan de grens precies trekt. Je zou ook een soort glijdende schaal kunnen definiëren, waarbij de hoogte van de herstelbetalingen afhankelijk is van het BNP van een land. Of niet het land van vestiging, maar de landen van de aandeelhouders of bedrijfstop aanhouden. Daarnaast zou het ook rechtvaardiger zijn om al die uitstoot van voor 1988 wel mee te nemen, maarja, dan kun je weer stellen dat de Shells en BPs niet ‘wisten’ dat hun producten voor gevaarlijke klimaatverandering zouden zorgen… Uiteindelijk zijn dit ook allemaal ietwat arbitraire keuzes. Voor de auteurs was het vooral van belang om in hun methodes de bedrijven uit landen in ontwikkeling enigszins vrij te stellen.

https://lh6.googleusercontent.com/HZQZGQgrw4bgjyzeU7tKfu07dP5iD8rGT4DMLhtUydpy5y_HdGeEX61yDBl2fVdqalbKMaPdcUvXqH31p-_fAVQNZ1Ssb1DtZ36bCM46M29GJWXfcG2TDWvhctuwu2Ikn5KOkFqRDGMMxHA_1FXuUvI

Percentage van de mondiale emissies tussen 1988 – 2022 versus het BNP van het land waar het bedrijf gevestigd is. Data van de studie, figuur via The Guardian

We zien dat Saudi Aramco met kop en schouders bovenaan staat in termen van emissies. Aramco alleen is voor bijna 5% van de mondiale CO2 emissies vanaf 1988 tot nu verantwoordelijk. Op basis daarvan zou het meer dan 1 biljoen dollar aan herstelbetalingen verschuldigd zijn, over de periode 2025 – 2030. ExxonMobil en Shell staan op plek 5 en 6 van meeste uitstoot, maar op plek 3 en 4 in termen van de meeste herstelbetalingen, omdat de grote uitstoters Coal India en National Iranian Oil volgens de methodes van de studie worden vrijgesteld. 

Het geld is er 

Het klinkt als grote bedragen waar de studie mee aan komt zetten. Maar als we kijken wat een aantal van deze grote bedrijven in het afgelopen jaar aan winst hebben geboekt, dan is het absoluut niet onbetaalbaar. De oliereuzen BP en Shell hebben in 2022 respectievelijk zo’n 28 miljard en 40 miljard dollar winst gemaakt, voor beide een record. Samen zouden ze ongeveer 31 miljard dollar per jaar aan herstelbetalingen moeten uitkeren. ExxonMobil gaat daar flink overheen en heeft een recordwinst van 56 miljard dollar geboekt in 2022. Ze worden voor 18 miljard dollar per jaar aan klimaatsmartengeld verantwoordelijk gehouden. Saudi Aramco, het staatsbedrijf dat qua emissies én qua herstelbetalingen absoluut bovenaan staat met een geschatte 43 miljard dollar per jaar, heeft in 2022 een zodanig kolossale winst gemaakt dat het vier jaren aan herstelbetalingen in één jaar zou kunnen uitkeren. Hun recordwinst van zo’n 161 miljard dollar is bijna de helft van de begroting van Nederland in 2022

https://lh6.googleusercontent.com/zM9cKVWMsjrcouKQqYJG3rrz4x_13FTw2JA8qKhQ-Ir3VWurAZE_fUkLAr1v_zCdEGDli4N38UcXa_KPLDExspLzfriLMTpobLYCMRTQUY8BKFsq7eTz_cYOBXjLbq62lhquB6_e878js4pjxIaHgFQ

De recordhoge winsten van ExxonMobil, Shell, Chevron en BP samen zijn nog minder dan de torenhoge winst van Saudi Aramco in 2022. Via CarbonBrief.

Nu was 2022 een uitzonderlijk jaar voor ‘Big Oil’. Door de Russische invasie in Oekraïne schoten de energieprijzen de lucht in. Dat heeft in Nederland en vele landen om ons heen voor een ‘cost of living’ crisis gezorgd. Wij konden de gasrekening niet meer betalen, er werden fondsen opgetuigd om mensen met hun torenhoge energierekeningen te helpen, en ons werd aangeraden om wat korter te douchen en de verwarming lager te zetten. Ondertussen boekte Big Oil ongekende recordwinsten en werden er gretig bonussen uitgedeeld aan de top van de fossiele energieconcerns. Ik vind dat een grove schande.

Van plicht naar praktijk

Vanuit een moreel standpunt kun je begrijpen dat de grote vervuilers een reparatieverantwoordelijkheid hebben voor schade die is en zal worden aangedaan door emissies waar zij voor verantwoordelijk zijn. Dit onderzoek laat zien dat de top uitstoters een behoorlijke kluif aan herstelbetalingen zouden moeten betalen, maar dat dat met hun recente recordwinsten geen probleem hoeft te zijn. Ja, er is wat af te dingen op de methodes die de onderzoekers gebruiken, maar ook met andere keuzes in de methodologie is het duidelijk dat onbeperkt olie oppompen niet zonder gevolgen mag zijn. Het is echter de vraag of we nu en in de toekomst een redelijk niveau van rechtvaardigheid of moreel besef kunnen verwachten van Big Oil. In het afgelopen jaar hebben onder meer BP, ExxonMobil en Shell hun toezeggingen om olie- en gasproductie af te schalen, zelfs teruggedraaid… Met het soort onderzoek dat we in deze blog hebben behandeld, kan de fossiele industrie wel meer en meer op een onderbouwde manier ter verantwoording worden geroepen. Want maak mij maar wakker wanneer ze vanuit zichzelf een reparatiebesef gaan voelen. 

https://klimaatveranda.nl/2023/07/17/wie-schuld-draagt-betaalt/

Leiden alle wegen naar Parijs? (Klimaatverandering blog)

Gastblog van Mathieu Blondeel (VU Amsterdam)

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2023/07/bosbrand-1.jpg?w=799

Foto: US Department of Agriculture / Flickr (cc)

Sinds enkele jaren buitelen overheden, bedrijven, investeerders en anderen over elkaar om ‘net-zero’ (of netto-nuluitstoot) beloftes te maken. Ook heel wat fossiele energiereuzen, zoals Shell en BP, willen ten laatste tegen 2050 netto-nuluitstoot bereiken. Maar wat houdt zo’n net-zero strategie eigenlijk in? En, bovenal, voor grote olie- en gasconcerns rijst de vraag hoe deze beloftes te rijmen vallen met een bedrijfsstrategie die de verkoop van olie en gas prioriteit blijft geven? Dat is de basis van ons artikel ‘Do all roads lead to Paris?’, dat recent verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift Climatic Change.

CO2 compensaties – een noodzakelijk kwaad?

Om deze vragen te beantwoorden, onderzocht ik samen met collega’s van de Kyoto en Tohoku universiteiten in Japan de net-zero strategie van vier olie- en gasbedrijven: Shell, BP, Chevron en ExxonMobil. Het resultaat is een unieke dataset die inzicht geeft in de haalbaarheid van claims van bedrijven als Shell om tegen 2050 CO2 neutraal te zijn.

Hun ‘net-zero’ claims houden in dat ze de CO2 emissies van hun productieactiviteiten, én die van de producten die ze verkopen, zo dicht mogelijk bij nul moeten brengen en alle resterende emissies moeten compenseren (‘offsetting’ in het Engels).[i] Voor die moeilijk uit te faseren, resterende emissies kan dan een ‘(carbon) credit’ gekocht worden voor elke ton CO2 die vermeden of uit de lucht gehaald wordt. Die credits zijn gelinkt aan een compensatieproject, zoals, bijvoorbeeld, bosbeheer in Brazilië of een windmolenproject in Turkije.

‘Get out of jail free’

Offsetting is ook een controversiële praktijk. Dr. Thales West, mijn collega bij het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) van de VU, heeft dit  in eerder onderzoek al aangetoond. Tijdens de recente bosbranden in Canada, bijvoorbeeld, gingen er nog stukken bos die gebruikt werden in zo’n compensatieproject, in vlammen op.

De overgrote meerderheid (73%) van de 116 onderzochte compensatieprojecten is gebaseerd op het vermijden van emissies (‘avoidance’), zoals behoud van bossen. Maar om een échte impact te hebben zou er eerder sprake moeten zijn van projecten die daadwerkelijk CO2 uit de lucht halen (‘removal’), zoals het aanplanten van nieuwe bossen. Van alle credits die Shell kocht in de periode 2020-22, was 85% gelinkt aan vermijden, terwijl dit voor BP en Chevron zelfs 100% was.

Een tweede cruciale bevinding is dat de meeste compensatieprojecten al geruime tijd geleden gestart werden. De Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation (CORSIA) van de Verenigde Naties hanteert een standaard dat er enkel credits van projecten gekocht mogen worden die na 2016 gestart werden. Oudere projecten linken aan emissies van vandaag is op z’n minst problematisch en bovendien is het te moeilijk om de kwaliteit ervan te controleren en garanderen. 92% van de projecten van BP, 89% van Chevron en 72% van Shell’s projecten startten vóór 2016 en zouden dus eigenlijk niet gebruikt mogen worden.

Hoe geraken we in Parijs?

Ondanks hun claims dat ze ‘kwaliteitsvolle’ credits aankopen, toont onze analyse aan dat de compensatiepraktijken van Big Oil op z’n minst een dubieuze klimaatimpact hebben.

In de eerste plaats moet elke transitiestrategie een gecontroleerde, maar versnelde uitfasering van olie- en gasproductie inhouden. Dit moet uiteraard ook gepaard gaan met een consumptiereductie. Anders komen we in een prijscrisis terecht zoals we die het afgelopen anderhalf jaar gekend hebben.

Enkel voor de héél moeilijk uit te faseren residuele emissies, kan er gekeken worden naar ‘offsetting’. Maar ook dan is er nood aan veel betere regulering en strengere kwaliteitscontrole op de daadwerkelijke acties die worden genomen om de CO2-uitstoot te compenseren.

—–

Het onderzoek ‘Do all roads lead to Paris?’ werd in juni gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Climatic Change.

[i] Andere bedrijven en overheden gaan nog een stap verder en willen net-zero voor uitstoot voor een heleboel andere broeikasgassen (zoals methaan) bereiken. Dit wordt ook omschreven als ‘klimaatneutraliteit’. Het verschil tussen een klimaatneutraliteit en koolstofneutraliteit is dus de hoeveelheid broeikasgassen waarvoor je naar netto-nuluitstoot streeft.

https://klimaatveranda.nl/2023/07/11/leiden-alle-wegen-naar-parijs/

RCP8.5: worst case, business as usual of foute voorspelling? (Klimaatverandering blog)

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2020/02/rcpemissions.png?w=500&h=180

Er woedt al een tijd een pittige discussie onder energie- en klimaatdeskundigen en hun volgers over de RCP-emissiescenario’s, die onder meer zijn gebruikt in het vijfde Assessment Report van het IPCC. Het gaat dan met name over het hoogste scenario, RCP8.5. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we hier te maken hebben met wat Stephan Lewandowsky ooit “seepage” noemde: een pseudosceptisch frame dat binnensijpelt in de wereld van de wetenschap. Dat pseudoscpetische frame komt er op neer dat RCP8.5 een foute voorspelling is. Dat is nonsens.

Scenario’s zijn geen voorspellingen. Er wordt juist met verschillende scenario’s gerekend omdat de menselijke keuzes grotendeels bepalend zullen zijn voor de toekomstige emissies en concentraties van broeikasgassen onvoorspelbaar zijn. Het simpele feit dat er uiteenlopende scenario’s zijn die onmogelijk allemaal uit kunnen komen zou voldoende moeten zijn om te beseffen dat ze niet bedoeld zijn als voorspelling. Maar toch blijft de suggestie van de foute voorspelling, van de overdreven pessimistische klimaatwetenschap, maar terugkomen. Het spiegelbeeld van die suggestie, dat klimaatwetenschappers veel te optimistisch zouden zijn omdat in onderzoeken ook vaak het laagste scenario RCP2.6 wordt meegenomen, zie je zelden of nooit. En dat terwijl de werkelijke emissies nog altijd een stuk dichter bij het hoogste dan bij het laagste scenario liggen, zeker als ook emissies van ontbossing worden meegenomen.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2020/02/epe0okcuyaaqgki.jpg?w=500&h=196

Het tekent de moeite die de maatschappij en de wetenschap blijken te hebben met het benoemen van risico’s. En de gevoeligheid die er nog steeds is voor het verwijt van bangmakerij. Het is natuurlijk ook een lastige kwestie, omdat mensen zo verschillend reageren op informatie over risico’s. De communicatie hierover blijft dan ook een mijnenveld, tussen wetenschappers onderling én tussen wetenschap en maatschappij.

Zeke Hausfather en Glen Peters begaven zich deze week in dat mijnenveld, met een commentaar in Nature. Het leverde nogal tendentieuze koppen op, onder meer bij de BBC en in De Volkskrant. En hoewel Hausfather en Peters zeker een aantal zinnige punten maken, is de angst om weggezet te worden als paniekzaaier tussen de regels door wel te zien in hun stuk. Ik betwijfel of die angst een goede raadgever is.

Een belangrijk punt van Hausfather en Peters is het zorgvuldig benoemen en omschrijven van een scenario als RCP8.5. De omschrijving “business as usual” die nogal eens wordt gebruikt vinden ze niet correct. En daar hebben ze zeker een punt. Overigens hebben de ontwikkelaars van de RCP-scenario’s en het IPCC die omschrijving ook nooit gebruikt. Maar in wetenschappelijke artikelen en berichten in de media komt hij wel regelmatig voor. Vooral uit gewoonte, zo vermoed ik. “Business as usual” was in het verleden namelijk wel een voor de hand liggende benaming voor het hoogste scenario, dat uitging van de groei van emissies zonder enig klimaatbeleid. In het eerste IPCC-rapport, uit 1990, werd die benaming bijvoorbeeld gebruikt. Maar de wereld zag er destijds anders uit. Er waren nog geen internationale klimaatafspraken, laat staan dat er ook maar iets was dat op het begin van een energietransitie leek. Er was ook maar bar weinig reden om aan te nemen dat zo’n transitie zonder internationaal klimaatbeleid op gang zou komen. Een beleidsarm scenario (in het Nederlands ook wel aangeduid als “autonome ontwikkeling”) zou destijds dus naar alle waarschijnlijkheid neerkomen op de verdere ontwikkeling van een volledig op fossiele brandstof gebaseerde wereldeconomie.

Maar sindsdien is er wel het nodige gebeurd. Het klimaatverdrag van Kyoto uit 1997 was voor sommige landen al een aanzet om voorzichtig met de energietransitie te beginnen, en met het afsluiten van het klimaatakkoord van Parijs sprak de hele wereld een stevige ambitie uit. Natuurlijk valt het nog te bezien of die ook wordt waargemaakt, maar het ligt inmiddels zeker niet meer voor de hand dat “business as usual” neerkomt op een volledig fossiele economie. Er zijn zelfs mensen die menen dat de ontwikkeling naar duurzame technologie en energie inmiddels niet meer te stoppen is, dat het een autonome ontwikkeling zal zijn die ook zonder enig overheidsbeleid door zal gaan. Het “usual” in “business as usual” heeft geen eenduidige betekenis meer en dus is het geen goed idee om zo’n verwarrende term te blijven gebruiken.

Meer moeite heb ik met de suggestie van Hausfather en Peters dat RCP8.5 vaak als het meest waarschijnlijke scenario gepresenteerd zou worden. Naar mijn beste weten wordt in de wetenschappelijke literatuur, en zeker in IPCC-rapporten, geen uitspraak gedaan over welk scenario meer of minder waarschijnlijk is. Het komt wel nogal eens voor dat onderzoeken alleen het hoogste en laagste emissiescenario laten zien, maar dat is best logisch: op die manier krijgt men een beeld van de hele bandbreedte aan mogelijk uitkomsten. Om in te zien dat andere scenario’s tussen die uitersten liggen hoef je ze niet noodzakelijk expliciet mee te nemen.

En als een onderzoek alleen het hoogste scenario bekijkt betekent dat nog niet dat men dat scenario ook tot het meest waarschijnlijke uitroept. Er kunnen andere legitieme redenen voor zijn. Wetenschappelijk gezien kan het simpelweg interessant zijn om het effect van een ingrijpende verandering door te rekenen. Neem, ter vergelijking, het voorbeeld van een productontwikkelaar die een nieuw additief voor, pak ‘m beet, een wasmiddel onderzoekt. Bij de eerste experimenten zal zo iemand een flinke dosis toevoegen, om daarmee direct een duidelijk beeld te krijgen van het effect. Bij een lage dosis beginnen is niet handig, want dan weet je nog niks als er geen effect te zien is. Dat klimaatonderzoekers regelmatig eenzelfde benadering kiezen voor modelexperimenten is alleen maar logisch: zo kunnen ze in één keer zien of een verwacht effect zich voor zou kunnen doen. Aanvullend onderzoek kan vervolgens eventueel meer de nuances opzoeken. Dat heeft niets met overdrijving of pessimisme te maken. Zo’n onderzoek een beetje handig presenteren is dan natuurlijk wel belangrijk.

De onderliggende boodschap van Hausfather en Peters lijkt te zijn dat scenario’s realistischer moeten zijn. Ik heb daar mijn twijfels over. Omdat daarmee in mijn ogen de grens tussen voorspelling en scenario vervaagt. Dat zou de verwarring juist in de hand kunnen werken. Het is ook maar de vraag of toekomstige emissies en concentraties wel zo voorspelbaar zijn als Hausfather en Peters lijken te denken. Dat is een kanttekening die ook Michael Mann maakt. Daarbij wijst hij op nog een belangrijk punt: de C in RCP staat voor “concentration”. Hoeveel de CO2-concentratie nog zal stijgen hangt niet alleen af van onze emissies, maar ook van mogelijke terugkoppelingen in de koolstofcyclus. Denk aan CO2 die vrijkomt bij bosbranden, of bij het ontdooien van permafrost.

Vanuit de risico-benadering is het belangrijk om de volledige bandbreedte aan mogelijke uitkomsten te onderzoeken en niet alleen wat, al dan niet terecht, als meest waarschijnlijke uitkomst wordt gezien. En in een risico-analyse wegen juist de worst-case scenario’s zwaar.

Het enige onontkoombare feit in deze discussie blijft dat niemand met zekerheid kan zeggen hoe emissies en concentraties in de toekomst zullen verlopen. De mens is op dit moment de meest onvoorspelbare factor in het klimaat, en dat zullen we nog wel een tijdje blijven.

https://klimaatveranda.nl/2020/02/02/rcp8-5-worst-case-business-as-usual-of-foute-voorspelling/