Recensie: Maria Turtschaninoff – Erfgrond (Tzum)

Bedankt lieve boerderij

Het besef dat mensen slechts passanten zijn, voorbijgaande creaturen, met voorfamilie en nazaten, is in de westerse wereld niet echt een thema. Toch valt de verbondenheid van de vele generaties niet te ontkennen. Maria Turtschaninoff schreef met Erfgrond het portret van een Finse boerderij, waarin de eeuwigheid van de natuur en de vergankelijkheid van de mens centraal staan. Dat we ons dat maar eens goed moeten realiseren.

Österbotten, de zeer noordelijk gelegen landstreek in het westen van Finland, direct aan de Botnische Golf, maakte in de loop van de eeuwen veel mee. Lang waren de Zweden er de baas, wat het daar nog steeds gesproken Zweeds verklaart, ook de Russen hielden er huis, maar bovenal moesten de bewoners zich in hun strijd om het bestaan verhouden tot de natuur, die er zowel indrukwekkend en rijk kan zijn als meedogenloos en eng.

Maria Turtschaninoff is een bekende naam in kringen van young adult- en fantasyboeken, maar waagt zich met Erfgrond voor het eerst aan een literaire roman. En dat bleek een goede gedachte, want het boek werd een succes en ze won er meteen de prestigieuze Finse YLE-prijs mee. Bovendien werden de vertaalrechten aan 22 landen verkocht.

Op zich zegt dat laatste nog niet heel veel, maar afgezet tegen de opzet en stijl van de roman wel, want Erfgrond ademt een uitgesproken noordelijk karakter. Dat wil zeggen sterk op de natuur gericht, de seizoenen (‘Ik loop door de lichte juninacht’) en de kleine bezigheden van gewone plattelandsmensen, die zich er permanent van bewust zijn hoezeer ze maar een radertje zijn in een gigantisch uurwerk.

De roman begint met een proloog in de vorm van een prozagedicht, waarin een vrouw in onze tijd door de oude boerderij Nevabacka (Moerasheuvel) loopt, met de as van de vorige bewoonster in een urn. Ze kijkt er rond, leest de instructies van de overledene hoe je je op die speciale plek moet gedragen, wat je wel en vooral niet moet doen. In een gevonden dagboek leest ze de woorden Bedankt voor alles lieve boerderij. Het zet meteen de toon.

Daarna volgt Turtschaninoff, invoelend vertaald door Janny Middelbeek-Oortgiesen, de mensen die in die omgeving, op die plek, in die boerderij leefden en werkten. Te beginnen in de zeventiende eeuw, toen de afgezwaaide Zweedse soldaat Matts Mattsson via het nabij gelegen stadje Gamlakarleby op de boerderij aankomt. Die was hem beloofd voor na de strijd. De keuterij is onaanzienlijk en vervallen, maar in zijn ogen kansrijk.

Met Matts begint het boerderijtje en de grond er omheen aan een steeds verdere cultivering, die nauwgezet wordt geschetst. In de zeventiende eeuw speelden zowel christelijk geloof als volkssprookjes nog een voorname rol in het leven van de nederige mensen, er werd samengeleefd met op de een of andere manier invloedrijke boswezens, zoals aardgeesten, trollen en bosnimfen, die je maar beter te vriend kon houden. Dit betekende ook: geen onbezonnen dingen doen met het moerassige veengebied.

Erfgrond beweegt vervolgens mee met de ontwikkelingen; oorlogen, (mis)oogsten, vrijages, perioden van armoede en honger, bosbranden, insectenplagen, ziekten, maar in ieder geval zomers en winters. Met de mens als speelbal van het universum. Er zijn in die vroege eeuw(en) zelfs heuse ontmoetingen met boscreaturen, die er geen misverstand over lieten bestaan wie de rechtmatige eigenaar van bos en veen was. Niet per se griezelige wezens, sommige bosnimfen waren zelfs uitgesproken mooi en aantrekkelijk, maar toch.

Turtschaninoff, behorend tot de Zweedstalige minderheid in Finland, moet zelf ten volle hebben ervaren wat de noordelijke natuur tot een mens kan zeggen. Ze suggereert dat de overtuiging leeft dat er kennis en wijsheden bestaan waar je de wetenschap nooit over hoort, die bij de natuur horen. Maar evenzeer benadrukt ze wat de langjarige ongeletterdheid van de eenvoudige bosbewoners voor gevolgen heeft gehad:

‘De kinderen kunnen dan ook niet lezen,’ merkte Arne droog op. ‘Wij hechten daar in deze streek niet zoveel waarde aan, wat het domineesvolk en het gezag de mensen ook proberen op te dringen.’

In de achttiende, negentiende en twintigste eeuw veranderen opvattingen, overtuigingen en gebruiken uiterst langzaam om, steeds meer vervreemd van de waarde en betekenis van de natuur, in onze eeuw uit te komen. Pas dan treedt het besef in dat we misschien een foute koers hebben gevolgd. Niet bepaald een verrassende zienswijze, maar Turtschaninoff laat het juist door die gestage ontwikkelingen wel binnenkomen.

Hij heeft zoveel plannen voor wat hij zal doen met het geld wanneer hij thuiskomt. Het gaat over tegelkachels en landbouwmachines en vee. Hij wil het Bosnimfenveen draineren en hij wil meer bos opkopen om daar hout uit te halen, en allerlei andere dingen. Wat hij heeft, is voor hem nooit genoeg geweest. Als kind al moest hij zo nodig het paard van een ander hebben, of de degelijke slee of de mooie muts van een ander. Ik bid elke avond, dat God hem dankbaarheid en tevredenheid zal bijbrengen.

Alle kleine verhalen met elkaar, om het even of het dat van Matts is, Eva, Johan, Sven, Ottilia of Stina, vertellen een stukje van het grote verhaal van de boerderij en het geheimzinnige veengebied eromheen, dat eeuwenlang ongerept kon blijven tot de kapitalistische geest ook Österbotten bereikte en niets meer veilig was: tegenwoordig hebben mensen apps nodig om nog een plant te kunnen herkennen en verdwijnt de oogst in plastic zakjes. Daarmee wordt Erfgrond, ondanks de talrijke romantische, zinnelijke en folkloristische aspecten, ook een roman over een ingrijpende mentaliteitsverandering en alle onuitgesproken waarschuwingen die daar bij horen.

André Keikes

Maria Turtschaninoff – Erfgrond. Vertaald door Janny Middelbeek-Oortgiesen. Atlas Contact, Amsterdam. 400 blz. € 24,99.

Het bericht Recensie: Maria Turtschaninoff – <em>Erfgrond</em> verscheen eerst op Tzum.

https://www.tzum.info/2023/12/recensie-maria-turtschaninoff-erfgrond/

Recensie: Yentl van Stokkum – Winterbloeiers (Tzum)

Een vriendin, nabij

Winterbloeiers is de tweede dichtbundel van Yentl van Stokkum. Haar debuut Ik zeg Emily werd positief ontvangen. Er staan lychees op het voorblad, die tegen kou kunnen. Hoewel de lychee en het winterbloei terugkomen in de bundel, zetten ze de lezer op het verkeerde been. Het gaat namelijk niet om kou, maar vooral op de opwarming van de aarde, hoe je daartoe te verhouden, en over liefde. De grootste kracht van deze bundel is een krachtige intimiteit die de tekst met de lezer aangaat. Dat begint al in het openingsgedicht:

alles wat volgt is een leugen
til niet te zwaar

(taal is niet gemaakt om te dragen haha)

maar liefste dit is waar wij zijn begonnen
midden in de pit van een zonsondergang

(vermoeide zucht)

warm en koel tegelijk
daar gaan we
terwijl het verdwijnende licht de vingers
over jouw ruggengraat laat lopen

Door ‘haha’ kan de lezer de schrijver naast zich weten. Het is alsof een vriendin op bezoek komt en wat kletst. Dat de lezer wordt aangesproken als ‘liefste’ maakt het gedicht meteen intiem, je voelt je als lezer haast geliefd. ‘daar gaan we’ kan erg veel betekenen, bijvoorbeeld: we gaan beginnen aan de dichtbundel, dat doen we samen, maar ook: de hele wereld gaat eraan, maar toch kunnen we samen even intiem zijn. Ook ‘til niet te zwaar’ kan meerdere dingen betekenen: laat de leugens je niet kwetsen, of: neem het leven sowieso licht, of letterlijk: til geen zware dingen. Wat ook vragen oproept is het gebruik van de haakjes. Is wat daartussen staat de reactie van de ‘liefste’ en is de liefste daarmee dan niet de lezer? Is dit wat de ik denkt? Maar hoe denk je een zucht? Hoe ben je begonnen in de pit van de zonsondergang? Gaat dat dan ook om al het leven dat is ontstaan door warmte van de zon? Is de geliefde daarmee het gehele leven dat gaat? Als het licht verdwijnt, hoe is dat dan warm en koel tegelijk, is het ergens ertussen? Of koud, maar door de genegenheid warm? Het gedicht als geheel heeft iets heel directs. Het lijkt erop dat een lezer niet leest, maar luistert, maar misschien wordt deze gedachte beïnvloed door een meeslepende voordracht van Van Stokkum tijdens Dichters in de Prinsentuin.

Het is haast suf om op te merken, maar in deze bundel ontbreekt een inhoudsopgave. De gedichten lopen door tot het einde en 96 pagina’s is voor een drukker handig. Het geeft een lezer echter ook de opdracht om de hele bundel in een keer te lezen. Het is precies op die manier dat de bundel wat zwakker wordt. De lezer heeft de intimiteit al geaccepteerd, beleeft de dichter naast zich en laat haar praten, in parlandogedichten, en dat gepraat wordt na een hele bundel wat oppervlakkig. Een lezer kan denken: ja, nu weet ik het wel met die parkieten en hommels, ga eens de diepte in, verras me de techniek van een acrobaat, wissel van taalregister, breng een diepgevoelde emotie over. Uiteraard staat ook dat er allemaal wel in, maar veel spaarzamer. Bijvoorbeeld in:

wij leven in de eeuw waarin gletsjers verdwijnen

omringd door koraal
dat we om onze dunne nekken
dragen

ik zeg trofee maar weet niet of ik trots moet zijn
wel dat ik op moet letten

het zou kunnen dat deze ketting nog leeft
ik bevoel de brokstukken
voorzichtig

op een ademhaling
iets van een slag

Dit gedicht stelt iets aan de kaak, namelijk het gebruik van koraal, en dat we dat misschien niet moeten doen. Dat is misschien te extrapoleren dat we misschien geen enkel leven moeten gebruiken. Het einde laat een soort zorgzaamheid zien, al is het onduidelijk of de ik nog wil dat het koraal leeft of niet. Technisch is het ook knap dat ‘trofee’ en ‘trots’ qua en inhoud en klank bij elkaar horen. De meest woeste emotie wordt gesymboliseerd met een bosbrand:

vriendin ik ben een bosbrand geweest

ik verschroeide alles op mijn pad

hij liet de troepen uitrukken ze waren te laat
overal die dikke rook boven afgebrokkeld land
grafietzwart smeult het na
er vinden volksverhuizingen plaats
kan ik nog iets herstellen met mijn beperkte taal?
vriendin vertel me voor het laatst hoe brand het land
soms vruchtbaar achterlaat en dat ik mezelf nu mag vergeven
er was zoveel organisch kwetsbaar materiaal en ik begon
met een vonk wilde niets meer zijn dan een vlam
en warm
een klein vuur dat alleen kreupelhout verorbert
zo iets van balans herstelt
ik had verwacht gecontroleerd uit te kunnen branden

In dit gedicht zien we kwetsbaarheid bij de ik, een ingewikkelde emotie. Ik lees het als volgt: de ik heeft een relatie met een hij. De ik wil dat dingen veranderen, kleine dingen, kreupelhout, dat hij zijn was in de wasmand doet, of zo. De ik echter, heeft zich niet onder controle en wordt een bosbrand. De hij laat nog ‘troepen uitrukken’, maar het helpt niet. Hij verhuist (‘volksverhuizingen’) en de ik blijft achter in een afgebrokkeld land, zoekt troost bij een vriendin en wil vooral bevestiging dat het niet verkeerd was geweest om boos te worden. Dat de ik oprecht dacht dat de relatie zou opleven na een korte, kleine uiting van woede (‘soms vruchtbaar achterlaat’) en de ik vraagt de vriendin of de relatie nog te redden is. Het gedicht is zo goed, omdat het tegenstrijdige, om niet te zeggen menselijke, emoties toont. De ik is én boos én verdrietig. Het raakt aan iets diepers dan geklets en het doet ook echt een appel op de lezer, op de vriendin. Je wil de ik helpen zichzelf te vergeven. Dat appel ontbreekt bijvoorbeeld in:

ik leverde een geliefde aan de markt

ik heb deze man gebouwd
al zal ik niet ontkennen dat het materiaal van begin af aan
uitstekend was
grof marmer ik kende iedere barst

zwaar en donker steen
maar ik ben het die hem heeft uitgehakt dit kostte me zeker
zeven jaar
mijn vinger beurs en krom mijn rug misschien gebroken maar
heb je gezien
hoe hij langzaam maar zeker iedere kans heeft opgepakt
ik ben moe dat ga ik niet ontkennen maar
mijn trots is onvervalst

ik lever hem vol vertrouwen aan de toekomst af
hij zal het uitstekend doen
zoals ze uiteindelijk allemaal excelleren
op de markt en hij heeft me bedankt
voor alles wat ik aan hem gaf
waardoor ik weet dat ik meer dan een beitel
en een goed paar ogen was

Het beeld is misschien wat cliché: een vrouw vormt een man zodat hij goed kan functioneren in een relatie. En hoewel die relatie voorbij is, is de ik trots (‘mijn trots is onvervalst’) dat de man zo is veranderd. Goed, prima, maar vertel me meer over diepere emoties dan deze trots.
Over de hele bundel is dan te zeggen dat de grootste kracht de onmiddellijke nabijheid van een vriendin is, en dat je die nabijheid op den duur niet meer bijzonder vindt. Lees deze bundel dus af en toe, en weet je minder eenzaam, en niet achter elkaar door.

Erik-Jan Hummel

Yentl van Stokkum – Winterbloeiers. Hollands Diep, Amsterdam. 96 blz. € 21,99.

Het bericht Recensie: Yentl van Stokkum – <em>Winterbloeiers</em> verscheen eerst op Tzum.

https://www.tzum.info/2023/09/recensie-yentl-van-stokkum-winterbloeiers/

Recensie: Jens Liljestrand – Zelfs als alles eindigt (Tzum)

Het komt knarsend tot stilstand

In Zelfs als alles eindigt, de tweede roman van de Zweedse Jens Liljestrand, lijkt het einde der tijden nabij, maar dat dringt ondanks de overduidelijke signalen niet echt tot iedereen door. Diersoorten sterven uit, ijskappen smelten en watertekorten en heftige bosbranden bedreigen mens en dier. In de zomer nadat de pandemie achter de rug is woeden heftige bosbranden in Zweden.

https://www.tzum.info/wp-content/uploads/2022/08/Jens-Liljestrand-zelfs-als-alles-eindigt.jpg?x85290

Didrik von der Esch en zijn gezin – vrouw Carola en de kinderen Vilja, Zack en baby Becka – moeten vanwege het vuur en de rook hun vakantiewoning in de bossen ontvluchten – klimaatvluchtelingen in eigen land. En zo worden ze ook behandeld door de Zweedse autoriteiten, die op niets voorbereid zijn. Ze worden van elkaar gescheiden en de panikerende Didrik weet met Becka weg te komen naar Stockholm. Hij vlucht naar zijn ex-minnares Melissa, naar wie het perspectief dan verschuift. Influencer Melissa op haar beurt stuit in Stockholm op plunderingen en brandstichtingen door klimaatactivisten; Stockholm is in chaos en dan valt de stroom ook nog uit.

Melissa verblijft tijdelijk in het luxe-appartement van tennislegende Anders Hell, maar diens 19-jarige zoon Andre wil er eigenlijk in. Andermaal verschuift het vertellersperspectief, nu naar Andre, die aanvankelijk met zijn van hem vervreemde vader een jaarlijkse zeiltocht maakt langs de Zweedse scherenkust. Andre haat zijn poenerige vader. En ook zij stuiten op chaos: brandstichtingen, brandstoftekorten en de afwezigheid van de overheid. Alles en iedereen stevent op de ondergang af.
Voor het laatst geeft Liljestrand het perspectief in handen van de 14-jarige Vilja, die zich in het vluchtelingenkamp manifesteert als een doortastende bikkel.

Zelfs als alles eindigt bestrijkt een apocalyptische week, van maandag 25 augustus tot en met zondag 31 augustus (met een epiloog op 1 september), biedt overtuigende karakters, een meeslepend narratief en een uiterst actuele thematiek. Een voortreffelijke en tegelijk verontrustende roman.

Wiebren Rijkeboer

Jens Liljestrand – Zelfs als alles eindigt. Vertaald door Eline Jongsma. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam. 491 blz. € 24,99.

Het bericht Recensie: Jens Liljestrand – <em>Zelfs als alles eindigt</em> verscheen eerst op Tzum.

https://www.tzum.info/2022/08/recensie-jens-liljestrand-zelfs-als-alles-eindigt/

Recensie: Maarten van der Graaff – Onder asfalt (Tzum)

Verdwenen snelwegen en ingestorte velden

Het is een angstbeeld van veel mensen nu dat ze bij een vaccinatie een chip krijgen ingespoten. In 2068 en de mensen hebben niet meer dat ouderwetse internet op uitwendige computers, maar ze hebben de technologie nu ingebouwd gekregen, waardoor ze inwendig kunnen bladeren door de ‘velden’ met informatie. Je hoort de mensen niet klagen, maar ze moeten geen last krijgen van sudden field detoriation syndrome (SFDS) waardoor het hele systeem stilvalt en de mensen catatonisch voor zich uit blijven kijken.

https://www.tzum.info/wp-content/uploads/2022/06/Maarten-van-der-Graaff-Onder-asfalt.jpg?x79654

Maarten van der Graaff schrijft in Onder asfalt over een nabije toekomst waarin de groep Democratie en Vrijheid de macht lijkt te hebben met een Binnenste Randstad waar alleen geprivilegieerden mogen komen. Voordat je een beetje grip krijgt op de roman ben je wel een pagina of vijftig verder, want Van der Graaff toont ons eerst verschillende groepen mensen in 1999 rond een avond waarop opeens de snelwegen in het land verdwijnen. Een surrealistisch gegeven waarin je maar gewoon moet meegaan als lezer.

De connectie tussen 2068 en 1999 wordt pas laat in de roman gelegd door Ira van wie de moeder aan (SFDS) lijdt: ingestorte velden. Familieleden kunnen even een kijkje nemen in haar wereld om te ervaren hoe zij nu leeft en op die manier komt Ira in het verleden van 1999 terecht dat voor een deel overeenkomt met onze wereld en voor een deel een fantasiewereld is met dat verdwenen asfalt. Op de achtergrond speelt in 1999 ook een variant op het Lucifer-verhaal met engelen die in opstand komen.

Het lijkt erop dat Van der Graaff een wat verborgen politiek statement maakt door 1999 als uitgangspunt te nemen, de tijd waarin het paarse kabinet niet doorhad dat er een veenbrand in de samenleving bezig was die later benut werd door Pim Fortuyn (wiens naam niet genoemd, die van Wim Kok wel). Het verdwijnen van de snelwegen lijkt een symbool te zijn van de verdwijning van de verbinding tussen mensen.

Misschien, de boodschap wordt er niet al te dik bovenop gelegd en dat is te prijzen, wijst Onder asfalt ons op het gevaar van een technologische toekomst waarin de politieke macht hand in hand gaat met degene die over de informatie gaat. Je denkt vrije keuzes te hebben, maar in wezen word je geleid. Er zijn mensen die dat doorhadden in 1999. Het waren er niet veel en dat is wel huiveringwekkend.

Coen Peppelenbos

Maarten van der Graaff – Onder asfalt. Pluim, Amsterdam. 304 blz. € 22,99.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 17 juni 2022.

Het bericht Recensie: Maarten van der Graaff – <em>Onder asfalt</em> verscheen eerst op Tzum.

https://www.tzum.info/2022/06/recensie-maarten-van-der-graaff-onder-asfalt/

Recensie: Jean Giono – Heuvel (Tzum)

Hoe kleiner de gemeenschap, hoe minder tegengeluid

De roman Heuvel (Colline) van Jean Giono, verscheen bijna honderd jaar geleden bij de Franse uitgever Grasset. Kiki Coumans, die de indrukwekkende vertaling verzorgde, schrijft in het nawoord dat Giono eerst een andere roman had aangeboden. De uitgeverij vond die roman nog niet goed genoeg, maar wist dat ze ‘een schrijver van kwaliteit binnenhaalde’ en hij kreeg direct een contract voor drie boeken. Colline was direct een succes, mede dankzij het enthousiasme en de pr van André Gide.

In de meer dan vuistdikke Frankrijk trilogie van Bart van Loo (Eten! Lezen! Vrijen!) wordt Giono ergens halverwege kort aangehaald. ‘Op een dag vroeg men aan Goncourt-jurylid Jean Giono waarom hij niet in de Académie Française zetelde. De schrijver antwoordde verontwaardigd en gevat: ‘Maar ik zit er…onder een schuilnaam. Ginds noemen ze me Pagnol.’’ Inderdaad zijn beide schrijvers zeer succesvol geweest in het beschrijven van het leven in Provence. Alleen ging Jean Giono in Heuvel nog een stapje verder, hij betrok de natuur als personage in het verhaal, ze speelt de hoofdrol en is alom aanwezig. De inwoners van een dorpje dat nog maar uit enkele huizen bestaat, leven op de flank van de heuvel. Ze leven in en met de natuur, en de heuvel leeft ook.

Leven? Maar zeker! Want ze beweegt, deze aarde: tien jaar geleden begon ze ineens te schudden; beneden, aan de kant van Aix-en-Provence zijn dorpen ingestort, Lambesc en andere, en de klokken van Manosque luidden heel alleen boven in hun torens.

Er zijn vier huishoudens, sommige met kinderen, andere met ouders in huis of een knecht. De dorpelingen, 12 in getal en een zonderling, dus 13, voelen dat er wat ongrijpbaars te gebeuren staat: ‘gisteren gromde het vredige bosje van de drie wilgen naar zijn broek als een hond die bijten gaat.’ De mannen steken de koppen bij elkaar en noemen eerdere rampen op die hebben plaatsgevonden. Een aardbeving, een storm waarin een kind omkwam, een blikseminslag met dodelijke afloop, en vlak voor al die gebeurtenissen werd er steeds een zwarte kat gezien. Dezelfde die nu weer door het dorp loopt.

https://www.tzum.info/wp-content/uploads/2020/10/Giono-200x300.jpg?x41902

Giono beschrijft op zeer beeldende wijze de mens en zijn verbintenis met en afhankelijkheid van de natuur. Als je in zo’n kleine gemeenschap leeft en er onverklaarbare dingen gebeuren, moet er wel meer aan de hand zijn. Onder het lezen hoor je het gerommel in de verte, je ziet de mannen op het dorpsplein bij de fontein, je ruikt de bosbranden die het dorp naderen. Naarstig zoeken ze een schuldige of juist iemand die het onheil kan keren. Gondran leeft met zijn vrouw en haar vader onder één dak. De oude man ligt in bed en raaskalt. Maar niet altijd. Soms komen er zinnige dingen uit zijn mond. Zou hij weten hoe het zit, zou hij ervoor kunnen zorgen dat het water uit de fontein dat plotseling gestopt is met stromen, weer naar boven komt?

De mannen jutten elkaar op om een schuldige aan te wijzen om zo het mysterie af te wenden. Is het de dorpsgek, is het de oude man, is het de dochter van een van hen die ’s nachts door de velden dwaalt? Giono laat prachtig zien hoe makkelijk mensen geneigd zijn iemand te geloven die een goed verhaal vertelt, die met een plausibele verklaring komt. En hoe kleiner de gemeenschap, hoe minder tegengeluid er is. De mensen uit dit gehucht zijn overgeleverd aan de woeste natuur die hen in haar macht lijkt te hebben, logisch nadenken en nuanceren is dan lastig.

Heuvel is het eerste deel van de Pan-trologie, schrijft Coumans in haar nawoord. Pan, de Griekse god van het vee en het dierlijk instinct, half mens half dier. In deze roman zou hij zomaar tevoorschijn kunnen komen. Het bovennatuurlijke wordt op een geloofwaardige manier beschreven.
We hebben tegenwoordig al het onverklaarbare verklaard en geanalyseerd, maar de ongerepte natuur kan, net als honderd jaar geleden, nog steeds ongrijpbaar zijn en ons daarmee angst inboezemen.

Arjen van Meijgaard

Jean Giono – Heuvel. Vertaald door Kiki Coumans. Vleugels, Bleiswijk. 160 blz. € 23,95.

Het bericht Recensie: Jean Giono – <em>Heuvel</em> verscheen eerst op Tzum.

https://www.tzum.info/2020/10/recensie-jean-giono-heuvel/