Twee branden in Schinveldse bossen: brandstichting (ZO-NWS Loo TV)

https://www.loo-tv.nl/sites/default/files/imagecache/webpips/images/22/image_85.jpg

In de Schinveldse bossen heeft zondagmiddag op twee plekken brand gewoed. De bosbranden waren ter hoogte van de zogeheten vijfsprong aan de Leiffendervenweg.

Een paar honderd vierkante meter bos ging daardoor verloren.
 
Een hardloper ontdekte daar even voor 17.00 uur de rookontwikkeling. Hij waarschuwde met zijn mobiele telefoon de brandweer die vanwege de droogte meteen met groot materieel uitrukte.
 
Er werden meerdere blusvoertuigen ingezet van de kazernes in Schinveld, Brunssum en Heerlen. Omdat op die plaats geen bluswatervoorziening is werden ook twee waterwagens opgeroepen. 
 
De brandhaarden bevonden zich op ruim honderd meter van elkaar midden in het bos. Hoogstwaarschijnlijk is sprake van brandstichting.
 
 


Bekijk je dit bericht via de ZO-NWS app, dan kun je het videofragment vinden onder tabblad 'video'.

https://www.zo-nws.nl/images/banners/banner5_bericht.jpg

https://live.staticflickr.com/65535/49723915107_b2f2934224_z.jpg

https://www.loo-tv.nl/content/twee-branden-schinveldse-bossen-brandstichting

Schijt aan AZ, knokken en chaos: dit is het verhaal van Didier Lamkel Zé (Motherboard Vice)

Als Didier Lamkel Zé Royal Antwerp met een kopbal op voorsprong zet tegen AZ, is zijn eerste impuls om aan een geïmproviseerde wereldrecordpoging op de 100 meter sprint te beginnen. Hij rent richting de tribune met gespreide armen en de vastberaden blik van iemand die besloten heeft iets heel doms te doen. ‘LZ7’ klautert de hekken in en juicht triomfantelijk met de supporters. Het levert hem zijn tweede gele kaart op, waardoor Antwerp met nog maar negen man op het veld komt te staan.

Deze Lamkel Zé-masterclass wordt vervolgens kenmerkend afgesloten: hij trekt zijn shirt uit en houdt deze provocerend omhoog richting de bank van AZ. Het is afgelopen zomer voor veel Nederlanders de kennismaking met Lamkel Zé: een fenomeen dat zijn genialiteit alleen tot uiting lijkt te kunnen brengen als het samengaat met een flinke dosis chaos.

Voordat Didier zijn combinatie van furore en chaos naar Royal Antwerp brengt, heeft hij er al een uitgebreid voetballeven op zitten. Hij speelt bij L’Académie Brasseries in Kameroen, gaat op proef bij Anderlecht, Bordeaux en Olympique Lyon, tekent bij Lille en vertrekt uiteindelijk naar Niort. Bij de Franse club maakt hij niet alleen naam als een talentvolle en behendige speler, maar ook als een onversneden enfant terrible: hij wordt twee keer uit de selectie gezet, onder meer vanwege een knokpartij op de training. Bovendien blijkt hij moeite te hebben om niet al z’n geld te verbrassen.

Lamkel Zé betreedt voor het eerst de spotlights als hij als invaller voor Royal Antwerp scoort tegen Standard Luik. De Kameroener trekt meteen z'n shirt uit, wat hem op een gele kaart komt te staan. Dat lijkt een incident, maar later blijkt het een essentieel onderdeel van de gehele Didier Lamkel Zé-experience te zijn. Sterker nog, volgens de cijferverzamelaars van Transfermarkt heeft hij in zijn carrière meer kaarten (28) gepakt dan doelpunten (21) gemaakt.

De incidentjes die er zijn, gaan hand in hand met goede prestaties. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op het moment dat hij een vaste waarde bij Antwerp lijkt te worden, krijgt Lamkel Zé het op de training aan de stok met verdediger Jelle Van Damme – de oud-Ajacied wiens legacy vooral bestaat uit het feit dat hij ooit tijdens een warming-up de bal vol op de kneiter van een nietsvermoedende duif schoot. Lamkel Zé geeft Van Damme tijdens een trainingspartijtje een klap in het gezicht, wat hem een disciplinaire schorsing oplevert. Van Damme toont het resultaat, een blauw oog, op Instagram.

Lamkel Zé is als een relikwie uit een tijd toen er nog geen persvoorlichters in het voetbal waren. In de wandelgangen circuleren er allerlei gekke anekdotes over hem: over de keer dat hij de perszaal in zijn onderbroek trotseerde, of doodgemoedereerd met een winkelwagen vol Nike-spullen van het stadion naar zijn appartement liep. Interviews geeft hij bovendien bij voorkeur met de controller van z’n PlayStation stevig in z’n hand geklemd. Hij doet denken aan het prototype profvoetballer uit de jaren tachtig, dat in shampooflessen poept en met een motorhelm op z’n hoofd het spelershome binnenwandelt, maar dan getransporteerd naar 2020.

Lamkel Zé eindigt het afgelopen seizoen sterk, met vier doelpunten en vier assists (en tien kaarten, waaronder een rode). Terwijl zijn ploeggenoten zich na de zomerstop opmaken voor het nieuwe seizoen, ligt de buitenspeler nog aan het strand in Nice. De reden: hij is niet van plan zich te melden zolang hij geen verbeterd contract krijgt. “Ik heb niet meer dezelfde status als toen ik hier een jaar geleden arriveerde. Ze moeten ook begrijpen dat ik een familie heb, en zeven broers en zussen mee moet onderhouden,” aldus Lamkel Zé in de Gazet van Antwerpen.

Na een tijdelijke verbanning naar de 'B-kern', keert Lamkel Zé terug naar het eerste elftal. Kort daarna speelt hij een hoofdrol in de nu al legendarische wedstrijd Antwerp-AZ, een veldslag die eigenlijk een Netflix-documentaire verdient. De twee gezichten van de Kameroener worden in die wedstrijd weer duidelijk zichtbaar. Op het moment dat hij een oerdomme rode kaart pakt staat Royal Antwerp virtueel op het punt om zich te plaatsen voor de groepsfase van de Europa League. Als de stofwolken van De Slag om Antwerpen opgetrokken zijn, worden de gevolgen van zijn uitspatting duidelijk. AZ heeft na de rode kaart vier keer gescoord, Royal Antwerp ligt eruit.

Een paar dagen later zit Lamkel Zé op de tribune, vanwege wéér een nieuw incident: een knokpartij met keeper Sinan Bolat op de training. Elke andere speler zou vermoedelijk allang definitief weggestuurd zijn, maar Lamkel Zé is nu eenmaal te goed, te technisch en te creatief om op te geven. Hij heeft het temperament van een in de snackbar geprovoceerde Anthony Lurling en het talent van een Braziliaans international.

Na de laatste vechtpartij lijkt hij eindelijk geleerd te hebben van zijn fouten. Lamkel Zé scoort en gedraagt zich voorbeeldig (lees: hij veroorzaakt geen problemen). De enige frats die hij zich veroorloofd is een gele kaart nadat hij zijn shirt uittrekt. Op z’n ondershirt staat ironisch genoeg ‘Lamkel Zé Na Kalm’ (vrij vertaald uit het Vlaams: doe eens rustig). “Ik wist dat ik daar een gele kaart voor zou krijgen, maar bon, ik had een van mijn buren beloofd om dat shirt te tonen als ik zou scoren (…) Belofte maakt nu eenmaal schuld,” aldus Lamkel Zé. Het zal vast de eerste keer ooit zijn dat een speler een gele kaart pakt omdat hij sociaal ongemakkelijke situaties met z’n buren wil vermijden.

Goed, fast forward naar december 2019: Standard Luik-Antwerp. In de tussentijd heeft de buitenspeler zijn debuut gemaakt voor het Kameroense elftal en toonde hij – nadat hij een doelpunt scoorde – een door een supporter ontworpen sticker met daarop ‘LZ7’ en de beeltenis van de speler zelf die z’n shirt omhoog houdt. De sticker is een hit onder Antwerp-fans en hangt op menig raam, verkeersbord en urinoir, niet alleen in België, maar zelfs ook in Nederland. Zijn populariteit is niet moeilijk te verklaren: ondanks alles blijft Lamkel Zé een speler waarvoor je naar het stadion komt. Is het niet om te genieten, dan wel om je te ergeren.

Als Antwerp met nog 15 seconden op de klok met 1-3 leidt tegen Standard Luik, lijkt het chaosconnaisseur Lamkel Zé een goed idee om nog wat provocerende gebaren naar de supporters van Standard te maken. Al snel komen er tegenstanders op hem afgerend, gaat hij naar de grond, worden er bekers bier naar hem gegooid en ontstaat er een klein volksgevecht als de spelers naar de catacombe lopen. Als provoceren een kunst was, zou er vermoedelijk vandaag nog ergens een LZ7-museum verrijzen.

Daarna volgen de incidenten elkaar zo snel op, dat ze eigenlijk een liveblog op nu.nl verdienen. Tijdens het winterse trainingskamp in Spanje doet hij niet mee op een training vanwege “psychische problemen,” aldus zijn trainer Laszlo Bölöni. Ook wordt hem ongeïnteresseerd gedrag verweten – hij ziet een oefenwedstrijd als aanleiding om uitgebreid op de bank aan z’n Instagram-content te werken – en krijgt tijdens een ‘vriendschappelijke’ wedstrijd na een kwartier een rode kaart wegens natrappen. Als hij later zelfs weigert om samen met z’n ploeggenoten een paar rondjes rondom het veld te lopen, rijst de vraag hoe lang supporters en medespelers hem nog tolereren.

Een week later is het weer raak: tijdens een wedstrijd tegen Kortrijk voor de Croky Cup – het bekertoernooi waarvan de mascottes twee manisch uit hun ogen kijkende chipsvogels zijn – eist Lamkel Zé tegen alle afspraken een penalty op, en mist. Als hij later gewisseld wordt, stormt hij naar de kleedkamer.

Weer een week later vindt de grote kraker in België plaats: de nummer 2, Antwerp, tegen koploper Club Brugge. In de aanloop naar de beladen wedstrijd besluit Lamkel Zé een scheut olie op het vuur te gooien. Hij deelt op Instagram een foto van zichzelf waarin hij het account van Club Brugge tagt, met als bijschrift “Wankers”. Al snel heeft hij door dat hij een grote fout maakt, en vervangt hij het bericht voor een story waarin hij in het Frans over de rivaal schrijft: “Club Brugge: dat is familie”.

De clubleiding probeert de bosbrand in allerijl te blussen met een persbericht. “Navraag leert dat Didier wordt beïnvloed door andere personen om dergelijke posts te plaatsen (…) Didier distantieert zichzelf ook van de manier waarop deze post is overgenomen. Hij is de Engelse taal niet machtig, laat staan dat hij de mogelijke impact correct kon inschatten,” schrijft de club. Het idee dat Lamkel Zé zelf geen Engels kan maar toch mensen vrolijk met “wankers” begroet, als een soort Mr. Bean op vakantie, blijft nog lang hangen.

Na wanker-gate wordt het verdacht rustig rondom de Kameroener, de incidentenstroom droogt even op en hij pakt zelfs geen gele kaarten meer. Tegelijkertijd scoort hij ook niet meer, wat trainer Bölöni tot de volgende conclusie brengt: “In de wedstrijd tegen Charleroi zag ik hem drie à vier keer een abnormale blijk van hoffelijkheid vertonen. Didier is te veel gentleman geworden.” Het is een wonderlijke conclusie: blijkbaar gedijt Lamkel Zé beter bij chaos en provocaties dan bij rust.

Met het vooruitzicht van een grootse wedstrijd in het verschiet, namelijk de finale van de Croky Cup tegen Club Brugge, is de plotselinge kalmte van LZ7 ergens ook wel te begrijpen. Als de stilte voor de onvermijdelijke storm, het moment waarop hij kan ontploffen, zowel in positieve als negatieve zin. De wedstrijd waar iedereen in Antwerpen zich op verheugd, komt er echter niet. Althans, voorlopig niet. De bekerfinale zou op 22 maart gespeeld worden, maar is uitgesteld vanwege het coronavirus.

Terwijl een pandemie door de wereld raast, plaatst Lamkel Zé af en toe oude filmpjes van zichzelf op Instagram, waarop te zien is hoe hij scoort, een panna geeft of een tegenstander gek maakt. Het is een herinnering aan wat we nu moeten missen, aan de explosie waarvan we weten dat ze ooit weer komt, al is het nog de vraag wanneer. Tot die tijd moeten we het doen met archiefbeelden van de wildste speler van de Benelux.

-

Dit is een verhaal uit de serie Voetbalgeschiedenis met Doodeman. In deze serie belicht Michel Doodeman bijzondere teams of individuen uit de sportgeschiedenis. Zie hier alle verhalen uit deze serie.

https://www.vice.com/nl/article/z3b9my/didier-lamkel-ze

Krantenoverzicht @oogopmorgen maandag 24 februari: meekijken in de machinekamer van BZ, is er wel… (tweets radio)

Krantenoverzicht @oogopmorgen maandag 24 februari: meekijken in de machinekamer van BZ, is er wel een link tussen Australische bosbranden en de klimaatverandering, de consumentenversie van Google Glass is ter ziele en Johan van Oldenbarnevelt weg uit het centrum van Amersfoort.

https://pbs.twimg.com/amplify_video_thumb/1232068406712655873/img/AY5HSfWvAcVUOXSG.jpg

https://twitter.com/NPORadio1/status/1232068525163937792

Ondanks alles heeft klimaatjournalist David Wallace-Wells nog hoop voor onze aarde (Vrij Nederland)

De twee jaar die aan de publicatie van mijn boek De onbewoonbare aarde voorafgingen had ik mezelf ondergedompeld in klimaatwetenschap, onderzoek dat ik indertijd zag als het product van een soort bewustwording – het soort dat ooit misschien een openbaring genoemd zou worden, aangezien de toekomstscenario’s die wetenschappers schetsten mij ertoe noopten om mijn kijk op de wereld en op de ontwikkelingen in de komende decennia volledig te herzien.

Ook het schrijven zelf was een verwerking van, of beter gezegd een worsteling met de mate waarin die nieuwe kennis inbreuk had gemaakt op de intuïtieve inzichten waarmee ik dat onderzoek was ingegaan, als talismannen van mijn eigen naïviteit.

Toen ik de laatste pagina’s schreef, wist ik genoeg om in te zien dat maar weinig oppervlakkige aannames over de oplosbaarheid van de klimaatcrisis een echte confrontatie met de absolute nietsontziendheid van die crisis zouden kunnen doorstaan. En toch was ik nog vol enthousiasme – over de droom van een waarachtig inclusief, wereldwijd, zelfs universeel perspectief op het lot van de planeet en diegenen die erop hopen te leven.

Natuurlijk is die gelukkiger toekomst mogelijk; het enige wat daarbij in de weg staat zijn wijzelf.

En ik geloofde oprecht dat we, door ervoor te kiezen op die manier naar het klimaat te kijken, nog steeds een leefbare, bevredigende, rechtvaardige en welvarende toekomst voor de wereld konden veiligstellen. Althans relatief leefbaar, relatief bevredigend, relatief rechtvaardig en relatief welvarend, aangezien we al leven op een planeet die lijdt onder klimaatverandering, en al zien hoe gemakkelijk vermoedens van hulpbronnenschaarste leiden tot de rechtvaardiging van hulpbronnenafgunst, en tot het voor lief nemen, uit naam van diegenen die het voorrecht genieten van een aangenaam en zeker bestaan, van het disproportionele leed van diegenen die het slechtst af zijn.

Natuurlijk is die gelukkigere toekomst mogelijk; het enige wat daarbij in de weg staat zijn wijzelf, en de hindernissen die we overal hebben opgeworpen, waar we ons overheen moeten worstelen om überhaupt enige vooruitgang te boeken. De vraag is hoeveel vertrouwen we nog mogen hebben in onze kansen – kansen die decennialang elke dag kleiner leken te worden, verdrongen door co2-concentraties en giftige deeltjes, zoals een kamer die volstroomt met gas. Onze enige kamer.

een nieuw uitstootrecord

Het afgelopen jaar is de wetenschap blijven doormarcheren, en zijn onderzoekers even hard op de trom blijven slaan, of zelfs nog harder: gletsjers smelten sneller, net als permafrost; hittegolven en natuurbranden vestigen nieuwe records. Volgens geloofwaardige rapporten staan er misschien wel een miljoen soorten op het punt van uitsterven. Wetenschappers stellen op basis van nieuwe modellen dat de verwachte uitstoot deze eeuw voor aanzienlijk meer opwarming zou kunnen zorgen dan voorheen gedacht werd, en dat onze planeet al in de volgende eeuw zijn vermogen om wolken te creëren zou kunnen kwijtraken. Wat op zichzelf al voor acht graden Celsius extra opwarming kan zorgen.

Het grootste nieuws kwam nu eens niet uit de wetenschap, maar uit de politiek

Misschien is het fatalistisch om je af te vragen of vijf graden onze beschaving te gronde zou richten, of in elk geval grote schade zou berokkenen; het is dom om je niet hetzelfde af te vragen bij dertien graden.

Maar het grootste nieuws kwam nu eens niet uit de wetenschap, maar uit de politiek. Wetenschappers en pleitbezorgers die alleen maar perioden van totale passiviteit hadden meegemaakt – perioden waarin elk jaar stond voor een verdere stap terug met een nieuw uitstootrecord – lieten me weten dat ze zich nog nooit eerder zo optimistisch hadden gevoeld.

De Verenigde Naties brachten een baanbrekend rapport uit, waarin in niet mis te verstane bewoordingen werd geschetst wat onbelemmerde opwarming alleen al in de komende decennia voor gevolgen zou hebben, en welke mate van gezamenlijke, gecoördineerde inspanning vereist zou zijn om dat te voorkomen – een mobilisatie van wereldoorlogachtige proporties, meldde het rapport, in termen die veel alarmerender en urgenter klonken dan alle eerdere publicaties van dit soort organen. De secretaris-generaal waarschuwde dat die mobilisatie binnen enkele maanden zou moeten beginnen.

Op dat moment was Greta Thunberg nog een onbekende Zweedse scholier, die elke vrijdag stilletjes spijbelde om te protesteren tegen de laksheid van haar land ten aanzien van klimaatverandering; in de maanden daarna ontwikkelde zij zich tot een soort Jeanne d’Arc van de klimaatbeweging, sprak ze zonder een blad voor de mond te nemen de Verenigde Naties en het World Economic Forum toe, en inspireerde ze miljoenen mensen in heel Europa en de rest van de wereld om ook te spijbelen.

In het Verenigd Koninkrijk liet datzelfde najaar de beweging Extinction Rebellion van zich horen door vijf bruggen in het centrum van Londen te bezetten; hun eerste eis was eenvoudigweg: vertel de waarheid.

Er geloven meer Amerikanen in klimaatverandering dan ooit tevoren, meer Amerikanen zijn er bezorgd over en meer zijn erdoor gealarmeerd.

In de Verenigde Staten gebeurde er iets vergelijkbaars: de Sunrise Movement bestormde het kantoor van Nancy Pelosi, kandidaat-voorzitter van het Huis van Afgevaardigden, en wist met hulp van de nieuw gekozen klimaatheld Alexandria Ocasio-Ortez de zogenoemde Green New Deal, een programma voor energietransitie, hoog op de politieke agenda te krijgen – een ongekende stap, aangezien veel Democraten in de tijd van Obama zelfs een bescheiden programma op dat gebied al te radicaal vonden. De partij heeft een serieuze presidentskandidaat die zich uitsluitend op het klimaat richt, Jay Inslee, en ook in de campagne voor de voorverkiezingen lijkt iedereen die Donald Trump wil wippen bezig te zijn met een soort klimaatveranderingswapenwedloop, waarbij het erom gaat wie zich het meest serieus en het meest ambitieus betoont ten aanzien van de bedreiging die ze zonder uitzondering ‘existentieel’ noemen.

politiek droombaar

Opiniepeilingen geven maar zelden de enorme dynamiek van politieke wendingen weer, en vervlakken hele landschappen van intensiteit tot een handjevol algemene antwoorden, maar ook de uitslagen daarvan sprongen in het oog. Er geloven meer Amerikanen in klimaatverandering dan ooit tevoren, meer Amerikanen zijn er bezorgd over en meer zijn erdoor gealarmeerd – het aantal Amerikanen dat liet weten zich druk te maken over de opwarming van de aarde lag zelfs hoger dan het aantal dat zei te geloven dat er overweldigende wetenschappelijke consensus was over dat verschijnsel, waaruit op ironische wijze blijkt dat desinformatiecampagnes maar een beperkte reikwijdte hebben. In sommige gevallen was het percentage dat zich bezorgd toonde in één jaar tijd met tien procentpunten gestegen.

Uiteraard is de macht in de wereld niet in handen van de publieke opinie – en als die al invloed uitoefent, verloopt dat doorgaans traag. Zelfs sommige milieuactivisten vroegen zich af hoe serieus de demonstranten waren – waarbij ze discussieerden over de rol van kernenergie of over de vraag of het verstandig is om klimaatvraagstukken te koppelen aan sociale rechtvaardigheid – en, gezien de ervaringen met eerdere, kleinere opwellingen van bezorgdheid na orkaan Katrina en na de publicatie van An Inconvenient Truth van Al Gore, hoe lang ze het allemaal zouden volhouden.

Aangezien de recente geschiedenis van zelfs epische protestbewegingen niet al te inspirerend was, kon je het sceptici niet kwalijk nemen dat ze zich afvroegen wat deze schijnbare opleving in feite betekende: in het afgelopen decennium hadden we Occupy Wall Street gehad, in het decennium daarvoor de mobilisatie tegen de oorlog in Irak, en in de laatste jaren van de vorige eeuw de hevige protesten tegen de wto. Die waren elk meteen daarna als zo ongeveer een totale mislukking bestempeld, een leeggelopen ballon van onvrede die op het manifestatieterrein was achtergebleven, bijna als een herinnering aan de beperkte invloed van demonstraties en de obstakels die echte veranderingen in de weg staan.

Op het wereldpodium is op dit moment plaats voor zowel Greta Thunberg als Jair Bolsonaro.

Ongelooflijk genoeg hebben de betogers die deelnamen aan de klimaatprotesten van het afgelopen jaar in veel minder tijd al veel meer bereikt dan die eerdere bewegingen. Begin 2019 kreeg Greta een toezegging los van de voorzitter van de Europese Commissie dat maar liefst een kwart van alle eu-uitgaven besteed zou worden aan maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan; ze was toen net zestien geworden. Tegen de zomer had het Britse parlement mede onder druk van Extinction Rebellion een klimaatnoodtoestand uitgeroepen – een parlement waarin de Conservatieven het voor het zeggen hadden en dat geheel in de ban was van de tumultueuze brexit. Vlak voor haar aftreden verplichtte Theresa May het land ertoe om in 2050 co2-neutraal te zijn.

Elk van deze toezeggingen was van een serieuzere en ambitieuzere orde dan wat nog maar enkele maanden daarvoor politiek haalbaar – of zelfs droombaar – werd geacht. Maar als we mogen afgaan op het voorzichtige oordeel van de Verenigde Naties, dat we nog hooguit tien jaar hebben om de uitstoot te halveren, waren ze verre van toereikend om een klimaatramp te voorkomen.

geen lineair proces

En toch geldt voor het klimaat wat ook voor alle andere zaken geldt, te weten dat de geschiedenis geen lineair proces is. Op het wereldpodium is op dit moment plaats voor zowel Greta Thunberg als Jair Bolsonaro, die zijn plan doorzet om grote delen van het Amazonegebied in cultuur te brengen en zo de meest productieve co2-put ter wereld de nek om te draaien.

In de Verenigde Staten heeft Michael Bloomberg 500 miljoen dollar toegezegd om een eind te maken aan het gebruik van steenkool, terwijl in China de investeringen in duurzame energie in de eerste helft van 2019 sterk gekelderd zijn – een patroon dat angstwekkend genoeg vervolgens ook in de rest van de wereld te zien was. Amerikaanse oliebedrijven lobbyden voor een co2-belasting, maar vroegen in ruil daarvoor om een moratorium op toekomstige rechtszaken over klimaataansprakelijkheid, en in juni kregen de Democratische presidentskandidaten, die tegen de verwachting in zagen dat de opwarming van de aarde een van de belangrijkste zorgen van de kiezers was geworden, van hun partij te horen dat er geen klimaatdebat zou komen.

In diezelfde maand riep Canada een klimaatnoodtoestand uit en gaf het land al de volgende dag een vergunning af voor een nieuwe oliepijpleiding. Mohammad bin Salman, kroonprins van Saoedi-Arabië, mijmerde in de nasleep van de onder zijn verantwoordelijkheid gepleegde moord op de journalist Jamal Khashoggi over de economische noodzaak om de productie van fossiele brandstoffen in zijn land de rug toe te keren, maar begon enkele maanden later opnieuw de mogelijkheid te onderzoeken van een beursgang voor Aramco, het staatsoliebedrijf, en kreeg toen de volgende G20-bijeenkomst toegewezen.

The New York Times onthulde dat de klimaatsceptici van het Competitive Enterprise Institute, een vooraanstaande libertarische denktank, werden ondersteund door ‘grote ondernemingen, zoals Google en Amazon, die hun inzet voor de aanpak van klimaatverandering tot een speerpunt van hun pr-strategie hebben uitgeroepen’.

klimaathypocrisie

Ik heb voorheen begrip getoond voor een ander type vermeende klimaathypocrisie – mensen die oproepen tot verandering terwijl ze blijven vliegen en hamburgers blijven eten, die waarschijnlijk menen dat de politiek een productievere route biedt dan kiezen voor een andere leefstijl, wat zelfs als alle gelijkgestemden dit voorbeeld volgen maar een beperkte invloed heeft.

Bijna zonder uitzondering zullen de minst machtigen zich het meest moeten aanpassen.

Maar de toenemende hypocrisie van organisaties en personen met echte macht – grote ondernemingen, landen, politieke leiders – wijst op een veel zorgwekkender mogelijkheid. Die is des te verontrustender omdat we er zo vertrouwd mee zijn vanuit andere politieke domeinen: dat praten over het klimaat niet de aanzet geeft tot actie, maar een alibi, een dekmantel wordt voor laksheid en onverantwoordelijkheid, waarbij de machtigste mensen ter wereld eensgezind met twee monden zingen, in een koor dat weinig meer produceert dan het lied.

Intussen moeten de minder machtigen er maar gewoon aan wennen – bijna zonder uitzondering zullen de minst machtigen zich het meest moeten aanpassen. Dat is de echte dreiging achter de redelijk klinkende term ‘normalisering’, die dreigt gebruikt te gaan worden voor de genadeloze aanpassingen in het leven van miljarden van de armsten ter wereld, in landen die volgens één onderzoek in de afgelopen decennia al een kwart aan potentiële economische groei zijn misgelopen vanwege klimaatverandering.

Normalisering zal ook van invloed zijn op het leven van de rijken in de wereld, die niet meer zo veilig zullen zijn voor de natuurkrachten als ze zich de afgelopen decennia hebben gewaand.

opeengehoopte machinerie

Zolang we geen ingrijpende maatregelen nemen om de hele opeengehoopte machinerie van het moderne leven opnieuw vorm te geven zonder co2, kunnen we ons troosten met de wrange gedachte dat de wereld altijd met droogte en overstromingen en orkanen, met hittegolven en hongersnoden en oorlogen te maken heeft gehad.

Te vaak zien oppervlakkige waarnemers de crisis in versimpelde termen, alsof de universaliteit van gevolgen betekent dat ze uniform zijn.

We zullen waarschijnlijk last krijgen van paniekaanvallen – sommigen van ons, op sommige momenten – als we bedenken dat een toekomst waarin we zoveel meer van dit soort calamiteiten zullen meemaken op dit moment zo onleefbaar, onmenselijk, zelfs ondenkbaar lijkt. In de tussentijd gaan we door met onze dagelijkse beslommeringen alsof de crisis niet zo aanwezig is. En houden we ons staande in een wereld die steeds meer wordt bepaald door de genadeloosheid van klimaatverandering door ons te fixeren op deelproblemen en de kop in het zand te steken, door ons te beklagen over onze verbrande politiek en onze verkoolde kijk op de toekomst, maar die slechts zelden in verband te leggen met de verhitting van onze planeet, en door zo nu en dan vooruitgang te boeken en onszelf daar vervolgens op de borst voor kloppen. Ook al was het nooit genoeg vooruitgang, en nooit op tijd.

Maar wie zijn die ‘wij’? Dat is waarschijnlijk de vraag die me het meest heeft beziggehouden, nu zorgen over rechtvaardigheid terecht een plaats hebben gekregen in het centrum van het klimaatdebat. Te vaak zien oppervlakkige waarnemers de crisis in versimpelde termen, alsof de universaliteit van gevolgen betekent dat ze uniform zijn, in plaats van bepaald door ongelijkheid. En alsof de zeer uiteenlopende varianten voor het verdere verloop betekenen dat er maar twee toekomsten mogelijk zijn – dat we hetzij de opwarming van de aarde de baas worden, hetzij moeten toezien hoe die ons de baas wordt.

De schade door de opwarming is al ongelijk verdeeld en dat zal vermoedelijk nog verergeren.

Verreweg de meest waarschijnlijke uitkomst is iets onduidelijkers, dat niet wordt bereikt door een of ander ei van Columbus of door politieke revoluties of eng nationalisme of de revanchistische triomf van het eigenbelang van ondernemingen, maar door een of ander rommelig mengsel van dit alles, plus andere elementen. Hoe je kijkt naar die toekomst, besmeurd door een nu nog onkenbare hoeveelheid klimaatleed, en de mate waarin die jou afschrikt en motiveert en boos en bang maakt, zegt waarschijnlijk veel over hoe je denkt over ‘wij’ en ‘ons’ en ‘zij’.

Blijf vrij van geest. Lees onze nieuwsbrief.
Ontvang de beste verhalen van Vrij Nederland in je mail, twee keer per week.

Op deze grote vraag biedt klimaatverandering zelf zulke uiteenlopende antwoorden dat het lastig kan zijn om ze allemaal tegelijk in gedachten te houden. De schade door de opwarming is al ongelijk verdeeld en dat zal vermoedelijk nog verergeren – binnen gemeenschappen, binnen landen, en wereldwijd. Diegenen die de macht hebben om betekenisvolle veranderingen door te voeren zijn vaak degenen die op dit moment het best beschermd zijn tegen de opwarming; in veel gevallen zijn zij degenen die profiteren, vaak juist in ruime mate, van lijdelijk toezien.

En toch is klimaatverandering ook, onmiskenbaar, iets waar we allemaal bij betrokken zijn, iets wat het leven van ons allemaal op zijn kop dreigt te zetten als we onze koers niet wijzigen. Ook de oplossingen, als we ons die durven voor te stellen, gelden voor de hele wereld. Waardoor een universele taal volgens mij, zelfs als die niet volledig klopt, niettemin gepast en illustratief en inderdaad motiverend is, willen we enige kans maken om zelfs maar de hoop te behouden op die gelukkiger toekomst – relatief leefbaar, relatief bevredigend, relatief welvarend, en misschien meer dan slechts relatief rechtvaardig. Verklaar me gerust voor gek, of beter gezegd voor naïef, maar ik denk nog steeds dat het kan.

Dit is een bewerkte versie van het nawoord dat David Wallace-Wells schreef voor de vierde druk van De onbewoonbare aarde (De Bezige Bij, 368 p., € 22,99)

Wallace-Wells’ boek vormde de aanleiding voor een nieuwe serie voor HBO MAX. De releasedatum is nog niet bekend.

Het bericht Ondanks alles heeft klimaatjournalist David Wallace-Wells nog hoop voor onze aarde verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/david-wallace-wells-nawoord-onbewoonbare-aarde/

Heeft de biosuper zijn beste tijd gehad? (HP/De Tijd)

Een eerlijke, verantwoorde supermarktketen. Met verse streekproducten. Gezond en duurzaam, maar bovenal lekker. Voor de cultural creative, de grootstedelijke, geëngageerde klant met een goed inkomen die is geïnteresseerd in cultuur en natuur en liever leest dan tv kijkt. Toen Quirijn Bolle en Meike Beeren in 2008 aan de Overtoom in Amsterdam hun eerste Marqt-winkel openden, hadden ze hun doelgroep scherp op het netvlies. Bij de reguliere supermarkten kwamen deze ‘deugmensen’ er maar bekaaid vanaf, meenden de twee voormalige Ahold-managers. Dat gingen zij veranderen. Zo’n 25 filialen wilden ze, om te beginnen, en dan vooral in de Randstad. Leveranciers vinden was geen probleem. Mijnboer uit het Friese Sint Annaparochie zorgde voor de groente en het fruit, Waterlant’s Weelde uit het Noord-Hollandse Oosthuizen voor het vlees en Weerribben Zuivel uit het Overijsselse gehucht Nederland voor de zuivel. De opening was spectaculair – de huisgemaakte truffelmayonaise liep als een malle, de visboer moest zelfs drie keer naar de afslag. Ook de nieuwe filialen schoten als shiitakes uit grond; achttien telde de keten er eind 2018, waarvan de helft in Amsterdam. Ook de nieuwe filialen schoten als shiitakes uit grond Maar winst heeft Marqt in al die jaren nooit gemaakt. Voor de investeerders, waaronder Triodos Bank, begin vorig jaar reden om aan te sturen op een stevige koerswijziging – de grote filialen werden verkocht – en op zoek te gaan naar een strategische partner. Dat laatste is, na lang tegenspartelen van Beeren en – vooral – Bolle, gelukt. Udea, eigenaar van onder meer de biologische supermarktketen Ekoplaza, heeft Marqt overgenomen. Ook Beeren en Bolle, in 2010 nog verkozen tot Amsterdammer van het jaar, moesten hun belangen aan Udea verkopen. De deconfiture van Marqt roept vragen op. Heeft de biosuper zijn beste tijd gehad? Op expeditie langs retailexperts, duurzaamheidsdeskundigen en de coo’s (chief organic officers) van de lage landen. Biosupers. Natuurvoedingswinkels. Alternatieve of -kabouterwinkels. Hoe ze zichzelf ook mogen noemen, wie zich enigszins verdiept in de historie van deze biologische speciaalzaken wordt één ding al snel duidelijk: echt florerend is de sector in Nederland nooit geweest. Eigenlijk al vanaf den beginne: de komst van de reformwinkels, de voorlopers van de natuurvoedingswinkels. Interieur winkel met biologische dynamische producten. (1981) Een andere samenleving, met onder meer gezonde natuurlijke voeding en geneesmiddelen, was een belangrijk ideaal van de reformbeweging, die aan het einde van de negentiende eeuw in Duitsland ontstond. Ook in Nederland koos een aantal intellectuelen en idealisten in de jaren twintig naar Duits voorbeeld voor een sober leven vol rauwkost en granen. Dertig reformzaken telde ons land in 1961. In 1975 waren dat er honderd; inmiddels zijn het er naar schatting zo’n tweehonderd. Winkels vol dieet- en natuurlijke – lees: niet geraffineerde – producten. Koudgeslagen zonnebloemolie in plaats van dierlijk vet, zee- of titrozout in plaats van keukenzout, zemelen en koffie van cichorei. Tweemaal beleefde de branche een kortstondige opleving. Eerst na de Planta-affaire; dit was een populair margarinemerk van Unilever, waaraan de producent in 1960 een anti-spatemulgator had toegevoegd die bij zo’n 100.000 mensen huiduitslag en koorts veroorzaakte. Honderden mensen moesten worden opgenomen in het ziekenhuis, vier overleden. En de tweede keer door de toenemende populariteit van de op het zenboeddhisme gebaseerde macrobiotiek – 50 procent granen, 25 procent groente, elke hap ten minste 50 keer kauwen. Maar een echte doorbraak bleef uit. De dikwijls op antroposofische, biologisch-dynamische leest geschoeide natuurvoedingszaken kregen begin jaren zeventig een stevige boost. Een belangrijke impuls hiervoor waren de alarmerende berichten van onder meer De Club van Rome (Grenzen aan de groei) over de toekomst van de aarde. Deze winkels werden, zeker in de beginjaren, veelal gerund door vrijwilligers. De kwantiteit en kwaliteit van het aanbod – verlepte groenten, aangevreten muesli, beschimmelde paté – lieten nogal eens te wensen over. De kwantiteit en kwaliteit van het aanbod – verlepte groenten, aangevreten muesli, beschimmelde paté – lieten nogal eens te wensen over. Dat laatste is de afgelopen decennia sterk verbeterd. Bij veruit de meeste biologische speciaalzaken kan de consument terecht voor al zijn dagelijkse boodschappen. Het assortiment is dikwijls kleiner, maar wat betreft de kwaliteit doen deze biosupers anno 2020 niet meer onder voor de reguliere grootgrutters. De verkoop van biologische levensmiddelen stijgt eveneens; volgens de Rabobank is de afzet de afgelopen vijf jaar met 10 procent toegenomen tot 843 miljoen euro. Ter vergelijking: de totale levensmiddelenmarkt groeide in deze periode met slechts 1 procent. Maar die aanwas komt geheel voor de rekening van de reguliere supermarkten; zij zagen de verkoop van biologische levensmiddelen in 2018 met ruim 8 procent toenemen (2017: plus 6 procent), meldde Bionext, de brancheorganisatie voor de biologische landbouw, vorig jaar. Biospeciaalzaken daarentegen kampten met een lichte omzetdaling. Volgens Joyce van den Bos van Bionext houden deze twee ontwikkelingen verband met elkaar. “Het biologische assortiment van de gewone supermarkten groeit al een aantal jaren zo hard dat biospeciaalzaken dit merken.” De daling van het aantal natuurvoedingszaken – biologische winkels en winkels in reformartikelen – stut deze conclusie. De afgelopen vijf jaar sloten vijftig van deze winkels hun deuren, aldus het CBS; vorig jaar resteerden er nog 398. Volgens Bionext kan van deze winkels ruim de helft worden gerekend tot de biologische winkels annex biosupers; de rest verkoopt vooral gezondheids- en dieetproducten. Van deze ruim 200 biosupers maken er weer 90 deel uit van franchiseketen en marktleider Ekoplaza en nog eens 23 van biosupercoöperatie Odin, de nummer twee. Het gros van de overige winkels is zelfstandig. De vraag blijft of de inhaalslag van reguliere supers de enige verklaring is voor de stagnerende groei van biospeciaalzaken. Deventer, bij de ingang van de Ekoplaza, een doordeweekse middag vlak voor kerst. Peter van der Jagt, een opgewekte zestiger met een trenchcoat en brogues, laadt zijn kleindochter en twee gevulde tassen uit zijn winkelwagen en loopt naar buiten. Van der Jagt, uitgever van beroep, is vaste klant, omdat hij hecht aan ‘eerlijke producten’ en dit bij Ekoplaza ‘doorgaans wel goed zit’, vertelt hij desgevraagd. Een klant doet boodschappen in een plasticvrije winkel van Ekoplaza. In het filiaal in Amsterdam West liggen bijna zevenhonderd verschillende producten zonder plastic in de schappen. Biologische winkels frequenteert Van der Jagt al jaren, vertelt hij. Ook toen hij nog in Amsterdam woonde – hij verhuisde twee jaar geleden naar Deventer. “Eerst kochten we veel bij Marqt. Maar daar zijn we mee gestopt. Het profiel was onduidelijk; lang niet alles wat je daar kon kopen, was biologisch. We zijn toen overgestapt naar de Natuurwinkel. Daar was dit wel helder.” Van der Jagt doet al zijn boodschappen bij Ekoplaza. Voor marketeers reden hem in te delen in de categorie ‘donkergroen’: mensen die, dikwijls uit altruïsme, al hun levensmiddelen kopen bij een biospeciaalzaak, omdat ze zeker willen weten dat wat ze consumeren ‘eerlijk’ – lees: biologisch en duurzaam – is geproduceerd. Deze donkergroene consumenten vormen een select gezelschap: zo’n twee procent van het totaal. Diehards voor wie Marqt niet ver genoeg gaat. “Voor deze mensen is biologisch een manier van leven, zij willen zekerheid,” weet detailhandelsexpert Paul Moers (ex-Albert Heijn, ex-Gall & Gall). Naast donkergroene zijn er ook lichtgroene biofans: mensen die slechts voor een deel – gemiddeld een vijfde – biologische producten kopen en dan voornamelijk bij de reguliere super. Voor deze groep, die volgens marketeers veel groter is, maar waarvan de exacte omvang vooralsnog onduidelijk blijft, zijn gezondheid en dierenwelzijn ook belangrijke motieven om biologische levensmiddelen aan te schaffen. Volgens Moers mikte Marqt zowel op donker- als op lichtgroene mensen. “Ik denk dat ze zich daarin hebben vergist. Praat je over de dagelijkse boodschappen, dan kwam geen van deze twee groepen bij Marqt echt aan haar trekken.” Volgens Moers is er nog een tweede, belangrijke reden waarom Marqt al die jaren verlies heeft geleden: de hoge prijzen, althans de perceptie dat de producten er duur waren – een test van de Consumentenbond vorig jaar wees uit dat de consument bij Ekoplaza en Odin nog meer kwijt was voor een mandje bioproducten dan bij Marqt. Dat dure imago werd door de directie ook nog eens beaamd, meldt de detailhandeldeskundige. Hij refereert aan de uitspraak van Meike Beeren in 2015 dat mensen bij Marqt ‘voor de prijs van een spijkerbroek zalm kunnen kopen’. Moers: “Dat is natuurlijk niet zo handig.” Meike Beeren, medeoprichter van Marqt, zei in 2015 dat mensen er ‘voor de prijs van een spijkerbroek zalm kunnen kopen’. Marqt mag dan deels een verhaal apart zijn, de toenemende concurrentie van de Albert Heijns, Jumbo’s, en inmiddels ook discounters als Lidl en Aldi rechtvaardigen de vraag of biologische supermarkten als Ekoplaza en Odin überhaupt nog wel een toekomst hebben. “Absoluut,” verzekert Joyce van den Bos van Bionext. Volgens haar is het momentum voor biologische producten uitstekend. Zij wijst op de alarmerender berichten over de klimaatverandering, de energietransitie en de daarmee verband houdende plannen van het kabinet – minister van Landbouw Carola Schouten met haar kringlooplandbouw – en de Europese Commissie (Frans Timmermans’ Green Deal met zijn ‘from farm to fork’) om de landbouw te verduurzamen. Voorwaarde daarbij volgens Van den Bos: dat de biosupers zich voldoende blijven onderscheiden. “Ze moeten zich focussen, zorgen dat bio in het DNA zit, op adviesgebied, voor wat betreft de producten en de ingrediënten, maar ook op zaken als verpakkingen en eerlijke prijzen.” Moers is het daar helemaal mee eens. Die meerwaarde moeten biologische winkels volgens hem nog beter gaan uitventen. Ze zouden daarvoor volgens de retailexpert eens een kijkje kunnen nemen bij wijnverkopers. “Die promoten hun producten met hele verhalen. Ze boeken daar veel succes mee,” weet de voormalige directievoorzitter van Gall & Gall. En de relatief hoge prijzen, vormen die geen beletsel? Nee, meent Van den Bos, die zijn volgens haar eerder een conditio sine qua non. “Als je wilt dat een boer minder koeien heeft omdat je daarmee de stikstofproblemen vermindert, is het logisch dat zuivel en vlees duurder worden. De kosten blijven grotendeels gelijk. Veel consumenten begrijpen dat wel, voor hen vormen die prijsverschillen niet zo’n probleem.” Daar kunnen de directeuren van Odin en Ekoplaza, de twee grootste biologische speciaalketens, zich wel in vinden. “De prijs is niet het belangrijkste waarop wij concurreren, wij zitten er anders in,” stelt Merle Koomans van den Dries, bestuursvoorzitter van Odin. “Bij Albert Heijn is een biologisch product gewoon een product, voor ons en onze klanten is het een manier van leven. Waar komt zo’n product vandaan? Hoe ga je met elkaar om? Kunnen telers ervan leven? Ik zeg altijd: als de Keuringsdienst van Waarde een uitzending maakt over een van onze producten, moet het verhaal kloppen.” Een supermarkt met idealen, zo profileert Odin zich. Dat komt onder meer tot uiting in de coöperatiestructuur van de organisatie. Die telt in totaal 23 winkels, maar ook een groothandel, een biodynamische boerderij en een imkerij. 9500 leden heeft de coöperatie inmiddels. Zij legden ieder 100 euro in en zijn daarmee mede-eigenaar. In ruil voor een maandelijkse bijdrage – 16 euro voor een volwassene – krijgen ze 15 tot 20 procent korting op de prijzen in de winkels. Zeker, ook Odin heeft last van de toenemende concurrentie van reguliere supers. Tegelijkertijd is Koomans daar ook weer blij mee. “We hebben lang gewerkt om bio op de kaart te krijgen, dan is het mooi om te zien dat dit voet aan de grond krijgt.” Toch heeft ook Odin volgens de bestuursvoorzitter wel degelijk bestaansrecht. Al was het maar omdat de klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande aandacht voor bijvoorbeeld de bosbranden in Brazilië en Australië, maar ook de stikstofcrisis, steeds meer mensen doen beseffen dat een gedragsverandering noodzakelijk is. “Mensen die, net als wij, geloven dat je met elke euro die je aan boodschappen uitgeeft mede bepaalt hoe de wereld eruit gaat zien. Die beseffen dat dit verder gaat dan af en toe een biologische paprika kopen bij Albert Heijn.” ‘Met elke euro die je aan boodschappen uitgeeft bepaal je mede hoe de wereld eruit gaat zien.’ Veghel, het Foodpark, eind december. Een enorme hal met in een van de vier hoeken een markante glazen silo van hout en staal. We waren er zonder het te weten al twee keer aan voorbij gereden – Google Maps herkende het adres niet. Maar de routeplanner is abuis. Deze 32.000 vierkante meter (vijf voetbalvelden) grote ‘doos’ herbergt wel degelijk het nieuwe hoofdkantoor en distributiecentrum van Udea, de grootste biologische groothandel van de Benelux, tevens het moederbedrijf van Ekoplaza. We manoeuvreren onze Kia Picanto de bezoekersparkeerplaats op, pal naast een aantal Tesla’s – auto’s van de directie, horen we later; bijna het gehele managementteam rijdt in een Tesla Model 3. Adel verplicht. Nog maar net binnen reikt een energieke vijftiger – zwart shirt, spijkerbroek, sportschoenen – ons de hand. “Erik Does, welkom.” Does, de algemeen directeur, had ons al zien aankomen. Acht trappen hoger in zijn glazen directiekamer nemen we plaats, nog nahijgend van het traplopen – er is een lift, maar Does prefereert de trap. Iets wat hem weinig moeite kost; Does sport graag en is een fanatiek mountainbiker, leren de fietsshirts aan de wand. Dat komt goed uit. Does en zijn collega’s hebben tropenjaren achter de rug, vertelt hij – eerst de overname van concurrent Natudis, dan de nieuwbouw en de fusie met het Belgische Biofresh, de nodige ‘uitdagingen’ op IT-gebied en vervolgens het maanden durende steekspel rond Marqt. Die laatste overname had van hem nog niet gehoeven, vertelt Does. “ING heeft ons met een aantal aandeelhouders benaderd. Wij hebben toen gezegd: daar zitten we niet op te wachten, kom over een jaar maar eens terug. Maar ze bleven aandringen, dus zijn we toch gaan praten.” Supermarktketen Jumbo gaat het gebruik van plastic verpakkingen voor groente terugdringen. Het bedrijf gaat biologische producten voorzien van een soort tatoeage. Met een laser wordt een etiket op de groenten gebrand zonder dat de smaak, geur of houdbaarheid wordt beïnvloed. Does, samen met zijn compagnon Erik-Jan van den Brink en de Belgische broers Dossche eigenaar van Udea en Biofresh, is desalniettemin blij met de laatste aanwinst. Zonder de expansie waren sommige investeringen onmogelijk geweest, vertelt hij. De directeur doelt onder meer op de nieuwe kassasystemen en het volledig geautomatiseerde, 23 etages hoge automatische krattenmagazijn in het nieuwe distributiecentrum, waar het duurzaamheid is – driedubbel glas, led-verlichting, verwarming door warmte die vrijkomt uit de koelmotoren – wat de klok slaat. Maar groei is geen doel op zichzelf, benadrukt Does, wiens vader Gerard een van de grondleggers is van Udea – hij begon in 1980 in de Maasstraat in Amsterdam zijn eerste natuurvoedingswinkel; dit jaar heeft het bedrijf een gezamenlijke omzet van zo’n 300 miljoen euro. Datzelfde geldt voor de winstgevendheid. Winstoptimalisatie in plaats van -maximalisatie, dat is waar Does naar streeft. Wat dat in de praktijk betekent? “Bij de grote supermarkten verkopen ze ook steeds meer biologische levensmiddelen. Soms met een verhaal, zo van: deze groente komt van boer Klaas van om de hoek. Dat heeft toch iets van greenwashing. Want daarnaast verkopen ze veel vulling in plaats van voeding. Met vulling werk je obesitas in de hand. Dat is een toenemend maatschappelijk probleem. Wij hebben daarom onlangs onze koekschappen met een meter ingekort.” Ook op tal van andere terreinen neemt Udea haar verantwoordelijkheid, benadrukt Does. Het terugdringen van het gebruik van plastic verpakkingen, om maar eens wat te noemen. In Amsterdam had Ekoplaza vanaf juni 2018 een jaar lang een pop-upvestiging zonder (fossiel) plastic. De belangstelling van de media was groot: van CNN tot Al Jazeera, allemaal besteedden ze er aandacht aan. Voor Does vorig jaar tijdens een seminar waar veel mensen van supermarkten aanwezig waren reden voor te stellen om met zijn allen over te stappen op composteerbaar plastic. Zonder succes. “Twee tot drie keer zo duur als fossiel plastic, en dus te duur, luidde de reactie. Waar we het dan over hebben? Neem een brood, dan heb je het over vijf tot zes cent in plaats van één à twee cent.” Groei heeft bovendien ook een keerzijde, weet de directeur. De ideale financier vinden wordt lastiger. Voor het nieuwe distributiecentrum klopte de onderneming bijvoorbeeld tevergeefs aan bij Triodos. “Ze vonden de investering te omvangrijk. Die is uiteindelijk gefinancierd door Rabobank.” Bijna het gehele managementteam van Udea rijdt in een Tesla Model 3. Adel verplicht. En misschien nog wel veel belangrijker: volume gaat vaak hand in hand met anonimiteit. Does: “Kijk maar naar de grootwinkelbedrijven. Die hebben veelal geen rechtstreeks contact meer met de makers van de producten die zij verkopen; ze kijken hen niet meer in de ogen. Dat maakt het niet alleen lastiger om de herkomst en samenstelling te beoordelen, het maakt het voor de inkopers ook gemakkelijker om producenten uit te knijpen. Je ziet toch niet wat de gevolgen zijn. Uitbuiting? Kinderarbeid? De inkoper moet zijn targets halen; alles draait om een zo laag mogelijke prijs. Dat begint al bij de boeren in Nederland. Wie weet nog van welke boer zijn zuivel komt? Wij weten dat wel, we kennen ze, we werken langdurig met ze samen zodat ook zij in staat zijn een goed product te leveren tegen een eerlijke prijs.” Practice what you preach: dat is waar het volgens Does om draait in de biologische en duurzame wereld. Door voorop te lopen draagt de marktleider daar graag aan bij. Dat de gewone supers volgen, juicht hij alleen maar toe. Angst dat zij Udea inhalen, heeft hij niet. “Als ze dat doen met dezelfde missie en visie, juich ik dat uiteraard van harte toe. Maar dat zie ik zo een-twee-drie niet gebeuren.” En hup, daar veert de algemeen directeur de trap weer af. Laat deze ‘biologische’ Harry Piekema maar schuiven. Word lid van HP/De Tijd

The post Heeft de biosuper zijn beste tijd gehad? appeared first on HP/De Tijd.

https://www.hpdetijd.nl/2020-01-27/heeft-de-biosuper-zijn-beste-tijd-gehad/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=heeft-de-biosuper-zijn-beste-tijd-gehad