Palmolie verwoest het regenwoud, maar een verbod is niet de oplossing (Vrij Nederland)


Liever luisteren dan lezen? Jasper Veenstra heeft dit verhaal ook voor je ingesproken.

Er zit een orang-oetan in mijn kamer en ik weet niet waarom. Hij smijt met mijn chocolade en schreeuwt tegen mijn shampoo. Het is het begin van een reclamespot van de Britse supermarktketen Iceland die eind vorig jaar viraal ging op sociale media.

De reclame blijkt een aanklacht tegen het gebruik van palmolie in allerlei producten. De orang-oetan heeft zijn toevlucht genomen tot de mensenwereld omdat zijn thuis, het tropisch regenwoud van Zuidoost-Azië, is platgewalst om er oliepalmplantages te beginnen.
Wat hielp bij het viraal gaan, was de beslissing van de Britse reclameautoriteit dat de spot niet uitgezonden mocht worden omdat de boodschap ‘te politiek’ was.

Dat leidde tot scherpe kritiek, onder meer van milieuactivist en Guardian-columnist George Monbiot. Waarom mogen bedrijven wel adverteren met producten die tot destructie van regenwoud leiden, maar is kritiek daarop te politiek, vroeg hij zich af. Uiteindelijk bereikte de reclamespot maar liefst 65 miljoen kijkers, allemaal online, en won het pleidooi voor een verbod op het gebruik van palmolie aan momentum. Verschillende petities tegen ontbossing, onder meer op de site van Greenpeace, werden gretig ondertekend. Ook aan de ontbijttafel van ondergetekende is onder druk van de oudste (8) palmolie een producto non grato.

Uitbuiting

De cijfers die aan palmolie kleven, geven op het eerste gezicht genoeg aanleiding voor een verbod. Zo is er op het Maleisisch-Indonesische eiland Borneo, de belangrijkste productieregio voor palmolie, sinds de jaren zeventig maar liefst 18,7 miljoen hectare bos voor de bijl gegaan, een oppervlak zo groot als vier keer Nederland. Nieuwe plantages, in combinatie met de jacht, hebben sinds 1999 aan 150.000 orang-oetans het leven gekost. Dat is meer dan er nu in leven zijn.

De globale productie was destijds 20 miljoen ton, is nu bijna 70 miljoen ton en schattingen voor 2050 spreken van 240 miljoen ton.

Met ongeveer 100.000 overgebleven exemplaren is de soort volgens de IUCN, opsteller van de Rode Lijst, critically endangered. ‘En dan zijn er ook nog talrijke signalen van uitbuiting op de grote plantages,’ zegt Ton Sledsens, woordvoerder ‘bossen’ bij Milieudefensie, een organisatie die als sinds 2000 aanstuurt op het afbouwen van het gebruik van palmolie in Europa.

Dat jaartal 2000 is geen toeval, want rond de eeuwwisseling begon het gebruik van palmolie een hoge vlucht te nemen. De globale productie was destijds 20 miljoen ton, is nu bijna 70 miljoen ton en schattingen voor 2050 spreken van 240 miljoen ton. Aanjager van de initiële groei was wetenschappelijk onderzoek dat aantoonde dat de toen veel gebruikte oliën in ons voedsel, vooral afkomstig van dierlijk vet, slecht waren voor onze gezondheid omdat ze veel transvetten en verzadigde vetten bevatten.

Cirkel rond

In een paar jaar gingen grote voedselbedrijven als Unilever en Nestlé massaal over op palmolie, dat een gezondere vetsamenstelling heeft. Daarbovenop stelde de Europese Unie eind jaren negentig de zogenoemde bijmengverplichting in voor de transportsector. Om minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen moesten tanks van auto’s en vrachtwagens in 2020 gevuld zijn met minimaal 10 procent biobrandstoffen. Palmolie bleek daarvoor een ideale kandidaat en de vraag explodeerde.

‘In een willekeurige supermarkt bevat meer dan de helft van alle verpakte producten palmolie.’

Op dit moment gaat maar liefst 46 procent van alle geïmporteerde palmolie in Europa de tank in, blijkt uit een analyse uit 2016 van Copenhagen Economics in opdracht van de Europese Commissie.

‘De gedachte achter het gebruik van palmolie is simpel,’ zegt Pita Verweij, universitair hoofddocent duurzame ontwikkeling bij het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht. ‘Je plukt de vruchten van de oliepalm en van de olie maak je brandstof. Aan die palm groeien vervolgens weer nieuwe vruchten, waarvoor de oliepalm CO2 uit de lucht trekt. Zo is de cirkel rond en is brandstof klimaatneutraal.’

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2019/05/LONNEKEVANDERPALEN_VRIJNEDERLAND_PALMOLIE_05-1280x1791.jpg

In Haarlak zit palmolie
Tweeënhalf keer zo duur als Nutella

Maar de praktijk bleek weerbarstiger. ‘De populariteit van biobrandstoffen en andere palmolietoepassingen deed de vraag naar palmolie dermate stijgen dat er nieuwe plantages nodig waren. Die kwamen in de plaats van tropisch bos en van veengebieden, en bij het kappen of droogleggen daarvan komt veel CO2 vrij.’

Uit recent onderzoek van het Nederlandse adviesbedrijf Ecofys blijkt dat palmolie op deze manier tot wel drie keer zoveel CO2 uitstoot als fossiele brandstoffen. Begin dit jaar besloot de Europese Commissie daarom het gebruik van palmolie voor biobrandstof vanaf 2021 af te bouwen, tot het in 2030 helemaal uitgebannen is. De biobrandstof die dan nog in de tank gaat, mag alleen van afvalproducten uit de landbouw komen of uit nieuwe initiatieven als algen.

Zelfs als de productie van olie verplaatst wordt, is het de vraag of er milieuwinst is.

‘Voor het gebruik van palmolie in voedsel ligt een verbod veel minder voor de hand, en het is bovendien moeilijker te realiseren,’ zegt Verweij. ‘In een willekeurige supermarkt bevat meer dan de helft van alle verpakte producten palmolie. Shampoo, chocola, broodbeleg, chips, overal zitten verschillende typen palmolie in. Je zult voor al die oliën opnieuw een vervanger moeten vinden. De afgelopen paar decennia zijn er bovendien veel bewerkte voedselproducten bijgekomen in de supermarkt, daar zit bijna altijd palmolie in. Het verbod doortrekken naar de voedselsector zou betekenen dat veel producten uit het schap verdwijnen, of veel duurder worden.’

Wie wel eens een potje palmolievrije chocopasta bij de Ekoplaza kocht, weet hoe hard dit gaat: 4,65 euro voor een potje van 270 gram, tweeënhalf keer zo duur als Nutella.

Gemakkelijk te verbouwen

‘Palmolie is zo goedkoop omdat het makkelijk te verbouwen is,’ zegt Ken Giller, hoogleraar plantproductiesystemen aan de Wageningen Universiteit. ‘Je hebt er weinig kunstmest en bijna geen bestrijdingsmiddelen voor nodig, en je haalt drie tot vijf keer zo veel van een hectare als bij alternatieve oliegewassen als soja of raapzaad.’ Palmolie levert op dit moment 38 procent van alle oliën, en verbruikt maar 7 procent van het land. ‘Op de goede manier geteeld is het de meest duurzame plantaardige olie.’

De switch naar alternatieve oliebronnen in voedsel gaat volgens Giller hoe dan ook gepaard met uitbreiding van het globale landbouwareaal, ten koste van toch al schaarse natuur. Zelfs als de productie van olie verplaatst wordt naar het minder biodiverse Europa door de raapzaad- of sojateelt op te voeren, is het de vraag of er milieuwinst is. ‘Dat raapzaad wordt aangeplant op bestaande landbouwgrond, waar voorheen een ander gewas groeide. Dat moet weer elders geproduceerd,’ zegt Giller. ‘Je creëert een waterbed-effect. Ga er maar vanuit dat dat extra land uiteindelijk ergens biodiversiteit kost.’

‘Palmolie is een belangrijke bron van welvaartsgroei in Indonesië en Maleisië. Met een totaalverbod laat je boeren daar in de steek.’

Het is een lezing die Ton Sledsens van Milieudefensie bestrijdt. ‘Als de Unilevers van deze wereld begin deze eeuw in staat waren om binnen enkele jaren volledig over te schakelen naar palmolie, moeten ze ook in staat zijn om een nieuwe duurzame vervanging te vinden. Volgens mij is het een technologische kwestie. En we mogen best vragen stellen bij ons voedselaanbod. De hoeveelheid palmolie in voedsel is in Europa de afgelopen jaren al gedaald van 3 naar 2,5 miljoen ton, en er kunnen echt nog wel wat bewerkte producten uit de supermarkt zonder dat we daar slechter van worden. Het is een kwestie van durf.’

Ideologische strijd

Giller ziet echter meer redenen waarom een verbod niet de juiste weg is. ‘Tot wel 35 procent van de palmolie komt van kleinschalige, lokale boeren. De marges zijn bovendien groot. Palmolie is een belangrijke bron van welvaartsgroei in Indonesië en Maleisië. Met een totaalverbod laat je boeren daar in de steek.’

Maar Sledsens ziet liever dat de boeren daar stoppen met het produceren van grondstoffen voor de wereldmarkt en voedsel gaan verbouwen voor hun eigen land of regio. ‘Waarom kan Europa niet haar eigen broek ophouden en moeten producten over de hele wereld gesleept worden? Kleinschalige, gemengde teelt, met olie puur voor regionale consumptie, voorkomt dat het ene continent het andere uitput door voedingsstoffen ergens weg te halen en die niet meer terug te brengen.’ Hier tekent zich een ideologische strijd af tussen degenen die de globalisering als iets onvermijdelijks zien, en zij die denken dat een radicaal ander systeem niet alleen mogelijk, maar ook beter is.

‘Omdat palmolie in zoveel producten zit, is het voor consumenten onmogelijk om een duurzame keuze te maken.’

Er is nog een laatste, meer pragmatisch argument voor het blijven gebruiken van palmolie in Europa. ‘In China en India groeit de vraag naar de olie enorm, en daar maken ze zich nog weinig druk over ontbossing,’ zegt Giller. ‘Onze aanwezigheid daar geeft ons invloed op het productieproces. Wij kunnen schonere productie of betere werkomstandigheden afdwingen.’

Giller en Verweij zetten daarom liever in op duurzame palmolie voor toepassingen in voedsel. Dat betekent dat de productie van de olie niet aan banden wordt gelegd, maar dat de teelt en ook uitbreiding daarvan zonder ontbossing moet plaatsvinden. Volgens beide wetenschappers ligt de bal hiervoor bij de grote voedselbedrijven. ‘Omdat palmolie in zoveel producten zit, is het voor consumenten onmogelijk om een duurzame keuze te maken, het zijn de bedrijven die moeten garanderen dat al hun palmolie van duurzame plantages komt,’ zegt Verweij.

Vraagtekens bij de effectiviteit

De eerste poging om tot duurzame palmolie te komen, was de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO), een samenwerkingsverband uit 2004 van plantagehouders, voedselbedrijven, banken en milieuorganisaties om certificeringen af te geven aan duurzame plantages. Of RSPO een succes is, hangt af van wie je vraagt. ‘Op dit moment is 19 procent van alle palmolie gecertificeerd. Dat is een flinke prestatie als je bedenkt dat zorgen over ontbossing in maar weinig landen leven,’ zegt Giller.

‘Het is mogelijk om economische groei, armoedebestrijding en duurzaamheid te combineren.’

Niet bij de ronde tafel aangesloten ngo’s als Milieudefensie wijzen echter op misstanden op gecertificeerde plantages, waaronder kinderarbeid en uitbuiting. Ook een studie van twee Franse wetenschappers uit 2015 zet vraagtekens bij de effectiviteit: volgens hen is de compensatie voor certificering te laag, zijn de richtlijnen waaraan plantages moeten voldoen te multi-interpretabel en vindt er toch ontbossing plaats onder het label.

Zero Deforestation

Om aan die kritiek tegemoet te komen, is er sinds 2015 een nieuw certificeringsschema opgesteld met hogere eisen: Zero Deforestation. Het is onderdeel van de Parijsakkoorden om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan: ontbossing is wereldwijd verantwoordelijk voor 15 procent van alle uitstoot. Een belangrijke strategie om Zero Deforestation te laten slagen, is intensivering op bestaande plantages. ‘Vooral kleine boeren halen vaak maar een kwart van de mogelijke opbrengst,’ zegt Verweij, ‘daar valt nog veel te halen.’

Daarnaast is het cruciaal dat lokale overheden zich gaan bemoeien met landschapsinrichting. In 2013 publiceerde Verweij met haar collega’s een artikel in het wetenschappelijk tijdschrift PLOS ONE, waarin ze gebieden aanwijst waar plantages nog wel naar kunnen uitbreiden. ‘In Azië zijn grote gebieden met gedegradeerde gronden omdat ze uitgeput zijn door eerdere landbouw of veeteelt, of omdat er bosbranden hebben gewoed. Door daar uitbreiding toe te laten, is het mogelijk om economische groei, armoedebestrijding en duurzaamheid te combineren,’ zegt Verweij. ‘Je hebt daar wel een sterke overheid voor nodig, die het nut van bescherming van bos inziet.’

Als we pleiten voor een boycot op palmolie, concludeerde het Nederlandse duurzame handelsinitiatief IDH in januari van dit jaar, verliest zowel de planeet als de kleine boer. Het enige waar een ban op moet, is niet-duurzame palmolie.

Het bericht Palmolie verwoest het regenwoud, maar een verbod is niet de oplossing verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/verbod-palmolie/

Provinciale wegen en sporen krijgen brandsingels: ‘Een bermbrandje moet geen bosbrand worden’ (De Stentor Vechtdal)

Een vrachtwagen met een klapband op de snelweg, een stuk heet metaal vliegt er vanaf en komt in de droge berm terecht. Al snel woedt er een flinke bosbrand. Door de begroeiing langs kwetsbare plekken aan te passen willen veiligheidsregio’s Noord- en Oost Gelderland en IJsselland dat voorkomen.

https://www.destentor.nl/apeldoorn/provinciale-wegen-en-sporen-krijgen-brandsingels-een-bermbrandje-moet-geen-bosbrand-worden~a3a5f386/

Provinciale wegen en sporen krijgen brandsingels: ‘Een bermbrandje moet geen bosbrand worden’ (AD Apeldoorn)

Een vrachtwagen met een klapband op de snelweg, een stuk heet metaal vliegt er vanaf en komt in de droge berm terecht. Al snel woedt er een flinke bosbrand. Door de begroeiing langs kwetsbare plekken aan te passen willen veiligheidsregio’s Noord- en Oost Gelderland en IJsselland dat voorkomen.

https://www.ad.nl/apeldoorn/provinciale-wegen-en-sporen-krijgen-brandsingels-een-bermbrandje-moet-geen-bosbrand-worden~a3a5f386/

Gevarieerde natuur stopt brand (IPO uit de provincie)

De Veluwe, zomer 2018. Een vrachtwagen op de A50 krijgt een klapband. Een stuk heet metaal belandt in de droge berm. Door de bermbrand vatten dennen vlam. Gevolg: bosbrand. Om natuurbranden beheersbaar te houden en zo mens en natuur te beschermen, zorgen we voor natuurlijke barrières, bijvoorbeeld brandsingels.

Naaldbomen en heide branden snel. Loofbomen als berken, esdoorns, essen, populieren en eiken stoppen juist een brand. Een weg, spoor- of hoogspanningslijn met erlangs deze begroeiing, is een brandsingel. ‘Brand haalt het vocht uit de bladeren’, vertelt Constantijn Kok, Adviseur Natuurlijke Omgeving bij veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland. ‘De witte rook die je ziet, is stoom. De temperatuur van de brand daalt en de zuurstof neemt af, waardoor het vuur dooft. Grote bomen hebben aan de onderkant vaak minder takken en bladeren, waardoor de brand eronderdoor kan gaan. Daarom hebben veel brandsingels een mantel van bloeiende heesters.’ Ook zandverstuivingen en akkers zijn natuurlijke barrières.

Brand beperken

De veiligheidsregio’s (brandweer, politie en geneeskundige diensten) in Gelderland adviseren de beheerders van natuurgebieden, landgoederen en (spoor)wegen over hoe ze veiligheidsrisico’s kunnen beperken. ‘Door gebieden te verdelen en de stukken te omringen door brandsingels, blijft een brand binnen zo’n stuk. Brandsingels werken ook andersom. Door de langdurige droogte ontstonden in 2019 veel bermbranden door vastgelopen remmen van treinen. Door brandsingels en bloeiende heesters blijft het bij een brandje op het tracé.’

Provinciale wegen als brandsingel

‘Alle provinciale wegen waarbij een brand zich aan beide kanten kan verspreiden, worden brandsingels’, vertelt Olga van de Veer, beheerder groen langs provinciale wegen bij provincie Gelderland. ‘Om natuur en mensen te beschermen. Brandsingels zijn bovendien veilige evacuatieroutes en zorgen dat de brandweer de brand snel bereikt.’ Inmiddels hebben we de gevaarlijkste punten aangepakt, zoals de N788 bij Apeldoorn. ‘De veiligheidsregio wees ons op de vele naaldbomen. Het is een kwetsbare plek: bij een brand bereikt rook snel de achterliggende camping, met alle gevolgen van dien. Een brand moet op veilige afstand stoppen. We haalden naaldbomen weg en plantten meer berken.’

Brandsingels door onderhoud

‘Sinds een jaar of twee nemen we brandpreventie mee bij onze afwegingen over onderhoud van het groen. Soms zitten bomen elkaar in de weg. Door wat bomen te kappen, worden de andere mooier, dikker en houden ze meer CO2 vast. Wanneer aan beide kanten van de weg heide of naaldbomen groeien, kiezen we er bijvoorbeeld voor de eik te laten staan en de den te kappen. Niet alle dennen hoeven weg: als er 30 meter tussen zit, is het genoeg. Daartussen planten we loofbomen.’

Gezond groen

Ook de infrabeheerders nemen maatregelen. Kok: ‘Om te voorkomen dat hoogspanningslijnen smelten, komen er brandgangen: gevarieerde natuur met onder meer lage begroeiing van kruidachtigen, vennetjes en bloeiende heesters. Om heidebranden klein te houden, maakt een natuurbeheerder natuurlijke brandstroken door bijvoorbeeld maaien of begrazing. Nog een voordeel: je ziet op die plekken meer dieren, zoals salamanders.’ Van de Veer: ‘De ene boom kan beter tegen hitte, een ander tegen droogte. Door het gevarieerde groen van brandsingels is de kans groter dat ze gezond blijven.’ Kok vult aan: ‘En er komen meer vogels, bijen, insecten en door de bloeiende heesters ook vlinders.’

Brand opwachten

Brandsingels hebben ook voordelen voor de brandweer. In 2014 kwamen op de Veluwe 2 brandweerwagens vast te zitten; de brandweermannen konden net op tijd wegkomen. Kok: ‘Als brandsingels klaar zijn, hoeven brandweermannen alleen de ‘eerste klap’ bij de brandhaard uit te delen om hem te remmen. Daarna wachten ze de brand op bij de brandsingel. Die aanpak is wennen, maar dat het werkt, weten we. Onder meer door de brand op de Strabrechtse Heide. Waar loofbomen stonden, doofde het vuur. Op plekken met naaldbomen sloeg de brand over de snelweg. De veiligheidsregio’s in Gelderland en de provincie hebben de ambitie om in 2026 alle brandsingels op de Veluwe en in de Achterhoek op orde te hebben. De grote inzet van de brandweer bij natuurbranden is duur. Brandsingels drukken de kosten. En veel belangrijker: ze redden kwetsbare natuur en mensenlevens en dragen bij aan meer biodiversiteit.’

https://nieuws.ipo.nl/gevarieerde-natuur-stopt-brand/