Klimaatroman steeds populairder: ‘Schrijvers voelen aankomen wat gebeuren gaat’ (NOS Binnenland)

Bosbranden, grote droogte en overstromingen. De klimaatcrisis beheerst ons dagelijkse nieuws. Ook in de literatuur lijkt het thema niet meer weg te denken. Veel romanschrijvers zien de opwarming van de aarde als onderwerp of decor voor hun boek. Alleen al in Nederland rollen er dit najaar tientallen titels van de persen. Een nieuw genre is aan een opmars begonnen: de klimaatroman.

"Schrijvers steken vaak hun vinger in de wind en voelen al aankomen wat er gebeuren gaat", zegt Adriaan van Dis. Zelf schreef hij dit voorjaar de roman Klifi, een titel die met een knipoog verwijst naar een heel genre, namelijk de 'klimaatfictie'.

Levensgevaarlijke mist

Waar in het Angelsaksische taalgebied de zogenaamde climate fiction al jarenlang een feit is, komt in Nederland het genre druppelsgewijs op gang. Een vroege titel was Weerwater (2015) van Renate Dorrestein, over Almere dat wordt omringd door een levensgevaarlijke mistbank. Daarop volgden onder meer Lieke Marsman met Het tegenovergestelde van een mens (2017), Jan Willem Anker met Vichy (2017) en Eva Meijer met De nieuwe rivier (2020).

"Voor de volgende seizoenen komt er een hele reeks Nederlandse klimaatromans aan", bevestigt hoogleraar Nederlandse Moderne Letterkunde Geert Buelens. Hij geeft dit najaar voor de tweede keer een goed bezochte reeks colleges over klimaat en literatuur. "Ik denk dat zowel uitgevers, auteurs als dichters het gevoel hebben dat zij met dit belangrijkste onderwerp van deze tijd aan de slag moeten."

Klimaatvluchtelingen

Zo verging het Adriaan van Dis ook. Hij vertelt zijn verhaal aan de oevers van de IJssel, die model stond voor de rivier uit zijn boek. Nog maar kortgeleden stonden de uiterwaarden volledig onder water. Nu ziet het er lieflijk uit en tuft de pleziervaart vrolijk voorbij. "Ik dacht, ik kies voor een fictieve rivier in Nederland en dan laat ik een klein boezempje overstromen. De ontredderde mensen laat ik een toevlucht zoeken op de hoger gelegen terp van mijn hoofdpersoon. Deze klimaatvluchtelingen krijgen te maken met strikte regels en bureaucratie. Voor alles wat op de vlucht is hebben we nauwelijks tijd. Waar het mij om gaat zijn de sociale gevolgen, hoe gaan we om met inperkingen en het woelend ongenoegen?"

Bij schrijver Ellen de Bruin, die inmiddels de klimaatromans Onder het ijs (2017) en Kraaien in het paradijs (2021) op haar naam heeft staan, sloop het thema er min of meer toevallig in. "Ik was er zelf eigenlijk verbaasd over. Fictie ontstaat onder je handen. De klimaatcrisis is voor mij zo'n aanwezige realiteit dat het vanzelf gebeurde. Als (voormalig) chef wetenschap bij de NRC had ik er dagelijks mee te maken. Ik denk dat mensen er massaal van overtuigd raken dat de opwarming van de aarde een feit is, daar kun je het niet mee eens of oneens zijn. Dat heeft veel consequenties, die spelen in het achterhoofd van schrijvers mee."

Bob Kappen van de Amsterdamse Athenaeum Boekhandel aan het Spui merkt dat auteurs steeds meer inspringen op de actualiteit en dus ook op de klimaatverandering. "Ze willen hun publiek graag wakker schudden", zegt hij tegen Nieuwsuur. Toch is het niet zo dat klanten hem dagelijks vragen om tips voor een 'een lekkere klimaatroman'. Wel hoort Kappen de lezers vaker zeggen dat ze dit type boek 'een echte eyeopener' vonden.

De meeste titels van klimaatfictie liegen er niet om, de ontijdingen spoelen de lezer letterlijk tegemoet. Vloed, Geen weg terug, Noodweer en Laat de wereld achter zijn voor het thrillergenre misschien een aanbeveling, maar bij fictie minder bemoedigend.

"Ik denk niet dat als je aan de crisis wilt ontkomen je een klimaatroman in je vakantiebagage moet steken", zegt Geert Buelens. "De afgelopen jaren worstelden romanschrijvers ermee hoe ze dit nu eigenlijk op een realistische manier konden brengen, maar intussen is de verbeelding allang ingehaald door de natuur. Zo geven de recente overstromingen in Duitsland, België en Nederland schrijvers ook wel vrijheid, want lezers zullen niet gauw meer zeggen dat iets wel heel vergezocht is."

Er moet iets te lachen zijn

Ook Buelens, die zelf klimaatgedichten schrijft en bezig is met non-fictie over het klimaat, vond zijn inspiratie dicht bij huis. "Toen ik vorig jaar tijdens de hittegolf door het bos tegenover mijn huis liep knisperde het bladerdek onder mijn voeten. Het was zo droog dat de bomen in augustus al hun blad verloren. Tijdens het wandelen over de klimaatcrisis ontstond mijn boek."

Ondanks de ernst van de situatie benadrukken zowel Van Dis als schrijver Ellen de Bruin dat er 'wel iets te lachen moet zijn' in een klimaatroman. De Bruin: "Ik ben geen activist, hooguit schrijf ik 'waarschuwend'. Maar een boek moet ook gewoon spannend zijn, een verhaal met een plot vind ik belangrijk. Verder denk ik, doe met de boodschap wat je wilt."

Van Dis: "Ik hoop dat de lezer om zichzelf kan lachen omdat hij ziet hoe zot we zijn als mensen en hoe slordig we omgaan met het kostbare van de aarde. Als de lezer ook maar één nachtje wakker ligt, dan ben ik al gelukkig."

http://feeds.feedburner.com/~r/nosnieuwsbinnenland/~4/ly5yzngC7Iw

http://feeds.nos.nl/~r/nosnieuwsbinnenland/~3/ly5yzngC7Iw/2393920

Klimaatroman steeds populairder: ‘Schrijvers voelen aankomen wat gebeuren gaat’ (Nieuwsuur)

Bosbranden, grote droogte en overstromingen. De klimaatcrisis beheerst ons dagelijkse nieuws. Ook in de literatuur lijkt het thema niet meer weg te denken. Veel romanschrijvers zien de opwarming van de aarde als onderwerp of decor voor hun boek. Alleen al in Nederland rollen er dit najaar tientallen titels van de persen. Een nieuw genre is aan een opmars begonnen: de klimaatroman.

"Schrijvers steken vaak hun vinger in de wind en voelen al aankomen wat er gebeuren gaat", zegt Adriaan van Dis. Zelf schreef hij dit voorjaar de roman Klifi, een titel die met een knipoog verwijst naar een heel genre, namelijk de 'klimaatfictie'.

Levensgevaarlijke mist

Waar in het Angelsaksische taalgebied de zogenaamde climate fiction al jarenlang een feit is, komt in Nederland het genre druppelsgewijs op gang. Een vroege titel was Weerwater (2015) van Renate Dorrestein, over Almere dat wordt omringd door een levensgevaarlijke mistbank. Daarop volgden onder meer Lieke Marsman met Het tegenovergestelde van een mens (2017), Jan Willem Anker met Vichy (2017) en Eva Meijer met De nieuwe rivier (2020).

"Voor de volgende seizoenen komt er een hele reeks Nederlandse klimaatromans aan", bevestigt hoogleraar Nederlandse Moderne Letterkunde Geert Buelens. Hij geeft dit najaar voor de tweede keer een goed bezochte reeks colleges over klimaat en literatuur. "Ik denk dat zowel uitgevers, auteurs als dichters het gevoel hebben dat zij met dit belangrijkste onderwerp van deze tijd aan de slag moeten."

Klimaatvluchtelingen

Zo verging het Adriaan van Dis ook. Hij vertelt zijn verhaal aan de oevers van de IJssel, die model stond voor de rivier uit zijn boek. Nog maar kortgeleden stonden de uiterwaarden volledig onder water. Nu ziet het er lieflijk uit en tuft de pleziervaart vrolijk voorbij. "Ik dacht, ik kies voor een fictieve rivier in Nederland en dan laat ik een klein boezempje overstromen. De ontredderde mensen laat ik een toevlucht zoeken op de hoger gelegen terp van mijn hoofdpersoon. Deze klimaatvluchtelingen krijgen te maken met strikte regels en bureaucratie. Voor alles wat op de vlucht is hebben we nauwelijks tijd. Waar het mij om gaat zijn de sociale gevolgen, hoe gaan we om met inperkingen en het woelend ongenoegen?"

Bij schrijver Ellen de Bruin, die inmiddels de klimaatromans Onder het ijs (2017) en Kraaien in het paradijs (2021) op haar naam heeft staan, sloop het thema er min of meer toevallig in. "Ik was er zelf eigenlijk verbaasd over. Fictie ontstaat onder je handen. De klimaatcrisis is voor mij zo'n aanwezige realiteit dat het vanzelf gebeurde. Als (voormalig) chef wetenschap bij de NRC had ik er dagelijks mee te maken. Ik denk dat mensen er massaal van overtuigd raken dat de opwarming van de aarde een feit is, daar kun je het niet mee eens of oneens zijn. Dat heeft veel consequenties, die spelen in het achterhoofd van schrijvers mee."

Bob Kappen van de Amsterdamse Athenaeum Boekhandel aan het Spui merkt dat auteurs steeds meer inspringen op de actualiteit en dus ook op de klimaatverandering. "Ze willen hun publiek graag wakker schudden", zegt hij tegen Nieuwsuur. Toch is het niet zo dat klanten hem dagelijks vragen om tips voor een 'een lekkere klimaatroman'. Wel hoort Kappen de lezers vaker zeggen dat ze dit type boek 'een echte eyeopener' vonden.

De meeste titels van klimaatfictie liegen er niet om, de ontijdingen spoelen de lezer letterlijk tegemoet. Vloed, Geen weg terug, Noodweer en Laat de wereld achter zijn voor het thrillergenre misschien een aanbeveling, maar bij fictie minder bemoedigend.

"Ik denk niet dat als je aan de crisis wilt ontkomen je een klimaatroman in je vakantiebagage moet steken", zegt Geert Buelens. "De afgelopen jaren worstelden romanschrijvers ermee hoe ze dit nu eigenlijk op een realistische manier konden brengen, maar intussen is de verbeelding allang ingehaald door de natuur. Zo geven de recente overstromingen in Duitsland, België en Nederland schrijvers ook wel vrijheid, want lezers zullen niet gauw meer zeggen dat iets wel heel vergezocht is."

Er moet iets te lachen zijn

Ook Buelens, die zelf klimaatgedichten schrijft en bezig is met non-fictie over het klimaat, vond zijn inspiratie dicht bij huis. "Toen ik vorig jaar tijdens de hittegolf door het bos tegenover mijn huis liep knisperde het bladerdek onder mijn voeten. Het was zo droog dat de bomen in augustus al hun blad verloren. Tijdens het wandelen over de klimaatcrisis ontstond mijn boek."

Ondanks de ernst van de situatie benadrukken zowel Van Dis als schrijver Ellen de Bruin dat er 'wel iets te lachen moet zijn' in een klimaatroman. De Bruin: "Ik ben geen activist, hooguit schrijf ik 'waarschuwend'. Maar een boek moet ook gewoon spannend zijn, een verhaal met een plot vind ik belangrijk. Verder denk ik, doe met de boodschap wat je wilt."

Van Dis: "Ik hoop dat de lezer om zichzelf kan lachen omdat hij ziet hoe zot we zijn als mensen en hoe slordig we omgaan met het kostbare van de aarde. Als de lezer ook maar één nachtje wakker ligt, dan ben ik al gelukkig."

https://nos.nl/l/2393920

Bij De Telegraaf ligt de rode loper voor Clintel altijd klaar (Sargasso)

De Telegraaf en Clintel zijn dikke maatjes. Clintel-duo Berkhout en Crok kreeg in twee weken tijd drie keer de ruimte om uit te pakken met klimaatfabeltjes, in twee opiniestukken en een redactioneel verhaal. Marcel Crok kwam aan het woord in het redactionele verhaal dat over het nieuwe IPCC-rapport gaat. De strekking van het verhaal is dat ‘rampscenario’s leidend’ zouden zijn in dat rapport.

Marcel Crok snijdt zichzelf daarin pijnlijk in de vingers met een typisch gevalletje de pot verwijt de ketel. Het IPCC schijft: “Human influence very likely contributed to the decrease in Northern Hemisphere spring snow cover since 1950”. Crok noemt dat een cherry-pick, want volgens ‘veelgebruikte data van de Amerikaanse Rutgers University’ zou er in de wintermaanden juist een kleine toename van de sneeuwbedekking zijn. En dat is de echte cherry-pick. Het IPCC kijkt namelijk niet alleen naar die ene dataset, maar naar alle gegevens die er zijn. En in dat totaal zijn de ‘veelgebruikte data’ van Rutgers de uitzondering. Het IPCC houdt wel rekening met die gegevens en schrijft dan ook (2.3.2.2 p. 2-62) dat er een aanzienlijke onzekerheid is over de trends vanaf 1978 voor de maanden oktober tot en met februari. Maar dat doet niet af aan de constatering dat er, op basis van alle informatie, een afname is als je het over het hele jaar bekijkt. In hoofdstuk 9 van het rapport is te lezen en te zien (zie figuur 9.23 hieronder) dat de trend voor alle maanden van het jaar negatief is.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2021/08/ipcc_ar6_fig_9_23.png?w=500



In het artikel komen ook anderen aan het woord, opvallend genoeg net de mensen die Crok zelf ook heel vaak citeert. Roger Pielke Jr klaagt dat het IPCC de nadruk zou leggen op het meest extreme emissiescenario. Dat hoogste scenario is ‘niet realistisch’ is de klacht. Wie de werkelijke broeikasgasuitstoot vergelijkt met IPCC-scenario’s uit het verleden kan alleen maar concluderen dat het zeker niet het minst realistische scenario is. De realiteit ligt namelijk, zoals dat in de geschiedenis bijna altijd het geval is geweest, veel dichter bij het hoogste dan bij het laagste scenario uit het rapport. En toch heeft dat het IPCC er niet van weerhouden om in het nieuwe rapport een nog optimistischer scenario, met nog minder emissies, toe te voegen. De crux blijft natuurlijk dat de scenario’s geen voorspellingen zijn, maar alleen bedoeld om de volledige bandbreedte in kaart te brengen van mogelijke toekomstige emissies. Het IPCC doet helemaal geen uitspraken over welk scenario meer of minder waarschijnlijk is.

Wel is het zo dat het nieuwe rapport apart aandacht besteedt aan worst-case scenario’s. Terecht, omdat die relevant zijn voor de besluitvorming. Scenario’s met een kleine kans en grote gevolgen kunnen nu eenmaal zwaar meewegen in een risico-analyse, omdat de definitie van risico nou eenmaal kans maal gevolg is. En het IPCC maakt voldoende duidelijk dat dergelijke worst-case scenario’s onwaarschijnlijk zijn, maar niet helemaal uitgesloten.

Een ander punt van kritiek is dan nog dat het IPCC geen rekening zou houden met een schatting van Bjorn Lomborg, dat het aantal extra doden door hitte kleiner zou zijn dan het aantal doden dat minder valt door kou. Waarom dat niet wordt genoemd in het rapport is goed te verklaren: dit soort gevolgen van klimaatverandering valt buiten het aandachtsveld van IPCC Werkgroep I. Anders dan hij beweert neemt het gezondheidsrisico sterker toe bij meer hitte (in de zomer) dan dat het afneemt bij minder kou (in de winter).

De verslaggevers van De Telegraaf doen zelf ook nog een misleidende duit in het zakje. Dit geven ze als verklaring waarom het IPCC-rapport nu uitkomt: “Om wereldleiders, diplomaten en lobbyisten te overtuigen van de noodzaak van klimaatbeleid, legt het IPCC nu alvast de belangrijkste conclusies op tafel.”. De realiteit is heel anders: het IPCC voorziet de wereldpolitiek van objectieve, wetenschappelijke informatie, omdat die daarom heeft gevraagd. Veel subtieler is het antwoord dat ze geven op de vraag of klimaatverandering al invloed heeft op bijvoorbeeld bosbranden en overstromingen. Eerst melden ze dat het IPCC aangeeft dat daarover nog veel onzeker is, om dan af te sluiten met: “De voorspelling is wel dat als de huidige opwarming doorzet, dergelijke weersextremen vaker zullen voorkomen.” Hoewel het er niet letterlijk staat, is de suggestie dat de onzekerheid impliceert dat de menselijk invloed nu nog beperkt is. Maar afwezigheid van bewijs is geen bewijs van afwezigheid. Er zitten twee kanten aan die onzekerheid: de menselijk invloed in het huidige klimaat op dit soort gebeurtenissen kan kleiner, maar ook groter zijn dan wordt gedacht. Maar goed, misschien mag je de Telegraaf-journalisten dit laatste puntje niet echt aanrekenen, omdat het vooral illustreert hoe lastig het is om hier goed over te communiceren.

De twee opiniestukken van Clintel komen van Guus Berkhout. Op 17 juli pleit die, naar aanleiding van de overstromingen in Duitsland, België en Limburg, voor dweilen met de kraan open. Berkhout doet net alsof het nieuws is dat we ons aan moeten passen aan klimaatverandering. Natuurlijk moet dat. Nederland is daar ook al enkele decennia mee bezig. We moeten vooral hopen dat beleidsmakers daarbij niet teveel luisteren naar lieden als Berkhout, die immers al jaren roepen dat het allemaal wel los zal lopen met de gevolgen van klimaatverandering. Het is behoorlijk schaamteloos dat uitgerekend Berkhout nu anderen verwijt dat de aanpassing aan klimaatverandering niet snel genoeg gaat.

Gelukkig is er in Nederland wel geanticipeerd op de voorspelbare gevolgen van het warmer wordende klimaat. Adaptatie maatregelen zoals Ruimte voor de Rivier hebben in Nederland tijdens de hevige buien vorige maand nog veel ergere schade voorkomen. Maar als we even proberen door te spoelen naar de toekomst, met een steeds sneller stijgende zeespiegel waar de rivieren hun water op moeten proberen te lozen, dan zullen we het met alleen adaptatie niet redden. Of slechts tegen exorbitant hoge kosten.

Om ook op de langere termijn droge voeten te houden zullen we naast adaptatie tegelijkertijd de oorzaak van het toenemen van weersextremen moeten aanpakken door de uitstoot van broeikasgassen fors naar beneden te brengen. Doen we dat niet, dan zadelen we onszelf en onze nazaten op met een steeds groter en duurder wordend probleem, waardoor uiteindelijk zelfs de leefbaarheid van onze delta op het spel komt te staan.

Het tweede stuk gaat over de ‘warm lopende’ klimaatmodellen van CMIP6, waar wij in februari 2020 al over schreven. Berkhout beweert dat die het gelijk van pseudosceptici zouden bewijzen. Niets is minder waar. In tegenstelling tot wat pseudosceptici graag suggereren geloven klimaatwetenschappers niet blindelings hun modellen. Volgens Berkhout zouden klimaatwetenschappers nu ‘toegeven’ dat modellen een te hoge klimaatgevoeligheid berekenen. De realiteit is dat klimaatwetenschappers vanaf het allereerste moment dat er nieuwe modelresultaten naar buiten kwamen hebben gezegd dat een aantal modellen wel op een erg hoge klimaatgevoeligheid uitkwam. En dat daar kritisch naar gekeken moest worden. Die klimaatwetenschappers beschuldigt Berkhout er nu, zonder enige reden, van dat ze klimaatmodellen de afgelopen decennia ‘stap voor stap alarmistischer’ gemaakt zouden hebben. Je zou er bijna om lachen als het niet zo diep triest en onzinnig was. Een van die wetenschappers is NASA’s Gavin Schmidt, die Berkhout in zijn stuk erg selectief citeert. Wie echt wil weten hoe integer en genuanceerd Schmidt is kan zijn blog hierover lezen op RealClimate. Het artikel in Science waar hij aan het woord komt en waar Berkhout selectief uit citeert is ook de moeite waard.

Het heeft allemaal geen enkele invloed op de betrouwbaarheid van het nieuwe IPCC-rapport. In de schatting van de klimaatgevoeligheid is rekening gehouden met het feit dat een aantal modellen vermoedelijk te hoog zit. Ook voor toekomstprojecties is hier rekening mee gehouden, door modellen met een te hoge klimaatgevoeligheid minder of zelfs helemaal niet mee te wegen (zg ‘constrained projections’). De realiteit is natuurlijk dat Berkhout zijn misleidende verhaal alleen maar heeft kunnen schrijven dankzij de openheid en integriteit van klimaatwetenschappers. Wetenschappers die de problemen met een aantal modellen – lang niet allemaal, trouwens – naar buiten brachten zodra ze die zagen. En die er natuurlijk in hun projecties rekening mee houden.

Lees meer berichten op Sargasso
https://sargasso.nl/bij-de-telegraaf-ligt-de-rode-loper-voor-clintel-altijd-klaar/

Bij De Telegraaf ligt de rode loper voor Clintel altijd klaar (Klimaatverandering blog)

De Telegraaf en Clintel zijn dikke maatjes. Clintel-duo Berkhout en Crok kreeg in twee weken tijd drie keer de ruimte om uit te pakken met klimaatfabeltjes, in twee opiniestukken en een redactioneel verhaal. Marcel Crok kwam aan het woord in het redactionele verhaal dat over het nieuwe IPCC-rapport gaat. De strekking van het verhaal is dat ‘rampscenario’s leidend’ zouden zijn in dat rapport.

Marcel Crok snijdt zichzelf daarin pijnlijk in de vingers met een typisch gevalletje de pot verwijt de ketel. Het IPCC schijft: “Human influence very likely contributed to the decrease in Northern Hemisphere spring snow cover since 1950”. Crok noemt dat een cherry-pick, want volgens ‘veelgebruikte data van de Amerikaanse Rutgers University’ zou er in de wintermaanden juist een kleine toename van de sneeuwbedekking zijn. En dat is de echte cherry-pick. Het IPCC kijkt namelijk niet alleen naar die ene dataset, maar naar alle gegevens die er zijn. En in dat totaal zijn de ‘veelgebruikte data’ van Rutgers de uitzondering. Het IPCC houdt wel rekening met die gegevens en schrijft dan ook (2.3.2.2 p. 2-62) dat er een aanzienlijke onzekerheid is over de trends vanaf 1978 voor de maanden oktober tot en met februari. Maar dat doet niet af aan de constatering dat er, op basis van alle informatie, een afname is als je het over het hele jaar bekijkt. In hoofdstuk 9 van het rapport is te lezen en te zien (zie figuur 9.23 hieronder) dat de trend voor alle maanden van het jaar negatief is.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2021/08/ipcc_ar6_fig_9_23.png?w=500



In het artikel komen ook anderen aan het woord, opvallend genoeg net de mensen die Crok zelf ook heel vaak citeert. Roger Pielke Jr klaagt dat het IPCC de nadruk zou leggen op het meest extreme emissiescenario. Dat hoogste scenario is ‘niet realistisch’ is de klacht. Wie de werkelijke broeikasgasuitstoot vergelijkt met IPCC-scenario’s uit het verleden kan alleen maar concluderen dat het zeker niet het minst realistische scenario is. De realiteit ligt namelijk, zoals dat in de geschiedenis bijna altijd het geval is geweest, veel dichter bij het hoogste dan bij het laagste scenario uit het rapport. En toch heeft dat het IPCC er niet van weerhouden om in het nieuwe rapport een nog optimistischer scenario, met nog minder emissies, toe te voegen. De crux blijft natuurlijk dat de scenario’s geen voorspellingen zijn, maar alleen bedoeld om de volledige bandbreedte in kaart te brengen van mogelijke toekomstige emissies. Het IPCC doet helemaal geen uitspraken over welk scenario meer of minder waarschijnlijk is.

Wel is het zo dat het nieuwe rapport apart aandacht besteedt aan worst-case scenario’s. Terecht, omdat die relevant zijn voor de besluitvorming. Scenario’s met een kleine kans en grote gevolgen kunnen nu eenmaal zwaar meewegen in een risico-analyse, omdat de definitie van risico nou eenmaal kans maal gevolg is. En het IPCC maakt voldoende duidelijk dat dergelijke worst-case scenario’s onwaarschijnlijk zijn, maar niet helemaal uitgesloten.

Een ander punt van kritiek is dan nog dat het IPCC geen rekening zou houden met een schatting van Bjorn Lomborg, dat het aantal extra doden door hitte kleiner zou zijn dan het aantal doden dat minder valt door kou. Waarom dat niet wordt genoemd in het rapport is goed te verklaren: dit soort gevolgen van klimaatverandering valt buiten het aandachtsveld van IPCC Werkgroep I. Anders dan hij beweert neemt het gezondheidsrisico sterker toe bij meer hitte (in de zomer) dan dat het afneemt bij minder kou (in de winter).

De verslaggevers van De Telegraaf doen zelf ook nog een misleidende duit in het zakje. Dit geven ze als verklaring waarom het IPCC-rapport nu uitkomt: “Om wereldleiders, diplomaten en lobbyisten te overtuigen van de noodzaak van klimaatbeleid, legt het IPCC nu alvast de belangrijkste conclusies op tafel.”. De realiteit is heel anders: het IPCC voorziet de wereldpolitiek van objectieve, wetenschappelijke informatie, omdat die daarom heeft gevraagd. Veel subtieler is het antwoord dat ze geven op de vraag of klimaatverandering al invloed heeft op bijvoorbeeld bosbranden en overstromingen. Eerst melden ze dat het IPCC aangeeft dat daarover nog veel onzeker is, om dan af te sluiten met: “De voorspelling is wel dat als de huidige opwarming doorzet, dergelijke weersextremen vaker zullen voorkomen.” Hoewel het er niet letterlijk staat, is de suggestie dat de onzekerheid impliceert dat de menselijk invloed nu nog beperkt is. Maar afwezigheid van bewijs is geen bewijs van afwezigheid. Er zitten twee kanten aan die onzekerheid: de menselijk invloed in het huidige klimaat op dit soort gebeurtenissen kan kleiner, maar ook groter zijn dan wordt gedacht. Maar goed, misschien mag je de Telegraaf-journalisten dit laatste puntje niet echt aanrekenen, omdat het vooral illustreert hoe lastig het is om hier goed over te communiceren.

De twee opiniestukken van Clintel komen van Guus Berkhout. Op 17 juli pleit die, naar aanleiding van de overstromingen in Duitsland, België en Limburg, voor dweilen met de kraan open. Berkhout doet net alsof het nieuws is dat we ons aan moeten passen aan klimaatverandering. Natuurlijk moet dat. Nederland is daar ook al enkele decennia mee bezig. We moeten vooral hopen dat beleidsmakers daarbij niet teveel luisteren naar lieden als Berkhout, die immers al jaren roepen dat het allemaal wel los zal lopen met de gevolgen van klimaatverandering. Het is behoorlijk schaamteloos dat uitgerekend Berkhout nu anderen verwijt dat de aanpassing aan klimaatverandering niet snel genoeg gaat.

Gelukkig is er in Nederland wel geanticipeerd op de voorspelbare gevolgen van het warmer wordende klimaat. Adaptatie maatregelen zoals Ruimte voor de Rivier hebben in Nederland tijdens de hevige buien vorige maand nog veel ergere schade voorkomen. Maar als we even proberen door te spoelen naar de toekomst, met een steeds sneller stijgende zeespiegel waar de rivieren hun water op moeten proberen te lozen, dan zullen we het met alleen adaptatie niet redden. Of slechts tegen exorbitant hoge kosten.

Om ook op de langere termijn droge voeten te houden zullen we naast adaptatie tegelijkertijd de oorzaak van het toenemen van weersextremen moeten aanpakken door de uitstoot van broeikasgassen fors naar beneden te brengen. Doen we dat niet, dan zadelen we onszelf en onze nazaten op met een steeds groter en duurder wordend probleem, waardoor uiteindelijk zelfs de leefbaarheid van onze delta op het spel komt te staan.

Het tweede stuk gaat over de ‘warm lopende’ klimaatmodellen van CMIP6, waar wij in februari 2020 al over schreven. Berkhout beweert dat die het gelijk van pseudosceptici zouden bewijzen. Niets is minder waar. In tegenstelling tot wat pseudosceptici graag suggereren geloven klimaatwetenschappers niet blindelings hun modellen. Volgens Berkhout zouden klimaatwetenschappers nu ‘toegeven’ dat modellen een te hoge klimaatgevoeligheid berekenen. De realiteit is dat klimaatwetenschappers vanaf het allereerste moment dat er nieuwe modelresultaten naar buiten kwamen hebben gezegd dat een aantal modellen wel op een erg hoge klimaatgevoeligheid uitkwam. En dat daar kritisch naar gekeken moest worden. Die klimaatwetenschappers beschuldigt Berkhout er nu, zonder enige reden, van dat ze klimaatmodellen de afgelopen decennia ‘stap voor stap alarmistischer’ gemaakt zouden hebben. Je zou er bijna om lachen als het niet zo diep triest en onzinnig was. Een van die wetenschappers is NASA’s Gavin Schmidt, die Berkhout in zijn stuk erg selectief citeert. Wie echt wil weten hoe integer en genuanceerd Schmidt is kan zijn blog hierover lezen op RealClimate. Het artikel in Science waar hij aan het woord komt en waar Berkhout selectief uit citeert is ook de moeite waard.

Het heeft allemaal geen enkele invloed op de betrouwbaarheid van het nieuwe IPCC-rapport. In de schatting van de klimaatgevoeligheid is rekening gehouden met het feit dat een aantal modellen vermoedelijk te hoog zit. Ook voor toekomstprojecties is hier rekening mee gehouden, door modellen met een te hoge klimaatgevoeligheid minder of zelfs helemaal niet mee te wegen (zg ‘constrained projections’). De realiteit is natuurlijk dat Berkhout zijn misleidende verhaal alleen maar heeft kunnen schrijven dankzij de openheid en integriteit van klimaatwetenschappers. Wetenschappers die de problemen met een aantal modellen – lang niet allemaal, trouwens – naar buiten brachten zodra ze die zagen. En die er natuurlijk in hun projecties rekening mee houden.

https://klimaatveranda.nl/2021/08/12/bij-de-telegraaf-ligt-de-rode-loper-voor-clintel-altijd-klaar/

Het IPCC-rapport is als Jona in Nineve. Hoeveel Jona’s hebben wij nodig om ons te bekeren? (Nederlands Dagblad)

Het recente IPCC-rapport over klimaatverandering trekt bij ons aan de bel zoals Jona in Nineve. Hoeveel Jona’s hebben westerse christenen nodig om zich net als Nineve te bekeren?Afgelopen week presenteerde het Interngovernmental Panel on Climate Change (IPCC) haar nieuwste rapport over de door de mens veroorzaakte klimaatverandering. Net als in de vorige rapportages slaat het VN-panel alarm. De wetenschappelijke wereld trekt trouwens al decennialang lang als Jona in Nineve aan de bel. Toch blijft ook het christelijke deel van de samenleving grotendeels doof voor alle waarschuwingen.kuchjesDat is gek. Want juist christenen gaan er prat op dat God de wereld heeft geschapen en voor al de planten en dieren daarin een enthousiaste liefde koestert. Toch valt het gelovige deel van de samenleving nu niet direct op door een duurzame levensstijl en een zorgzame houding voor die veelbezongen schepping. De maatschappelijke scepsis waarmee het klimaatvraagstuk jarenlang is omgeven was ook onder christenen gemeengoed. En nu is het moment daar - al jaren trouwens - waarop we er niet meer omheen kunnen: extreme hitte in Canada, reusachtige bosbranden in Rusland en overstromingen in ons eigen Limburg. Het zijn kleine kuchjes die voorzichtig laten horen dat er een heel grote klimatologische infectie zit aan te komen. Lees ookHet klimaat verandert razendsnel, blijkt uit het IPCC-rapport: ‘De alarmbellen zijn oorverdovend’bijna goddelijkHet is meer dan drie eeuwen geleden dat de Duitse ingenieur Carl von Carlowitz het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ formuleerde. Deze mijnbouwkundige zag destijds in dat de massale houtkap omwille van de mijnbouwindustrie op lange termijn onhoudbaar was en streefde naar evenwicht tussen gebruik en draagkracht in de bosbouw. Hij zal niet beseft hebben hoever hij zijn tijd vooruit was, laat staan hoezeer hij genegeerd zou worden. Sindsdien hebben we eeuwenlang onze ‘bijna goddelijke’ gang kunnen gaan. Eerst nog enigszins onwetend, maar nadat vanaf de jaren zeventig duidelijk werd dat menselijk gedrag grote invloed had op het milieu, in het volle bewustzijn van de mogelijke gevolgen. De Nederlandse bevolking is trouwens een van de wereldwijde koplopers als het gaat om dit destructieve gedrag, de uitstoot van broeikasgassen ligt hier vér boven het Europees gemiddelde. Steen voor steen breken we eendrachtig, gelovigen en ongelovigen, de schepping tot de laatste steen af voor ons eigen genot. Hoe gelovigen deze vernielzuchtige houding kunnen combineren met een onwrikbaar vertrouwen in Gods liefde, is raadselachtig. Wellicht beschik ik niet over voldoende mentale lenigheid, maar er is nogal wat theologische gymnastiek voor nodig om te blijven volhouden dat het uitbraken van reusachtige hoeveelheden broeikasgassen en het zelfzuchtig leegzuigen van de aarde, uitstekend te combineren zijn met een beroep op Gods genade. Ik kan me zo voorstellen dat Gods humeur daar de afgelopen vijftig jaar behoorlijk onder te lijden heeft gehad.aflaathandelHoeveel rapporten van het IPCC moeten nog volgen? Hoe hard moeten mensen als Greta Thunberg blijven roepen dat het kolossaal en meeslepend misgaat? Hoeveel Jona’s, kortom, hebben wij nodig om ons net als Nineve te bekeren? Want we kunnen niet meer toe met oplossingen als ‘een beetje meer biologisch eten en een beetje minder autorijden’. Die optie hadden we een paar decennia geleden misschien nog wel, nu is het daarvoor te laat. Het volstaat dus niet om een vakantievlucht naar Tenerife te boeken om vervolgens een onbespoten krop sla te kopen om zo de zaak weer in evenwicht te brengen. Dat is klimatologische aflaathandel. Lees ook‘In plaats van elkaar vliegschaamte aan te praten, moeten we de vinger richten op politici die luchtvaart stimuleren’Het is óf een collectieve gedragsverandering, óf we betalen de volle rekening die al jaren ongeopend op de deurmat ligt. Wat de eerste oplossing betreft kunnen christenen een goed voorbeeld nemen aan de heidense Ninevieten tegen wie Jona tekeer ging. Die hadden aan een half woord genoeg om tot inkeer te komen. Bij hen geen flauwe excuses of scherp geformuleerde tegenargumenten. Zíj wisten heel goed wat er gebeuren zou als ze de andere keuze maakten en waren bereid dat onder ogen te zien. Het mes ging diep, heel diep, in het eigen vlees. Het zal ze pijn gedaan hebben daar in Nineve. Op dezelfde manier zal het ons ook pijn gaan doen, maar of je nou gelovig bent of niet, het is de enige serieuze optie die we nog hebben. Juist daarin kunnen christenen het voortouw nemen; het afzweren van ons huidige gedrag, zorgen voor planten en dieren, kortom, werk maken van Adams eerste opdracht. Hoe bijbels wil je het hebben? Wellicht dat we dan net als die geluksvogels in Nineve, die op het juiste moment hun oren openden, krijgen wat we nodig hebben. &lt...

https://www.nd.nl/nieuws/opinie/1055589/het-ipcc-rapport-is-als-jona-in-nineve-hoeveel-jona-s-hebben-wij-nodig-om-ons-te-bekeren-