Het echte probleem van klimaatverandering is de traagheid ervan (Vrij Nederland)

Australië brandt, Antarctica smelt: het klimaat begint te borrelen. Maar het kookt nog niet. Terwijl we het gas toch al een tijdje geleden hebben opengedraaid. Dus kan de mondiale uitstoot ook in 2020 nog wel wat verder omhoog, concluderen we onbewust.

Willen we het klimaatprobleem oplossen, dan moeten we een radicaal andere tactiek overwegen: versnellen in plaats van vertragen. Laat koeien lekker methaan boeren en sloop het roetfilter maar weer van je uitlaat af. Want zulke kortetermijnoplossingen maskeren de onderliggende opwarming door CO2, die daardoor op lange termijn hoger zal uitpakken.

De belangrijkste reden dat wij zo’n moeite hebben klimaatverandering te stoppen, is dat het proces ontzettend traag verloopt. Daardoor vergeten we wat normaal is, blijft de causaliteit onhelder en ontbreekt zicht op wat de toekomstscenario’s feitelijk inhouden. Juist daarom hebben we zo’n probleem: de trage versnelling die stapje voor stapje wel degelijk optreedt, is op een gegeven moment niet meer te stoppen. Tijd dus dat we deze klimaattraagheid beter leren snappen.

Een veelgebruikte klimaatanalogie hanteert het volgende keukenrecept: pak een grote pan, voeg vijf liter koud kraanwater en vijf levende groene kikkers toe. Zet de pan vervolgens zonder deksel op een laag vuurtje. Twintig minuten wachten tot het kookt en kluif smakelijk: kikkerbilletjes, recht van het bot. Maar kikkers blijken, anders dan het hardnekkige volksgeloof wil, wel degelijk uit een pan met langzaam opwarmend water weg te springen en zich zo tijdig te redden van een wisse dood.

De menselijke intelligentie werkt net iets anders: decennia klimaatonderzoek ten spijt, blijft de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen nog onverminderd hoog. We bewandelen daarmee nog steeds een pad dat leidt naar 3 tot 4 graden opwarming in deze eeuw en mogelijk nog meer daarna.

Vóór we dergelijke temperaturen daadwerkelijk kunnen meten, leidt dit pad voorbij punten waarop het terugdraaien van het gas eigenlijk geen effect meer heeft. Hoe komt dat? En wanneer passeren we dan het punt-van-geen-terugkeer?

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2020/03/VRIJ-NEDERLAND-SLAKKEN0539-640x853.jpg

Onherstelbare schade

Klimaattraagheid is te vergelijken met een supertanker die op vol vermogen de koers 180 graden wil verleggen. Hoe harder je rechtdoor vaart en hoe dichter je de wal nadert, hoe lastiger het wordt om onherstelbare schade te voorkomen.

Zo zijn we al een hele rits stations gepasseerd. Het zee-ijs van de Noordpool is eigenlijk al niet meer te redden met emissiereducties, en dat geldt inmiddels ook voor de meeste tropische koraalriffen. Ze bestaan nog, we kunnen er nog naartoe varen of vliegen, maar we zullen ze in onze levens alleen nog maar verder zien wegkwijnen.

De lange levensduur van CO2 is één ingrediënt van klimaattraagheid.

Hoe hoger de uitstoot, hoe groter de schaal van deze destructie – maar sommige dingen kunnen we nú al niet meer voorkomen. De belangrijkste reden is dat CO2, het voornaamste ‘klimaatforcerende broeikasgas’, ontzettend lang in de atmosfeer blijft. Veel langer dan je je realiseert tijdens de aankoop van je vliegticket naar Bali: deels duizenden jaren.

Verviervoudiging vliegverkeer

De lange levensduur van CO2 is één ingrediënt van klimaattraagheid. Daar komt nog een hele rits vertragende factoren bovenop. Sommige, zoals ijskappen, oceanen en bossen, zijn eigen aan de aarde. Andere vertragende factoren, zoals de nieuwbouw van kolencentrales en pijpleidingen – fossiele infrastructuur die decennia aan toekomstige uitstoot vastlegt en bekend staat als carbon lock-in – zijn eigen aan de mens en onze samenleving.

Die lock-in komt in vele vormen, hard en zacht. De uitbreiding van vliegvelden die de geplande verviervoudiging van het wereldwijde vliegverkeer tussen 2020 en 2050 mogelijk moet maken. De sluwe sabotagetrucjes waarmee steenkool- en olie-exporterende landen voorkomen dat er een effectief VN-klimaatverdrag komt. De verkiezing van een nieuwe generatie struisvogelpolitici. Stapje voor stapje stellen we de noodzakelijke energietransitie zo al decennia uit, met gevolgen voor millennia.

Tegelijkertijd blijft een volwassen gesprek over de voortzettende (scheef)groei van de wereldbevolking onmogelijk en stijgt het wantrouwen tussen wereldmachten, met de nooit aflatende dreiging van oorlog. Daardoor slagen we er niet in om samen te werken, als mensheid. Samenwerking vereist vertrouwen – in een gedeeld belang. Overleven, bijvoorbeeld.

In december 2015 heerste die sfeer in Parijs. Maar ook als de behoefte tot vrede en klimaatsamenwerking weer terugkeert en klimaatontkenning plots definitief uit de mode raakt, ook dan staan we voor een aantal onplezierige verrassingen: Oceanic thermal inertia, Earth system sensitivity en nog een paar welluidende termen voor behoorlijk onpraktische eigenschappen van ons fysische klimaatsysteem. De wisselwerkingen tussen de oceanen en de atmosfeer vormen belangrijke schakels in het complexe geheel van klimaattraagheid.

Journalisten doen soms hun best om één van deze schakels uit te lichten, maar trekken dan vaak onbedoeld een aantal andere weer uit verband. Zo bestaat er een heel gelukkig misverstand over ‘opwarming in de pijplijn’. Dat is de vermeend onvermijdelijke opwarming die de wereld nog tegoed heeft als we van vandaag op morgen de menselijke uitstoot naar nul zouden draaien.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2020/03/VRIJ-NEDERLAND-SLAKKEN0616-640x853.jpg

Een gangbare interpretatie van die onvermijdelijke opwarming stoelt op een studie uit 2005 van de beroemde Amerikaanse klimatoloog James Hansen in Science. Die biedt een belangrijk inzicht, maar dat wordt meestal verkeerd geïnterpreteerd.

Klimaatwetenschap biedt voor wie het horen wil ook wel eens goed nieuws.

Ongeveer als volgt: ‘Door vertraagde opwarming van de oceanen is de opwarming die wij nu waarnemen in de atmosfeer het gevolg van onze uitstoot tot pakweg veertig jaar geleden. Als we morgen stoppen met uitstoten, hebben we dus nog veertig jaar aan opwarming in de pijplijn tegoed. En aangezien de menselijke CO2-uitstoot tussen 1980 en 2020 bijna is verdubbeld, betekent dit dat de waargenomen opwarming eveneens nog bijna zal verdubbelen, ook als wij vanaf morgen geen grammetje CO2 meer toevoegen.’ Die mooie VN-doelen van beperking van de opwarming tot anderhalf of 2 graden kunnen we inmiddels dus wel vergeten.

Nou, klimaatwetenschap biedt voor wie het horen wil ook wel eens goed nieuws. Het bovenstaande is een onjuiste gevolgtrekking en daarmee een overdrijving.

James Hansen benoemde met zijn studie één schakel: de ‘thermische traagheid’ van de oceanen en de atmosfeer, op een tijdschaal van decennia. In die studie legt hij het zelf als volgt uit: het klimaatsysteem van de aarde heeft een grote thermische traagheid. Deze vertraging hangt af van twee dingen: het temperatuureffect van CO2 in de atmosfeer (‘klimaatgevoeligheid’) – en de snelheid waarmee het oppervlaktewater in de oceanen mengt met de diepzee.

Als de klimaatgevoeligheid laag is, is de traagheid in de orde van een decennium; als deze hoog is, meer dan een eeuw. Op basis van zijn eigen inschattingen van klimaatgevoeligheid concludeerde Hansen in 2005 dat het 25 tot 50 jaar duurt voor de temperatuur in de atmosfeer 60 procent van z’n nieuwe, hogere evenwichtswaarde zou hebben bereikt.

Als de klimaatforcering vanaf 2005 niet meer toenam, zouden we volgens Hansens onderzoeksgroep nog ongeveer 0,6 graden opwarming te goed hebben. Inderdaad bijna die verdubbeling, want de aarde was in 2005 ‘nog maar’ 0,8 graden warmer (inmiddels 1,1).

Als je er schuin doorheen leest, kun je hier de ingrediënten vinden voor de verkeerde interpretatie: 25 tot 50 is uitgemiddeld tot ‘40 jaar vertraging’ – en van 0,8 naar 1,4 graden als ‘bijna een verdubbeling’ van de opwarming. Maar er klopt ongeveer niks van.

Zo is genegeerd dat het om slechts 60 procent van de uiteindelijke opwarming gaat – de werkelijke na-ijling heeft een ontzettend lange staart. Dus zit er ook nog aanzienlijk méér ‘opwarming in de pijplijn’ – een term die Hansen ook zelf gebruikt. Maar is dat onvermijdelijke opwarming? Nee. Zoals vaker verwarren we ‘klimaatforcering’ met uitstoot.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2020/03/VRIJ-NEDERLAND-SLAKKEN0508-640x853.jpg

Het goede nieuws kwam dan ook niet van Hansen, maar van collega-klimatologen Damon Matthews (Concordia-universiteit) en Susan Solomon (Massachusetts Institute of Technology), die in 2013 eveneens in Science een ander belangrijk puzzelstuk toevoegden aan het verhaal: de koolstoftraagheid van diezelfde oceanen. Matthews en Solomon stelden zich in tegenstelling tot Hansen concreet de vraag: wat doet het klimaat als we een (volkomen hypothetische) noodstop maken en vanaf morgen niks meer uitstoten?

Nou, diezelfde oceanen die zo veel broeikaswarmte opnemen, lossen óók heel veel CO2 op in hun water – ongeveer een derde van onze uitstoot. Hoe verandert dat proces als wij morgen een honderd procent emissiereductie realiseren? Dan gaan de oceanen nog een tijdje door met CO2 oplossen. Enkele decennia. Dus daalt dan ook de CO2-concentratie in de atmosfeer. Ongeveer 20 ppm in veertig jaar, vertelt Matthews.

De concentratie broeikasgassen is de motor van de klimaatverandering en bepaalt hoeveel extra warmte er elke dag wordt vastgehouden in de atmosfeer.

Deze onderzoekers concluderen dat op de betrekkelijk korte termijn van decennia de koolstoftraagheid en de thermische traagheid van de oceanen elkaar bijna uitbalanceren. Fantastisch nieuws: als we morgen volledig stoppen met uitstoten, krijgen we maar een heel klein beetje extra opwarming. De titel van hun studie luidt dan ook ‘Irreversible Does Not Mean Unavoidable’.

Motor van de klimaatverandering

En toch is dat niet het einde van het verhaal van klimaattraagheid. De studie van Hansen en vele andere studies erna vertellen ons iets anders. Klimaatforcering staat voor de CO2-concentratie, niet de uitstoot. Als we vanaf vandaag op morgen de concentratie niet verder laten stijgen (wat mogelijk is als we de mondiale CO2-uitstoot met grofweg driekwart terugschroeven) dán krijgen we de komende 25 tot 50 jaar nog zo’n 60 procent van de waargenomen opwarming erbovenop.

Om het even door te rekenen: we zitten anno 2020 op 1,1 graden en een CO2-concentratie van 414 ppm. Als we die concentratie geen pie-pie-emmetje meer laten stijgen, gaat de opwarming deze eeuw nog door naar ongeveer 1,8 graden.

Maar voor we deze cijfers ook weer gaan doorvertellen alsof het klimaatconstanten zijn, kunnen we beter de onderliggende logica snappen. De concentratie broeikasgassen is de motor van de klimaatverandering en bepaalt hoeveel extra warmte er elke dag wordt vastgehouden in de atmosfeer. Van deze extra warmte lekt momenteel een reusachtige hoeveelheid de oceanen in. Dat is enerzijds omdat water goed warmte geleidt, en anderzijds omdat de oceanen een enorme massa hebben: ze wegen bij elkaar ruim 250 keer zo veel als de atmosfeer (die een veel groter volume heeft). De belangrijkste reden is dat de oceanen en atmosfeer continu een temperatuurevenwicht nastreven.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2020/03/VRIJ-NEDERLAND-SLAKKEN1116-640x853.jpg

Hoeveel warmte gaat er dan in de oceanen? Zie mijn vorige artikel voor VN over de ‘Golfstroom’. Dan kun je uitrekenen dat er niet 250 keer zo veel warmte in de oceanen gaat, maar ‘slechts’ 40 keer zo veel als in de opwarming van de ijle atmosfeer. En dús loopt de oceaanopwarming continu achter de feiten aan – maar kan die achterstand niet inhalen, omdat wij ondertussen ook de CO2-concentratie steeds verder opvoeren.

Lees ook De warmteregelaar van de aarde zwakt af. En dat kan ons idee van de klimaatverandering op z'n kop zetten 8 februari 2020

Als de CO2-concentratie nou constant blijft op het huidige niveau, krijgen de oceanen eindelijk de kans om een nieuw temperatuurevenwicht te vormen met de atmosfeer. Gedurende dat inhaalproces neemt het aandeel van de broeikaswarmte die de oceanen opnemen uit de atmosfeer beetje bij beetje af, terwijl de atmosferische motor achter de broeikaswarmte (de klimaatforcering) even sterk blijft.

Als we deze eeuw nog even flink blijven uitstoten, wordt een volledige afsmelting van de Groenlandse ijskap onvermijdelijk.

Gevolg: als de CO2-concentratie op de huidige waarde stabiliseert, blijft er steeds meer broeikaswarmte hangen in de atmosfeer zelf, die dan dus langzaam steeds verder zal opwarmen. Dát is Hansens ‘opwarming in de pijplijn’ – een begrip dat we hierna maar niet meer moeten gebruiken.

Na-ijling

De nu waargenomen temperatuur op aarde hoort niet bij de huidige CO2-concentratie. Daar hoort uiteindelijk een véél hogere temperatuur bij, omdat de opwarming nog duizenden jaren naijlt. Dat is het gevolg van Earth System Sensitivity: de uiteindelijke klimaatrespons van het hele systeem aarde. Dat bestaat niet alleen uit atmosfeer en oceaan, maar ook uit begroeide landmassa’s en belangrijk: ijskappen.

Gemiddeld gezien wordt de aarde donkerder van kleur door de klimaatverandering, waardoor meer zonlicht wordt geabsorbeerd en de opwarming verder wordt versterkt. Dat gebeurt op korte termijn – het wegsmelten van het zee-ijs van de Noordpool, de afname van sneeuwbedekking in de lente op het noordelijk halfrond – maar gaat ook door op zeer lange termijn. Als we deze eeuw nog even flink blijven uitstoten, wordt een volledige afsmelting van de Groenlandse ijskap onvermijdelijk. Dat leidt niet alleen tot gemiddeld zeven meter zeespiegelstijging, maar gaat ook ten koste van een groot met sneeuw en ijs bedekt oppervlak dat nu nog als een reusachtige spiegel zonlicht reflecteert – en dus koelend werkt.

In tegenstelling tot de snelle wegsmelting van sneeuw op land en drijvend ijs op de oceanen, duurt deze afsmelting millennia. En dus hebben we onder de huidige CO2-concentratie ook duizenden jaren na vandaag nog na-ijling van de opwarming.

Dit is een van de vele mechanismen die het complexe geheel van de Earth System Sensitivity bepalen. Omdat het moeilijk is dat geheel van klimaatreacties van onze planeet te modelleren, is een aanvulling vanuit paleoklimatologisch onderzoek onontbeerlijk. De laatste keer dat de CO2-concentratie langdurig rond de 400 ppm lag, was in het midden van het Plioceen, ruim 3 miljoen jaar geleden.

Dat is nog steeds een aarde die in geologisch opzicht behoorlijk lijkt op onze huidige planeet. De temperatuur was 1 tot 2 graden hoger dan nu (2 tot 3 graden boven pre-industrieel) – en de zeespiegels zo’n 25 meter, omdat de temperatuurstijging rond de polen fors werd uitvergroot.

Wat we nu zien bij de ijskappen is een reactie op de opwarming die decennia eerder begon.

Paleoklimatoloog Gavin Foster van de Universiteit van Southampton licht het toe: ‘Ja, er bestaat thermische klimaattraagheid. Daar zien we deze eeuw zo’n 60 procent van – de rest komt daarna. IJskappen zijn trage klimaatterugkoppelingen en zijn samen met vegetatieveranderingen de mogelijke oorzaak van de rest van de verhoogde temperaturen van het Plioceener.’ Maar, zegt Foster, ‘mensen schijnen één ding te vergeten: de wereld gaat door na het jaar 2100. En dat zal de opwarming ook doen.’

Professor Julie Brigham-Grette van de Universiteit van Massachusetts is een expert in het klimaat van het Plioceen en mailt het volgende: ‘Ik ben het eens met Hansen dat als we de CO2-concentratie niet verder zouden laten stijgen, we nog vastzitten aan verdere stijging van de temperatuur.

Maar belangrijker: we krijgen ook dan nog veel meer zeespiegelstijging. IJskappen hebben een zeer lange reactietijd. Wat we nu zien bij de ijskappen is een reactie op de opwarming die decennia eerder begon. De gletsjers zijn totaal niet in evenwicht met de huidige situatie en zullen tot ver in de toekomst een inhaalslag maken.’

Brigham-Grette voegt een belangrijk punt toe: klimaattraagheid gaat niet alleen om temperatuur, maar ook om alle gevolgen van die temperatuurstijging. En die gevolgen brengen elk weer hun kleine schakeltjes van vertraging. Zo bestaat er ook ecologische klimaattraagheid: bossen en andere ecosystemen die niet kunnen voortbestaan onder hogere temperaturen en stapje voor stapje steeds verder degraderen.

Soorten die steeds verder achteruitgaan in aantallen, tot ze uitsterven, wat weer leidt tot het uitsterven van afhankelijke soorten. Als de temperatuurreactie duizenden jaren duurt, dan is de uiteindelijke omvang van de ‘definitieve’ gevolgen van die klimaatverandering nóg weer later zichtbaar.

Verstoringen van de biosfeer

Zo kun je makkelijk misleid worden. Het is op aarde nu ruim één graad warmer dan het pre-industriële klimaat. We denken dat we de opwarming nog kunnen begrenzen tot 2 graden. We denken onbewust ook dat 2 graden een verdubbeling van de huidige gevolgen betekent.

We hypen de klimaateffecten die we nu kunnen waarnemen: een bosbrand hier, een droogte daar, en o, o, wat waren er toch veel muggen het afgelopen jaar. Maar het staat in geen verhouding tot de omvang van de uiteindelijk gevolgen – het eindpunt van een cascadische reactie.

Daar moeten we nog bij meewegen dat de CO2-concentratie niet op de huidige waarde blijft steken, maar dat we die nog elk jaar verder opvoeren. Elke tien jaar 25 ppm erbij. Dat brengt een andere paleovergelijking in zicht: het Mioceen, 15 miljoen jaar geleden, de laatste keer dat het aardse klimaat rond de 500 ppm schommelde. Toen was het nog warmer en stonden de zeespiegels nog hoger.

Zulke paleoklimaatveranderingen laten nog een vervelende eigenschap van het klimaatsysteem zien: temperatuur reageert niet alleen op CO2, maar ook andersom. Dat brengt ons tot slot op positieve terugkoppelingen in de koolstofkringloop. Als de temperatuurstijging voorbij bepaalde drempelwaarden gaat, geeft dat ook grote verstoringen van de biosfeer, waardoor de koolstofopname afneemt en de uitstoot van bossen, toendra en diepzee kan toenemen.

Deze mechanismen bewaren we voor een volgend artikel. We moeten namelijk naar een conclusie toe: CO2 is een sluipmoordenaar. Een broeikasgas met een zeer lange atmosferische leefduur die klimaatveranderingen op een tijdschaal van millennia in gang zet. Het wordt steeds onzekerder of we een autonome stijging van die CO2-concentratie nog kunnen stoppen, maar zelfs als we het op het huidige niveau houden, krijgen we er op zeer lange termijn nog een of twee graden bovenop, en sowieso een veelvoud van de nu waarneembare gevolgen.

En de realiteit is dat we de concentratie CO2 nog verder opvoeren, waardoor we deze eeuw 3 tot 4 graden opwarming krijgen en nog veel meer extra opwarming over het hek van de volgende eeuwwisseling dumpen. En dus moeten we gaan erkennen dat het klimaatprobleem een probleem voor de zeer lange termijn is – een onleefbare planeet voor de generaties ná ons – en dat we ons juist daarom ook gedragen als een stel spreekwoordelijke kikkers in een comfortabel lauwwarm badje.

https://www.vn.nl/wp-content/uploads/sites/3/2020/03/VRIJ-NEDERLAND-SLAKKEN0952-1-640x853.jpg

Met dank aan Slow Escargot in Nieuwaal
Laaghangend klimaatfruit

We zouden zelfs kunnen zeggen dat het echte probleem niet de opwarming is, maar de klimaattraagheid. Die maakt dat we de echte gevolgen niet ervaren, en dus ook niet handelen. En als we eenmaal handelen naar de gevolgen die we met eigen ogen beginnen te zien, zijn we feitelijk te laat omdat de CO2-concentratie dan al gevaarlijke hoogtes heeft bereikt en niet meer valt terug te brengen.

Vanuit die benadering zou een andere tactiek ook passen: niet de opwarming bevechten, maar de traagheid zelf. Dat doen we al. Maar we doen het bewust in de verkeerde richting. Hoe? Door in te zetten op laaghangend klimaatfruit: het terugdringen van methaanemissies, industriële lachgasuitstoot, het installeren van roetfilters en tal van andere kleine maatregeltjes die op korte termijn een beetje opwarming voorkomen – beleid dat er vooral op gericht is om onze fossiele energiestructuur zo lang mogelijk in stand te houden, de enige echte bron die vanuit diepe aardlagen extra (lees: fossiele) koolstof toevoegt aan onze atmosferische koolstofkringloop – en dat in de vorm van het hardnekkigste broeikasgas van allemaal: CO2.

Om dat te snappen, moeten we nog heel even terug naar de bron van alle kettingreacties: de stijgende concentratie broeikasgassen in de atmosfeer, of beter gezegd: de stijgende concentratie van ‘klimaatforcerende stoffen’.

Want het gaat niet alleen om broeikasgassen, maar ook om zwevende aerosolen uit schoorstenen en uitlaten: roet, zwaveloxiden, fijnstof. Die reflecteren, dimmen en absorberen zonlicht en hebben daarmee, net als broeikasgassen, óók een direct temperatuureffect.

Deze klimaatforcerende menselijke afvalproducten beïnvloeden allemaal een ander deel van de energiebalans van de aarde en hebben heel verschillende atmosferische levensduren. Sommige fluorgassen blijven lang in de atmosfeer, maar dat zijn er gelukkig maar heel weinig. Lachgas is ook een hardnekkige klant, die na uitstoot iets meer dan een eeuw in de atmosfeer meedraait.

Van methaan zeggen mensen wel eens dat het als broeikasgas 84 keer zo krachtig is als CO2, maar dat is alleen op korte termijn: de opwarming twintig jaar na de emissies. Het methaanmolecuul zelf is dan al weer weg, het reageert gemiddeld binnen twaalf jaar met twee zuurstofmoleculen en wordt dan CO2 (en water). Methaan geeft dus eigenlijk een extra pulsje aan de opwarming, voor het weer vervliegt.

Het meest extreme voorbeeld is roet. Zwevende donkere deeltjes die enorm veel zonnewarmte vastleggen, maar vaak binnen een paar dagen alweer naar het aardoppervlak zijn teruggedwarreld. Een ideaal middel om klimaattraagheid te verkleinen dus! Helaas (als het er om gaat klimaattraagheid te verkleinen) neemt de roetuitstoot in het Westen alleen maar af. In de negentiende eeuw gaven we onze steden, longen en schoorsteenvegers nog dezelfde gezellige grauwe kleur – maar toen kwamen die vermaledijde milieugekkies met hun oproepen voor schone lucht.

Gevolg: we hoeven minder vaak de ramen te lappen en hebben met onze filters en katalysatoren onbewust ook een of twee tienden van een graad extra (snelle) opwarming voorkomen. Andere aerosolen, zoals lichtgekleurde zwavelverbindingen, werken in omgekeerde richting: die koelen het klimaat juist op korte termijn – en vergroten zo de klimaattraagheid. Het is een ingewikkelde mix.

Overleven op de lange termijn

CO2 is in dit geheel de sluipmoordenaar op de achtergrond. Het is een zwakker broeikasgas, maar er is veel meer van – en het blijft ook nog eens véél langer in de lucht. CO2 is maximaal geoxideerd, en dus in de lucht chemisch uitgereageerd. De oceanen nemen er op dit moment weliswaar een flinke slok van op – zo’n 30 procent van onze CO2-emissies lost in water op tot koolzuur – maar dat is zoals Matthews en Solomon hierboven probeerden uit te leggen een dynamische en daarmee instabiele situatie: het wordt er ook zo weer uit geboerd.

De enige manier waarop CO2 echt uit de onderling verbonden atmosfeer en oceanen kan, is via fotosynthese door planten, de vorming van calciumcarbonaten door oceaanleven of door uitermate trage chemische verwering van bepaalde gesteenten. Nou hebben die processen bij elkaar een enorm potentieel – maar geen ruimte over: zowel de biologische koolstofkringloop als de geologische koolstofkringloop zijn van nature (per definitie) grotendeels in evenwicht.

Dat houdt in dat de natuur zelf evenveel CO2 opneemt als het weer uitstoot, en ook dat de geologische binding van CO2 ongeveer in evenwicht is met geologische emissies (erosie van gesteente, vulkanisme). CO2 heeft daarmee geen officiële halfwaardetijd of een ander heldere maat voor de levensduur.

Als je naar Bali vliegt, kan het zijn dat een deel van je CO2-uitstoot nog hetzelfde jaar door een verdwaald levenslustig bos wordt opgenomen. Maar die opname gaat dan ten koste van andere CO2-moleculen elders in de atmosfeer. Een deel van de CO2 van jouw vliegretour is over duizend jaar nog in de atmosfeer – ook al zijn het niet dezelfde moleculen.

Het is de vraag wat we willen: comfort op korte termijn, of overleven op de lange termijn. Als dat eerste het antwoord is, dan moeten we vooral luisteren naar mensen die zeggen dat we methaanlekkages in de gaswinning moeten tegengaan en DSM aanmoedigen om met chemische veevoerpoedertjes dat hinderlijke geboer van koeien te stoppen. Als we daarentegen inzetten op de lange termijn en de essentie van het klimaatprobleem, dan is het alle hens aan dek op CO2-beleid. Die concentratie niet verder laten stijgen is dan een dringende eerste stap.

Het bericht Het echte probleem van klimaatverandering is de traagheid ervan verscheen eerst op Vrij Nederland.

https://www.vn.nl/klimaattraagheid/

Reactie op 2019: het jaar van worstelen met de impact van klimaatverandering door Krispijn Beek (Sargasso reacties)

@12 waar je dan weer niet op ingaat is dat tien jaar geleden werd gesteld dat toename van bosbranden en verlenging van het bosbrandseizoen in Australië op z'n vroegst vanaf 2020/2021 zichtbaar zou worden. Ook ga je niet op het feit dat het <a href="https://www.newscientist.com/article/2217611-ipcc-report-sea-levels-could-be-a-metre-higher-by-2100/" rel="nofollow ugc">IPCC de verwachte zeespiegelstijging voor 2100 naar boven heeft bijgesteld</a>, terwijl de verwachting voor de opwarming in 2100 juist naar beneden is bijgesteld. Zie artikel van Hausfather en Ritchie uit #0 waar ik naar link.

https://sargasso.nl/2019-het-jaar-van-worstelen-met-de-impact-van-klimaatverandering/#comment-1049737

Wéér een mislukte klimaattop. Hebben ze nog zin? (OneWorld)

Klimaatgezant Marcel Beukeboom: ‘Dankzij jongeren wereldwijd blijf ik hoopvol’

https://www.oneworld.nl/app/uploads/2017/11/190124-Marcel-Beukeboom-8698-875x583.jpg

Klimaatgezant Marcel Beukeboom was op de klimaatconferentie in Madrid

Terwijl de uitstoot van broeikasgassen toeneemt, keek de wereld hoopvol uit naar de klimaattop in Madrid. Maar daar kwam weinig uit. Klimaatgezant Marcel Beukeboom was er ook bij en geeft zijn visie op de zin en onzin van klimaatconferenties.

Op de top in Madrid (2 tot en met 15 december) zouden regeringsleiders de afspraken uit het Akkoord van Parijs verder uitwerken in een set van ‘spelregels’ waarmee de afgesproken doelstellingen gehaald moesten worden. Een van de belangrijkste punten op de agenda was het maken van nieuwe afspraken over het emissiehandelssysteem1. Die kwamen er niet. Wel was er de onduidelijke slotverklaring van de deelnemende landen dat ze hun ‘klimaatbeschermingsdoelen zullen aanscherpen’. Klimaatgezant Marcel Beukeboom, die op de top aanwezig was, vindt de onderhandelingen veel te langzaam gaan. Toch blijft hij hoopvol.

Even herhalen: wat ging er mis op de afgelopen klimaattop?
“Sommige landen konden niet instemmen met strengere regels rondom emissierechten. Ze zijn afhankelijk van fossiele energie en willen de binnenlandse ontwikkeling en productie beschermen. Australië, Brazilië, de VS en Saudi-Arabië liggen bijvoorbeeld dwars, om verschillende redenen. Die landen willen een akkoord tekenen waar ze zelf geen last van hebben. Zoals altijd met internationale onderhandelingen: er is een spanning tussen het eigenbelang op korte termijn en het collectieve belang op lange termijn.”

Marcel Beukeboom (47) studeerde Internationale Betrekkingen aan de Universiteit van Groningen en was tijdens zijn studietijd gemeenteraadslid. Erna bekleedde hij verschillende diplomatieke functies. Sinds 2016 is hij de klimaatgezant van Nederland. Als klimaatambassadeur vertegenwoordigt hij Nederland bij internationale klimaatconferenties, en is hij betrokken bij Nederlands klimaatbeleid. Eind 2019 werd hij door de Volkskrant op de 70e plaats genoemd in de lijst van de 200 meest invloedrijke Nederlanders.

Maar er waren toch ook lichtpuntjes?
“Geen afspraken over het emissiehandelssysteem betekent in elk geval dat er ook geen sléchte afspraken zijn gemaakt. Ik hoop dat we daar volgend jaar echt meer over kunnen afspreken. Maar het allerbelangrijkste is dat in 2020 de ambitie in de nationale klimaatplannen echt is verhoogd, zoals we eerder ook al in Parijs afspraken. We hebben een jaar voor de boeg van veel praten en druk op die landen uitoefenen.

Misschien wel het allerbelangrijkste: jongeren waren weer massaal aanwezig

Daarnaast is een klimaatconferentie veel meer dan een groep landen die aan het onderhandelen zijn. Er waren 25.000 mensen aanwezig, en maar een klein deel van hen waren onderhandelaars. De beweging rondom de conferentie was enorm; er waren bedrijven, financiële instellingen en maatschappelijke organisaties, die allemaal met elkaar bespraken hoe ze de Parijs-plannen kunnen uitvoeren, en die ongeacht de uitkomsten van de internationale onderhandelingen tot actie overgaan. Ook presenteerde de EU de Green Deal, met plannen om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Daarmee neemt Europa het voortouw en kan het een voorbeeld zijn voor de rest van de wereld.

En misschien wel het allerbelangrijkste: jongeren waren weer massaal aanwezig. Jongeren laten op veel manieren van zich horen, als demonstranten zijn ze het meest zichtbaar, maar ook als meedenkers over klimaatbeleid komen we ze steeds meer tegen. Deze invloed is steeds meer een factor van belang aan het worden.”

Sinds 1992 zijn er talloze klimaatconferenties geweest, maar het laatste Emissions Gap Report loog er niet om: het gat tussen wat landen moeten doen om Parijs te halen, en de plannen die ze hebben om er te komen, wordt steeds groter. Hebben klimaatconferenties wel zin?
“Het is zoals Churchill ooit zei over de democratie: het is een slecht systeem, maar we hebben niks beters. Zo is het ook met internationale onderhandelingen. We hebben elkaar nodig, we móéten afspraken maken. Die onderhandelingen gaan inderdaad veel te langzaam, maar dat wil niet zeggen dat er nog niets is bereikt.

Tijdens de eerste klimaattop werd nog een duidelijke scheiding gemaakt tussen arm en rijk, ingegeven door het koloniale denken. De rijke, geïndustrialiseerde landen waren met name verantwoordelijk voor de uitstoot, en die landen waren dan ook verplicht hun uitstoot te verminderen. Het betekende een vrijstelling voor armere landen. Voor China en India bijvoorbeeld, landen die nu een groot aandeel hebben in de mondiale uitstoot en zich erg ontwikkeld hebben en veel rijker zijn geworden.

Klimaatverandering is niet op te lossen door je terug te trekken binnen je eigen landsgrenzen

In Parijs zijn landen afgestapt van die oude scheiding, en heeft die plaatsgemaakt voor een solidariteitsprincipe. De landen zijn overeengekomen dat álle landen hun uitstoot moeten verminderen, maar dat rijkere landen armere landen financieel tegemoet moeten komen. Dat solidariteitsprincipe is een stap in de goede richting, maar moet nog wel uitgevoerd worden. Klimaat is hét voorbeeld van een internationaal vraagstuk dat niet is op te lossen door je terug te trekken binnen je eigen landsgrenzen.”

Komt het dan allemaal aan op de bereidheid van overheden?
“Nee, je ziet gelukkig ook veel initiatieven vanuit bedrijven, burgers en de financiële sector. Pensioenfondsen, banken en financiële instellingen willen bijvoorbeeld meer investeren in groen. Het Parijs Akkoord dient hierbij als inspiratie. Zonder dat Akkoord zou er een stuk minder beweging in de private sector en bij burgers zijn.

Verandering via de rechterlijke macht is een ander spoor. Ook daar worden tegenwoordig slagen gewonnen. Er lopen inmiddels wereldwijd veel zaken van burgers tegen bedrijven en overheden maar ook van overheden tegen bedrijven. De vrijdag bij de hoogste rechter gewonnen zaak van Urgenda is wereldwijd het bekendste voorbeeld. Deze zaak dient voor velen als inspiratie, al zal de Nederlandse jurisprudentie vast niet overal tot dezelfde uitkomst leiden. Desalniettemin heeft het juridische spoor iets toegevoegd en wordt ook op die manier de druk opgevoerd om met ambitieus klimaatbeleid te komen.”

Zijn die verschillende sporen zoals je het noemt, genoeg om de doelstellingen van Parijs, een maximale opwarming tussen 1,5 en 2 graden, nog te redden?
“Klimaatpanel IPCC heeft gezegd dat het nog steeds mogelijk is. Mijn inzet is er dus op gericht dat we het gaan halen. Er moeten alleen wel meer maatregelen genomen worden.”

Maar hoe zorgen we ervoor dat die er komen? Hebben we eerst nog meer ‘rampen’ nodig om tot die maatregelen te komen?
“Helaas werkt het vaak wel zo. Je ziet dat Australië deze keer de afspraken niet wilde tekenen, terwijl het land letterlijk in brand staat. De kolensector is er belangrijk voor energie en export, de gemiddelde uitstoot per inwoner is een van de hoogste ter wereld. Lang wilde Australië vooral die eigen activiteiten beschermen. Maar de wetenschap is duidelijk: de bosbranden waarmee het land geteisterd wordt houden verband met klimaatverandering. Het wordt er steeds warmer en droger. De mensen pikken daar niet langer dat politici de andere kant op kijken, en gaan de straat op, laten van zich horen. Dit zorgt uiteindelijk voor een groter draagvlak om klimaatmaatregelen te nemen.

En overal ter wereld werkt het zo: klimaatverandering wordt steeds zichtbaarder en het bewustzijn groeit. De smog die steden als Jakarta en New Delhi bijna onleefbaar maken, kunnen autoriteiten daar niet meer negeren. Ook de stikstofcrisis in Nederland is een voorbeeld van de grenzen aan de groei. De wal is het schip aan het keren.”

Toch keert het schip uiterst langzaam. Verlies je nooit de hoop?
“Natuurlijk kan ik ook weleens moedeloos raken van het besef dat we overal tegen de grenzen van ons ecosysteem aanlopen, van de voorspellingen die de wetenschap doet, en van de gevolgen die we nu al niet meer af kunnen wenden. We hebben al te maken met extremer weer, met een zeespiegelstijging die op eilandstaten en in deltalanden als Vietnam en Bangladesh kusterosie en verzilting veroorzaakt, en uiteindelijk stukken land opslokt. In de VS en landen in Centraal-Afrika heeft men juist steeds meer last van droogte, die de landbouw en voedselvoorziening voor heel veel mensen bedreigt. Klimaatverandering draagt hierdoor bij aan een verslechterende economische situatie en meer migratie.

Je ziet dat men kritisch kijkt naar het systeem en dat de verandering is ingezet

En hier in Nederland waar we altijd hebben gestreden tegen water en dat ook in toenemende mate zullen moeten blijven doen, dreigt er een gevaar voor de drinkwatervoorziening. We lopen echt aan alle kanten tegen grenzen aan, precies zoals de Club van Rome 2 in 1972 voorspeld had. En dan hoor ik om me heen nog steeds het mantra van eindeloze groei, en dat ‘de wetenschap het nog niet over klimaatverandering eens is’. Dus ja, natuurlijk is het dan frustrerend dat verandering langzaam en moeilijk gaat.

Toch ben ik nog steeds hoopvol en optimistisch. Want ook al gaat het langzaam, er gebeurt al veel. Groeiden de bomen in de jaren negentig nog tot in de hemel, nu zie je dat men kritisch kijkt naar het systeem en dat de verandering is ingezet. En de jongeren die wereldwijd van zich laten horen, zorgen ervoor dat ik de hoop niet verlies: zij zetten wereldleiders, bedrijven en de medemens onder druk, en laten zien dat het ook anders kan.”

Klimaatconferenties door de jaren heen
Op de eerste klimaatconferentie, in 1992 in Rio de Janeiro, Brazilië, tekenden 197 landen een verdrag waarin ze vastlegden dat de uitstoot van broeikasgassen omlaag moest om klimaatverandering een halt toe te roepen. Sindsdien is er elk jaar een klimaatconferentie gehouden.

De conferentie in 1997, in het Japanse Kyoto, was van grote betekenis in de internationale klimaatonderhandelingen. Met het verdrag van Kyoto (of het Kyoto Protocol) kwamen industrielanden, die bij elkaar verantwoordelijk waren voor 55 procent van de wereldwijde uitstoot, overeen dat ze de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd met 5 procent wilden verminderen ten opzichte van 1990. Het verdrag werd in 1997 opgesteld en ging in 2005 van kracht, toen genoeg landen hun handtekening hadden gezet. Op deze conferentie werd ook een systeem van emissiehandels opgetuigd, waarmee landen een deel van de klimaatdoelstellingen kunnen realiseren in het buitenland, als daar de klimaatdoelstellingen al zijn gehaald.

Ook het akkoord dat gesloten werd op de conferentie in Parijs in 2015, werd met veel gejuich ontvangen. Daar sloten regeringsleiders een bindend akkoord waarin stond dat de opwarming van de aarde beperkt moest worden tot ten hoogste 2 graden, met een verwarming van maximaal 1,5 graden als streven. Details van het akkoord zouden later uitgewerkt worden. Ieder land mocht zelf bepalen hoe het de CO2-uitstoot zou beperken. Er was destijds al kritiek op dit akkoord: de vervuilende lucht- en scheepvaart waren bijvoorbeeld buiten schot gelaten.

De stem van jongeren klinkt luider dan ooit

Extinction Rebellion: vreedzaam, ongehoorzaam en wit

Loudi Langelaan

  1. Een emissiehandelssysteem is een markt waarin het recht om een eenheden CO2 uit te stoten wordt verhandeld. Door het terugbrengen van het totaal aantal rechten die in roulatie zijn en door het reguleren van de prijzen wordt het voor landen en bedrijven financieel aantrekkelijker om minder uit te stoten. ↩︎
  2. De Club van Rome is een groep Europese wetenschappers die bezorgd is om de toekomst van de aarde en de mensheid. De groep kwam voor het eerst bij elkaar in Rome in 1968. De Club bracht diverse rapporten uit over het milieu. Grenzen aan de groei (1972), waarin de wetenschappers een kritisch licht schenen op de groei van de wereldbevolking, is daarvan het bekendste voorbeeld. ↩︎

Het bericht Wéér een mislukte klimaattop. Hebben ze nog zin? verscheen eerst op OneWorld.

https://www.oneworld.nl/duurzaamheid/weer-een-mislukte-klimaattop-hebben-ze-nog-zin/

De onheilsprofeet, het andere uiterste in het klimaatdebat (Klimaatverandering blog)

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2019/05/41v3t0y30l.jpg?w=200&h=300

Als we hier kritiek hebben op iemand die het niet zo nauw neemt met de feiten of de wetenschap rond het klimaat en klimaatverandering, dan gaat het vrijwel altijd om iemand die de menselijke invloed op het klimaat ontkent of minimaliseert, of die de gevolgen ervan bagatelliseert. Goed, incidenteel is er wel eens een politicus die de verwachte zeespiegelstijging veel te hoog inschat, en er komt wel eens iemand voorbij die zich heel nadrukkelijk op worst-case scenario’s richt, maar dat zijn uitzonderingen. Toch is het niet zo dat we dat ene uiterste bewust opzoeken om op te reageren. We komen het gewoon regelmatig tegen, in de media bijvoorbeeld, of in de politiek. Het andere uiterste veel minder.

Een kanttekening: worst-case scenario’s of staartrisico’s zijn wetenschappelijk interessant en relevant vanuit het oogpunt van risicomanagement. En dus kunnen ze ook nieuwswaardig zijn. Waarbij het wel de vraag is tot hoever dat het geval is – hoe onwaarschijnlijk moet iets zijn om het niet meer als scenario te beschouwen dat serieus te nemen is – en wat de goede toon is om erover te berichten. Mijn antwoord daarop is: ik weet het niet. Het enige dat ik daarover weet is dat het onmogelijk is om het voor iedereen goed te doen. Zolang er bij zulke scenario’s duidelijk wordt aangegeven dat het geen harde voorspelling is, maar dat de kans dat het werkelijk gebeurt juist klein is, is een bericht erover in principe niet in strijd met de wetenschap.

Als een worst-case scenario wordt gepresenteerd als een onontkoombare ontwikkeling wordt de wetenschap wel geweld aangedaan. En wanneer er nog een flinke schep bovenop zo’n scenario wordt gedaan is dat ook het geval. Er zijn mensen die zulke verhalen ophangen, maar ze trekken daarmee, zoals gezegd, niet veel aandacht. Ze komen op dit blog daarom ook maar weinig aan de orde. Maar het is best interessant om ook eens te kijken hoe er aan die uiterste zijde gedacht en geredeneerd wordt. Het is immers ook een stem in het klimaatdebat.

Toen enkele weken geleden een bezoeker van dit blog ons een mailtje stuurde met niet alleen de vraag of we wel eens van Guy McPherson hadden gehoord, maar ook met het aanbod om een boek van hem op te sturen, ben ik op dat aanbod ingegaan. De afgelopen weken heb ik me door dat niet al te dikke boek heen geworsteld. McPherson is de naam die in de Engelstalige klimaatblogosfeer meestal wordt genoemd als voorbeeld van het andere uiterste. Michael Tobis heeft enkele jaren geleden eens een lang stuk geschreven met weerleggingen van McPherons claims. En Michael Mann noemde hem als iemand wiens doemverhalen net zo schadelijk kunnen zijn als ontkenning.

Ik was dus voorbereid op een hele hoop onwetenschappelijke nonsens toen ik aan het boek, met de titel “Only Love Remains: Dancing at the Edge of Extinction”, begon. Dat is uiteindelijk best meegevallen. Niet omdat McPherson meer wetenschappelijke inzichten heeft geaccepteerd. Maar omdat het klimaat niet het belangrijkste onderwerp van het boek is. Het hoofdonderwerp van Guy McPherson is: Guy McPherson. En hij is diep onder de indruk van zijn hoofdonderwerp. In zijn jonge jaren was de McPherson uit het boek natuurlijk de quarterback van het lokale football-team. Hij redde een vriendinnetje van zijn zus van de verdrinkingsdood en hielp bij het bestrijden van bosbranden. Vervolgens werd hij een briljante student, die zich ontwikkelde tot topwetenschapper in misschien wel het meest complexe en belangrijkste wetenschapsgebied: natuurbescherming. En hij was ook nog eens een geweldige docent die een diepe en blijvende indruk maakte op zijn studenten. Na zijn vrijwillige vertrek van de universiteit (waar overigens wel een complot achter zat van de “deep state”; details geeft het boek niet) begon hij een boerderij en was hij binnen twee jaar een expert in het maken van mozzarella. En feta. En parmezaan. En ondertussen bleef hij levens veranderen van de mensen die naar hem wilden luisteren.

McPherson vindt zichzelf ook volkomen integer en laat niet na om dat keer op keer te melden. Hij presenteert zichzelf daarbij als iemand die alles opoffert voor die integriteit: zijn huwelijk, zijn vrienden, zijn wetenschappelijke carrière en reputatie, zijn comfortabele leven; en hij krijgt bakken met kritiek over zich heen, die in zijn ogen altijd oneerlijk en onredelijk is. Maar hij laat zich niet afremmen door al die tegenspoed en tegenstand! McPherson profileert zich op het karikaturale af als strijder, held, en zelfs martelaar voor zijn waarheid. Die, te oordelen naar dit boek, vooral bestaat uit zijn eigen heldendom en martelaarschap. Het wordt op die manier wel erg moeilijk om de persoon en de boodschap van elkaar te scheiden. Iets waar hij in zijn boek juist voor pleit en waar wij op dit blog meestal ook best voor te vinden zijn.

Dat de egomanie er zo vanaf druipt is ook niet zo handig omdat McPherson de rest van de wereld meermaals hoogmoed verwijt. Ik zie vooral een bevestiging van een patroon dat ook aan dat andere uiterste in het klimaatdebat waarneembaar is: de omvang van het ego is omgekeerd evenredig met de kwaliteit van de argumenten. De manier waarop critici worden afgeschilderd is ook bekend: ze zijn dom of naïef, of anders deugen ze niet. En ze zouden nooit op de inhoud ingaan, een verwijt dat volkomen onterecht is, zie bijvoorbeeld de lange lijst van inhoudelijke kritiekpunten van Michael Tobis waar ik eerder al naar verwees, of blogs van Scott Johnson of James Renwick. Dat er zo hier en daar een complottheorie voorbijkomt had ik al gesignaleerd, dus ook op dat punt lijkt McPherson op dat andere uiterste.

En er is nog een overeenkomst met veel pseudosceptici. McPherson lijkt niet uit de voeten te kunnen met wetenschappelijke onzekerheid. En daarom ook niet met de onzekerheid in toekomstprojecties die daar direct mee samenhangt. Hoop voor de toekomst is irrationeel, vindt hij. Het is een lang verhaal, waarin sterk de indruk wordt gewekt dat rationaliteit altijd zekerheid biedt. Het tegendeel is het geval: echte rationaliteit begint natuurlijk juist met het besef dat absolute zekerheid niet bestaat, zeker niet over de toekomst.

McPherson doet dat niet. McPherson vindt zichzelf dé autoriteit op het gebied van abrupte klimaatverandering die volgens hem op korte termijn tot het uitsterven van de mens leidt. Hij meent dat we als mensheid hooguit nog een jaar of 10 hebben en dat het dan helemaal over is. Een interessante vraag: kan iemand een autoriteit zijn op een onzin-onderwerp? Is Jomanda een autoriteit op het gebied van spirituele genezing?

Zoals gezegd heeft McPherson het in zijn boek nauwelijks over het klimaat. Maar in het eerste hoofdstuk licht hij wel een tipje van de sluier op over zijn argumentatie. Daarbij zoekt hij steeds de uiterste grens op van wat volgens de wetenschap in het ergste geval mogelijk zou kunnen zijn, of hij gaat daar zelfs overheen. Enkele voorbeelden:

  • Hij beweert dat het al 1,7°C warmer is dan aan het begin van de industriële revolutie. De klimaatwetenschap houdt het op ongeveer 1°C.
  • Het verschil tussen de pre-industriële en huidige temperatuur zou al groter zijn dan het verschil tussen ijstijden en interglacialen, dat volgens McPherson maar 1,5°C zou zijn. Klimaatreconstructies komen uit op een verschil in de orde van grootte van 5°C.
  • Aerosolen zouden nog 1°C opwarming door het versterkte broeikaseffect maskeren. Hoe groot de invloed van aerosolen is is een van de meest onzekere factoren in de klimaatwetenschap, maar dat het zo groot is is onwaarschijnlijk. Bovendien suggereert McPherson dat die extra graad opwarming ergens in de komende jaren binnen een periode van 6 weken zal plaatsvinden. Een absurd scenario: het is gebaseerd op de onzinnig aanname dat alle emissies van aerosolen op de hele wereld van het ene op het andere moment stoppen.
  • Versterkende terugkoppelingen in het klimaatsysteem die al meegenomen zijn in projecties van de wetenschap telt hij nog een keer op bij de verwachte opwarming. Hij telt ze dus dubbel.
  • Een worst-case scenario over enorme methaan-emissies uit de poolgebieden die in de verre toekomst (eind deze eeuw of later) zouden kunnen optreden wordt bij McPherson iets waarvan vaststaat dat het in de komende 5 tot 10 jaar zal gebeuren.

Dat alles verwerkt hij tot een doemscenario waarin de menselijk beschaving ten onder gaat, met als gevolg dat uiteindelijk onze technologie zich tegen ons keert. Bijvoorbeeld via meltdowns van alle kerncentrales ter wereld.

Wat opvalt is dat het meest voor de hand liggende scenario waarmee de mensheid zichzelf van de aardbodem zou kunnen vagen niet wordt genoemd: een wereldomvattende kernoorlog. Mij lijkt dat nog het minst onwaarschijnlijke scenario voor ons uitsterven. Maar het lijkt niet te passen in het wereldbeeld van McPherson. Voor hem zijn technologische en economische ontwikkeling Het Kwaad. Blijkbaar kan het niet anders, of moet ook dat kwaad de oorzaak van ons einde zijn.

De beste zin uit het boek is waarschijnlijk deze: “I started with nothing, and I still have most of it left.” Die is gepikt. Zonder bronvermelding. Best slordig, voor iemand die zo hoog opgeeft over zijn eigen integriteit.

https://klimaatverandering.wordpress.com/2019/05/09/de-onheilsprofeet-het-andere-uiterste-in-het-klimaatdebat/

Strandt Schiphol in zee opnieuw? (Kennislink)

Van minister Cora van Nieuwenhuizen mag Schiphol in de toekomst groeien, maar de luchthaven barst nu al uit zijn voegen. Op de Noordzee is er in theorie meer ruimte voor groei, maar ook in praktijk? Is Schiphol in zee een hardnekkige toekomstdroom, of echt een haalbaar en verstandig plan?

Deze week steggelde de politiek weer over Schiphol. Mag de luchthaven groeien of niet, was de vraag. Kort daarvoor presenteerde de minister een rapport waarin experts de kosten en baten van de verplaatsing van de luchthaven naar een eiland in zee berekenen. In theorie kan de luchthaven in zee verder groeien dan op land.

Of dat een reëel plan is, staat al sinds de jaren 90 ter discussie. Weinig ideeën zijn zo vaak onderzocht als de verplaatsing van Schiphol naar de Noordzee. Een plan van welhaast megalomane proporties, dat wellicht past in een toekomstscenario met een groeiende luchthaven. Maar kunnen we zo’n eiland überhaupt bouwen, en welke impact heeft dat op de natuur?

Bouwen op zee heeft de afgelopen decennia een vlucht genomen, zoals hier in Dubai. Heeft Schiphol in zee daarom meer kans van slagen?

Verkennend onderzoek

Een luchthaven in zee klinkt als muziek in de oren van de directe omwonenden van Schiphol. Maar ook van de Nederlandse bedrijven die het mogen bouwen. Het debat over de vraag of Schiphol op zee een goed idee is laaide het afgelopen jaar op door Tweede Kamerleden Jan Paternotte (D66) en Corrie van Brenk (50PLUS). Zij kregen in mei steun voor een motie waarin ze minister van Infrastructuur en Waterstaat Cora van Nieuwenhuizen (VVD) vragen om een verkennend onderzoek.

Experts op het gebied van bouwen op zee, transport en ruimtelijke ordening staken de afgelopen maanden de hoofden bijeen. Ze schatten dat het ‘opspuiten’ van een luchthaven in zee gerealiseerd kan worden voor 33 tot 46 miljard euro. Je hebt dan een kunstmatig eiland met daarop vijf start- en landingsbanen, dat via een brug en/of tunnel verbonden is met het land. Passagiers checken nog wel in op de huidige locatie van Schiphol.

Sowieso zijn de groeimogelijkheden voor de luchtvaart op zee groter. Wil de minister – die deze week nog zei dat ze Schiphol wil laten groeien – daarom misschien naar zee? Als de luchthaven niet kan groeien dan ‘mis je de boot’ ten opzichte van andere grote Europese vliegvelden, zegt Van Nieuwenhuizen. Schiphol groeit, of het nu op het land is of op zee.

Hoewel ze het onderzoek naar de verplaatsing van de luchthaven bestelde, verbindt Van Nieuwenhuizen er op dit moment geen conclusies aan. Áls we het willen dan is het er sowieso niet voor 2050, aldus het rapport, en daarmee lijkt de luchthaven in zee momenteel meer op een verre toekomstdroom dan op een concreet plan.

Groeien of stilstaan

In de analyse van het vliegveldeiland zitten verschillende scenario’s wat betreft de ontwikkeling van de luchtvaart. Er is een scenario waarin het aantal vluchten wordt gehandhaafd op 500.000. Schiphol haalt dat maximaal aantal vluchten nu al, wat neerkomt op ruim 80 miljoen passagiers en twee miljoen ton vracht per jaar. De minister liet weten niet te willen vasthouden aan deze limiet. Een scenario met ‘lage groei’ voor de luchtvaart gaat tegen 2050 uit van ruim 700.000 vluchten per jaar. Een vliegveld op de Noordzee kan in het geval van ‘hoge groei’ in theorie zelfs doorgroeien naar meer dan een miljoen vluchten per jaar. Iets wat op de huidige locatie niet kan.

Technisch haalbaar

Afgezien van óf het een goed plan is of niet, waar hebben we het over? Schiphol in zee zou volgens het rapport passen op een vierkant van pakweg vijf bij zes kilometer, dat zo’n tien à vijftien kilometer voor de kust ter hoogte van Zandvoort ligt. Daar heeft de Noordzee een diepte van nog geen twintig meter. Vanaf die bodem kan een eiland worden opgespoten dat zo’n 7,5 meter boven de zeespiegel uitsteekt, waarmee het voorlopig bestand is tegen een eventuele zeespiegelstijging. Andere bouwmethodes bestaan (denk aan bouwen op palen of een drijvend eiland) maar zijn duurder dan het opspuiten van land, een beproefde methode voor het creëren van bijvoorbeeld de Tweede Maasvlakte.

Chubu International Airport bij de Japanse stad Nagoya. Het werd op een kunstmatig eiland van ruwweg vier bij twee kilometer gebouwd.

Goed, een eiland met vijf start- en landingsbanen kun je bouwen. Als je die – in tegenstelling tot het huidige banenstelsel van Schiphol – parallel naast elkaar legt dan is de geluidsoverlast op het vaste land het laagst, zegt Bert van Wee, professor Transportbeleid van de Technische Universiteit Delft die ook bij het onderzoek betrokken was. “Het risico dat je dan neemt is dat er helemaal niet meer gevlogen kan worden bij een sterke zijwind. Een noordwester storm legt zo’n vliegveld volledig plat.” Dat lijkt een behoorlijk nadeel. In de begeleidende brief aan de Tweede Kamer zegt Van Nieuwenhuizen echter met parallelle banen de impact op de leefomgeving makkelijker te kunnen inperken, wat haar voorkeur heeft.

Belangrijk is in ieder geval dat de luchthaven in zijn geheel naar de Noordzee gaat, of helemaal niet. Schiphol in zee is dus in geen geval een uitbreiding van de huidige locatie. “Wanneer je dat doet dan vallen de kosten en baten erg negatief uit”, zegt Van Wee. “Geluidsoverlast van vliegtuigen is ‘niet lineair’, wat betekent dat je nog steeds veel geluidsoverlast hebt, zelfs wanneer je het aantal vliegtuigen halveert. Benader je dat economisch dan moet je concluderen dat de huizen rondom het huidige Schiphol nauwelijks in waarde stijgen en er bovendien geen potentiële bouwgrond vrijkomt.”

Druk op zee

Schiphol in zee heeft ruimte nodig. Of we er nu jaarlijks tachtig miljoen passagiers heen sturen of niet, het ís al druk op de Noordzee. Er wordt vaart gemaakt met de aanleg van grote windmolenparken op zee die onmisbaar zijn voor de klimaatdoelstellingen van Nederland. Met die aanleg worden grote stukken zee ongeschikt voor bevissing en scheepvaart, die naar andere plekken uitwijken. Tussen al die bedrijvigheid moet Schiphol nog een plek veroveren. Zelfs de voorkeursplek uit het rapport heeft al een negatieve invloed op het functioneren van Windpark Hollandse Kust Zuid. Dat zou mogelijk zelfs verplaatst moeten worden.

Het vervoer van passagiers en bagage naar het eiland gaat per spoor. Het rapport beschrijft een tunnelverbinding voor passagiers en goederen. Vanaf de huidige luchthaven is de verbinding ruim dertig kilometer lang. Passagiers leggen dat in maximaal vijftien minuten af. Een tunnel is duurder dan een brug, maar spaart het kwetsbare duingebied. Wel zou het boren van een tunnel een risico kunnen vormen voor de waterkwaliteit in de duinen of voor de kustveiligheid.

Een kaart waarop de mogelijke locatie van Schiphol op een eiland in de Noordzee is weergegeven. De luchthaven maakt gebruik van vijf parallelle start- en landingsbanen en is via een 33 kilometer lang treintraject verbonden met de huidige locatie van Schiphol. De luchthaven in zee ligt praktisch tegen een kavel aan waar momenteel een windpark wordt ontwikkeld.

Grip op de kosten

Tweede Maasvlakte in april 2013.
Havenbedrijf Rotterdam N.V., Projectorganisatie Maasvlakte 2

http://nederland20.duckdns.org/placeholders/medium.png

Havenbedrijf Rotterdam N.V., Projectorganisatie Maasvlakte 2

Als je zak met geld groot genoeg is, dan is het technisch gezien mogelijk om Schiphol in zee te bouwen. Maar is het prijskaartje vooraf ook gelijk aan het bedrag dat naderhand onder de streep staat? Grote en complexe infrastructurele projecten hebben er een handje van om wat betreft kosten uit de hand te lopen. Kijk naar de Noord/Zuidlijn in Amsterdam (van ruim een miljard naar 3,1 miljard euro) en de Betuwelijn (van ruim een miljard naar 4,7 miljard euro).

Toch is er geen garantie op kostenoverschrijdingen zegt Van Wee. “Uit onderzoek blijkt dat van de grote infrastructurele projecten in Nederland tussen 1980 en 2010 ongeveer 55 procent over het budget ging. Gemiddeld over alle projecten gingen de projecten daar 16 procent overheen.” Natuurlijk is dat fors, maar Van Wee wijst erop dat de grote flops veel meer media-aandacht krijgen, terwijl bijvoorbeeld de aanleg van de Tweede Maasvlakte onder het oorspronkelijke budget van ruwweg drie miljard euro bleef.

Ecologische impact

Een vliegveldeiland in zee is technisch haalbaar, maar wat is de impact op de natuur in dat gebied? Binnen onderzoeksprogramma Flyland, uitgevoerd tussen 2000 en 2003, is een begin gemaakt met het in kaart brengen van de effecten voor soorten die in of bij zee leven. De nadruk lag daarbij op diersoorten die redelijk hoog in de voedselketen staan, zoals zeezoogdieren en vogels.

“Destijds was het idee om een eiland aan te leggen in de zuidelijke Noordzee”, vertelt ecoloog Godfried van Moorsel. “Dat is een redelijk homogeen gebied, waarvan in grote lijnen ook veel bekend is over de ecologie.” Van Moorsel deed binnen Flyland onderzoek naar de effecten van een vliegveldeiland op het leven in zee.

Een eerste effect waar dieren, planten en andere organismen mee te maken krijgen, is een verkleining van hun leefgebied. Door de aanleg van een vliegveldeiland verdwijnt een deel van de Noordzee. Het eiland kan letterlijk een blokkade vormen, bijvoorbeeld voor de bruinvis. “Bruinvissen zouden om het eiland heen kunnen zwemmen. Maar afhankelijk van hoe het water stroomt, zal dat niet altijd lukken. Bovendien kost omzwemmen extra energie”, legt Van Moorsel uit.

Een tweede punt van zorg is geluidshinder en dan vooral geluidshinder boven water. “Met onderwatergeluid zal het wel meevallen”, stelt Van Moorsel. “Het vliegveldeiland loopt waarschijnlijk schuin af. Geluid komt dan eerst terecht in relatief ondiep water en wordt daardoor snel uitgedoofd.” Hoe groot het effect van geluidshinder boven water zal zijn, is nog lastig te voorspellen. Er is nu ook al vliegverkeer dat vlak over de Noordzee gaat. Het gaat dan bijvoorbeeld om helikopters die onderweg zijn naar windparken of kleine vliegtuigjes die vogeltellingen verrichten. “Dat heeft nauwelijks effect, maar passagiersvliegtuigen zijn natuurlijk wel wat anders. Het is nog niet duidelijk bij welke grens van geluid dieren vluchten en of dit verschilt tussen soorten. We weten bijvoorbeeld niet of de zeehond gevoeliger is voor geluid dan de bruinvis”, aldus Van Moorsel.

Zijn zeehonden gevoeliger voor geluid boven water dan bijvoorbeeld bruinvissen? Daarover is nog weinig bekend.

Positieve effecten

Een derde effect, wat met name van belang is voor zeezoogdieren, is de beschikbaarheid van voedsel. Het leefgebied wordt kleiner en dus neemt de beschikbaarheid van voedsel navenant af. Alles wat op het vliegveldoppervlak leefde, zoals plankton en ongewervelde dieren, verdwijnt. Van Moorsel: “Daarmee verdwijnt een stuk van de primaire productie (voedingsstoffen gemaakt door producenten die aan het begin van de voedselketen staan, red.). Dat heeft gevolgen voor soorten die hoger in de voedselketen staan.” Het verlies van dat deel van de Noordzee valt niet elders te compenseren.

Toch benadrukt de ecoloog dat een vliegveldeiland op zee ook positieve effecten kan hebben. “Als rond het eiland dijken worden gebouwd van een harde ondergrond kunnen daar weer nieuwe soorten op groeien. Bijvoorbeeld zacht koraal. En met het verplaatsen van Schiphol naar zee krijgt de natuur op het land mogelijk wat respijt.”

Trekvogels

Vogels vormen een groep om extra rekening mee te houden tijdens het ontwerp van een vliegveldeiland. Niet alleen leven er veel vogels bij zee, die vogels maken ook nog eens gebruik van hetzelfde luchtruim als waar de vliegtuigen moeten vliegen. Dat kan leiden tot botsingen, met desastreuze gevolgen voor het vliegverkeer.

Gerard van Es, onderzoeker bij het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR), maakte binnen Flyland een risicovergelijking tussen Schiphol op de huidige plek en Schiphol op zee. “Een vliegveldeiland op zee is aantrekkelijk voor zeevogels zoals meeuwen”, vertelt hij. “Die heb je op de huidige locatie ook en dat is redelijk onder controle te houden met beheersmaatregelen. Je kunt bijvoorbeeld de locatie onaantrekkelijk maken voor meeuwen om te broeden en zorgen dat er geen afval blijft slingeren. Wat de locatie op zee uniek maakt, is de komst van trekvogels die het eiland kunnen zien als mooie rustplaats. Op land heb je veel minder last van trekvogels.”

Zeemeeuwen vind je op de huidige locatie van Schiphol ook al. Daar zijn ze met beheersmaatregelen aardig onder controle te houden.

Eindeloos rondjes vliegen

Jaarlijks trekken er, naar schatting, vijftig miljoen vogels (honderdtwintig verschillende soorten) over de Noordzee. Aangezien een hoge vogeldichtheid een groot risico vormt voor botsingen tussen vogels en vliegtuigen, zou je verwachten dat Schiphol op zee ongunstiger is dan Schiphol op de huidige locatie. Volgens Van Es is die conclusie niet te trekken omdat er binnen Flyland nooit verdieping is geweest op dit punt. “We weten niet hoe trekvogels op een vliegveldeiland zouden reageren”, stelt hij.

Uit onderzoek is gebleken dat trekvogels soms eindeloos rondjes blijven vliegen om een boorplatform. Of een vliegveldeiland ook zorgt voor verstoring van trekvogels is nog niet duidelijk.

In 2009 en 2010 is wel onderzoek gedaan naar hoe trekvogels reageren op booreilanden. Iets meer dan de helft van de trekvogelsoorten wordt aangetrokken door de verlichting van een boorplatform. Sommige vogels raken daardoor de weg kwijt. Er zijn waarnemingen gedaan waarbij vogels eindeloos rondjes bleven vliegen om een booreiland. Dat kost veel energie, waardoor de vogels vertraging oplopen of sterven door uitputting of doordat ze ten prooi vallen aan roofdieren. In het worstcasescenario lopen soorten als pijlstaart, veldleeuwerik en vink een extra sterfte van twintig procent op door verstoring van booreilanden.

Doorslaggevende factor

Groene verlichting maakt een booreiland minder aantrekkelijk voor trekvogels. Op vliegvelden wordt groen licht gebruikt om start- en landingsbanen te markeren. Wellicht is een vliegveldeiland daardoor niet zo aantrekkelijk voor vogels. Maar, zo stelt Van Es, het blijft een punt van zorg, dat ook moeilijk te beheersen is.

Zowel Van Es als Van Moorsel noemen de locatie van het vliegveldeiland als doorslaggevende factor. Je wilt een vliegveld niet op een hotspot hebben, waar veel vogels vliegen of veel soorten naar voedsel zoeken. Van Moorsel merkt daarbij op dat de beschikbare ruimte steeds beperkter wordt. Zijn adviesbureau Ecosub heeft regelmatig te maken met onderzoek voor bouwplannen op de Noordzee. Bijvoorbeeld voor windmolenparken, zandwinning, booreilanden, scheepvaartroutes of nieuwe natuurgebieden. “Voordat je het weet, zit je in Engeland.”

Klimaat

Schiphol in zee zou een oplossing zijn voor de overlast voor de omwonenden van het huidige vliegveld, en de luchthaven kan sterker groeien op zee. Maar de impact op de natuur is groot en investeringen zijn astronomisch, met een reële kans op overschrijdingen. Het debat is daarmee nog niet beslecht.

Een ding is er nu anders dan tijdens de eerdere onderzoeken naar een zeeluchthaven, in de jaren 90. “Het klimaatdebat is veel urgenter dan toen”, zegt de transportprofessor Van Wee. “Als we de luchtvaart maar laten doorgroeien dan gaat dat uiteindelijk botsen met de doelstellingen om de uitstoot van CO2 te reduceren. De Europese luchtvaart gaat in dit groeitempo tegen 2050 in zijn eentje de totale voorgenomen maximale uitstoot van het continent produceren, inclusief transport, industrie, huishoudens en landbouw.”

Wat de politiek nu wil is onduidelijk. De minister lijkt de eventuele verplaatsing van de luchthaven niet heel hoog op haar agenda te hebben staan. Sommigen beschuldigen de minister zelfs van ‘vertragingstactieken’, door het plan een beetje te onderzoeken maar niet grondig. Een uitgebreider onderzoek vindt Van Wee ook een goed idee: “Met dit onderzoek kan de minister voor zowel meer vervolgonderzoek pleiten als zeggen dat we het eigenlijk niet moeten willen. Het debat blijft doorgaan. Ik zou zeggen, onderzoek Schiphol in zee echt een keer goed, en zet er dan een punt achter.”

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/strandt-schiphol-in-zee-opnieuw/