De wetenschappelijke basis van CLINTEL (part II) (Klimaatverandering blog)

Gastblog van Prof. Guido van der Werf

Professor Guus Berkhout van CLINTEL heeft eerdere kritiek op een oudere versie van de wetenschappelijk onderbouwing van het CLINTEL verhaal ter harte genomen. Niet alleen zijn sommige stukken aangepast -overigens alleen in de onderbouwing, de conclusies blijven min of meer hetzelfde-, ook heeft CLINTEL een reactie online gezet en gaan we eind maart weer in gesprek. Dat was althans de uitgangspositie toen ik deze brief op 5 maart mailde naar Berkhout. En hoewel er geen bevestiging meer gekomen is het aannemelijk dat het gesprek pas later plaats zal vinden vanwege COVID-19.

Vooruitlopend op dat gesprek staan hier alvast wat gedachtes, met name om een aantal misverstanden uit de weg te ruimen. Het eerste misverstand is het geloof van sceptici dat de attributie van de temperatuurstijging aan CO2 en andere menselijke factoren alleen op modellen zou berusten (“die veronderstelde zekerheid is tot nu toe uitsluitend gebaseerd op de uitkomst van computermodellen”). Dit is simpelweg niet waar. Met een computermodel probeer je met name de interacties tussen de verschillende componenten van het aardsysteem te begrijpen. Het is een belangrijk stuk gereedschap waarmee inderdaad ook veel projecties gemaakt worden. Maar ook zonder die klimaatmodellen kan je veel zeggen over het verleden en de toekomst. Een mooi voorbeeld is het grotendeels op waarnemingen gebaseerde rapport van Nic Lewis en Marcel Crok waar in Tabel 3 op pagina 49 ook gewoon staat dat we richting de 2 à 3 graden opwarming gaan zonder mitigatie. Er zijn overigens genoeg redenen om aan te nemen dat dat rapport wat te rooskleurig is maar feit is dat we niet precies weten of we nu op 2 of op 5 graden afstevenen, of uiteraard daar tussenin.

Groeisnelheid van CO2
Het tweede misverstand gaat over een nieuwe grafiek. CLINTEL kopieert een grafiek van Ole Humlum over de mate waarin CO2 in de atmosfeer toeneemt. Deze komt uit het niets en er staat verder geen context bij behalve de opmerking dat variaties in de toename van CO2 volgen op variaties in temperatuur. Daar is op deze site eerder aandacht aan geschonken. Volgens CLINTEL geeft dit “mede aan dat het helemaal niet zeker is of de mainstream klimaatwetenschap wel de juiste richting is ingeslagen.”

Humlum en CLINTEL zijn niet de eerste die zagen dat variaties in CO2stijging volgen op variaties in temperatuur. Let op, dit is een andere vertraging dan die we zien bij het veranderen van de CO2-concentratie bij het komen en gaan van ijstijden. We weten sinds de jaren ’70 dat CO2 sneller toeneemt in de atmosfeer na een warm jaar (meestal samenhangend met El Niño), zie bijvoorbeeld Bacastow (1976). Ikzelf heb eerder over een van de oorzaken gepubliceerd (van der Werf et al., 2004). En iedereen die een keer rustig naar de data kijkt ziet ook in dat dit niet alleen oud nieuws is maar ook dat het conceptueel goed begrepen is.

CLINTEL claimt een “onafhankelijke stichting die objectief bericht over klimaatverandering en klimaatbeleid” te zijn maar dit is een mooi staaltje van twijfelzaaierij over iets dat goed begrepen is. Wellicht dat de wetenschap niet genoeg haar best doet om bevindingen naar het publiek duidelijk te maken (of, en dat zou ook zomaar kunnen, dat sommige critici niet de moeite nemen om zich in te lezen). Dus bij deze een verduidelijking aan de hand van onderstaande figuren. Ze geven de bekende metingen van de CO2-concentratie op Hawaii aan. Links de hele tijdserie en rechts ingezoomd op de jaren 2014-2018.

Figuur 1. Maandelijkse CO2 concentratie zoals gemeten op Mauna Loa in Hawaii. Links de complete tijdserie met zwart omlijnd de jaren 2014 tot en met 2018 die in de rechtergrafiek in meer detail weergegeven is. Daarin staat ook de jaarlijkse toename van de pieken, weergegeven met grijze pijlen. Data van NOAA CMDL.

Er is een cyclus te zien die te maken heeft met de grote hoeveelheid land op het Noordelijk halfrond; in de zomer is daar meer opname van CO2 door fotosynthese dan CO2-afgifte aan de atmosfeer door verrotting. De CO2-concentratie daalt van het hoogste punt in mei tot het laagste punt in september of oktober. Daarna is de balans omgekeerd en ieder jaar is er dus een duidelijke seizoensgang.

Daarnaast is er een geleidelijke toename van CO2 in de atmosfeer door de verbranding van fossiele brandstoffen en ontbossing. Samen geven die het patroon dat je ziet in Figuur 1. Maar, en hier komt de crux, we zien dat de toename in de atmosfeer niet ieder jaar hetzelfde is. Het rechterpaneel van Figuur 1 laat zien dat van de piek in 2015 tot de piek in 2016 er 3,8 parts per million (ppm) CO2 bij kwam terwijl dat twee jaar later nog maar 1,6 ppm was. De variaties in uitstoot van fossiele brandstoffen zijn vrij klein dus die kunnen die variaties in groeisnelheid van CO2 niet verklaren. Als we die veranderingen in de tijd weergeven (CO2 concentratie in een maand minus die van 12 maanden geleden) en hetzelfde doen voor temperatuur dan krijgen we Figuur 2, gelijk aan de figuur van Humlum die CLINTEL in haar reactie plaatste.

Figuur 2. Replicatie van de figuur van Humlum zoals gebruikt door CLINTEL. Onder de verandering in temperatuur (HadCRUT4), boven de verandering in CO2 concentratie (NOAA CMDL).

Er zit enorm veel informatie in deze grafiek, de belangrijkste observaties zijn:

  • Op jaarlijkse schaal stijgt de CO2-concentratie continu (alle waardes boven 0), de mate van stijging neemt toe met de jaren (de lijn loopt op).
  • De stijging in CO2 is niet constant, er zit forse variabiliteit in de mate van stijging.
  • Op jaarlijkse schaal is er veel variabiliteit in temperatuur en in tegenstelling tot de CO2-groeisnelheid is die van temperatuur soms negatief; soms koelt het even af. Over de hele periode echter stijgt de temperatuur en die stijging neemt toe met de jaren.
  • De variaties in temperatuur hangen nauw samen met ENSO (de afwisseling tussen El Niño en La Niña) en vulkaanuitbarstingen. Iedereen die met deze datasets werkt ziet de overeenkomst.
  • Er zit een verband tussen de variabiliteit in temperatuur en de groeisnelheid in CO2
  • De variabiliteit in CO2-groeisnelheid volgt die van de temperatuur.

Dat laatste punt was blijkbaar een reden van CLINTEL om zich af te vragen of de “mainstream wetenschap” wel de juiste weg is ingeslagen. De “mainstream wetenschap” heeft de laatste 50 jaar ontrafeld hoe dit verklaard kan worden. In het kort komt het erop neer dat tijdens een El Niño de omstandigheden voor CO2-opname (fotosynthese) minder gunstig zijn en de omstandigheden voor CO2-afgifte (verrotting of bosbranden) gunstiger zijn. Daardoor ontstaat er een tijdelijke onbalans tussen de natuurlijke fluxen van CO2.

Een mooi voorbeeld is het jaar 1997 en meer recent 2015. Jaren met een sterk El Niño karakter en met enige vertraging droge omstandigheden in grote delen van de tropen. Met een paar maanden vertraging drogen ook veengebieden in met name Indonesië uit. Die dikke pakketten koolstof gaan vaak in de fik en met wederom een paar maanden vertraging is dat signaal wereldwijd waardoor we het in de CO2-data zien zoals op Mauna Loa. Bijzonder genoeg is dat ik voor meer details kan verwijzen naar het blog van Marcel Crok die me eerder de ruimte gaf om hier kennis over te delen (net als klimaatveranda).

Waarom probeert CLINTEL verwarring te zaaien op basis van iets dat al bijna 50 jaar bekend is en intussen goed begrepen is?

Inhoudelijke reactie op kritiek
Dan komen we bij de inhoudelijke reactie. Ik had kritiek geuit op een aantal grafieken en beweringen en het is lovenswaardig dat e.e.a. aangepast is. Overigens stond de versie van wetenschappelijke onderbouwing van CLINTEL waar ik kritiek op had nog prominent op de website op het moment van plaatsen van mijn kritiek (30 januari). Dit terwijl mijn kritiek op 26 januari ter inzage naar CLINTEL is gestuurd. Dat CLINTEL zegt dat ik kritiek gaf op een verouderd stuk is niet terecht.

Maar het gaat om de inhoud en het doet me deugd dat de misleidende Figuur 2c niet meer in de huidige versie voorkomt. Het doet me ook deugd dat CLINTEL nu niet meer ontkent dat er een statistisch verband tussen CO2 en temperatuur zit. Helaas blijft de tekst op dat deel wat misleidend (“even if the correlation would have been strong”). Waarom niet kwantificeren? Blijkbaar is een R2 van meer dan 0,8 geen goed verband? Dat correlatie nog geen causaal verband impliceert is duidelijk. Het punt is dat het eerder geclaimde gebrek aan correlatie in de vorige versie een causaal verband min of meer uitsluit.

Een twistpunt blijft het verschil tussen de huidige temperatuur en die van de laatste millennia. CLINTEL zegt terecht dat je moet oppassen met het koppelen van huidige datasets gebaseerd op thermometers en dus continue metingen aan de ene kant met die van proxy’s zoals boomringen of isotopen met lagere temporele en ruimtelijke resolutie aan de andere kant. Maar dat betekent niet dat je ze niet kan koppelen. Neem bijvoorbeeld de figuren 1c (proxy’s) en 1d (thermometers) uit de huidige onderbouwing. Als je de resolutie van 1d verlaagt tot die van 1c dan zie je nog steeds duidelijk dat er iets bijzonders aan de hand is tegenwoordig. Ik had gehoopt dat CLINTEL dit kritiekpunt verder zou oppakken. Zelf figuren maken of zaken kwantificeren kan enorm verhelderend werken en dit was een mooie gelegenheid geweest.

Dat gebrek aan eigen werk zie je ook terug in de figuur die CLINTEL gebruikt om aan te tonen dat de schattingen van klimaatgevoeligheid steeds lager zijn. Als je zelf naar de data kijkt ontstaat toch een ander beeld (Figuur 3), een mooi voorbeeld van het gevaar van het overnemen van grafieken van internet.

Figuur 3: Schattingen van overgangs-klimaatgevoeligheid (TCR) in de literatuur tussen 2004 en 2017 op basis van Knutti et al. (2017). Alles wijst erop dat TCR tussen de 1,0 en 2,5 graden per CO2-verdubbeling of equivalente forcering ligt. Die waardes impliceren dat de 1 graad opwarming sinds 1900 met name door de mens komt, wellicht met een steuntje in de rug van de sterker wordende zon in de eerste helft van de 20e eeuw en tegenwerking door de afnemende zon meer recentelijk.

Op het einde neemt CLINTEL een voorschot op ons volgend gesprek met een aantal hoofdzaken. Sommigen zijn hierboven reeds besproken. Ik zou aan het vijftal punten van CLINTEL nog drie andere zaken / vragen willen toevoegen:

  • Het is belangrijk om de literatuur te kennen en niet blind te varen op wat er op het internet rondzingt. CLINTEL heeft als motto om verbindend te werken maar uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat ze niet op de hoogte is van het werk van diegene met wie ze willen verbinden.
  • Wetenschappers horen zaken te kwantificeren. Termen als “veel” kunnen verwarrend werken. Zo claimt CLINTEL dat veel klimaatwetenschappers hun manifest hebben ondertekend (m.i. is dat 1 of 2% van het totaal, waarbij ik een klimaatwetenschapper definieer als iemand die een deel van het klimaatsysteem bestudeert en bevindingen in de wetenschappelijk literatuur publiceert) en ze claimt ook dat de modellen te veel opwarming geven. In dat geval is veel 30%. Dus zowel 1-2% als 30% is veel volgens CLINTEL? Waar een wetenschappelijke onderbouwing normaal gesproken wemelt van de getallen, bij CLINTEL zien we die getallen bijna alleen terug in de paginanummers.
  • Er wordt veel gebruik gemaakt van de redenatie “het klimaat verandert altijd, dus waar maken we ons zorgen om?”. Het klimaat verandert inderdaad altijd maar daar zijn redenen voor. Mijn vraag aan CLINTEL is wat de redenen zijn voor eerdere schommelingen in het klimaat en wat zou er waarschijnlijk zonder de mens gebeurd zijn met de mondiale temperatuur sinds het jaar 1950?

Als laatste sluit CLINTEL af met de persoonlijke boodschap “Een serieuze wetenschappelijke discussie voer je niet via Twitter”. Daar hebben ze natuurlijk groot gelijk in. Wetenschappelijke discussies voer je met conversaties en in de wetenschappelijke literatuur. Ik kijk uit naar de volgende conversatie.

Guido van der Werf is universiteitshoogleraar aan de Vrije Universiteit, zijn onderzoek richt zich op de wisselwerking tussen het klimaatsysteem en de mondiale koolstofcyclus.

https://klimaatveranda.nl/2020/03/17/de-wetenschappelijke-basis-van-clintel-part-ii/

RCP8.5: worst case, business as usual of foute voorspelling? (Klimaatverandering blog)

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2020/02/rcpemissions.png?w=500&h=180

Er woedt al een tijd een pittige discussie onder energie- en klimaatdeskundigen en hun volgers over de RCP-emissiescenario’s, die onder meer zijn gebruikt in het vijfde Assessment Report van het IPCC. Het gaat dan met name over het hoogste scenario, RCP8.5. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we hier te maken hebben met wat Stephan Lewandowsky ooit “seepage” noemde: een pseudosceptisch frame dat binnensijpelt in de wereld van de wetenschap. Dat pseudoscpetische frame komt er op neer dat RCP8.5 een foute voorspelling is. Dat is nonsens.

Scenario’s zijn geen voorspellingen. Er wordt juist met verschillende scenario’s gerekend omdat de menselijke keuzes grotendeels bepalend zullen zijn voor de toekomstige emissies en concentraties van broeikasgassen onvoorspelbaar zijn. Het simpele feit dat er uiteenlopende scenario’s zijn die onmogelijk allemaal uit kunnen komen zou voldoende moeten zijn om te beseffen dat ze niet bedoeld zijn als voorspelling. Maar toch blijft de suggestie van de foute voorspelling, van de overdreven pessimistische klimaatwetenschap, maar terugkomen. Het spiegelbeeld van die suggestie, dat klimaatwetenschappers veel te optimistisch zouden zijn omdat in onderzoeken ook vaak het laagste scenario RCP2.6 wordt meegenomen, zie je zelden of nooit. En dat terwijl de werkelijke emissies nog altijd een stuk dichter bij het hoogste dan bij het laagste scenario liggen, zeker als ook emissies van ontbossing worden meegenomen.

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2020/02/epe0okcuyaaqgki.jpg?w=500&h=196

Het tekent de moeite die de maatschappij en de wetenschap blijken te hebben met het benoemen van risico’s. En de gevoeligheid die er nog steeds is voor het verwijt van bangmakerij. Het is natuurlijk ook een lastige kwestie, omdat mensen zo verschillend reageren op informatie over risico’s. De communicatie hierover blijft dan ook een mijnenveld, tussen wetenschappers onderling én tussen wetenschap en maatschappij.

Zeke Hausfather en Glen Peters begaven zich deze week in dat mijnenveld, met een commentaar in Nature. Het leverde nogal tendentieuze koppen op, onder meer bij de BBC en in De Volkskrant. En hoewel Hausfather en Peters zeker een aantal zinnige punten maken, is de angst om weggezet te worden als paniekzaaier tussen de regels door wel te zien in hun stuk. Ik betwijfel of die angst een goede raadgever is.

Een belangrijk punt van Hausfather en Peters is het zorgvuldig benoemen en omschrijven van een scenario als RCP8.5. De omschrijving “business as usual” die nogal eens wordt gebruikt vinden ze niet correct. En daar hebben ze zeker een punt. Overigens hebben de ontwikkelaars van de RCP-scenario’s en het IPCC die omschrijving ook nooit gebruikt. Maar in wetenschappelijke artikelen en berichten in de media komt hij wel regelmatig voor. Vooral uit gewoonte, zo vermoed ik. “Business as usual” was in het verleden namelijk wel een voor de hand liggende benaming voor het hoogste scenario, dat uitging van de groei van emissies zonder enig klimaatbeleid. In het eerste IPCC-rapport, uit 1990, werd die benaming bijvoorbeeld gebruikt. Maar de wereld zag er destijds anders uit. Er waren nog geen internationale klimaatafspraken, laat staan dat er ook maar iets was dat op het begin van een energietransitie leek. Er was ook maar bar weinig reden om aan te nemen dat zo’n transitie zonder internationaal klimaatbeleid op gang zou komen. Een beleidsarm scenario (in het Nederlands ook wel aangeduid als “autonome ontwikkeling”) zou destijds dus naar alle waarschijnlijkheid neerkomen op de verdere ontwikkeling van een volledig op fossiele brandstof gebaseerde wereldeconomie.

Maar sindsdien is er wel het nodige gebeurd. Het klimaatverdrag van Kyoto uit 1997 was voor sommige landen al een aanzet om voorzichtig met de energietransitie te beginnen, en met het afsluiten van het klimaatakkoord van Parijs sprak de hele wereld een stevige ambitie uit. Natuurlijk valt het nog te bezien of die ook wordt waargemaakt, maar het ligt inmiddels zeker niet meer voor de hand dat “business as usual” neerkomt op een volledig fossiele economie. Er zijn zelfs mensen die menen dat de ontwikkeling naar duurzame technologie en energie inmiddels niet meer te stoppen is, dat het een autonome ontwikkeling zal zijn die ook zonder enig overheidsbeleid door zal gaan. Het “usual” in “business as usual” heeft geen eenduidige betekenis meer en dus is het geen goed idee om zo’n verwarrende term te blijven gebruiken.

Meer moeite heb ik met de suggestie van Hausfather en Peters dat RCP8.5 vaak als het meest waarschijnlijke scenario gepresenteerd zou worden. Naar mijn beste weten wordt in de wetenschappelijke literatuur, en zeker in IPCC-rapporten, geen uitspraak gedaan over welk scenario meer of minder waarschijnlijk is. Het komt wel nogal eens voor dat onderzoeken alleen het hoogste en laagste emissiescenario laten zien, maar dat is best logisch: op die manier krijgt men een beeld van de hele bandbreedte aan mogelijk uitkomsten. Om in te zien dat andere scenario’s tussen die uitersten liggen hoef je ze niet noodzakelijk expliciet mee te nemen.

En als een onderzoek alleen het hoogste scenario bekijkt betekent dat nog niet dat men dat scenario ook tot het meest waarschijnlijke uitroept. Er kunnen andere legitieme redenen voor zijn. Wetenschappelijk gezien kan het simpelweg interessant zijn om het effect van een ingrijpende verandering door te rekenen. Neem, ter vergelijking, het voorbeeld van een productontwikkelaar die een nieuw additief voor, pak ‘m beet, een wasmiddel onderzoekt. Bij de eerste experimenten zal zo iemand een flinke dosis toevoegen, om daarmee direct een duidelijk beeld te krijgen van het effect. Bij een lage dosis beginnen is niet handig, want dan weet je nog niks als er geen effect te zien is. Dat klimaatonderzoekers regelmatig eenzelfde benadering kiezen voor modelexperimenten is alleen maar logisch: zo kunnen ze in één keer zien of een verwacht effect zich voor zou kunnen doen. Aanvullend onderzoek kan vervolgens eventueel meer de nuances opzoeken. Dat heeft niets met overdrijving of pessimisme te maken. Zo’n onderzoek een beetje handig presenteren is dan natuurlijk wel belangrijk.

De onderliggende boodschap van Hausfather en Peters lijkt te zijn dat scenario’s realistischer moeten zijn. Ik heb daar mijn twijfels over. Omdat daarmee in mijn ogen de grens tussen voorspelling en scenario vervaagt. Dat zou de verwarring juist in de hand kunnen werken. Het is ook maar de vraag of toekomstige emissies en concentraties wel zo voorspelbaar zijn als Hausfather en Peters lijken te denken. Dat is een kanttekening die ook Michael Mann maakt. Daarbij wijst hij op nog een belangrijk punt: de C in RCP staat voor “concentration”. Hoeveel de CO2-concentratie nog zal stijgen hangt niet alleen af van onze emissies, maar ook van mogelijke terugkoppelingen in de koolstofcyclus. Denk aan CO2 die vrijkomt bij bosbranden, of bij het ontdooien van permafrost.

Vanuit de risico-benadering is het belangrijk om de volledige bandbreedte aan mogelijke uitkomsten te onderzoeken en niet alleen wat, al dan niet terecht, als meest waarschijnlijke uitkomst wordt gezien. En in een risico-analyse wegen juist de worst-case scenario’s zwaar.

Het enige onontkoombare feit in deze discussie blijft dat niemand met zekerheid kan zeggen hoe emissies en concentraties in de toekomst zullen verlopen. De mens is op dit moment de meest onvoorspelbare factor in het klimaat, en dat zullen we nog wel een tijdje blijven.

https://klimaatveranda.nl/2020/02/02/rcp8-5-worst-case-business-as-usual-of-foute-voorspelling/

Wat zit er achter onze wereld in brand? (Stop de Bankiers)

De problemen die continenten, landen en hoofdsteden uit elkaar trekken, lijken dus te groeien, aanhoudend en misschien zelfs onoplosbaar. Toen de bosbranden in Californië uitbraken over de Gouden Staat, waren er veel oorzaken. Nalatigheid door kampeerders. Vallende hoogspanningsleidingen. Brandstichting. Een uitgedroogd land. Klimaatverandering. Verzuim om bossen te beheren, bomen te snoeien en puin te ruimen, waardoor brandstof voor brand wordt […]

Het bericht Wat zit er achter onze wereld in brand? verscheen eerst op Stop de Bankiers.

https://www.stopdebankiers.com/wat-zit-er-achter-onze-wereld-in-brand/

Californië wordt heter en droger – en dan is één vonk genoeg (Klimaatverandering blog)

Gastblog van Rolf Schuttenhelm

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2019/11/californische-bosbrand-2013.jpg?w=500&h=281

Foto van een bosbrand bij Yosemite National Park in 2013. De grootste brand van dat jaar is de tot nog toe zesde meest omvangrijke bosbrand in Californië – overtroffen door onder andere branden in 2018 en 2019 – en begon uit een kampvuurtje van een jager. De grootste bosbrand van 2018 valt te herleiden tot een vonk van een hamer op een ijzeren paal. En dit jaar worden de elektriciteitskabels genoemd. Maar valt daarmee te verklaren dat het aantal bosbranden nu gemiddeld acht keer zo groot is als in de jaren 70? Een vonk richt weinig uit als die op een vochtige bosbodem valt (het werkelijke ‘geheim van de Finnen’). Bron afbeelding: US Department of Agriculture.

De Amerikaanse staat Californië wordt momenteel weer geteisterd door uitzonderlijke felle bosbranden. Maar waren Californische bosbranden vorig jaar niet ook groot nieuws? En de jaren ervoor? Is er sprake een toename, en zo ja, wat is de oorzaak?

Ja, inderdaad zijn er nu twee jaren op rij waarin grote delen van de Californische bossen in rook opgaan – en ook over een wat grotere tijdschaal nemen de bosbranden in Californië toe. Het jaarlijks verbrande gebied is nu vijf keer zo groot als in de jaren 70, met tussen 1972 en 2018 een achtvoudige toename in zomerse bosbranden. De huidige bosbranden niet meegerekend, hebben 12 van de 15 grootste Californische branden plaatsgevonden sinds het jaar 2000.

In de zoektocht naar de oorzaken van de natuurbranden komt al gauw een afkorting naar boven: PG&E. Dat staat voor Pacific Gas & Energy, een energiebedrijf dat verantwoordelijk is voor een deel van de elektriciteitskabels die door de Californische bossen lopen, waar vaak de term ‘utilities’ voor wordt gebruikt. Omdat PG&E deze infrastructuur slecht zou onderhouden, kunnen boomtakken de bedradingen raken, waardoor vonken overspringen en branden ontstaan.

Trump: de Finnen harken hun bossen, en hebben geen last van branden

Daarbij kun je je afvragen wat dan specifiek het probleem is: de elektriciteitskabel, de boom – of misschien een onderliggende factor. En zo komt ook de politieke verdeeldheid in de VS naar boven. Vorig jaar gooide president Trump de knuppel in het hoenderhok, toen hij een verbrand dorp bezocht en zei dat de toename van de branden niet door klimaatverandering komt, maar door ‘slecht bosbeheer’.

Volgens Trump gaat het om de bosbodems, die je moet opruimen. Hij verwijst daarbij naar een gesprek met de president van Finland, waar ze veel tijd zouden besteden aan het harken van de bosbodems – en niet zo veel branden hebben.

Trump heeft ook bij de huidige branden herhaald dat het probleem de bosbodems zijn, die moeten worden schoongemaakt. Zo lang dit niet gebeurt hoeft de (Democratische) gourverneur van de staat niet te rekenen op financiële ondersteuning in de bestrijding van de branden (ook al is het merendeel van de Californische bossen officieel in beheer van de federale overheid). In conservatieve media gaat het vaak nog een stap verder – daar wordt onder andere gesteld dat de bosbranden de schuld zijn van milieubeschermers, die houthakkers hebben verdreven.

In deze media is verhoudingsgewijs weinig aandacht voor berichten van bijvoorbeeld de bossendienst van het Amerikaanse landbouwministerie en de National Oceanic and Atmospheric Administration (NOAA), die samen met veel andere wetenschappers óók kijken naar de onderliggende oorzaken van de toename in bosbranden.

Klimaatverandering is een van de oorzaken van de bosbranden

Terwijl uit dat onderzoek op zich een genuanceerd beeld naar boven komt, dat de New York Times samenvat in een artikel met de veelzeggende titel “Are wildfires caused by utilities or climate change? Yes” – beide oorzaken voor de bosbranden bestaan naast elkaar. Het slechte onderhoud van elektriciteitskabels is een factor, net als klimaatverandering: de Californische bossen worden niet alleen warmer, maar ook droger. En dan heeft een vonk van een elektriciteitskabel of een hamer op een ijzeren paal een aanzienlijk groter effect.

Hoe groot is dan die rol van klimaatverandering? Volgens de US National Climate Assessment van 2018 verklaart klimaatverandering ongeveer de helft van de toename van bosbranden in het westen van de VS, zoals onderstaande grafiek illustreert:

https://klimaatverandering.files.wordpress.com/2019/11/nca2018_figure25_4.png?w=500&h=255

Cumulatief verbrand bosoppervlak in het westen van de VS in de periode 1984 -2015 en de invloed daarop van klimaatverandering. Bron: U.S. Global Change Research Program, Fourth National Climate Assessment.

En afgelopen zomer verscheen een studie onder leiding van het Lamont-Doherty aardobservatorium van de Columbia Universiteit die het mechanisme toelicht. Ze beschrijven dat het warme seizoen in Californië sinds het begin van de jaren 70 gemiddeld 1,4 graden warmer is geworden – een opwarming die het gevolg is van de mondiale klimaatverandering.

Dit heeft volgens de onderzoekers geleid tot een significante stijging van het ‘dampdruktekort’ – warmere lucht kan meer vocht opnemen, waardoor de bladeren van planten meer water verliezen via verdamping en dus ook meer vocht moeten opnemen via hun wortels.

Als gevolg is het hele bossysteem, inclusief de bodems, tegenwoordig structureel droger. En dan is soms een enkele vonk genoeg. Het Californische bosbrandprobleem is daarmee ook bepaald niet voorbij. Volgens deze onderzoekers bestaat in de Californische zomer een exponentieel verband tussen het bosbrandoppervlak en het dampdruktekort. Dat belooft weinig verbetering naarmate de temperatuurstijging doorzet en het vochttekort toeneemt.

Updated animation showing the shift towards hotter & drier conditions in California, and the tendency for the worst wildfires to occur in the hottest and driest years.

2019 has been wetter and less warm than most recent years. #CaliforniaFires pic.twitter.com/oIbqcQ7Xmu

— Robert Rohde (@RARohde) November 7, 2019

En wereldwijd? Daar wordt het nog iets complexer, omdat er altijd veel meer factoren meespelen. Zo nemen Afrikaanse savannebranden af door… de afname van savanne-oppervlak (door de toename van landbouwgronden). Branden op de taiga hebben een relatief sterke relatie met de mondiale opwarming, en zijn er mede verantwoordelijk voor dat 2019 op weg is het grootste brandjaar te worden sinds 1998 (toen een krachtige El Niño onder andere aanleiding gaf tot grootschalige bosbranden op Borneo en Sumatra) – zo meldde het KNMI vorige maand in een speciaal bericht over de complexe bosbrandtrend.

Australië: na een extra heet jaar blijft de regen op afstand

En daar komen nu de felle branden in het oosten van Australië nog bovenop. Ook die hebben vaak een relatie met El Niño, maar daar is nu officieel geen sprake van. Maar als je kijkt naar de actuele zeewatertemperatuurafwijkingen valt wel een lokaal patroon op dat er een beetje op lijkt: het water in de Koraalzee is iets frisser dan normaal.

Dat bevordert de opbouw van hoge luchtdruk, waardoor de moessonregens, die normaal gesproken medio november bij de Australische noordkust arriveren, voorlopig boven Nieuw-Guinea blijven hangen. Zo wordt het droge seizoen langer, terwijl het door recente hitterecords ook intenser is. Die eerste factor is natuurlijk, de tweede niet. Zo hebben bosbranden wel vaker een mengeling van oorzaken, waaronder een tamelijk grote elephant in the room. Nee, niet die hark. Hitte.

https://klimaatverandering.wordpress.com/2019/11/10/californie-wordt-heter-en-droger-en-dan-is-een-vonk-genoeg/

Braziliaanse MMA-legende bedreigt Macron (Stop de Bankiers)

De Braziliaanse MMA-legende en toeristisch ambassadeur Renzo Gracie noemt de Franse president Emmanuel Macron “een clown” en dreigt hem te wurgen. De Braziliaanse president Jair Bolsonaro ging onlangs in de clinch met de Franse president Emmanuel Macron. Naar aanleiding van de bosbranden in het Amazonewoud beschuldigde Macron Bolsonaro ervan dat hij zijn verplichtingen ten aanzien van het milieu niet nakwam. Niet veel later spotte […]

Het bericht Braziliaanse MMA-legende bedreigt Macron verscheen eerst op Stop de Bankiers.

https://www.stopdebankiers.com/braziliaanse-mma-legende-bedreigt-macron/