Het landschap (ont)roert en roert zich, niets is voor eeuwig (Brabant Cultureel)

Een fototentoonstelling bij Pennings Foundation in Eindhoven werd geopend en vervolgens door de lockdown meteen weer gesloten. Hopelijk kunnen de deuren binnenkort alsnog open, want de oude en nieuwe landschapsfoto’s in de huidige expositie zijn mooi en nodigen uit tot reflecteren. En dat in een tijd waarin diezelfde lockdown steeds meer mensen op pad doet gaan in de eigen directe omgeving.

door Lauran Toorians

Weinig lijkt objectiever dan landschap. We kijken ernaar, lopen erin rond en leven ermee. Het lijkt het fysieke decor waartegen ons bestaan zich afspeelt. Maar klopt dat wel? Dat die fysieke omgeving objectief en tastbaar is, staat vast. Maar wat wij ervaren als ‘landschap’ is veel minder objectief en bevindt zich in hoge mate tussen onze oren. Een doorsnee hondenbezitter kijkt heel anders naar een boom in een park dan een ecoloog of een bosbouwer, een agrariër ervaart zijn weide anders dan de amateurschilder die er zijn ezel voor uitpakt, of de detectoramateur die droomt er een schat in te vinden. Voor een wegenbouwer is een viaduct of een klaverblad een kunstwerk en een vervallen industriecomplex is voor de één een puinhoop en voor een ander een terrein vol mogelijkheden en esthetische kwaliteiten. En al die zaken kunnen worden benoemd als landschap.

https://www.brabantcultureel.nl/wordpress/wp-content/uploads/2021/03/BC_LT_NA_heide_versus_snelweg-716x1024.jpg

Strabrechtse Heide 1958 en de net aangelegde A67 bij Geldrop. Collage van Noud Aartsen. Meestal voorzag Aartsen zijn foto’s van commentaar op de achterzijde. Daar is ook nog te lezen: ‘vroeger verbinding tussen dorpen nu verbinding tussen steden en landen’. > Brabant-Collectie (Tilburg University)

Landschap, kortom, is vooral iets in het oog van de waarnemer. Het begrip komt dan ook in eerste instantie uit de schilderkunst, is een belangrijke rol gaan spelen in de fotografie en werd daarmee iets wat je kunt vastleggen. En dus objectiveren. Die achtergrond in de beeldende kunst zorgt er ook nog steeds voor dat we landschap bekijken en beoordelen door een ‘esthetische bril’. Landschap hoort mooi te zijn en als het dat niet is, is het verprutst.

Vuilnisbelt

Dit idee van landschap draagt in zich dat het de blik op onze leefomgeving vertroebelt. De esthetische blik werkt namelijk in twee richtingen. Natuurlijk is het prettig wonen in een omgeving die we als mooi of aangenaam ervaren. Maar het is ook erg menselijk om ons thuis (en prettig) te voelen in de omgeving waarin we opgroeien. Wie tussen de bergen opgroeit, wordt al snel akelig als de horizon echt aan de horizon blijkt te liggen en omgekeerd voelt een polderjongen (of een woestijnbewoner) zich al snel opgesloten wanneer hij (of zij) niet ongehinderd in de verte kan staren. Wie uit een bosrijke omgeving komt, denkt dat dit zo hoort, en wie opgroeide naast een vuilnisbelt wil brandend rubber ruiken. Er is simpelweg geen ‘hoe het hoort’ en voor wie het wil zien, ligt er schoonheid in alles.

Er is simpelweg geen ‘hoe het hoort’ en voor wie het wil zien, ligt er schoonheid in alles

Toch geldt in de beleving van landschap sterker dan elders het aforisme van de dichter J.C. Bloem: ‘Iedere verandering is een verslechtering, zelfs een verbetering.’ Allemaal kennen we het gevoel dat de omgeving waarin we opgroeiden – of het nu in de stad was of op het platteland – verloren is gegaan en dat de wereld daardoor een stukje armer is geworden. Op de terreinen waar we speelden staat een inmiddels gedateerde nieuwbouwwijk, wegen en paden die we volgden zijn afgesneden door snelwegen of helemaal verdwenen, het schoolgebouw kreeg een andere functie en iets in ons zegt dat dit een teloorgang is. ‘Waar is de sneeuw van vorig jaar’, verzuchtte François Villon in de vijftiende eeuw, en al rond 1200 vroeg de minnezanger Walther von der Vogelweide zich al vertwijfeld af waar toch de bossen waren gebleven waarin hij als jongeling had rondgezworven. Het begrip ‘landschap’ bestond toen nog niet, maar het gevoel van teloorgang dus wel.

https://www.brabantcultureel.nl/wordpress/wp-content/uploads/2021/03/BC_LT_NA_na-de-ruilverkaveling-1.jpg

Ruilverkavelingswerkzaamheden in de Vleutse Kampen. Noud Aartsen, 1972 > Brabant-Collectie (Tilburg University)

In Noord-Brabant leefde dit gevoel bij een flink aantal mensen sterk op in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Ruilverkavelingen kwamen in Nederland al veel eerder voor, maar toen gingen grote delen van Noord-Brabant op de schop met als doel de landbouw te ‘rationaliseren’. Kleine, verspreid liggende perceeltjes waren niet geschikt voor de beoogde mechanisering en schaalvergroting in de landbouw. Beken werden gekanaliseerd en de landkaart werd letterlijk opnieuw getekend, strak en functioneel. Verzet werd gezien als emotioneel en dus niet steekhoudend en enkelingen zoals de ecoloog en auteur Willem Iven (1933-2009) vochten tegen de bierkaai. Zij kregen later in veel opzichten wel gelijk en het is het vermelden waard dat Iven met zijn boek Lind dè is de sgonste plats. Natuur en landschap van Leende, een Oost-Brabants dorp uit 1974 aan de basis stond van het soort beschrijvingen dat nu wat modieus ‘landschapsbiografie’ heet.

https://www.brabantcultureel.nl/wordpress/wp-content/uploads/2021/03/BC_LT_Willem-Iven.jpg

Willem Iven en de uitgave ‘lind dè is de sponste plats’.

Vooruitgang

Ook kunstenaars kwamen in het verweer en Noud Aartsen (1932-2010) is zeker de bekendste van de fotografen die vastlegde wat hij zag veranderen en verdwijnen. Hij deed dat in Best en omgeving, waar hij opgroeide. Zeker bij de contrasterende foto’s – voor en na de ruilverkaveling – valt het gemakkelijk om het aforisme van Bloem te herhalen. Het werd er niet mooier op. Maar daar zullen de landbouwconsulent, de Boerenleenbank en hopelijk de boer toen toch zeker anders over hebben gedacht. Zij zagen vooruitgang en ‘mooi’ was voor stadsmensen, daar betaalde de boer zijn lening niet mee af. Ook objectief gezien zijn een verharde toegangsweg naar het erf, aansluiting op de riolering en ‘gas, water en licht’ natuurlijk vooruitgang. Het lijkt nu vanzelfsprekend, maar gebeurde op meerdere plaatsen amper een halve eeuw geleden pas.

https://www.brabantcultureel.nl/wordpress/wp-content/uploads/2021/03/BC_LT_NA_gesloopte-boerderij.jpg

Noud Aartsen: ‘Geldrop bouwt in Molenheide (grensde vroeger aan Strabrechtse heide) nu afgescheiden door autobaan!’ Op een andere foto met een afgebroken boerderij: ‘Geen toekomst meer voor kleine boeren. Einde van de kleine hei boerkes! Biobedrijven komen in de plaats’. > Brabant-Collectie (Tilburg University)

Het werk van Aartsen en andere landschapsfotografen (en schilders) drukt niet alleen (jeugd)sentiment uit. Wat steeds een rol lijkt te spelen, is een gevoel dat zegt dat de wereld zoals je die als kind leerde kennen altijd zo was geweest. Sinds ‘mensenheugenis’. En nu wordt dat moois ingeruild voor iets anders dat niet zo vertrouwd is. Maar dat idee klopt niet en zelfs de geciteerde middeleeuwers realiseerden zich dat al. Verandering is van alle tijden. Waar wij nu denken in een bosrijke provincie te leven, laten topografische kaarten uit eind negentiende eeuw zien dat er in diezelfde provincie toen nauwelijks bos was te vinden. Die bossen van ons zijn niet van de eeuwigheid, die zijn nieuw en grotendeels aangeplant voor de houtproductie. Niks mooi, niks natuur, gewoon rationele productie. Veel ervan werd nooit geoogst en wie weet zijn de alom uitbreidende boomkwekerijen van tegenwoordig wel de bossen van onze kleinkinderen (‘boompje groot, plantertje dood’).

Ook de uitgestrekte heidegebieden die in zand-Brabant ooit domineerden waren een product van menselijk ingrijpen

Menselijke ingrepen in het landschap zijn al zeker zo oud als de landbouw en vaak blijken van die ingrepen de voordelen op de korte termijn funest in de lange duur. Een mooi voorbeeld is de teloorgang van de grootste polder ooit in het Nederlandse rivierengebied, de Grote Waard. Nu zeshonderd jaar geleden ging die bij de Sint-Elisabethsvloed van 1421 verloren. Het resultaat werd later de Biesbosch, een natuurparel die daarmee dus teruggaat op een natuurramp die voor een fors deel was te wijten aan menselijk handelen. Polderen leidt tot bodemdaling – een bijzonder actueel probleem – gebrekkig toezicht op het onderhoud van die Grote Waard droeg bij aan doorbreken van de dijken. Maar ook de uitgestrekte heidegebieden die in zand-Brabant domineerden voordat de productiebossen kwamen, waren een product van menselijk ingrijpen. Zonder schapen geen heide. Wie heidelandschappen wil behouden doet dat nu onder het mom van natuurbeheer, maar doet dus feitelijk aan het onderhoud van cultureel erfgoed dat beter landschapsbeheer kan heten. We houden met de Kampina, Strabrechtse en Kalmthoutse Heide cultuurgoed in stand. Ecologisch bijzonder waardevol, maar minstens zozeer cultuur als natuur.

https://www.brabantcultureel.nl/wordpress/wp-content/uploads/2021/03/BC_LT_LJAD-Creyghton-Kampina_Bosven_2011-1024x369.jpg

L.J.A.D. Creyghton, De ochtendzon over de net gebluste heidebrand op de Kampina, 2011

Passanten

Dit maakt ook duidelijk dat er geen absoluut ideaalbeeld bestaat. We kunnen het landschap niet terugbrengen naar een ideaalbeeld dat nooit echt heeft bestaan. Het moet gaan om ecologische en esthetische (belevings)waarden nu en in de nabije toekomst die we kunnen overzien. Aandacht voor wat in dat landschap herinnert aan het verleden is geen slechte zaak. Voor zover niet volledig schoongeveegd door ruilverkaveling of nieuwbouwprojecten bevat onze omgeving allerlei resten uit en herinneringen aan het verleden, van grafheuvels uit de prehistorie tot tastbare herinneringen uit de Tweede Wereldoorlog of nog jonger. Die elementen zijn waardevol. Enerzijds omdat ze ons verbinden met dat verleden van onze eigen leefomgeving en ons ervan bewust maken dat ook wij passanten zijn, en anderzijds – meer objectief – als historische bronnen die we lang nog niet allemaal uitputtend hebben ‘gelezen’ en geanalyseerd. Als kennisdragers. En die twee, de ervaring en het rationele begrip zijn nauw met elkaar verbonden.

https://www.brabantcultureel.nl/wordpress/wp-content/uploads/2021/03/BC_LT_NA_beek_De-Baest.jpg

Klassiek beekdalgezicht: de Reusel in 1982 bij Lage Mierde. Noud Aartsen > Brabant-Collectie (Tilburg University)

https://www.brabantcultureel.nl/wordpress/wp-content/uploads/2021/03/BC_LT_NA_Beerze-bij-Oirschot-richting-Spoordonk_1981.jpg

‘Genormaliseerd’ beekdalgezicht: de gekanaliseerde Beerze bij Oirschot, 1981 Noud Aartsen > Brabant-Collectie (Tilburg University)

https://www.brabantcultureel.nl/wordpress/wp-content/uploads/2021/03/BC_LT_Karel-Tomei-reconstructie-Beerze-bij-Oirschot-1998.jpg

Karel Tomeï, reconstructie (het weer meanderend maken van de eerder gekanaliseerde) Beerze bij Oirschot in 1998

Martien Coppens (1908-1986) fotografeerde nog vooral met een esthetische blik, maar zijn foto’s zijn inmiddels ook historische documenten. Noud Aartsen wilde ook vooral laten zien wat er aan moois verloren ging en zal deels ook uit frustratie daarover hebben gefotografeerd. Net als Willem Iven maakte hij nog net mee dat hij gelijk kreeg. Lang niet elke verandering is een verbetering gebleken en steeds meer beken mogen weer meanderen. Ook Karel Tomeï (1941) is zo’n fotograaf die al decennia lang als ‘luchtfotograaf’ vastlegt hoe Nederland verandert. Andere fotografen richten zich meer specifiek op de esthetiek van natuur en landschap en laten zien hoe mooi onze omgeving is. Door corona ontdekken steeds meer mensen dat en ook zij zullen bij veel situaties gaan denken dat elke verandering een verslechtering is.

Gemankeerd

Op 13 december 2020 vond bij Pennings Foundation in Eindhoven de opening plaats van de expositie Weemoed en werkelijkheid in Het Groene Woud. Een fototentoonstelling met werk van Coppens, Aartsen en Tomeï, maar ook van natuurfotograaf James van Leuven, L.J.A.D. Creyghton en beeldend kunstenaars als Paul Bogaers, Margriet Luyten, Noortje Haegens, Iris Hartman, Anke van Iersel en Marc Mulders. Van Piet den Blanken zouden in de eerste opzet foto’s te zien zijn van de ‘verdozing’ van het landschap die hij recent maakte voor een reportage in Brabant Cultureel. Kort voor de opening van de tentoonstelling koos hij alsnog voor meer traditionele landschapsfoto’s in zwart-wit. Ontegenzeglijk mooi, maar in het geheel van Weemoed en werkelijkheid had hij met de verdozing juist voor een welkome confrontatie met een andere werkelijkheid kunnen zorgen. Het moeten toch nogal gemankeerde architecten zijn die van dergelijke enorme bedrijfshallen de schoonheid zien. Overigens zijn er wel foto’s van dergelijke bedrijfshallen, megastallen en kassencomplexen te zien van James van Leuven.

https://www.brabantcultureel.nl/wordpress/wp-content/uploads/2021/03/BC_LT_James-van-Leuven-Westfields-verdozing-Oirschot.jpg

James van Leuven, Distributiecentrum Westfields, Oirschot / Eindhoven, 10 januari 2020

https://www.brabantcultureel.nl/wordpress/wp-content/uploads/2021/03/BC_LT_JvL_James-van-Leuven-Oirschot-mest-opslag-megastallen.jpg

James van Leuven, Mestopslag bij varkensbedrijf, Oirschot / Spoordonk (Broekstraat), 30 december 2019

Op dinsdag 15 december 2020 ging in Nederland de strengste lockdown tot dan toe in en aangezien Pennings Foundation op maandag (en dinsdag) is gesloten, heeft buiten het gezelschap dat aanwezig was bij de opening niemand deze boeiende tentoonstelling kunnen zien. Die is nu wel verlengd tot en met 8 mei, dus hopelijk komen er betere tijden en kunnen de deuren alsnog open. Dan is het beslist de moeite om dit geheel van historische foto’s uit de Brabant-Collectie en recent werk te zien. Het is een expositie die tot nadenken stemt, en tot het besef kan leiden dat onze leefomgeving misschien niet altijd een kunstwerk is, maar wel cultuur.

https://www.brabantcultureel.nl/wordpress/wp-content/uploads/2021/03/BC_LT_blik-in-expo-Martien-Coppens-foto-Paul-Slot.jpg

Foto’s van Martien Coppens van begin jaren dertig tot eind jaren vijftig uit de Brabant-Collectie (Tilburg University) in de expositie bij Pennings Foundation. Foto > Paul Slot

https://www.brabantcultureel.nl/wordpress/wp-content/uploads/2021/03/BC_LT_collagewand-foto-Paul-Slot.jpg

Een collagewand in de expositie met foto’s van begin 20ste eeuw tot heden geeft de verschillende belangen en het veranderende landschap in Het Groene Woud weer. Foto > Paul Slot

www.penningsfoundation.com

Onderzoek
Landschapsgeschiedenis is een vak dat sinds enige tijd op eigen benen staat, maar dat door historici nog te weinig bij hun onderzoek wordt betrokken. De oorsprong ervan ligt – misschien ironisch – deels bij de grote ruilverkavelingen uit de jaren zestig en zeventig en langzaam groeide het besef dat het beschreven verleden ook een rol zou kunnen spelen bij de nieuwe inrichting. Bij dit alles groeide het besef dat de ontwikkeling van landschappen en de historische geografie ook om zichzelf het bestuderen waard zijn. Hans Renes is een van de hoogleraren die zich hier sterk voor maakten en die het vak zijn huidige gezicht hebben gegeven. Hij werkte ook in Noord-Brabant en vooral zijn boek West-Brabant, een cultuurhistorisch landschapsonderzoek (1985) verdient op dat vlak vermelding. Onlangs ging hij met emeritaat, waarbij hij een vriendenboek kreeg aangeboden waarin ook Noord-Brabant in enkele artikelen aan bod komt: Jaap Evert Abrahamse e.a. (red.) Het landschap beschreven. Hilversum: Verloren 2021, 336 pp., ISBN 9789087048730, pb., € 29,00 (www.verloren.nl).

Lees ook op Brabant Cultureel:
‘Denkend aan Brabant zie ik eindeloze rijen dozen in het landschap staan’

Monografie Noud Aartsen toont aan dat hij wilde vastleggen voordat het te laat was


Lees op Cubra over Willem Iven

© Brabant Cultureel 2021

https://www.brabantcultureel.nl/2021/03/18/het-landschap-ontroert-en-roert-zich-niets-is-voor-eeuwig/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-landschap-ontroert-en-roert-zich-niets-is-voor-eeuwig

De Vijftien Tekenen van de Eindtijd (Neerlandistiek)

Oude Folklore in het Oudfries, deel 5

https://i1.wp.com/www.neerlandistiek.nl/wp-content/uploads/2020/05/Sterken-Aldfrysk-5.jpg?resize=548%2C549&ssl=1

Schildering van het Laatste Oordeel in de kerk van Uithuizen (in de provincie Groningen, vroeger onderdeel van het Grote Friesland). Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Door Arjan Sterken

De wereld staat in brand. Een paar maanden geleden was dat nog letterlijk zo, toen Australië kampte met één van de hevigste bosbranden sinds de opgetekende geschiedenis. Eerder in 2020 dreigde de Derde Wereldoorlog, en vanaf maart raast er een nieuwe pest over de wereld. Ondertussen dreigen nieuwe economische recessies, en ook de klimaatproblematiek moeten we niet vergeten. Dit plaagt het laaggelegen Nederland, waar ook het vroegere gebied van het Grote Friesland weer opgeslokt kan worden door die wilda witzinges sees flod, zoals al zo vaak gebeurde in het verleden. Sterker nog, tegenwoordig kampen vroegere koloniën van de Friezen met dit probleem: de Noord-Duitse Waddeneilanden, die door de Friezen in de 7e of 8e eeuw gekolonialiseerd zijn (Bremmer 2009, p. 6), worden op natuurlijke wijze 2,5 millimeter per jaar opgehoogd, terwijl de zeespiegel van de zee met 4,5 millimeter per jaar stijgt (“Veertig keer per jaar stroomt het water over de kwelder in de Duitse wadden,” Volkskrant bijlage Boeken & Wetenschap, 28 maart 2020). Het Grote Friesland is al in de 15e eeuw verdwenen, maar nu nadert het einde ook voor hun nazaten.

De oude Friezen waren echter niet zo bezig met het einde der tijden. Heel soms noemen ze de zogenaamde ‘Jongste Dag’, of het Laatste Oordeel, waarop Christus terugkomt om het Nieuwe Jeruzalem in te luiden en over ieder mens te oordelen, zoals in het Rudolfsboek (in Jus Municipale Frisonum) (Buma en Ebel 1977, p. 376-377). Deze Jongste Dag is ook het onderwerp van één tekst, de Vijftien Tekenen van de Jongste Dag, alleen te vinden in het Eerste Rustringer Handschrift (Buma en Ebel 1963, p. 90-95). Het is geen unieke tekst: vergelijkbare teksten zijn vrij populair vanaf de 11e eeuw in allerlei talen (Giliberto 2007, p. 129-130). De tekst wordt als eerst gevonden in de Latijnse tekst Epistola de die iudicii van Peter Damian in 1062 (p. 133), maar de ultieme oorsprong is onbekend (p. 132). De tekst zelf geeft aan dat het van sint Hiëronymus (of Jeroen) afkomstig is, maar een vergelijkbare tekst is niet gevonden in sint Jeroen’s oeuvre (p. 135). De versie in het Eerste Rustringer Handschrift zelf is terug te voeren op een Oudengelse homilie die valselijk wordt toegeschreven aan sint Beda (p. 130).

De eerste vijf tekenen van de eindtijd in deze tekst gaan over water, wat begrijpelijk is als men bedenkt hoe het Grote Friesland met het water leefde. Elk teken vindt plaats op één dag, en op de eerste dag stijgt het water veertig vadem. Wat de precieze maat voor een vadem is, is onduidelijk. In het zuiden van Europa vinden we afmetingen van rond de 1,6 meter, en in het noorden vaker 1,8 meter. Deze muur van water, die boua alle bergon uitkomt, is dus iets van 64 of 72 meter hoog. Voor Friesland, Groningen, en Ostfriesland is dat inderdaad wel hoog genoeg om alles te bedekken. Alleen de Martinitoren in Groningen Stad komt daar bovenuit, maar goed, Stad werd ook vaak niet echt meegerekend tot het Friese gebied. En, wellicht tot opluchting van de meeste Groningers, zal het nieuwe Forum wel helemaal onder water komen te staan. Helaas geldt dat ook voor de Noord-Duitse Waddeneilanden, die nu wel met iets meer dan 4,5 millimeter zeespiegelstijging rekening moeten houden.

Op de tweede dag daalt het water weer naar het normale niveau, maar niet voor lang. Op de derde dag valt al het water weg. Of, beter gezegd, zo diep thet se nen age bisia ne mi (dat het door geen oog kan worden gezien). Dit is desastreus voor de vissen, die zich op de vierde dag verzamelen en hun klaagzang schreien. Niemand hoort dit (zoals ook mensen goed kunnen zijn in het negeren van ecologische rampen), behalve God. Het is een beetje verwarrend hoe dit nou precies werkt: zijn die vissen nou helemaal van de bodem van de wereld naar boven geklommen, om daar hun klaagzang tot dovemans-oren te richten? Volgens Giliberto is dit een fout van de kopiist: in andere versies van de tekst zinkt het water eerst uit zicht, en de volgende dag herstelt het zich weer naar het normale niveau (2007, p. 137-138). Dit is veel logischer, ook als je meeneemt dat het water op de vijfde dag in de hens vliegt, fon asta there wralde to westa there wralde (van het oosten van de wereld tot het westen van de wereld).

Goed, nu we het water hebben gehad, wordt vervolgens het land geteisterd. Op de zesde dag worden alle gewassen op aarde bedekt door een bloedachtige dauw. Mocht het water je nog niet gealameerd hebben, dan hoop ik dat dit toch zeker het teken is dat er iets vreemds aan de hand is. Hierna wordt het niet veel beter. Op de zevende dag storten alle gebouwen fon asta there wralde to westa there wralde in, en op de achtste dag alle bergen. Als dat nog niet genoeg schade is volgt op de negende dag de grootste aardbeving die de wereld ooit heeft gekend. Wordt Groningen, dat ooit tot het Grote Friesland behoorde, hierop al voorbereid? Hoe het ook zij, deze vernietiging was noodzakelijk, want op de tiende dag brengt God de wereld terug naar de status waarop deze geschapen is. Wat dat precies betekent is mij niet helemaal duidelijk: is het een woestenij van lege wateren waarover God met zijn geest zweeft, zoals in Genesis 1:2? Hoe dan ook, pas nu begint de mensheid in paniek te raken. Op grote rampen reageert men kennelijk pas laat, net zoals op de Covid-19 pandemie. Op de elfde dag gebeurt wat men ook in elke apocalyptische film ziet: de mensen keren zich tegen elkaar en verliezen door de paniek hun taalgebruik. Gelukkig zijn we nog niet zo ver, hoewel Trump’s praktisering van het taalvermogen misschien een voorloper is van deze symptomen.

Veel tijd om hierop te mediteren hebben we niet. Op de twaalfde dag worden alle beenderen van de wereld op één plaats bijeengebracht, en op de dertiende dag vallen dan ook nog eens alle sterren uit de hemel. Gelukkig hoeven we niet lang te lijden in deze duistere, lege wereld, want op de veertiende dag zullen we allemaal sterven, om daarna op te staan met alle andere doden voor het Laatste Oordeel. Volgens Giliberto worden in de Latijnse bronnen de twaalfde en dertiende dag vaak omgedraaid: eerst vallen alle sterren uit de hemel, waarna alle botten zich op één plek verzamelen (2007, p. 138). Ik vraag me af of het niet logischer zou zijn geweest als de volgorde anders was geweest: eerst vallen de sterren uit de hemel, waarna iedereen sterft. Daarna worden alle botten op één plek verzameld zodat de Heropstanding een soort festival wordt: iedereen bij elkaar voor een laatste feest voordat Christus mith alle sine anglon and mith alle sine heligon (met al zijn engelen en al zijn heiligen) het Laatste Oordeel komt brengen op de vijftiende en laatste dag. Op deze laatste dag zal de hele wereld trillen alsa thet espene laf (als populierenbladeren, vgl. als een espenblad), die volgens legenden altijd trillen omdat het hout van een populierenboom is gebruikt voor het kruis waar Christus op gekruisigd is (Giliberto 2007, p. 148). Maar goed, gezien de staat van de wereld op dit moment kunnen we dit alles nog later dit jaar verwachten. Fijn dat we in elk geval weten wat ons te wachten staat.

Referenties

Primaire bronnen

Buma, Wybren Jan, en Wilhelm Ebel, vert. 1963. Das Rüstringer Recht. Göttingen: Musterschmidt-verlag.

Buma, Wybren Jan, en Wilhelm Ebel, vert. 1977. Westerlauwerssches Recht I: Jus Municipale Frisonum, Zweiter Teil. Göttingen: Vandenhoeck und Ruprecht.

Secundaire Literatuur

Arbouw, Ernst. 28 maart 2020. “Veertig keer per jaar stroomt het water over de kwelder in de Duitse wadden.” Volkskrant bijlage Boeken & Wetenschap, p. 22-25.

Bremmer, Rolf. 2009. An Introduction to Old Frisian: History, Grammar, Reader, Glossary. Philadelphia: John Benjamins Publishing Company.

Giliberto, Concetta. 2007. ‘The Fifteen Signs of Doomsday of the First Riustring Manuscript’. In Advances in Old Frisian Philology, geredigeerd door Rolf Bremmer, Stephen Laker, en Oebele Vries, 129–52. Amsterdam: Rodopi.

https://www.neerlandistiek.nl/2020/05/de-vijftien-tekenen-van-de-eindtijd/

Inwoners Thaise Chiang Mai vragen aandacht voor heftige bosbranden (FunX)

{twitter https://twitter.com/Hoa__Tuyet/status/1247829113903210497 }

De hele wereld is in de ban van het coronavirus, maar ondertussen vinden er ook andere rampen plaats die minder aandacht krijgen. Zo woedt er in het Noorden van Thailand al een paar weken een ernstige bosbrand.

Chiang Mai

De branden begonnen eind maart in het noorden van Thailand. Sommige delen uit deze regio zijn volledig bedekt met een dikke laag rook.

Een van de zwaarst getroffen plekken is Chiang Mai, normaal gesproken een populaire toeristische bestemming. Afgezien van de unieke natuur en dierenwereld staat deze regio van Thailand bekend om zijn prachtige oude tempels. Het is een gebied met een rijke cultuur, geschiedenis en erfgoed. 

Oorzaak

Het is nog onbekend hoe groot de schade is die de brand heeft aangericht. Wel denkt de Thaise overheid te weten hoe de brand mogelijk ontstaan kan zijn. Een woordvoerder van de Thaise overheid, Narumon Pinyosinwat, wees in een interview met The Bangkok Post op de recente droogte die er in het land heerst. Ook beschouwt ze brandstichting als mogelijke oorzaak.

De Thaise overheid heeft verschillende helikopters, drones en paragliders ingezet om de branden te bestrijden. Ook is er een team van zo'n tachtig soldaten naar de getroffen gebieden gestuurd.

{instagram https://twitter.com/imshinbei/status/1247951412345982976 }

#SaveChiangMai

Mensen uit Thailand delen op social media foto's en video's van de schade die de brand heeft aangericht. "Mijn account is niet zo groot, maar ik wil iets doen voor mijn land", schrijft de Thaise Junny op Instagram. "Er zijn maar weinig mensen die hierover praten in Thailand. Geen uitgebreide reportages in de media hierover."  Ook deelt Junny de hashtag #SaveChiangMai op haar Instagram, in de hoop dat er hiermee meer aandacht voor het probleem in Thailand komt.

"Ik wil echt dat dit groot nieuws kan worden, zodat onze overheid ons kan helpen, maar ik weet niet hoe. Terwijl de hele wereld vecht tegen COVID 19, vechten de mensen in Noord Thailand tegen én het virus én grote bosbranden. Een van de mooiste steden in mijn land staat in brand. Wilde dieren gaan dood... en niemand helpt ons."

{instagram https://www.instagram.com/p/B-j-aI2D5TR/ }

Aandacht

Ook op Twitter vragen veel Thaise inwoners om aandacht voor de situatie.

{twitter https://twitter.com/let_hunny/status/1247010312353492993 }

{twitter https://twitter.com/imshinbei/status/1247951412345982976 }

https://www.funx.nl/news/up-2-date/46072-inwoners-thaise-chiang-mai-vragen-aandacht-voor-heftige-bosbranden

Inwoners Thaise Chiang Mai vragen aandacht voor heftige bosbranden (FunX)

{twitter https://twitter.com/Hoa__Tuyet/status/1247829113903210497 }

De hele wereld is in de ban van het coronavirus, maar ondertussen vinden er ook andere rampen plaats die minder aandacht krijgen. Zo woedt er in het Noorden van Thailand al een paar weken een ernstige bosbrand.

Chiang Mai

De branden begonnen eind maart in het noorden van Thailand. Sommige delen uit deze regio zijn volledig bedekt met een dikke laag rook.

Een van de zwaarst getroffen plekken is Chiang Mai, normaal gesproken een populaire toeristische bestemming. Afgezien van de unieke natuur en dierenwereld staat deze regio van Thailand bekend om zijn prachtige oude tempels. Het is een gebied met een rijke cultuur, geschiedenis en erfgoed. 

Oorzaak

Het is nog onbekend hoe groot de schade is die de brand heeft aangericht. Wel denkt de Thaise overheid te weten hoe de brand mogelijk ontstaan kan zijn. Een woordvoerder van de Thaise overheid, Narumon Pinyosinwat, wees in een interview met The Bangkok Post op de recente droogte die er in het land heerst. Ook beschouwt ze brandstichting als mogelijke oorzaak.

De Thaise overheid heeft verschillende helikopters, drones en paragliders ingezet om de branden te bestrijden. Ook is er een team van zo'n tachtig soldaten naar de getroffen gebieden gestuurd.

{instagram https://twitter.com/imshinbei/status/1247951412345982976 }

#SaveChiangMai

Mensen uit Thailand delen op social media foto's en video's van de schade die de brand heeft aangericht. "Mijn account is niet zo groot, maar ik wil iets doen voor mijn land", schrijft de Thaise Junny op Instagram. "Er zijn maar weinig mensen die hierover praten in Thailand. Geen uitgebreide reportages in de media hierover."  Ook deelt Junny de hashtag #SaveChiangMai op haar Instagram, in de hoop dat er hiermee meer aandacht voor het probleem in Thailand komt.

"Ik wil echt dat dit groot nieuws kan worden, zodat onze overheid ons kan helpen, maar ik weet niet hoe. Terwijl de hele wereld vecht tegen COVID 19, vechten de mensen in Noord Thailand tegen én het virus én grote bosbranden. Een van de mooiste steden in mijn land staat in brand. Wilde dieren gaan dood... en niemand helpt ons."

{instagram https://www.instagram.com/p/B-j-aI2D5TR/ }

Aandacht

Ook op Twitter vragen veel Thaise inwoners om aandacht voor de situatie.

{twitter https://twitter.com/let_hunny/status/1247010312353492993 }

{twitter https://twitter.com/imshinbei/status/1247951412345982976 }

https://www.funx.nl/news/up-2-date/46072-inwoners-thaise-chiang-mai-vragen-aandacht-voor-heftige-bosbranden

Werd een van de eerste nederzettingen ooit getroffen door een komeet? (New Scientist)

Materiaalmonsters uit de stokoude Syrische plaats Abu Hureyra wijzen op temperaturen die alleen maar kunnen zijn ontstaan door een ramp met een buitenaardse oorsprong, stelt een team van voornamelijk Amerikaanse wetenschappers.

Zo’n twaalf- à dertienduizend jaar geleden zette de mensheid misschien wel de belangrijkste stap van haar geschiedenis: de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw bedrijven. Een van de eerste nederzettingen uit die periode is Abu Hureyra, in het noorden van Syrië. Helaas voor geschiedenisfanaten is deze plaats niet langer te bezoeken: al sinds 1974 bevindt het zich op de bodem van een enorm stuwmeer. Maar voor die tijd zijn wel de nodige materialen uit het plaatsje veiliggesteld. Nu heeft een team van onderzoekers daaruit geconcludeerd dat Abu Hureyra te maken kreeg met een komeetinslag.

Daarmee haken de wetenschappers aan bij een controversiële theorie die stelt dat er 12.800 jaar geleden een inslag plaatsvond die circa veertig locaties trof, te vinden in Europa, West-Azië, Noord- én Zuid-Amerika. Die inslag zou zijn stempel hebben gedrukt op de geschiedenis van onze planeet: allerlei grote diersoorten zouden erdoor zijn uitgestorven, waaronder de mammoet, en de Amerikaanse Clovis-cultuur zou erdoor verdwenen zijn. Bovendien wordt de inslag binnen deze theorie gezien als de oorzaak van de Jonge Dryas, een koude periode van meer dan duizend jaar.

Gesmolten en gestold

Maar even terug naar Abu Hureyra. In 2012 meldden onderzoekers al dat in verglaasde monsters uit het plaatsje mineralen te vinden waren die alleen ontstaan bij temperaturen boven de 1800 graden Celsius. Bovendien troffen ze er suessiet in aan. Deze verbinding van ijzer en silicium is op aarde zeldzaam, maar komt wel veel voor in meteorieten. Dat leek dus al aardig op een buitenaardse oorzaak te wijzen.

Andere onderzoekers onder leiding van aardwetenschapper Peter Thy gingen daar echter tegenin. Zij deden verhittingsexperimenten met monsters uit Abu Hureyra en concludeerden dat die al hadden kunnen ontstaan bij temperaturen rond de 1200 graden. En dan zou een fikse brand in het dorpje – bijvoorbeeld van rieten daken – voldoende kunnen zijn geweest.

Met een hele reeks aan experimenten hebben de Britse archeoloog Andrew Moore en collega’s nu het pleit willen beslechten. Uit het feit dat de monsters uit Abu Hureyra chromiet en magnetiet bevatten dat moet zijn gesmolten en weer gestold, concluderen zij dat er sprake moet zijn geweest van temperaturen van minstens 1750 graden – en waarschijnlijk zelfs 2600 graden. Ook de manier waarop allerlei andere stoffen voorkomen in de monsters, wijzen volgens hen op hoge temperaturen die buiten het bereik van een brandend dak liggen.

De fout van Thy en zijn team was volgens Moore en collega’s dat ze alleen keken naar het binnenste gedeelte van stukjes verglaasd materiaal. Daar zouden de temperaturen veel lager zijn geweest dan aan de buitenkant, door de isolerende werking van het omringende materiaal.

Ontploffende fragmenten

Op zich bewijzen temperaturen van 1750 of meer graden natuurlijk niet dat er sprake moet zijn geweest van een komeetinslag. Had het bijvoorbeeld misschien ook een blikseminslag kunnen zijn? Nee, stellen Moore en zijn team. Daar zouden de onderzochte fragmenten een permanent magnetisch veld aan overgehouden moeten hebben – en dat was niet zo.

Ook bosbranden en vulkanisme zijn volgens het team onwaarschijnlijke oorzaken. Aan het eind van hun artikel durven ze zelfs te stellen dat ze álle mogelijke oorzaken voor het ontstane materiaal hebben uitgesloten – behalve buitenaardse.

Die conclusie wordt kracht bijgezet door het feit dat de monsters zuiver ijzer en silicium bevatten, alsmede een aantal legeringen die ijzer, chroom, goud en aluminium bevatten. Die zijn op aarde van nature zeldzaam, maar ontstaan wel bij een inslag.

Daarbij denken de onderzoekers dan vooral aan een komeet die in de aardatmosfeer in stukken brak, waarna de fragmenten ontploften. Die ramp trof dan niet alleen Abu Hureyra, maar ook allerlei locaties elders op aarde, zoals de theorie die Moore en collega’s aanhangen voorschrijft.

Te makkelijk

Geoloog Wim Hoek van de Universiteit Utrecht liet zich eerder op deze site al uiterst kritisch uit over het onderzoek dat het uitsterven van de mammoet weet aan dezelfde inslag. ‘Dit artikel is van diezelfde groep’, laat hij weten. ‘Alleen hebben ze het elke keer weer over een andere locatie. Ze hebben veel gemeten – maar andere onderzoekers kunnen die metingen niet herhalen doordat al het materiaal op is en de plek zelf onder water ligt.’

‘Wel laten dateringen van de lagen boven en onder de site zien dat de locatie kan zijn gevormd aan het begin van de Jonge Dryas’, zegt Hoek. ‘Maar er is geen directe datering van de site zelf.’ Ook vindt hij dat de onderzoekers te makkelijk over andere mogelijke verklaringen heen stappen, zoals de genoemde blikseminslagen.

Leegstromende meren

Lars van den Hoek Ostende, als paleontoloog verbonden aan Naturalis, verzet zich tegen de conclusie dat deze inslag verantwoordelijk was voor de Jonge Dryas. ‘Daar is al jaren een plausibele verklaring voor’, zegt hij. ‘Die luidt dat aan het einde van de laatste ijstijd de reusachtige ijsmeren ten zuiden van de gletsjers van Noord-Amerika plotseling leegstroomden. Al dat zoete water verstoorde de oceaanstromingen, waardoor warm oceaanwater niet meer naar het noorden werd getransporteerd. En dat leidde ertoe dat het noorden tijdelijk te maken kreeg met ijstijd-achtige omstandigheden.’

Bovendien, zo merkt hij op, zijn er in het verleden heel wat inslagen geweest. ‘De bekendste daarvan, de Yucatan-inslag die de grens tussen het Krijt en het Tertiair markeert, had inderdaad een ontzettend grote uitwerking op het leven op aarde. Maar bijvoorbeeld de Riess-inslag, die 14 à 15 miljoen jaar geleden zo ongeveer heel Zuid-Duitsland wegvaagde, had geen blijvende gevolgen voor de biosfeer. Veel inslagen worden door het leven op aarde gewoon opgevangen.’

Het moge duidelijk zijn: hoe zeker de onderzoekers zelf ook zijn over het lot van Abu Hureyra en het grotere plaatje waar dat verhaal deel van uitmaakt – overtuigd is de rest van het vakgebied allerminst. Het wachten is nu op het volgende onderzoek dat de kometen-theorie op weer een nieuwe manier aan de man probeert te brengen.

Het bericht Werd een van de eerste nederzettingen ooit getroffen door een komeet? verscheen eerst op New Scientist.

https://newscientist.nl/nieuws/werd-een-van-de-eerste-nederzettingen-ooit-getroffen-door-een-komeet/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=werd-een-van-de-eerste-nederzettingen-ooit-getroffen-door-een-komeet