Hoe bereid ik me voor op een klimaatramp? (OneWorld)

https://www.oneworld.nl/app/uploads/2020/01/doomsday_prepping_ingekleurd3-875x712.jpg

Het klimaat is opgewarmd door de mens, zegt het nieuwste IPCC-rapport. Waarom lukt het dan toch niet om mijn gedrag te veranderen? vraagt journalist Rosa Boland zich af. Ze gaat op zoek naar inspiratie om in actie te komen.

Ik behoor tot de inmiddels grote groep mensen die weet dat klimaatproblemen in belangrijke mate door mensen worden veroorzaakt, dat er in mijn leven nog voelbare gevolgen van klimaatverandering zullen zijn en dat gedragsverandering noodzakelijk is. Toch kom ik niet in actie, maar kruip ik apathisch onder een dekentje als ik het zoveelste onheilspellende klimaatrapport lees. Ik kan me geen wereld voorstellen waarin we doen wat nodig is om de temperatuur niet verder te laten stijgen dan twee graden. Met als gevolg dat ik zelf ook weinig doe.

Dat kan liggen aan het feit dat wij mensen onze toekomstige ik als een complete vreemdeling zien; we zijn niet in staat ons in te leven in zijn of haar problemen en gevoelens. In een onderzoek waarin mensen beslissen hoeveel slokjes van een smerige cocktail zij respectievelijk zichzelf en hun toekomstige ik laten nemen, moet de toekomstige ik steevast meer slikken. Ook als het aankomt op klimaatverandering is duidelijk dat we niet veel geven om onze toekomstige ik.

Klimaatverandering is een ongeopende rekening die we lieverniet onder ogen willen zien

In een ander onderzoek worden mensen die zijn getroffen door orkaan Sandy onder de loep genomen. Het blijkt dat zelfs deze mensen niet zijn te porren voor een duurzame levensstijl. Ze willen terug naar de normaliteit van vóór de ramp, ook al weten ze dat ‘normaal’ ook een fossiele economie betekent, die de kans op een volgende natuurramp verhoogt. Klimaatverandering is een soort ongeopende rekening die we maar niet onder ogen willen zien.

De rijkste mensen op aarde lijken ondertussen wél rekening te houden met hun toekomstige zelf. Grote verdieners uit Silicon Valley laten bunkers bouwen in Nieuw-Zeeland, vele anderen laten safe rooms bouwen in hun huizen. Sommigen gaan contracten aan om hun lichaam na hun dood te laten invriezen, met het idee dat ze in betere tijden weer tot leven gewekt kunnen worden.

Ik heb geen geld voor dat soort fratsen en pak het liever wat fantasierijker aan. Maar hoe bereid ik me voor op een nieuwe wereld, of kan ik me in ieder geval wat meer inleven in de vreemdeling die mijn toekomstige ik nu nog is? Ik geef mijn verbeelding een kick-start met kunstwerken uit landen waar al (klimaat)chaos heerst.

Buitenlandse investeerders kopen grond met waterbronnen terwijl niet alle Ghanezen schoon drinkwater hebben

Zo toonde De Kerk in Arnhem een expositie over sociale rechtvaardigheid en klimaatverandering. Onder de titel Stormy Weather uitten kunstenaars over de hele wereld er hun zorgen. Dat levert geen clichébeelden op van vervallen steden en een apocalyptisch land vol zombies, maar een reële blik op de sociale problemen die ontstaan wanneer een samenleving door schaarste en chaos genoodzaakt is opnieuw te bepalen wie waar recht op heeft – wat me een goede voorbereiding op de toekomst lijkt.

Kunstenaar Serge Attukwei Clottey heeft jerrycans in stukjes gesneden en die vervolgens aan elkaar gesmolten tot een groot geel gordijn dat midden in de kerk hangt. In Ghana worden deze gele jerrycans Kufuor gallons genoemd, naar de voormalige president van Ghana, John Agyekum Kufuor, die ze massaal liet verspreiden tijdens de veelvuldige perioden van droogte in het land. Inmiddels dragen de plastic tanks zelf bij aan een milieuramp; de grote hoeveelheid verloren geraakt plastic verstopt het riool in de grote steden en brengt dieren op het strand en in de zee in gevaar.

Clottey wil met zijn werk de rol aantonen die privilege speelt bij milieurampen. Per e-mail laat hij weten: ‘Op dit moment wordt er veel grond met waterbronnen opgekocht door buitenlandse investeerders. Ondertussen hebben niet alle Ghanezen schoon drinkwater. Mijn werk symboliseert de scheidslijn tussen de stedelijke ruimte, waar nog altijd veel zwerfafval ligt, en de nieuwe, moderne woonwijken.’

Klimaatverandering zorgt ook dat mensen hun handen uit de mouwen steken en samenwerken

Het is een mooie illustratie van hoe mensen met de minste middelen het hardst getroffen (zullen) worden door klimaatchaos. Het dwingt me om na te denken over mijn rol als inwoner van een welvarend land. (Ik heb mijn plastichuishouding bepaald niet op orde.)

Een ander tentoongesteld werk laat zien hoe een ramp ook in staat is mensen te verbinden. In Deep Weather van de Zwitserse videokunstenaar Ursula Biemann zien we hoe duizenden mensen in Bangladesh samen de strijd aangaan tegen de stijgende zeespiegel door met de hand dijken te bouwen van modderzakken. Het grijpt me aan dat klimaatverandering niet alleen voor verdeeldheid zorgt, maar er ook voor zorgt dat mensen de handen uit de mouwen steken en samenwerken.

Geen historische wortels

Niet alleen beeldend kunstenaars, ook sommige schrijvers wagen zich aan de vraag waarom het zo moeilijk is om actie te ondernemen tegen klimaatverandering. Zoals Lieke Marsman, met haar boek Het tegenovergestelde van een mens. Ze weet daarin goed het verlammende effect van klimaatverandering te beschrijven: ‘Het rare aan angst is dat de wereld in angst nog precies zo is als hij daarvoor was, en toch lijkt alles voorgoed veranderd, juist omdat het voelt alsof alles voor altijd hetzelfde zal zijn. Hoe zal ik het zeggen, het is alsof de lucht voor je ogen beweegt: wat je ziet is wat er is, maar je kijkt door een waas.’

De hoofdpersoon uit de roman is een klimaatwetenschapper die worstelt met de vraag hoe ze zich moet verhouden tot de opwarming van de aarde. Het is een van de weinige fictieboeken over klimaatverandering waarin een dystopisch spektakel uitblijft. En het is fijn om te lezen over iemand die ook constant de psychologische druk voelt van dat onheilspellende probleem dat ‘klimaatverandering’ heet.

Volgens Marsman is het lastig om over klimaatverandering te schrijven. “Het is een heel abstract begrip”, zegt ze. “En het ligt ook nog eens voor een deel in de toekomst. Dat maakt het ongrijpbaar. Hoe schrijf je over een stijgende zeespiegel? Of over CO2-deeltjes? Het zijn nieuwe begrippen en ze hebben dus geen historische wortels die verhalen of mythen met zich meebrengen. Die moeten allemaal nog bedacht worden. Zodra de omvang van de gevolgen van klimaatverandering toeneemt, zal denk ik ook het aantal fictieromans volgen.”

Er is weinig Nederlandse literatuur over klimaatverandering

Literair tijdschrift Guernica besteedde al een keer een heel nummer aan ‘cli-fi’ (climate fiction). Ook hier weinig apocalyps. Er is vooral aandacht voor de druk die sociale relaties ondervinden in tijden van (aankomende) rampen en schaarste.

Een verhaal is van Lydia Millet en speelt zich af in een toekomst waarin natuur alleen nog voor de allerrijksten is. De hoofdpersoon werkt in een vakantieresort waar de elite komt kijken naar ‘zeldzame’ bosdieren als herten. Het leven wordt in haar wereld bepaald door een autoritair regime, en ze put hoop uit kijken naar die rijke bezoekers, die laten zien dat er ‘nog steeds mensen bestaan die precies doen waar ze zin in hebben’.

In deze verhalen gaat klimaatverandering over verstikkende lucht, over bosbranden en overstromingen, maar ook over hoe onze geest omgaat met de onzekere toekomst. Zoals in het mooie verhaal van Helen Phillips, waarin een moeder zich zo veel zorgen maakt over de eventuele toekomstige rampen, dat haar relatie met haar jonge dochter dreigt te verzuren. Totdat ze leert om haar gevoelens van angst er gewoon te laten ‘zijn’, zonder ze steeds te willen wegdrukken of te laten verdwijnen.

Excentriekelingen

Je kunt je natuurlijk ook veel concreter voorbereiden op toekomstige rampen. Ik bel met doomsday prepper Jeroen Klaassen. Deze nuchtere psycholoog laat zien dat preppers echt niet altijd tot op de tand bewapende excentriekelingen zijn. Hij verkoopt onder andere spullen waarmee mensen zich thuis kunnen voorbereiden op stroomuitval en overstromingen. “Mensen komen pas in actie als iets dichtbij komt”, zegt hij. “Toen bekend werd dat in het water rond Dordrecht de chemische stof GenX was aangetroffen, zag ik een hoop waterfilters die kant op gaan.”

Zo begon het ook bij hem. Toen hij nog in Rotterdam woonde, werd zijn omgeving een keer getroffen door een stroomstoring. Zijn oudste zoon was net geboren en Klaassen besefte dat hij zonder luxe en moderne middelen niet goed voor zijn kind kon zorgen. In de vriezer ontdooide de moedermelk. Het fornuis om de melk mee op te warmen, werkte niet. “Op dat moment besloot ik om me voor te bereiden op dit soort situaties. Ik dacht: Ik ben niet alleen verantwoordelijkheid voor mezelf, maar ook voor dit kleine hummeltje.”

Met het eten dat ik in huis heb, houd ik het een paar weken vol

Zijn voorbereidingen komen niet alleen van pas in geval van nood, maar dragen ook bij aan een duurzame levensstijl. Zo probeert Klaassen zo veel mogelijk groenten en kruiden uit eigen tuin te eten en heeft hij zijn eigen kippen. “Ik lig niet wakker van klimaatverandering. Ik vind het vooral leuk om na te denken over de toekomst. Stel, de supermarkt is helemaal leeggekocht omdat er een natuurramp aankomt, wat doe ik dan? Ik heb een voorraadkast vol blikken soep zodat ik daar geen last van zal hebben. Met het eten dat ik in huis heb, hou ik het een paar weken vol. Dat is genoeg, ik ben geen doemdenker en geloof dat de boel na een tijdje weer op orde komt.”

Wel probeer hij uit te zoeken of de planten in de moestuin nog goed kunnen groeien als het klimaat verandert. Want onze manier van landbouw is niet erg toekomstbestendig, ziet hij. “Door die enorme velden met steeds dezelfde gewassen raakt de bodem uitgeput en wordt het voedsel steeds slechter.”

Klaassen snapt wel dat een noodsituatie zo ver van mensen afstaat dat ze veelal het nut van voorbereiding niet zien. “Ik zeg weleens: ‘Je betaalt toch ook je brandverzekering, ook al ga je er niet van uit dat je huis afbrandt?’ Toch komen ze niet zelf in actie. Mensen kunnen nou eenmaal slecht vooruitdenken”, zegt hij laconiek.

Je kunt er ook plezier in hebben: nadenken over hoe je je kunt voorbereiden op een ramp

Klaassen houdt er rekening mee dat anderen zijn kant op komen als ze zonder levensmiddelen komen te zitten. “Ik heb een waterfilter gekocht, dat een paar jaar geleden nog een paar honderd euro kostte, en nu nog slechts drie tientjes. Door de vraag naar waterfilters in ontwikkelingslanden is er veel innovatie geweest op dit gebied. Met dit waterfilter kan ik de hele buurt van water voorzien.”

Hij heeft er vooral veel plezier in: nadenken over de toekomst en hoe hij zich kan voorbereiden op een ramp. “Ik weet dat ik op eigen houtje voor mezelf en mijn gezin kan zorgen en dat geeft me een gevoel van vrijheid.”

Dat is de juiste houding, lijkt me – mijn toekomstige ik moet iets doen wat voldoening geeft. Wat precies, dat is een zoektocht waar ik nu aan kan beginnen.

Dit artikel verscheen eerder in OneWorld-magazine in 2019.

Preppen: zo gek nog niet

‘Als ik kwaad ben, schrijf ik het best’

Rosa Boland

Het bericht Hoe bereid ik me voor op een klimaatramp? verscheen eerst op OneWorld.

https://www.oneworld.nl/lezen/klimaat/hoe-bereid-ik-me-voor-op-een-klimaatramp/

Recensie: Jean Giono – Heuvel (Tzum)

Hoe kleiner de gemeenschap, hoe minder tegengeluid

De roman Heuvel (Colline) van Jean Giono, verscheen bijna honderd jaar geleden bij de Franse uitgever Grasset. Kiki Coumans, die de indrukwekkende vertaling verzorgde, schrijft in het nawoord dat Giono eerst een andere roman had aangeboden. De uitgeverij vond die roman nog niet goed genoeg, maar wist dat ze ‘een schrijver van kwaliteit binnenhaalde’ en hij kreeg direct een contract voor drie boeken. Colline was direct een succes, mede dankzij het enthousiasme en de pr van André Gide.

In de meer dan vuistdikke Frankrijk trilogie van Bart van Loo (Eten! Lezen! Vrijen!) wordt Giono ergens halverwege kort aangehaald. ‘Op een dag vroeg men aan Goncourt-jurylid Jean Giono waarom hij niet in de Académie Française zetelde. De schrijver antwoordde verontwaardigd en gevat: ‘Maar ik zit er…onder een schuilnaam. Ginds noemen ze me Pagnol.’’ Inderdaad zijn beide schrijvers zeer succesvol geweest in het beschrijven van het leven in Provence. Alleen ging Jean Giono in Heuvel nog een stapje verder, hij betrok de natuur als personage in het verhaal, ze speelt de hoofdrol en is alom aanwezig. De inwoners van een dorpje dat nog maar uit enkele huizen bestaat, leven op de flank van de heuvel. Ze leven in en met de natuur, en de heuvel leeft ook.

Leven? Maar zeker! Want ze beweegt, deze aarde: tien jaar geleden begon ze ineens te schudden; beneden, aan de kant van Aix-en-Provence zijn dorpen ingestort, Lambesc en andere, en de klokken van Manosque luidden heel alleen boven in hun torens.

Er zijn vier huishoudens, sommige met kinderen, andere met ouders in huis of een knecht. De dorpelingen, 12 in getal en een zonderling, dus 13, voelen dat er wat ongrijpbaars te gebeuren staat: ‘gisteren gromde het vredige bosje van de drie wilgen naar zijn broek als een hond die bijten gaat.’ De mannen steken de koppen bij elkaar en noemen eerdere rampen op die hebben plaatsgevonden. Een aardbeving, een storm waarin een kind omkwam, een blikseminslag met dodelijke afloop, en vlak voor al die gebeurtenissen werd er steeds een zwarte kat gezien. Dezelfde die nu weer door het dorp loopt.

https://www.tzum.info/wp-content/uploads/2020/10/Giono-200x300.jpg?x41902

Giono beschrijft op zeer beeldende wijze de mens en zijn verbintenis met en afhankelijkheid van de natuur. Als je in zo’n kleine gemeenschap leeft en er onverklaarbare dingen gebeuren, moet er wel meer aan de hand zijn. Onder het lezen hoor je het gerommel in de verte, je ziet de mannen op het dorpsplein bij de fontein, je ruikt de bosbranden die het dorp naderen. Naarstig zoeken ze een schuldige of juist iemand die het onheil kan keren. Gondran leeft met zijn vrouw en haar vader onder één dak. De oude man ligt in bed en raaskalt. Maar niet altijd. Soms komen er zinnige dingen uit zijn mond. Zou hij weten hoe het zit, zou hij ervoor kunnen zorgen dat het water uit de fontein dat plotseling gestopt is met stromen, weer naar boven komt?

De mannen jutten elkaar op om een schuldige aan te wijzen om zo het mysterie af te wenden. Is het de dorpsgek, is het de oude man, is het de dochter van een van hen die ’s nachts door de velden dwaalt? Giono laat prachtig zien hoe makkelijk mensen geneigd zijn iemand te geloven die een goed verhaal vertelt, die met een plausibele verklaring komt. En hoe kleiner de gemeenschap, hoe minder tegengeluid er is. De mensen uit dit gehucht zijn overgeleverd aan de woeste natuur die hen in haar macht lijkt te hebben, logisch nadenken en nuanceren is dan lastig.

Heuvel is het eerste deel van de Pan-trologie, schrijft Coumans in haar nawoord. Pan, de Griekse god van het vee en het dierlijk instinct, half mens half dier. In deze roman zou hij zomaar tevoorschijn kunnen komen. Het bovennatuurlijke wordt op een geloofwaardige manier beschreven.
We hebben tegenwoordig al het onverklaarbare verklaard en geanalyseerd, maar de ongerepte natuur kan, net als honderd jaar geleden, nog steeds ongrijpbaar zijn en ons daarmee angst inboezemen.

Arjen van Meijgaard

Jean Giono – Heuvel. Vertaald door Kiki Coumans. Vleugels, Bleiswijk. 160 blz. € 23,95.

Het bericht Recensie: Jean Giono – <em>Heuvel</em> verscheen eerst op Tzum.

https://www.tzum.info/2020/10/recensie-jean-giono-heuvel/

Recensie: Robert Haasnoot – Duinbrand (Tzum)

Tegengestelde krachten

Zwaar calvinistische vormen van christendom spelen tot de dag van vandaag een belangrijke rol in de Nederlandse literatuur. Robert Haasnoot voert daarvoor in zijn romans graag het zwaartillende Katwijk aan Zee op, bij hem Zeewijk genoemd. Hij woont er al bijna zijn hele leven en het is dus geen wonder dat zijn werk veel autobiografische elementen bevat. Zo ook in Duinbrand, waarin een groep ‘zigeuners’ ten onrechte meent hier welkom te zijn.

De insteek is veelbeproefd: een jongen en een meisje met totaal verschillende achtergronden raken verliefd, terwijl de groepen waaruit zij afkomstig zijn op voet van oorlog met elkaar staan. In Duinbrand, dat zich afspeelt in de jaren zeventig, gaat het om de dertienjarige Paul, afkomstig uit een benauwd, zwaar gereformeerd gezin en zigeunermeisje Kima, dat meekwam met een grote groep rondtrekkende families. Een accordeonist uit een van die families was ooit eerder in Zeewijk en ondervond daar, als niet bedreigend ervaren eenling, geen kwaad. De Zeewijkers en toeristen gaven hem bovendien gemakkelijk geld voor zijn steeds herhaalde polka’s

https://www.tzum.info/wp-content/uploads/2020/07/Duinbrand-1-189x300.jpg?x48649

Dat hele zigeunerfamilies hier dus welkom zouden zijn, was zijn misrekening. Al snel na hun aankomst in de Zuidduinen ontstaat een dreigende sfeer, gevoed door vooroordelen en misverstanden. De eerst moeizame contacten tussen Paul en Kima, die elkaar niet kunnen verstaan, hebben er aanvankelijk niet onder te lijden.

Haasnoot kent zijn materie door en door, strooit trefzeker met bijbelteksten, die voor de in deze materie niet-ingewijde lezer gemakkelijk lachwekkende vormen aannemen. Het is ook haast niet voorstelbaar dat gezinsleden onderling in zulke hoogdravende raadseltaal spreken om duidelijk proberen te maken wat ze feitelijk bedoelen.:

‘Slecht of minder slecht, we zijn allen van één lap gescheurd,’ zegt Marre-Leu wrevelig. ‘“Er is niemand die goed doet, ook niet één”, zegt de Schrift.’ En ze richt zich weer tot moeder. Legt een hand op haar onderarm. ‘Maar het is een eeuwig wonder van ontfermende genade dat de Heere toch nog bemoeienis wil hebben met gevallen Adamskinderen. Dat Hij in Zijne goedheid sommige van hen uit de wereld wil trekken tot Zijn wonderbaar licht. Ondanks dat zij na de bondsbreuk alles, maar dan ook álles verbeurd hebben.’
‘Precies,’ zegt vader. ‘En dat naar zijn soeverein, vrijmachtig welbehagen.’

De puberromance staat model voor intermenselijke contacten, in het bijzonder met vreemdelingen, die niet vergiftigd zijn door vooraannames en kwaadwilligheid. Haasnoot springt daarbij moeiteloos van de ene scene naar de andere en weer terug, waarmee de gelijktijdigheid van bepaalde ontwikkelingen mooi uitkomt. Terwijl Paul en Kima, die zich in eigen kring gevangen voelen, maar zich er toch ook niet geheel van los willen of kunnen maken, elkaar naderen, bereiden bepaalde krachten van beide kampen zich elders in het dorp voor op een harde botsing. De laatsten zijn niet bereid om met een open blik naar de ander te kijken. Wat de bekeerde en daardoor volledig in haar geloof doorgeslagen Marre-Leu is in de gereformeerde omgeving, is Taleyta, die overtuigd is van bovennatuurlijk krachten en Kima ‘behekst’, in het kampement van de zigeuners.

Haasnoot kent het zwaar gereformeerde wereldje dus van nabij en geeft daar ook voortdurend blijk van, Duinbrand is echter vooral een roman met een impliciet antropologische blik, waarin hij beide opgevoerde groepen met kritische distantie benadert. Daarmee voorkomt hij doeltreffend dat het boek in oppervlakkigheid blijft steken.

André Keikes

Robert Haasnoot – Duinbrand. De Geus, Amsterdam, 248 blz. € 20.

Het bericht Recensie: Robert Haasnoot – <em>Duinbrand</em> verscheen eerst op Tzum.

https://www.tzum.info/2020/07/recensie-robert-haasnoot-duinbrand/

De Vijftien Tekenen van de Eindtijd (Neerlandistiek)

Oude Folklore in het Oudfries, deel 5

https://i1.wp.com/www.neerlandistiek.nl/wp-content/uploads/2020/05/Sterken-Aldfrysk-5.jpg?resize=548%2C549&ssl=1

Schildering van het Laatste Oordeel in de kerk van Uithuizen (in de provincie Groningen, vroeger onderdeel van het Grote Friesland). Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Door Arjan Sterken

De wereld staat in brand. Een paar maanden geleden was dat nog letterlijk zo, toen Australië kampte met één van de hevigste bosbranden sinds de opgetekende geschiedenis. Eerder in 2020 dreigde de Derde Wereldoorlog, en vanaf maart raast er een nieuwe pest over de wereld. Ondertussen dreigen nieuwe economische recessies, en ook de klimaatproblematiek moeten we niet vergeten. Dit plaagt het laaggelegen Nederland, waar ook het vroegere gebied van het Grote Friesland weer opgeslokt kan worden door die wilda witzinges sees flod, zoals al zo vaak gebeurde in het verleden. Sterker nog, tegenwoordig kampen vroegere koloniën van de Friezen met dit probleem: de Noord-Duitse Waddeneilanden, die door de Friezen in de 7e of 8e eeuw gekolonialiseerd zijn (Bremmer 2009, p. 6), worden op natuurlijke wijze 2,5 millimeter per jaar opgehoogd, terwijl de zeespiegel van de zee met 4,5 millimeter per jaar stijgt (“Veertig keer per jaar stroomt het water over de kwelder in de Duitse wadden,” Volkskrant bijlage Boeken & Wetenschap, 28 maart 2020). Het Grote Friesland is al in de 15e eeuw verdwenen, maar nu nadert het einde ook voor hun nazaten.

De oude Friezen waren echter niet zo bezig met het einde der tijden. Heel soms noemen ze de zogenaamde ‘Jongste Dag’, of het Laatste Oordeel, waarop Christus terugkomt om het Nieuwe Jeruzalem in te luiden en over ieder mens te oordelen, zoals in het Rudolfsboek (in Jus Municipale Frisonum) (Buma en Ebel 1977, p. 376-377). Deze Jongste Dag is ook het onderwerp van één tekst, de Vijftien Tekenen van de Jongste Dag, alleen te vinden in het Eerste Rustringer Handschrift (Buma en Ebel 1963, p. 90-95). Het is geen unieke tekst: vergelijkbare teksten zijn vrij populair vanaf de 11e eeuw in allerlei talen (Giliberto 2007, p. 129-130). De tekst wordt als eerst gevonden in de Latijnse tekst Epistola de die iudicii van Peter Damian in 1062 (p. 133), maar de ultieme oorsprong is onbekend (p. 132). De tekst zelf geeft aan dat het van sint Hiëronymus (of Jeroen) afkomstig is, maar een vergelijkbare tekst is niet gevonden in sint Jeroen’s oeuvre (p. 135). De versie in het Eerste Rustringer Handschrift zelf is terug te voeren op een Oudengelse homilie die valselijk wordt toegeschreven aan sint Beda (p. 130).

De eerste vijf tekenen van de eindtijd in deze tekst gaan over water, wat begrijpelijk is als men bedenkt hoe het Grote Friesland met het water leefde. Elk teken vindt plaats op één dag, en op de eerste dag stijgt het water veertig vadem. Wat de precieze maat voor een vadem is, is onduidelijk. In het zuiden van Europa vinden we afmetingen van rond de 1,6 meter, en in het noorden vaker 1,8 meter. Deze muur van water, die boua alle bergon uitkomt, is dus iets van 64 of 72 meter hoog. Voor Friesland, Groningen, en Ostfriesland is dat inderdaad wel hoog genoeg om alles te bedekken. Alleen de Martinitoren in Groningen Stad komt daar bovenuit, maar goed, Stad werd ook vaak niet echt meegerekend tot het Friese gebied. En, wellicht tot opluchting van de meeste Groningers, zal het nieuwe Forum wel helemaal onder water komen te staan. Helaas geldt dat ook voor de Noord-Duitse Waddeneilanden, die nu wel met iets meer dan 4,5 millimeter zeespiegelstijging rekening moeten houden.

Op de tweede dag daalt het water weer naar het normale niveau, maar niet voor lang. Op de derde dag valt al het water weg. Of, beter gezegd, zo diep thet se nen age bisia ne mi (dat het door geen oog kan worden gezien). Dit is desastreus voor de vissen, die zich op de vierde dag verzamelen en hun klaagzang schreien. Niemand hoort dit (zoals ook mensen goed kunnen zijn in het negeren van ecologische rampen), behalve God. Het is een beetje verwarrend hoe dit nou precies werkt: zijn die vissen nou helemaal van de bodem van de wereld naar boven geklommen, om daar hun klaagzang tot dovemans-oren te richten? Volgens Giliberto is dit een fout van de kopiist: in andere versies van de tekst zinkt het water eerst uit zicht, en de volgende dag herstelt het zich weer naar het normale niveau (2007, p. 137-138). Dit is veel logischer, ook als je meeneemt dat het water op de vijfde dag in de hens vliegt, fon asta there wralde to westa there wralde (van het oosten van de wereld tot het westen van de wereld).

Goed, nu we het water hebben gehad, wordt vervolgens het land geteisterd. Op de zesde dag worden alle gewassen op aarde bedekt door een bloedachtige dauw. Mocht het water je nog niet gealameerd hebben, dan hoop ik dat dit toch zeker het teken is dat er iets vreemds aan de hand is. Hierna wordt het niet veel beter. Op de zevende dag storten alle gebouwen fon asta there wralde to westa there wralde in, en op de achtste dag alle bergen. Als dat nog niet genoeg schade is volgt op de negende dag de grootste aardbeving die de wereld ooit heeft gekend. Wordt Groningen, dat ooit tot het Grote Friesland behoorde, hierop al voorbereid? Hoe het ook zij, deze vernietiging was noodzakelijk, want op de tiende dag brengt God de wereld terug naar de status waarop deze geschapen is. Wat dat precies betekent is mij niet helemaal duidelijk: is het een woestenij van lege wateren waarover God met zijn geest zweeft, zoals in Genesis 1:2? Hoe dan ook, pas nu begint de mensheid in paniek te raken. Op grote rampen reageert men kennelijk pas laat, net zoals op de Covid-19 pandemie. Op de elfde dag gebeurt wat men ook in elke apocalyptische film ziet: de mensen keren zich tegen elkaar en verliezen door de paniek hun taalgebruik. Gelukkig zijn we nog niet zo ver, hoewel Trump’s praktisering van het taalvermogen misschien een voorloper is van deze symptomen.

Veel tijd om hierop te mediteren hebben we niet. Op de twaalfde dag worden alle beenderen van de wereld op één plaats bijeengebracht, en op de dertiende dag vallen dan ook nog eens alle sterren uit de hemel. Gelukkig hoeven we niet lang te lijden in deze duistere, lege wereld, want op de veertiende dag zullen we allemaal sterven, om daarna op te staan met alle andere doden voor het Laatste Oordeel. Volgens Giliberto worden in de Latijnse bronnen de twaalfde en dertiende dag vaak omgedraaid: eerst vallen alle sterren uit de hemel, waarna alle botten zich op één plek verzamelen (2007, p. 138). Ik vraag me af of het niet logischer zou zijn geweest als de volgorde anders was geweest: eerst vallen de sterren uit de hemel, waarna iedereen sterft. Daarna worden alle botten op één plek verzameld zodat de Heropstanding een soort festival wordt: iedereen bij elkaar voor een laatste feest voordat Christus mith alle sine anglon and mith alle sine heligon (met al zijn engelen en al zijn heiligen) het Laatste Oordeel komt brengen op de vijftiende en laatste dag. Op deze laatste dag zal de hele wereld trillen alsa thet espene laf (als populierenbladeren, vgl. als een espenblad), die volgens legenden altijd trillen omdat het hout van een populierenboom is gebruikt voor het kruis waar Christus op gekruisigd is (Giliberto 2007, p. 148). Maar goed, gezien de staat van de wereld op dit moment kunnen we dit alles nog later dit jaar verwachten. Fijn dat we in elk geval weten wat ons te wachten staat.

Referenties

Primaire bronnen

Buma, Wybren Jan, en Wilhelm Ebel, vert. 1963. Das Rüstringer Recht. Göttingen: Musterschmidt-verlag.

Buma, Wybren Jan, en Wilhelm Ebel, vert. 1977. Westerlauwerssches Recht I: Jus Municipale Frisonum, Zweiter Teil. Göttingen: Vandenhoeck und Ruprecht.

Secundaire Literatuur

Arbouw, Ernst. 28 maart 2020. “Veertig keer per jaar stroomt het water over de kwelder in de Duitse wadden.” Volkskrant bijlage Boeken & Wetenschap, p. 22-25.

Bremmer, Rolf. 2009. An Introduction to Old Frisian: History, Grammar, Reader, Glossary. Philadelphia: John Benjamins Publishing Company.

Giliberto, Concetta. 2007. ‘The Fifteen Signs of Doomsday of the First Riustring Manuscript’. In Advances in Old Frisian Philology, geredigeerd door Rolf Bremmer, Stephen Laker, en Oebele Vries, 129–52. Amsterdam: Rodopi.

https://www.neerlandistiek.nl/2020/05/de-vijftien-tekenen-van-de-eindtijd/